Weekblad voor de (Gereformeerde Kerken in Zeeland 36e Jaargang. Vrijdag 18 Augustus 1922. No. 33 UIT HET WOORD. Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. PBKSVBR1EN1G1NG Z1BUWSCHB KERKBODE. Is het monniken-leven soms het ju ste? Mogen wij Blechts oog hebben voor de eeuwige dingen Gebrek aan overeenstemming. Vaste medewerkersDJ). P. VAN DIJK, F. J. v, d. ENDE, A. C. HEIJ, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., R. J. v. d. VEEN en F. W. J. WOLF. AbOBBimiBtsprtysper kwartaal bf vooruitbetaling f 1,—. Afzonderlijke nummers" 8 eent. A4T«rUlli«prQs I 15 cent per regelbp jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijk» reductie ÜITttAVI ?A* DE Afrei fe Admiiiitntii Firma L1TTOOIJ ft OLTHOFF, KifftlbBrg. Berichten, Opgaren Predikbeurten en AdvertentiSn tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOTJ OLTHOFF, Midd lburg TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. ONZE WANDEL IS IN DE HEMELEN. Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker ver wachten, namelijk den Heere Jezus Christus. Filippenzen 3 20. Da apostel Paulus maakt een scherpe tegenstelling tusschen den wandel der wereldliügen en dien der kinderen Gods. De vijanden van het kruis van Christus bedenken aardsche dingen, wier einde dan ook is het verderf en welker God is de buik. Maar de wandel der Christenen is in de hemelen, waaruit zij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Ceristus. Maar onze wandel is in de h e -m e l e n. Moeten de problemen van dit tijdelijk leven ons absoluut koud laten Mogen wij wel even plichtmatig de dingen van ons aardech beroep waarnemen, mits wij ons onmiddellijk met ons boekje in het hoekje terugtrekken, Btilmediteerend over het nieuw-Jeruzaiem Zoo zijn deze woorden verstaan. Leest maar het gulden boekje van Toomas a Kempis: „De navolging van Cüristus" Een schoon, een verheven boekje. Deze monnik trekt zich uit het marktplein der drukke, woelige wereld in het stille klooster van zijn Sint Agnieten-berg terug. Wonderschoon kan deze man mediteeren. Zijn boekje ademt een gewijde sabbaths-stilte, zooals wij in onze twintigste eeuw, iu onzen tijd van stoom en electriciteit, niet meer kennen. Maar als Thomas a Kempis ten slotte schrijft, dat het den Christen pijnlijk is te moeten eten en drinken en 8lapen, dan vragen we onwillekeurig, wat hebben toch dat eten, drinken en slapen op zichzelf voor zonde gedaan. Deze monniken-moraal is niet ontleend aan het Woord van God, maar aan den Griekschen wijsgeer Plato. Zóó blijft er voor den Christen niets over dan devotie en bespiegeling. - Nu is het waar, onze wandel is i n de hemelen, maar de vraag is dezewat beteekenen deze woorden Hier staat in het oorspronkelijke: Ons politeuma is in de hemelen. De Fraosche vertaling heeft: „Wat ons betreft, wij gedragen ons als zijnde burgers van de hemelen". De Engelsche overzetting luidt: „Want onze conversatie, ons verkeer, ons gesprek is in de hemelen". Ook is de vertaling gegeven „Ons burgerschap is in de hemelen". Wij kunnen echter ook lezen,.Ons staatsverband is in de hemelen". De Christenen bebooren tot een staats verband, dat boven is. Hun domicilie is feitelijk in de hemelen. Het woord politeuma wordt gebezigd van kolonisten, die in den vreemde burgers blijven van het land, waaruit zij oorspronke lijk afkomstig zijn. Het moederland van de Christenen is boven. Daar zijn zij in de registers als hemelburgers ingeschreven. 't L;cbaam behoort bij het Hoofd. Nu Christus in den hemel is, is ook hun burger schap, hun staatsverband, in de hameien. Er is drieërlei hemel. Ia de eerste plaats hebt ge den wolkec- hemel met zijn grillige vormen en tinteü. 