Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. UIT HET WOORD. 36e Jaargang. Vrijdag 28 Juli 1922 No 30 Redactearen Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. PBRSVERBBN1G1NG ZBBUWSCflB KERKBOD!» Taste medewerkersD.D. P. VAN DIJK, F. J. y, d. ENDE, A HEIJ, B. MEIJER, F. STAAL PznR. J. y. d. TEEN en F. W. J. WOLF. AbOBl«m«Btlpr|j8per kwartaal b$ vooruitbetaling f 1,—. Afzonderlijke nummer? 8 cent. AtfycrtfltltprQl t 15 cent per regelb$ jaarabonnement van minstens 500 regels belangr#ke reductie U1TRATI VAM DE alm vbi de AdmiiiitratU Firma L1TTOOIJ ft OLTHOFF, Nilieltvg Berichten, Opgaven Pre iikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. CHRISTUS EENE GESTALTE IN U. Mijne kinderkens, die ik wederom arbeid te baren, totdat Christus eene gestalte in u krijge. Galat. 4 19. In Galatië waren de leeringen verbreid, dat de gemeente van Cbristus den scha- duwdiecst moest onderhouden. Ea men had er het oor aan geleend, zoodat meer de wet gezocht werd dan de genade. Dat kwam Paulus ter oore en 't bedroefde hem zeer. Hij zag het gevaar, dat voor hunne oogen verborgen was. Hij begreep, dat het ging om de waarheid Gods, om de recht vaardiging uit de wet of door het geloof. En daarom bestraft hij hen met zoo hoogen ernst, dat hij ze zelfs noemt uitzinnige Galaten. „Ik vrees voor u',' zoo roept hij uit, „dat ik eenigszins tevergeefs aan u gearbeid heb." Maar hoe ernstig hij ook bestraft, hoe hard zijn woord ook klinke, de liefde van zijn hart blijft niet verborgen. Hij noemt die uitzinnigen toch broeders en herinnert aan den arbeid der liefde onder hen ver richt. Ja, nog teeder laat hij zich tegenover hen uit, als hij spreektMijne kinderkens, die ik wederom arbeid te baren, totdat Chris tus eene gestalte in u krijge." Het woord is een afgebroken zin, als van iemand, die van droefenis niet doorspreken kan. Hij is beklemd van gemoed en openbaart de teederste bezorgheid voor hen. In zijne scherpe bestraffingen was Paulus als een vader, die uit liefde zijn zoon kastijdt. Hij is ook de vader van de Ga- latiërs, in den zelfden zin als van de Corenthiers, aan wie hij schreef„Als mijne lieve kinderen vermaan ik u. Want al hadtgij tienduizend leermeesters in Coristus, zoo hebt gij toch niet vele vaders. Want in Christus Jezus heb ik u door het Evangelie geteeld." Doch hier is hem het beeld van een vader a's het ware nog te zwak. Het is niet teeder genoeg. En daarom vergelijkt hij zich bij eene moeder, en wel bij eene, die in barens- smarte is. Paulus bedient zich van deze spreekwijze om er mede aan te duiden met welk eene zorg en bekommering hij over hen was aangedaan. Maar niet minder om ze te doen verstaan, wat een arbeid en moeite bij wel voor hen gehad heeft. Gelijk de moeder haar kind niet ten wereld brengen kan dan Da bange en smartelijke weeën, zoo kost het ook den dienaar van Christus veel arbeid en strijd ten opzichte van zijne geestelijke kinderen. Hunne geestelijke geboorte kan niet plaats hebben dan na arbeid en gebed, zuchting en worsteling, enderwijzing en vermaan. En wat eene smarto had het Paulus niet gekost. In zwakheid des vleesches had hij onder hen gearbeid. Vervolging en smaad, geese- ling en lijden had hij er om doorgestaan. Bange barensweeëa waren het, die aan hunne geboorte waren voorafgegaan. Maar wat nood, als het kindeke ten wereld is en de weeën zijn voorbijgegaan is immers de moeder de smarte vergeten en is hare ziel met blijdschap vervuld, als ze ziet op haar kind. En zoo'n blijdschap had Paulus ook gekend, toen hij nog in hun midden was. Toen ze in de eerste vreugde der verlossing hem liefhadden, zóó zelfs, dat ze, indien het mogelijk gewéest ware. de oogen zouden uitgegraven en hem ge geven hebben. Nu is het echter alsof hij te vroeg ver blijd geweest is, of het al tevergeefs is geweest en of al de arbeid nog weer be ginnen moet, die aan de geboorte vooraf gaat of ze op nieuw gebaard moeten worden. Andermaal grijpen barensweëen hem aan en hij kan niet blijde zijD, voordat hij hen ziet als kinderkens, die de gestalte van Christus vertoonen. Zóó lang zullen zijne smarten, zal zijn arbeid voor hen duren, totdat Christus eene gestalte in hen hebbe. Als Paulus spreekt van „wederom arbeid te baren", dan ligt daar niet de gedachte in, dat het eens gewrochte leven te niete zju gedaan zijn. Maar bij mauier van spreken bezige hij deze uitdrukking om te kennen te geven, dat bij zoo goed als van nieuws