EDOM FEUILLETON. Keekhof. UIT DE PERS. Farizeërs, Eq als de vraag zóó gesteld wordt, meenen we te zeggeD, voor zoover wg onze Gerefor meerde menschen kenneD, is het zoo met hen niet gesteld en is het zelfs gevaarlijk om zoo te oordeeleD. SKms?k- en fltaheslnlevwa. maar moet voorop gaan. H|j gaf. Aan Hem moet bg 't gebruiken dus 't eerst gedaclit. Voorop ga: het deel dat voor God is. Hoe zet hg dat nu Dader uiteen? In hoofdzaak zgn daarvoor drie argumenten le. dat het de const quente toepassing is van het systeem, dat de mensch allerwege zelf toepast. Als voorbeeld noemt Dr. Nederbragt de belastingen, die de overheid oplegt. Die vraagt ook niet of de onderdaan, na van 't allernoodig8te voorzien te zjjo, nog wat over heeft voor hem, maar eischt allereerst onvoor waardelijk een deel voor zich. Zullen we nu God een geiiDger recht toekennen dan der overheid 2e. dat het in den aard der zaak ligt. God is onze souverein en wg zgn Zjjn rentmeesters. 3J. dat Gods Woord het zoo leert Hg wjjst op het penningske, dat de weduwe in de Schat kist wierp, en verklaart Jezus' woord alzoo niet dat men zgn ganscbe leeftocht moet off aren, maar dat God de Heere den absoluten voor rang heefteerst moet ieder geven het deel, dat voor God is. Bovendien maakt Dr. N onderscheid tusschen wat men verplicht is voor God af te zonderen, hij noemt dat cyjïlS(b.v. voor kerkedienst en Zendingswerk) en wat Gode als een toffer" der liefde wordt gebracht. Bg cvjns is de gehoorzaamheid primair en de liefde secun dair, bg een offer is de liefde primair en de gehoorzaamheid secundair. De dienst Gods kan niet onderhouden zonder materieele goederen. Uit plichtsbesef en ge hoorzaamheid moet ieder een de8l van zgn goederen daarvoor den Heere geven, le. omdat er menschen zich aaD dien kerkedienst wijden, waarvan sommigen er hun geheele leven aan geven, en dus ook moeten worden onderhouden. De dienaren des Woords moeten op zoodanige wbze bezoldigd worden, dat zb een in rede lijken zin fiaantieel-onbekommerd bestaan hebben. Als er predikanten zbn, die fiaantieel in zorg en kommer verkeeren, omdat de leden hunner gemeente niet naar vermogen (en dit zeer ernstig genomen) bijdragen, is dat een zeer ernstige aanklacht tegen die gemeenten en bewgst dit, dat de leden dier gemeenten niets vsrstaan van de praktik der christelijke economie". Het wil mg voorkomen dat althans in Nederland, ten deze nog veel achterstand in te halen is". Zoo Echrgft nu niet een precikant, redacteur van een Kerkbode, maar zoo schrgft een hoog leeraar in de economie, maar die daarbg uitgaat van de beginselen der Schrift. In geen ander handboek over deze wetenschap vindt ge dit punt ook maar ooit zelfs 'met den vinger aan geroerd. Niet een ouderÜDg komt hier een pleit voeren voor een behoorljjk traktement van de leeraars, maar een man van wetenschap, die het gebruik der aardsche goederen tot voorwerp van bestudeering onder oogen nam. In de tweede plaats wgst Dr. Nederbragt er op, dat tot den kerkedienst, waarvoor wg aller eerst een deel voor God hebben af te zonderen, ook behoort de zorg voor goede kerkgebouwen. Daarover zegt hg het volgende „Gods Woord eieeht zeker eenvoud en sober heid, maar het eenvoudige rn sobere mag niet slecht, maar moöt degelgk zijn en wie, die Gods werken in de natuur ziet, durft ontkeDneD, dat God