't Is het luchtig zwerk, dat boven ons drijft. Voorts hebt ge den sterrenhemel, de flonkerende wereld, die zich koepelt boven ons hoofd en nog steeds in onge- doofden glans Gods eere vermeldt. Maar ook hebt ge den hemel der hemelen, de woonstede Gods, die zich baadt in de eeuwige glansen, welke van God uitgaan. In dezen hemel woont de Christus. Hij is immers bij zijn hemelvaart de hemelen doorgegaan. Hij is daar nu in de zalen van eeuwige heerlijkheid, gezeten aan de rechterhand der kracht Gods. Daar is Hij ons Hoofd, door hetwelk de Vader allediDgen regeert. Hij is daar onze Koning. Maar daarom is ook ons staatsverband in de hemelen. Wij zijn immers één met Hem door den Heiligen Geest. Wij zijn dus burgers van een ander staats verband dan de wereldeche menschen. De kracht van ons leven is anders. De doel stelling van ons leven is een andere. Op aarde zijn wij als kolonisten, want ons moederland is boven. Onze wandel is in de hemelen. Aangezien ons staatsverband in de hemelen is, is onze verwachting ook een gausch andere dan die der wereldlingen. Wij verwachten nu uit ons hemelsch staats verband onzen Zaligmaker. Omdat wij een eigensoortig siaatswezen hebben, een staats verband met een eigen wetgeving en Koning, verwachten *ij uit dit verband ook iets gansch bijzonders. Uit dit hemelsch staats wezen verwachten wij nu een eigen Redder en Zaligmaker, namelijk den Heere Jezus Christus. Wij v e rwachten dezen Radder. Ver wachten is inwachten met vurig verlangen, met reikhalzend verlangen, 't Is niet een lijdelijk, wel een lijdzaam wachten. Gij zit niet als een Lsachar bij de pakken neer, neen, gij richt alles voor den te verwachten Koning in. Ditisderijkebeteékenis van des Christens wandel voor het tegenwoordige. Ju;st omdat uw moederland in de hemelen is, wilt gij de hemelsche dingen reeds in dragen in de aardsche verhoudingen. Ook de aarde is des Heeren met haar volheid. Wel ligt de wereld in het booze, is ze van het booze beginsel schier geheel doortrokken, maar toch laat gij die wereld niet lijdelijk aan Satan over. Toen Eogelsche kolonisten in Amerika indrongen, trachten zij de goede dingen, welke zij in Engeland aanschouwd hadden, in Amerika over te planten en in te dragen. Uit de wetgeving in Amerika blijkt nog de puriteinech-calvinistische oorsprong. Zoo hebben ook Gods kinderen op aarde niet met de handen in den schoot te zitten, maar de onbewegelijke dingen van het Koninkrijk der hemelen in te dragen in het leven hier beneden. In den hemel juicht alles ter eer van God, ter eer van onzen Zaligmaker, den Heere Jezus Christus. Maar nu hebben wij ook de aarde op te eischen voor den Naam en de eer van Koning Jezus. Mozes had den tabernakel te bouwen naar het voorbeeld, hem door God op den berg getoond. Zoo hebben ook wij het aardsche leven in te richten naar bet hemelsch voorbeeld, naar het hemelsch ideaal. Dus uw persoonlijk en huiselijk leven ingericht naar den eisch des hemels. Uw kerkelijk leven ingericht naar de ordinantiën van den door U verwachten Koning. Ook uw staatkundig en maatschappelijk leven vervormd overeenkomstig uw hemelsch staatsverband. Des Konings Woord zij uw wet. De wereldling is een vijand des kruises van Christus, hij heeft den buik tot zijn God, bij hem vindt gij alleen een wroeten in de aarde, een bedenken slechts van aardsche dingen. Maar gij, als hemelburger van het nieuw-Jeruzalem, wandelt hier op aarde naar het ideaal, dat boven is. Een duiker daalt af tot den bodem der zee, maar hoe kan hij daar zijn arbeid verrichten Als hij zuurstof, als bij versche lucht van boven ontvangt. Zoo is het ook met den Christen. Hier op aarde voert hij den wil des Heeren uit, hier arbeidt hij aan zijn taak, door zijn KoniDg hem opgedragen, maar ook dan alleen kan hij dien zwaren arbeid uitvoeren, indien hij telkens kan inademen de zuivere lucht, die van de bergen der eeuwigheid hem toekomt. Maar de Christen heeft ook een toe komende verwachting. Hier op aarde wordt het ideaal nimmer verwezenlijkt. Hoezeer wij 't hemelsche willen indragen in de aardsche verhou dingen, toch zullen we steeds teleurgesteld uitkomen. Daarom verwachten wij uit ons hemelsch staatsverband den grooten Redder en Zaligmaker, namelijk den Heere Jezus Caristus. Slechts de wederkomst des Heeren kan ons heil volmaken. De wereld is zoo machtig. Tegenover