Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 36e Jaargang. Vrijdag 25 Augustus 1922. No. 34 UIT HET WOORD. Redactearen Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Taste medewerkersD.D. P. YAN DIJK, F. J. v. d. ENDE, A C. HEÏJ, B. MEIJER, F. STAAL PznR. J. v. d. TEEN en F. W. J. WOLF. ZENDING, AboviemtVtfprQsper kwartaal b< vooruitbetaling f 1,—. Afzonderlijke zummere 8 oent. AiTertfltUprtJl15 cent per regelbij jaarabonnement ran minstens 500 regels belangrijke reductie UITGAYB YAH DE PBBSVBBBBN1G1NG ZBBUWSCHB KBRKBODB. Adres YBi ie Admiiistntls Firma LITTOOIJ ft OLTHOFF, Hliielbvf, Berichten, Opgaven Pre likbeorten en Adverfcentiëa tot uiterljfk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOTJ OLTHOFF, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. ALS LEVENDE STEENEN. Zoo wordt gij ook zeiven, als levende steenen, gebouwd tot een geestelijk huis. 1 Petri 2 5a. Al het vergankelijke is een gelijkenis. Da natuurlijke dingen zijn dikwerf sym bolen, teekenen, beelden van een geeste lijke realiteit. Er is een zienlijke en een onzienlijke wereld. Da onzienlijke is de moederschoot der zienlijke. Alles wat we zien, wat we aanschouwen met onze oogen, wat we tasten met onze handen, komt op uit de onzienlijkheid. De dingen, die men ziet, zijn niet ge worden uit dingen, die gezien worden. Toch hargen de zienlijke en de geeste lijke dingen nauw samen en de zienlijke zijn een beeld van da geestelijke. Hier bezigt de apostel een beeld, ont leend aan de architectuur, ontleend aan het bouwvak. Wat eens verrijzen zal, schoon en m> j^s- tueus, blinkend in eeuwigen glans, is een geestelijk huis. I)u3 een bovennatuurlijk bouwwerk, niet uit de aarde aardsch, maar hemelscbniet van beneden, maar van boven. De Bouwmeester van dit geestelijk huis is niemand minder dan de Ileere onze God. Hij is de Opperste Kunstenaar en B>uw- meester. Deze Bouwmeester bezit al da deugden van een goed architect, want onze God beschikt over de hoogste techniek. Daarbij komtHij is de Opperste Wijs heid. Reeds in de schepping schittert die wijsheid uit. God heeft alles met wijsheid gemaakt. Voorts, God is ook almachtig. Een gansche wereld riep Hij door een macht woord uit den schoot van het niet te voor schijn. Zijn woord is een daad. Wat niet was wordt, als Hij spreekt. Een aardsch bouwheer kan wel een prachtig bestek ontwerpen, keurig van iijn en schoon van conceptie, maar ach, «oodra wil hij niet realiseeren, wat hij ontwierp, of hij stuit op schier niet te overwinnen bezwaren. Hij is door allerlei gebonden, gelijk een pottenbakker door zijn leem. Wij spreken dikwijls van de schep pingen der kunst, maar de dichter vindt de taal, de schilder vindt penseel, palet en kleuren God alleen kan in den volsten zin des woords scheppen. Hij roept een zienlijke wereld uit de onzienlijke op. Ook wordt God nooit moedeloos. Wij, menschen, beginnen soms met groot en warm enthousiasme, maar straks komm er trage handen en slappe knieë:», God voleindigt Zijn eens aangevangen werk. De Heere is bij den bouw van dit geestelijk huis de Eerste, maar ook de Laatstede Alpha, maar ook de Omega. Geen wonder, dat het ontwerp van dit geestelijk huis schoon is en heerlijk. Het is een eeuwig ontwerp. Dit bestek is Gods eeuwige Raad, Zijn eeuwige Verkiezing. Ia dit plan zijn alle lijnen uitgestippeld, is alles op het nauw keurigst bepaald. En zoo worden de geloovigen door den Oppersten Bouwmeester naar een vol maakt bestek gebouwd tot een geestelijk huis. Het fundament van de '.en geeste- lijken tempd is niemand minder dm onze Heere Jezus Christus. Hij is de groote Levende Steen, van de m nschen wel ver worpen, maar bij God uitv rkoren en dierbaar. Van Hem sprak de profeet Zacharia ,,Zie, Ik zal Zijn graveersel graveeren, spreekt de He8re der heirscharen." Chris tus is gegraveerd met de graveerselen van Gods toorn, met de nagelen van het kruis. Deze graveerselen zijn diep in dien Leven den Steen ingebeiteld, zóó diep, dat ze steeds