is een God van schoonheid? Kerken moeten dus wel eenvoudig en sober, maar degelgk en schoon zgn. En laat me mogen vrageu, of het goed is, als we zoo weinig voor den dienst van God afzonderen, dat sommige kerken geen klokken hebben, die over stad en dorp galmeD, en om Gode hulde te brengen, en de menschen tot den dienst samen te roepen, en of het goed is, dat meermalen de torens ontbreken, die in sehoone symboliek als de vioger van den dienaar Gods naar omhoog wgzen, waar boven lucht en wolken God woont, wien te dienen en tot wien de menschen te voeren eere en taak van de kerk en haar dienaar is". Mg dunkt, we krggen hier van Dr. Nederbragt een behartigenswaardige les in de economie. Wie bijbelvast is, weet wel dat 't zoo hoort, Maar in de praktgk wil het er niet in bg de meeste menschen, dat ze op hun begrooting No i plaatsen het deal, dat voor God is. Het egcïsme heeft zoo'n verderfelgken in vloed in de maatschappij, dat iedereen 't als vanzelf sprekend beschouwt, dat een mensch allereerst rekent met zichzelven, zgn goederen allereerst gebruikt voor zichzelven, en pas als hij van al 't noodigo ruimschoots is voorzien, deoken gaat aan anderen ja dat kerksche menschen dan ook rog denken aan Godsdienst. Heeft die gedachteDgar.g geen revisie noodig Ik meen, dat er geen gronden in de Schrift zgn te vinden, waarop men Dr. N. zou kunnen bestrijden. 't Is goed, dat zoo iets eens gezegd wordt door een erkend man van wetenschap, die niet behoort tot de theologeD. Ook op dit gebied moeten de beschouwingen van vele Christen- men8chen geheel en al herzien worden. Teveel denken wg, zooals de wereld denkt. Ook op die stukken moet het onderscheid openbaar worden tusschen wie God dient en wie God niet dieDt. En we hebben een iegelgk daarvoor een machti gen vgand te bestrijden dat is het zelfzuchtige „ik*, 's Hoeren wet vraagt van ons, dat wg bovenal onzen God zullen liefhebben vanganscbe harte, van gansche ziel», van gansehen ge- moede en alle krachten. Eu dat niet enkel met woordeD, maar evenzeer met daden. We zgn rentmeesters. En de liefde tot onzen Heer moet openbaar worden daarin, dat voor Hem is 't eerste en 't beste deel van de goederen, waar over Hij ons beheeren laat. Bij moet voorop gaan, niet achteraan komen bij ons beradeD, hoe wg onze aardsche goederen zullen gebruiken. ProfessoF Grosheide van Amsterdam geeft meermalen bljjk op voortreffelijke manier van die machtspreuken, die soms onder ingang vinden, eens te toetsen, principieel te toetsen en aan de ervaring te toesten. Hooi nuchter be schouwt hg dan de werkelijkheid van ons gereformeerd kerkelijk leven. Hg hemelt het niet op, maar hg duldt ook niet, dat het door anderen met Fchennige toog zou worden belasterd. En door het schrijven van zulke artikeltjes doet hg een goed we>k. Ze zjjn dan ook waard onder veler oogen te komen Daarom nemen we het volgende artikeltje uit Noord-Eoll. Kerkblad over, om het ook in onze Zeeuwsche kringen ter overweging aan te bieden Wat het karakter is van de Farizeërs, die we in de Evangeliën telkens weer in verzet zien komen tegen onzen Zaligmaker, is nog altg'd niet in elk opzicht duidelijk. Het is niet onze bedoeling hier daar verder over te gaan spreken en aan de hand van de Schrift en vau andere gegevens eens te onderzoeken, wat wg van het Farizeïsme hebben te