beginnen moest vanwege hunne afwijking en hun heenneigen naar die arme eerste beginselen der wereld. Hij bezigt deze uitdrukking tevens om het zware van den arbeid te kennen te geven van den dienaar van Christus, die hierop al de kracht der ziel hebbe te richten, dat de gestalte van Christus in zijne kin derkens te voorschijn trede. En wat dat beduidt, dat Christus eene gestalte in ons verkrijgt, verstaat ge wel. Dat is niet anders dan dit, dat Christus in ons leven openbaar worde, 't Is niet iets uitwendigs, alsof we in onze uiterlijke gedaante Christus moesten gelijken. Neen, in ons moet Christus gestalte hebben. Als ,.een Dieuw schepsel" moet ons leven openbaar worden, daf „geschapen is in Christus Jezus". Gelijk we in onzen natuur staat „het beeld des aardschen" gedragen hebben zoo hebben we nu het beeld des hemehchen te dragen. Herschepping naar het beeld Gods is noodig om tot de gestalte van Christus te komen. Ea toch is „weiergeboren zijn" en „Cbristus eeae gestalte in ons krijgen" nog niet hetzelfde. Wel heeft Christus woning gemaakt in wedergeboren harten, maar van 't vertoonen van de gestalte van Cbristus zijn soms wedergeborenen nog verre. Het nieuwe leven kan er wel zijn, waar toch de gestalte ontbreekt. Dat leven dat uit God is, kan zoo bedekt zijn en verdonkerd door allerlei zonde en dwaling. Eerst dan treedt de gestalte van Christus in on3 te voorschijn, als niet meer de oude mensch, maar Christus het stempel op ons leven zet. Als we meer en meer Hem gelijkvormig worden. Een der pijnlijkste teleurstellingen is zeker, dat na de barensweeën een dood of wanstaltig kind ter wereld wordt ge bracht. Maar er zijn ook in 't geestelijke wanstaltige kinderen. Zou dat Gode niet smarten Zou dat zijne dienaars niet be droeven Paulus begeerde welgeschapen kinderen voort te brengen naar de beel tenis Gods. Ea wanneer nu die kinderen het beeld weer pogen uit te wisschen zal Paulu3 zoolang arbeiden tot zij eene zui vere gestalte van Christus in zich ver krijgen. Zoo nu stond Paulu3 tegenover de Ga- latiërs. Hij bad ze reeds gebaard, in veel zwakheid en zware verzoekingen. Zij waren des geestelijken levens deelachtig geworden. De wortel der zaak was wel in hen en kon ook niet meer verloren gaan. Het zaad der wedergeboorte is een onvergan kelijk zaad. De genadegiften Gods zijn onberouwelijk. Maar zij waren zoo ver- achterd in de genade, dat ze de beeltenis van Christus niet meer vertoonden. Door die valsche leering waren ze meer naar het patroon van Mozes gevormd dan naar Cbristus. Van de beeltenis van Coristus was al heel weinig in hen te zien. En openbaart zich dat niet telkens weer in het midden der gemeente Gods Zoo licht stelt het hart der verlosten zich te vreden met het genieten van Gods ver gevende liefde met de redding der ziel. Dat wordt dan gezocht zonder de eere Gods in 't leven te verhoogen. Maar ge merkt wel, dat de apostel niet zegt„Ik arbeid aan u totdat uwe ziel door Jezus gered is", maar „totdat Christus eene gestalte in u krijge". De redding der ziel is kostelijk. Dat is een he 1 nooit naar waarde te schatten. Maar dat is niet het hoogste. Dat is niet het einddoel van Gods werken. Zijne eere is bet hoogste. De zonde heeft zijn beeld in den mensch verbroken; en dat moet hersteld. Daarom moet de gestalte van Christus, die het beeld is des ODzienlijken Gods, in ons ge vonden worden. Wanstaltig zijn we zoo onze verdorvene natuur het leven, dat uit Christus is, verbergtzoo de zonde in 't leven heerscht; zoo de wereld het leven kleur en geur geeft. Wanstaltig is het als de heerlijkheid van Caristus niet in ons uitkomt. Laat ons dan onze harten onderzoeken of we 't werk Gods door onze zonden niet ver donkeren. Om die gestalte van Cbristus in ons te verkrijgen arbeidt de Heere aan ons door Zijne dienaren, door Zijn Woord en Gaest. Wil dan dien arbeid niet tegenstaan. Lnat u bearbeiden. Zoekt dien zegen, zoo zal Christus gestalte in u krijgen. Een kind moet de trekken zijns vaders vertoonen. Zoo ook wie van Cbristus is openbare Zijne gestalte. Zoeke ons hart Hem gelijkvormig te worden. Laat ons daartoe de zonde ont vlieden en breken met de wereld. Dat ze niet heersche zoomin in ons huis als in ons hart. Ook als de wereld in ons huis dringt houdt ze de gestalte van Christus terug. Wie der wereld gelijkvormig wil zijn, zal als kind van de wereld geoordeeld worden. Maar wie de beeltenis van Cbristus vertoont zal door den Vader