zichtbaar zullen blijven. Ook in den hemel is Hij het Lam, staande ais geslacht. Op dit fundament worden nu de uitver korenen als levende steeaen opgetrokken. Levende steenen worden ze hier door den apostel genoemd. Zooals gij weet, werden bij Solomo's tempelbouw de steenen uit de groeve ge houwen en voorts in de steengroeve zelve bewerkt. E*rst ah ze geheel gereed waren, werden ze naar Moria's top opgevoerd. Maar op den Moria zei ven was het wonder- stildaar heeischte een gewijde stilte. Men zou zeggendaar gebeurde niets. Daar geen luid rumoer, geen gehamer, geen geklop, geen druk en luidruchtig leven, geen dreunen van zware hamers, geen slaan van houweel of tikken van beitels. Op den Moria werd geen hamer, noch beitel of eenig ijzeren gereedschap gehoord. Daar werd de bewerkte steen geruischloos ingevoegd in den tempel des Heeren. Welnu, zoo doet God ook met Zijn geestelijk hnis. Hier op aarde is de steengroeve, in den hemel rijst het gebouw. Hier op aarde worden de geloovigen bewerkt, in den hemel kom^n ze aan volkomen-gereed om in harmonische orde te worden inge voegd in den geestelijken tempel. Hier houwt God u uit. Dit doet God door den Heiligen Geest met Zijn onwederstan- delijke genade. God zelf moet de Zijoen uithouwen uit harde rots. Eq wat is du het wondere? Den schit terenden diamant gaat Hij voorbij. Den sierlijken sardon x laat Hij liggen. Want het dwaze dezer wereld heeft God uitver koren, en hetgeen niet is, opdat Hij het geen iets is, beschamen zou. En eenmaal uitgehouwen, wordt gij ook door uwen God bewerkt. Dan komt Hij met Zijn beitelen, met Zijn hameren, met Zijn ijzeren gereedschap. Niet waar, dan deinst gij menigmaal terug. En toch, het moet. Zeker, dat bewerken der levende steenen is voor Gods kinderen dikwerf hard. Daar b >eft hun ziel onder. Dat gaat in tegen vleesch en bloed. God weet alleen, welke plaats elke steen in het geestelijk huis zal innemen. E*i nu maakt Hij die steenen nooit tot een een- toonig eenerlei. God is zoo wonder-rgkin zijn conceptie. God mint de verscheiden heid. God graveert ook in de geloovigen Zijn graveerselen, in elk der uitverkorenen een bijzonderen naam. In eiken levenden steen realiseert uw God een eigen gedachte. Ieder van Gods kinderen zal een naam ontvangen, die het wezen van eiken uit verkorene uitdrukt. En nu verstaat gij het: dat bij'.ondore kent gij niet, maar wel uw God. Hij verkoor u. Hij schiep u. Hij wederbaarde u door Zijn Geest. Dat eigenso )rtige in u, dat gij met geen der geloovigen gemeeu hebt, moet in u naar buiten gebracht. Op welke wijze? Door hameren en beitelen. En daarbij zal God u niet ontzien. Hij gaat recht op Zijn doel af. Hoe gij ook weent, de Heere gaat onherroepelijk door. Hij wil u gelijk vormig aan den Christus Gods. 't ls een langdurig en benauwend proces. God houwt weg, wat gij niet missen wilt. Nu eens fnuikt Hij uw hoogmoed. Dan weer doodt Hij in u uw wereldsgezindheid. Dan weer uw zorgeloosheid. Zeker, als God u met Zijn beitelen aan raakt, als Hij Zijn hamer dreunen doet in uw vleesch, hoe krimpt ge dan ineen Hier is dus de steengroeve, de werk plaats van uw God. Maar in den hemel verrijst in harmo nische orde het heerlijk Godsgebouw. Hoe troostrijk is dit voor u. Hier op aarde zoudt gij wel eens moe deloos kunnen worden. Hier ziet gij al dat puin, al dat gruis. Hier hoort gij dat onophoudelijk hameren en beitelen, 't Is u soms, alsof het nooit eindigen zal. Van den tempel in den hemel ziet gij zoo niets, tenzij met een oog des geloofs. Gij tuurt maar in de steengroeve, gij staart maar in de werkplaats van uwen God. Dat kan u wel eens ontmoedigen. Maar vergeet dit nooitOnze God is geduldig, omdat Hij de Eeuwige is. God overhaast Z ch niet. Rustig en kalm arbeidt Hij voort. Eenmaal zal de laatste steen zijn uit gehouwen. Eenmaal zal de sluit-steen worden toebereid. Dan zal het geestelijk huis voltooid zijn. Dan zal geen enkele steen worden ge mist. Als er slechts één enkele steen uitviel, hoe