denken. We nemen hier Fariztër in den zin, waarin het onder ons doorgaans wordt gebruikt, als er mee aangeduid wordt een man, die zich wel met zgn mond vroom aanstelt, maar die er niet veel van meent en die zoo spoedig hij de gelegen heid schoon ziet zijn vroomheid varen laat en zeer goddeloos handelt Een, die de huizen der weduwen opeet onder dön schijn van laDg te bidden. Een, die in de eerste plaats zich zelf liefheeft en op eigen voordeel is bedacht. Een, die de vreeze Gods gebruikt als uiterlijk sieraad om er verder mee te komen. Het Farizeïsme ia dien zin genomen komt in den laatsten tgd onder ons nog al eens ter sprake. Er zgn menschen, die meenen, dat dit het groote euvel is van het Gereformeerde leven in den tegenwoordigen tgd en die achten, dat we geen vermaning zoozeer van noode hebben als de opwekking om te wandelen, waardiglijk der roeping, waarmede we geroepen zgn. Aan de andere zijde rgst tegen die beoor- deeÜDg ernstig verzet. Teere zielen worden er door ontroerd en ze klagen, ik ken me als zondaar voor God en ik weet, dat ook in de openbaring van mgn leven naar buiten veel is, wat den Heere niet welbehagelgk kan zgn, maar toch hier wordt me al mijn zekerheid ontroofd, hier vlucht al de blijdschap uit mgD ziel- Zoo staat het min of meer tegenover elkaar. Wat zullen we van deze diDgen zeggen Zgn wg Gereformeerden Farizeërs? Laat ons beginnen met oprechte schaamte voor des Heeren aangezicht te belijden, dat ook deze zonde niemand onzer vreemd is. Daar is in ons doen vaak zooveel bijbedoeling Als we bezig zgn in Gods koninkrijk, dan zoeken we menigmaal daarog ook ons zelf, onze eer, ons gemak, misschien zelfs wel ons geldelijk voordeel. We leven nog veel te weinig naar onze belijdenis. Dat alles dient zonder eenige terughouding te worden toegegeven. En wie zich nauw voor het aangezicht des Heeren onderzoekt, buigt hier het hoofd. Evenwel daarmee zgn we niet klaar. We kunnen de vraag ook anders stellen, n.l. aldus: is Fariz ïime de hoofdzonde van befc tegenwoordige Gereformeerde leven, is dat de ongerechtigheid, waartegen vóór alle andore dient te worden gewaarschuwd, waarover vóór alle andere het oordeel Gods dient te worden uitgeroepen Laat ons de zaak wat nader bezien. Voor eerst, dat vonnis van Farizeïsme is jaren lang door de menschen buiten onzen kriDg over ons gestreken. Daar was het soms schering en inslag. Gg Gereformeerden, zoo heette het daar, hebt den mond altgd vol over zuiverheid der leer, maar hoe is uw leven Gg pluist alles uit, wilt alles weten, meent, dat ge alles weet en ondertusschen doet ge er niet naar. Nu zeiden we boven reeds, dat in deze be wering iets waars ligt, maar ook niet meer dan iets. Wg Gereformeerden hebben gepoogd vollen ernst te maken met den inhoud der Schrift, met haar leer en met haar gebod We hebben het dogma gekoesterd en we hebben de kracht van 's Heeren wet pogen te verstaan. Juist daarom zal ons leven nooit aan onze leer be antwoorden, omdat we zondige menschen zgn. Dat praat ik niet goed, dat verontschuldig ik niet, maar dat feit ligt er. Maar nu is er verschil. Zgn we tevreden met ons leven, of voelen we, dat er nog veel aan ontbreekt en belijden we schuld En dan geloof ik, dat in het algemeen genomen scbuldbeljjden niet ontbreekt. Zeker, het kon inniger zgn en dieper gaan, maar toch we