erkend worden als Zijn kind en erfgenaam. En wanneer ons hart in zijn strijd zoekt naar een kenmerk der genade, zal de Heilige Geest in Zijn licht de beeltenis toonen, waarin de gestalte van Cbristus uitblinkt. En zoo zal Hij onze harten vertroosten en verzekeren van Hem. F. Staal Pz. EÜREffilLIJK LITEM. Moderne Romankunst. Nog eens kom ik terug op het boek, verleden week aangekondigd, want het werk verdient onze aandacht ten volle. De scbrjjver handelt eerst over de moderne tendenz-roman, geeft er een beschrijving van en oordeelt daarover. Zulk een roman weerspiegelt niet alleen, wat er in 't leven omgaat, maar gebruikt de tee- keniDg van de tegenwoordige toestanden om een bepaald doel te bereiken. Er is een streven om zich-geheel naar z|jn aard uit te leven en zich niet te storen aan zeden en gewoonten. Het onbevredigd gevoel en de onverdeelde begeerte worden een inner lijke drang, waaraan men geen weerstand wil bieden en men breekt met allerlei banden. ,En dan is vooral de vorm, waarin die be ginselen gepredikt worden, zoo fataal. Want in kleurige feiten, fijn geslyleerd en in zin gende woorden wordt bet leven geteekend van meisjes, die durven, die zoo eerljjk z|jn de neigingen van hun hart niet achter een vorm van bedriegeljjke netheid te verbergen. Eerst ziet ge ze l|jden, zuchten, schreieD, omdat ze zoo diep ongelukkig en onbevredigd zich voelen. Er is niemand van al de menscben uit haar omgeving, die haar strijd begrijpt, die haar verstaat. Zienderoogen verteert ze het vuur, dat daar van binnen laait, maar altgd zoekt men de oorzaak verkeerd. Tot op eenmaal in dat zieleleven gei|jpt is de kracht om te dur ven, te durven grepen naar 't geluk, dat steeds binnen bet bereik lag, maar toch door fatsoen, ouderwetscb vooroordeel, ouderbezwaar onbe reikbaar werd gemaakt. Tot op eens ze al die belemmeringen durven wegslaan en met onbe grensde hartstocht zich de genieting in de armen werpen". Wordt het kwaad hiermede niet juist ge teekend Lezenswaardig is ook het volgende hoofdstuk over ,De Auteurs". De schrijver waardeert de gaven, welke de auteurs hebben, hjj gebruikt geen enkel kwetsend woord, maar hg wgst ook duidelijk aan, wat er verkeerd is in de beginselen, welke z|j doorstaan. Het derde hoofdstuk „De karakterontwikke ling der moderne romanfiguur" doet ons zien, boe de literatuur gelgkeu tred beeft gehouden met bet leven en bet verschil tusscben de romans van voorheen en thans wordt zeer duidelgk Als voorbeeld kiest h|j „ElineVere* en geeft den koiten inhoud van dit boek weer. Het karakteristieke van dit boek toont h|j hel der aan. Bjj alle waardeering voor het talent, waarvan het blgk geeft, wordt tevens gezegd, dat zulke boeken verderfelijk z|jn. En dit hierin, dat Eline Vere ondanks haar zeer bijzondere gaven en verrukkelijke eigenschappen onder gaat, ie niets dan de ia schitterende kleuren geschilderde illustratie van de noodlotsalmacht. Ei de christen belijdt, dat alle dingen worden geregeerd door een almachtig God volgens Z|jn wgzen raad en dat niets ons overkomt b|j geval maar alles ons wordt toebeschikt van Z|jn Vaderhand, heeft er voor te waken, dat deze ongeluksleer niet invreet in de harten der jongeren. Nog dieper gaat het vierde Hoofdstuk: De Tendenz-roman van ethisch en religieus stand punt gezien. Welk een wfjde kloof gaapt er tusscben het zedelijke en godsdienstige, zooals het in deze boeken ter sprake komt en wat de H. Schrift ons dienaangaande voorhoudt. Met forsche hand wordt het verschil aangewezen en terecht, opdat ieder zich zou kunnen wach ten voor schade Dadelgk wordt gezegd het grondidee, waar uit de verschillende romans opbloeien, is niets dan een fijn omkleede leugen en dit wordt zoo duidelgk aangetoond, dat niemand het op goede gronden tegen spreken kan. Aan zulk een voorlichting bestaat inderdaad be hoef ie en we zgn den schrijver dankbaar, dat hg zich de moeite getroost heeft. Om den ontvangen indruk te versterken, wgst hg op enkele boeken, veel gelezen, waar van hg den korten inhoud weergeeft en toont aan welke groote afwgkiDgen daarin voorko men van de zedelijke l|jn, welke de H. Schrift uitstippelt. De schrgver sluit voor het goede in deze romans niet het oog, want de literaire betee- kenis komt in het vgfde Hoofdstuk tot haar recht Het blijkt hier, dat een deskundige aan 't woord is, naar wiens oordeel men luis teren kan.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1922 | | pagina 1