haar is de kerk van Christus nietig en klein. Ze is een klein kuddeke. En de Christenen zijn als schapen in het midden van de wolven. Eenmaal zal het religieus isolement zelfs overgaan ia een sociaal isolement. Dan zal niemand kunnen koopen of verkoopen dan die het teeken draagt van het beest uit de aarde. Eenmaal zal aan den gezichtseinder van onze historie opdoemen de persoon van den anti-christ. In onze dagen zijn reeds velen anti christen geworden. Maar d e anti-christ moet nog op het wereldtooneel verschijnen. Wanneer hij komen zal? Wij weten het niet. Dit weten wij echter welals de nood op het hoogst zal wezen, dan is de redding nabij. Ons staatsverband is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus. Maranatha, Jezus komt De anti-christ moge zich aan u open baren als een Filistijnschen reus, onzer is de Christus, die dien reus zal vellen. Zij daarom onze bede: „Kom, o Heere Jezus, ja, kom haastiglijk Onze wandel is in de hemelen. Waar is u w staatsverband Werkt gij slechts in het diensthuis van het stof, of zoekt gij de dingen, die boven zijn? Wie is uw Zaligmaker? En verwacht gij Hem ook? Zelfs de gansche schepping verwacht met opgestoken hoofde de openbaring van de kinderen Gods. En welke is dan uw verwachting Hoe weinig leeft het volk van God uit het „Maranatha". Dit moet ons tot schuld worden. Alles wijst op Christus' komst henen. Trouwens, Hij komt als een dief in den nacht. Daarom, zalig is hij, die waakt en zijne kleederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele en men de schande zijner naaktheid niet zie. Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking valt. Uw wandel zij in de hemelen. Laat het nieuw-Jeruzalem in uw hart opkomen. Maar vergeet ook uwe dure roeping hier op aarde niet. En verwacht 1 De roode zee van moeiten en bezwaren te doorwaden zal u bange oogenblikken geven maar ook door die woeste baren zal God u een veilig pad banen. Jezus Christus zal eens al Zijn volk volkomen verlossen. (Utr. Kerkbode). H. Kaajan. KfiBKELIJK LHTBIV. Het is me duidelijk, dat velen ontstemd zijn in onze dagen wijl het niet gaat, zooals zQ zich voorstellen, dat het moet gaan. Het zou een onbegonnen werk zijn, om dit in bizonder- heden aan te wijzen. Deze ontstemdheid toch heeft betrekking op den heelen gang van het leven, en dit geldt zoowel in het groot als in het kleio. Dit legt natuurlijk aan ieder, die hierover iets wil zeggen de verplichting op om zich te beperken en zich alleen te bepalen tot een of ander punt. Daarmede hoop ik dan ook rekeniüg te houden, maar ik wil schrijven over gebrek aan overeenstemming. Om duidelijk te maken wat ik in 't algemeen bedoel, wijs ik even ter loops op het Duitsche volk. Met welk een zeldzame geestdrift hebben z$ indertijd gestreden voor 't ideaal om nit hun land elke vreemde inmeDgiög te weren en het is hen gelukt door een eenparige samenwerking de Denen uit Holstein en Sleeswijk te jagen, de Oostenrijkers over de grenzen te zetten en de Franschen buiten den Elzas en Lotharingen te drijven. Tot welk een hoogte van bloei en wel vaart wisten zij het land te brengen en ieder heeft er zich over verbaasd, dat ztf vier jaar lang een wereld van vijanden staan konden. Dat zij eindelijk dezen strijd moesten opgeven is niet alleen een gevolg geweest van de overmacht hunner tegenstanders maar ook het blijkt hoe langer hoe duidelijker uit gebrek aan overeenstemming. De revolutionaire denkbeelden waren in de volksziel doorgedrongen en ver lamden hun weerstandsvermogen. Thans biedt het aan de wereld de bevestiging van het woord een huis dat tegen zich zelf verdeeld is, zal niet bestaan en terecht heeft men gezegd de grootste vijand van Duitschland is op dit oogenblik de Duitscher zelf. Het is dus wel te verklaren, dat zij, die het wel meenen met het vaderland er over denken, wat er ge daan moet worden om het volk weer te ver eenigen en het een doel voor oogen te plaatsen,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1922 | | pagina 1