verstaaD, dat we zondaren zgn en zijn niet tevreden met ons zelf. Daarom moeten we die beschuldiging van menschen, die aan het dogma weinig waarde hechteD en die het niet noodig achten het gebod Gods systematisch te ordeneD, maar niet zonder meer overnemen, veeleer opmerkeö, dat ander uitgangspunt ook andere onevenredigheden ten gevolge zal hebben Ia de tweede plaats een vraag aan alle predikanten en ouderlingen onder ons, die getrouwelijk huisbezoek doer. Wat voor men schen ontmoet ge het meest Menschen, die met hooge borst rondloopen, die meenen, dat ze zeker tot Gods volk hooren en dat ze recht den hemel binnen gaan Of menschen, die in een vertrouwelijk oogenblik u belijden, dat ze altgd bekommerd zgn om hun staat? Dat ze zoo gaarne zouden willen weten, of ze nu inderdaad behouden zgn Menschen, die bg elk avondmaal het weer in zich voelen opkomen, ik hoor daar eigenlgk niet en die dan toch weer gaan gehoorzamend aan het gebod Gods na ernstige beproeving, bevend vaak en vol schroom Ik geloof, dat wa hier allen hetzelfde ant woord moeten geven en dat het laatste lype veel, veel meer onder ons voorkomt dan bet eerste. Psalmen des lofs weerklinken haast niet, klaagzangen telkens weer. Er wordt hier te veel algemeen gemaakt wat toch inderdaad uitzondering is of verkeerd beoordeeld. Er zgn er ook onder ons geweest, die in den oorlog in hun handel schurken streken hebben begaan, maar heeft dat het Gereformeerde volk gedaan Er zijn er, die met een schijnbaar koud hart al de stukken der loer in- en uit elkaar zetten. Maar als ge eer s verder met hen praat, dan zult ge wel merkeö, dat hun beleven ver bg hun belgden ten achter staat, maar dat ze daarom nog g«en huichelaars zijn, dat ook hun hart begeert oprecht te zgn voor het aangezicht Gods. In derde plaats, ik herhaal, dat we allen op de zonde van het Farizeïsme telkens moeten worden gewezen. Maar wie dat al te veel op giDg hg voort. „Maar aan don andaren kant is het merkwaardig, dat we diDgen, die ons hebben aangegrepen cf die ons hoel aangenaam waren, zoolang in ons geheugen bewaren. Ik herinner het mij nog levendig als de dag van gister en het is toch al twintig jaar geleden dat ik aan de hand van mijn vader naar den dokter giDg. om eeD heel kleine operatie te ondergaan. Andere zaken vergeet men al licht, maar zooiets Diet." Hg redeneerde heel gewoon, had nog niets bijzonders gezegd. Ea toch voelde Edom sym pathie voor hem. Waarom, wist zg niet. Was het zgn eerlijk, openhartig uiterlijk Of zgn klankvolle stem? Even stofte het gesprek. Tot Joban vroeg „Ga-je weer gauw naar Amsterdam?" „Ik blijf Zondag over. Want Zondag is moe jirig. Dan was ik van plan, Dinsdag weer te vertrekken." ,'t Is hard werkeD, zeker?" Och, ja, ik heb altgd hard gewerkt. Maar ik zal toch blij zgn, als ik mijn doel heb be reikt, 't Is voor moe, zooals ja weet. een gel delijke opoffering, waarvoor ik niet genoeg dankbaar kan zgn." Edom voelde de warmte, die in zijn woorden laf, en de liefde voor zijn moeder. En zg dacht aan haar eigen moeder. „'t Is heerlijk als men nog zoo over moeder kan sprekeD," zei ze, met gesmoorde stem. Hij begreep onmiddellijk. „U hebt uw moe verloren vroeg lig, met meelevende, raeê'gdende klaok in zgn stem. „Moe is vier dagen/ geleden begraven," aut- den voorgrond schuift, het herhaalt, zonder dat