kleia ook, er zou een eeuwige leemte zijn, die de pracht van dit geestelijk huis zou schenden. Ook Satan bouwt zijn huis. Ook bij is rusteloos bezig. Hij houwt uit de kinderen des toorns en bewerkt ze ten verderve. Ojk Satan graveert in de steenen zijn graveerselen en wel de teekenen van den anti-christ. Maar zijn geb ouw is als Bibels torenbouw. Eens zal alles ineenstorten tot een eeuwigen bouwval, tot een hopelooze ruïne. Voor Satan blijft straks de eeuwige puinhoop. Maar het geestelijk huis zal eenmaal schitteren in eeuwige glansen. Dan is alle leed vergeten, dan zijn alle tranen uit de oogen weggewischt. Dan is in vervulling gegaan het woord van Patmos' ziener „Ziet, de tabernakel Gods is bij de menschen en Hij zal bij hen wonen en zij zullen Zijn volk zijn en God Zelf zal bij hen en hun God zijn." Zijt gij nu zulke 1 e v e n d e steenen Kwaamt ook gij tot den grooten Steen Jezus Christus, om met Hem vereenigd te zijn door een oprecht geloof? Heerlijk, als gij gelooven moogt, dat gij duor Gods genade zijt uitgehouwen en tot een levenden steen gemaakt. Dat doet de Heere niet alleen met Paulus en Petrus, möt Johannes en Jacobus, maar ook met het vergeten vrouwtje, dat onge merkt haar levenspad bewandelt. Dat doet uw God niet alleen met Abraham, Iw&k en Jakob, helden des geloofs, maar ook met het uitverkoren kindje, dat speelt op moeders schoot. Dat doet uw Heere niet slechts met Augustinus, Luther en Calvijn, maar ook met de stillen in het land, wier namen niemand weet. Druk en tegenspoed zijn geen aangename medicamenten, maar wel zeer heilzaam. Alle kastijding is tot uw nut. Onder uw kruis leert gij dieper bidden, dieper nadenken, dieper gelooven. Gij ziet duidelijker de eeuwigheid in den tjjd en den tijd in de eeuwigheid. Eenmaal zult ook gij (zij het op Gods tijd) uit de steengroeve van dit aardsche leven worden overgebracht naar het Jeru zalem, dat boven is. Daar wordt gij in harmonische orde ingevoegd in het geestelijk huis uws Heeren. Dan zult gij eeuwig zingen ter eer van Hem, die is de opperste Kunstenaar en Beuwmeester. Dan zult gij aanheffen het zegelied der triumpheerende kerk „Wij steken 't hoofd omhoog en zullen [d' eerkroon dragen, „Door U, door U alleen, om 't eeuwig [welbehagen." (Utr. Kerkbode). H. Kaajan. Amice, Magelang, 22 Juni '22. Ditmaal noodig ik U uit met me mee te gaan naar Djamblangan bjj Moentelau dat is de plaats waar de goeroe raden Prawiro Soegondo woont en het is vandaag de dag, dat ik met h*m ia zijn ressort enkele Javanen zal bezoeken. De tocht daarheen kost niet veel moeite, want ik heb het genoegen U uit te noodigen in onze Zendiogsauto te stappen, die ik voor den arbeid van onze Zeeuwsche en Brabantsche Broeders en Zusters heb gekregen, 't Is een heel genot zoo'n auto wat geeft dat een tijdbesparing en wat stelt zoo'n vervoermiddel in staat om arbeid te verrichten, die men anders als teveel tjjdroovend moest nalaten. We hebben een afstand van ongeveer 20 Kilometer af te leggen en daar stappen we uit om den berghelling te bestjjgen waar de dessa, die het doel van onzen tocht is, ligt. 't Is een mooien morgen zooals bijna iederen morgen ia iGdië isde wandeling gaat lange rijstvelden, met z'n teer groene halmpjes en kleine spiegelende watervlakken, voorts langs de riettuiceo, waar het suikerriet zoo hoog staat, dat het uitzicht een oogenblik belemmerd wordtwe komen door een der vele dessa's, die op een afstand gezien even zoovele groene boscbjes lijken, waar de velden mee zijn over dektoverweldigend rgk is de veelheid van gewassen, van groen in alle mogelijke tinten en dat alles overspreid met een blijden zonne glans, die een wandeling door dessa en rijstveld in den morgen zoo heerlijk maken vóór ons ligt de Merapi, een van Java's vuurspuwende bergen, met z'n eeuwige rookpluim, zoo rustig, zoo vredig alsof er van hem niets te duchten is. Vredig is het gansche landschap en vredig

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1922 | | pagina 1