het noodig is, daarin al de kracht doet opgaan van zgn vermaan, kwetst en ontmoedigt de teere zielen. Juist omdat er al zooveel twgfel is, wordt daardoor de twgfel vermeerderd. MenscheD, die worstelen, die zich de genade Gods maar nauwelijks durven toeëigenen, gaan meenen, dat het geen werk Gods is in hun hart. Bovendien er zou nog te praten wezen over de beste wgze om Farizeërs te ontmaskeren. Ik voor mg weet niet, of die is: altgd den mond vol te hebben van Farizeïsme onder ons. Maar dit kan hier bljjven rusten. Hoofdzaak is, dat men zich vergewissen moet van den invloed van zgn spreken op allen, die hooren. Hier is tserheid en voorzichtigheid eisch. Op heiligmaking der levens moet worden aangedrongen, gelgk de Schrift het ons leert. Maar wie eenzijdig de heiligmaking naar voren schuift en de rechtvaardigmaking liggen laat, slaat den grond onder de heiligmaking weg. DRIETAL TE Beetgum S. van Dijken, te Zweeloo. E. C. v. d. Laan, te Lollum. J. v. Loo, te Mijdrecht. TWEETAL TE Ilselmonde: dr. J. W. v. d. Bosch, te Harder wijk. K. Winkelman, te Eindhoven. MunnekezglJ. E, Rgenga te Ureterp, R J. Schoemaker te Den Ham. BEROEPEN TE IJselmonde K. Winkelman, te Eindhoven. Anjum A. C. Heg, te Koudekerke. Tholen B. Meger, te Ierseke. Dalfsen en Glanerbrug J. Hoekstra, te Ten Post. Naarden H. Knoop, te Schouwerzgl. Rgssen O. Boersma te K^udum. Beetgum J. v. Loo te Mijdrecht. AANGENOMEN NAAR IJmuiden J. Jansen, te Ten Boer. BEDANKT VOOR Schiedam dr. C. Nf. Impeta, te Kampen. Oostkapelle P. Deddeus, te Den Briel. Charlois: C. J. Wieleuga, te Zierikzee. Axel J Jansen, te Ten Boer. Stedum C. J. Bos, te Zuidwolde. Klundert: A. G. Wolf, te Loenen-Vreeland. Boskoop: H. Ph. Ingwersen te Ngkerk. INTREE TE HasseltC. J. de Krugter, met Daniël 7 13 en 14 (bevestigd door K, J. Kaptegn van Zwolle met Ezechiël 33 7). Nieuwe PekelaJac. Eringa, met Lucas 4 1721 (bevestigd door T. J. Hagen van Deltt met Jozua 3 16, 17) Ia Gorinchem preekt ds K. Schilder op 24 Sept. afscheid en hoopt ds. R K. M Hum- melen op 8 Oct. intree te doen. Kon het niet nog een week vroeger? Voor verscheidene kerken, die maanden laDg vacant zgn, is het om er jaloersch op te worden. Te Rozenburg heeft de kerkeraad de pastorie verkocht, aan den tweeden dokter, die zich daar komt vestigeD. Plan bestaat nu een nieuwe pastorie te bouwen. Ds. H. Siertsema van Drachten zal tegen 't einde van dit jaar emeritaat aanvragen. Beslist moest worden of alsdan naast Ds. Hakman een tweede dienaar zal worden beroepen. Ds. D. Viieling van Scheemda hoopt afscheid te preeken op 3 S«pt. De emeritus- dienaar vestigt zich dan te Haren (Gr.) Ds. B. van Schelven van Amsterdam herdenkt 1 Sept. zgn gouden ambtsjubileum. Hg stond te Souburg, Alkmaar, Den Bosch, Haarlem en Amsterdam. Meermalen was hg Voorzitter van de Generale Synode. Ds. W. A. te Winckel van Sloterdgk herdenkt 26 Aug. zgn 45 jarig ambtsjubileum. Hg stond te 's Gravenpolder, Schipluiden, Oude water en Sloterdgk. Ook was hg een aantal jaren verbonden aan het Gymnasium te Zetten', woordde zg. „Daarom ben ik hier." Hg maakte er, hoewel ten onrechte, uit op, dat zg dan wees zou zgn en ketk in haar smal, ble^k gelaat. „Ik kan me voorstellen, dat u veel geleden hebt," zei hg. „Dat weet niemand," was haar antwoord. Tranen sprongen in haar oogen. „God weet het," zei hg plots zeer ernstig. „God wéét het. Hg wil die smart lenigen." „Soms heb ik God zoo dicht bg mg," klaagde zg. „En dan is Hg zoover van mg af." Johan luisterde roerloos toe. Menigmaal had hg een gesprek onder vier oogen met Douwe Wierenga gehad. Daze had hem dan verteld van zgn heerlijke belgdenis, hem ver teld van Jezus Christus en Dien gekruist. Johans gemoed was wel ontvankelijk voor in drukken, maar ffok wortel had het gestrooide zaad nog niet geschoteD, althans Douwe had het nooit bemerkt, hoe hg er ook op lettp. Johan was altgd de vroolgke, opgewekte jongen. Maar bezat hij levensdiepte Douwe had het •zoo graag geconstateerd Hjj leerde nu reeds, wat moeilgk later zjjn ambt zgn zou. „God is een wonderlgk God", dacht hg. Johan kende hg al jaren, zonder te durven zeggen: hg heeft Jezus gevonden. En nu maakt hij kennis met mej Jansen, een familielid, die hg nog nooit had gezien of gesproken. Ea hg bemerkt, dat zg een zoekende ziel is. Of liever: een ziel, die r-ü bezit, dan weer gemis voelt. Maar toch een ziel, die smachtend naar God verlangt. (Wordt vervolgd) doob 27) HUGO KINGMANS XXI. Er wordt gescheld. Ken oogenblik later kwam het meisje binnen. „Mgnh eer WiereEga," diende zg aan. Johan sproDg op. „Wel, wel," ri«p hg, èfc zitten we over hem te praten, Edom. Laat binnen, laat gauw binnen." Dit tot het dienstmeisje, die glim lachend verdweeD. „Douwe WiereDga, Elom. Wel, dat kan niet mooier uitkomen De aangekondigde, een rgzige jonge man, trad al heel spoedig binnen, ietwat luidruchtig verwelkomd door JohaD. die opgesprongen en hem tegemoetgesneld was. „Wel, kerel, daar dos-je goed aan. 't Is al laDg geledeD, dat je hier bent geweest." „Drukke studie, man." Dan, vragend naar Edom opziend, die opgestaan was, keek bg vervolgens Johan verwijtend aan. „O, da's waar ook. Ik moet conventioneel zgn. Mag ik je even voorstellen Mej. Edom Jansen mijnbeer Douwe Wierenga, theo logisch candidaat aan do Vrge Universiteit te Amsterdam." Het kwam er zoo plechtig uit, dat Edom even moest lachen. O >k Douwe Wierenga deed het. En toen was het ijs gebroken. De student nam bg het twsetal plaats, in formeerend naar de familieleden. waren allemaal uit, ratelde Johan. Dat was wel eens fgn. Nooit had hg Douwe alleen hier ia huis aangetroffm. Gelukkig behoefde hg nu voor Willy geen piano te spelen en met papa niet te discussieeron over allerlei mogelijke en onmogelijke onderwerpen. N i konden ze gedrieën eens rustig over alles en nog wat praten „Over alle mogelijke «n onmogelijke onder werpen," viel Douwe Wierenga hem in de rede. „Zooals je wilt Maar geen discussie. We zullen zedig naar j luisteren. Want je bent onze meerdere," zei Johan koddig. Tersluiks keek E Som den studeDt aan Hg had 66D sympathiek gezicht Zgn oogen keken helder uit de kassen. Hij was geheel op zgn gemak, leunend in de fauteuil. Toen sloeg hg ?go oogen naar haar op en zag haar doordrirjrend aan, alsof hg in haar ziel wilde lezen. E ren sloeg zg de hare neer, maar om hem dan onmiddellijk vast aan te zi*n. „Ik heb u hier nog nooit ontmoet," zei h\j. „Als klein meisjn heb ik hier wel eets ge logeerd," was haar antwoord. „Maar het n reeds lang geleden. Goed herinner ik het mg niet meer." „'t Is eigenaardig, hoe gauw we vergeten,"

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1922 | | pagina 2