Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
36e Jaargang.
Vrijdag 21 Juli 1922
No. 29
UIT HET W00R1)»
Redactearen Ds. L. BOÜMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Taste medewerkersD.D. P. TAN DIJK, F. J. t. d. ENDE, A. C. HEÏJ, B. MEIJER, F. STAAL PziiR. J. v. d. TEEN en F. W. J. WOLF.
PBRSVIRBENIGIMQ ZB1UWSCHB KERKBODE.
NAVOLGERS GODS.
Er is in het meoscbelijk hart licht neiging
om anderen na te volgen. Inzonderheid
hen die grooter zijn dan wij. Wij willen
zoo gaarne op hen gelijken, omdat zij zoo
groot zijn. De grootheid en roem bekoort.
En het is streelend voor veler gemoed zoo
er iets van die heerlijkheid op hen ook
schijnt te liggen. Paulus sluit nu zijne
vermaning aan, aan die natuurlijke neiging
van ons hart.
Dikwijls wijst Paulus den geloovige op
voorbeelden ter navolging. Soms stelde bij
z ch zelf ten voorbeeld, gelijk hij den
Corinthiers toeriep: „Weest mijne na
volgers, gelijk ik ook van Christus." Sims
wyst hij op het voorbeeld der geloovigen,
zooals hg de Hebreen vermaant„Zijt na
volgers dergenen, die door geloof en lank
moedigheid de beloftenisse beërven." Hjj
wijst ook op hunne voorgangers, die hun
het Woord Gods verkondigd hadden. Hier
eïhter stelt hij een voorbeeld zóó groot
en zóó hoog, dat het onnavolgbaar zou
schijnen. Niet een mensch wordt hier ten
voorbeeld gesteld, maar God den Heere.
Hij spoort ons aan om God na te volgen,
opdat er iets van Zijne grootheid en heerlijk
heid op ons zou zijn. Een voorbeeld, dat
boven alle andere óns begeerlijk moest
wezen. Want wat voordeel geeft het ons
navolgers van groote mannen of vrouwen
te zijn? Wat eere is het zoo we schijnen
iets met hen gemeen te hebben Hunne
heerlijkheid vergaathun roem sterft weg
hun glans verbleekt. Maar de heerlijkheid
Gods blijft en is eeuwig. Zoo er dan iets van
den glans Zijner heerlijkheid op ocs afdaalt,
hebben wij eene blijvende heerlijkheid.
Weest dan navolgers Gods M tar zoo
zou men kunnen vragen, hoe zal een
mensch een eindig creatuur, een overtreder
in wien geen goed woont, een navolger
Gods kunnen wezen? Navolger van Hem,
die de Allerhoogste is, wien niemand gelijk
is in den hemel of op de aarde. Zou niet
eer onze hand aan het opperste des hemels
reiken of den bodem peilen des afgronds,
dan Hem na te volgeD, die zijn zetel op
de starren heeft gesticht en gegrondvest
^op de wolken
En dat niet alleen, maar schuilt er zelfs
geen gevaar in die vermaning? Is de
apostel het vergeten, dat juist de eerste
verzoeker ons menschelijk geslacht ten
val heeft gebracht, door in hem de be
geerte te wekken als God te zijn? Zal dan
hier andermaal de zucht om Gode gelijk
te zijn, Hem na te volgen, niet ten verderve
wezen
Zoo zou het zgn, indien het navolgen te
kennen gaf een Gode even gelijk worden.
Doch zooals Paulus den eisch doet hooren
is het niet te hoog en lokt het niet tot
zonde. Merkt maar eens op wat groot onder
scheid er is tusschen satans lokstem: ,.gij
zult als God zijnen Paulus vermaning
„Weest dan navolgers GodsPaulus eischt,
dat de geloovigen ais kinderen Gods hunnen
Vader zullen navolgen in datgene wat hun
als kind voegt, maar geenszins in hetgeen
de Vader als Vader en Heer over zijn eigen
huis is en doet, en ook alleen doen mag.
Maar satan wilde niet, dat de mensch
als Gods kind zich zijn beelddrager zou ver-
toonen, maar dat hij zoeken zou schouder
aan schouder te staan met God zijn Maker.
Satan wekte den boozen lust om als God
naast God te staan. Hij roept Eva niet toe
„gij zult op uwen Vader gelijken," maar
gij zult God als God gelijk zijn in kennis
en macht. Sitan wilde den mensch zijn
kindschap doen verloochenen en doen
dingen naar de goddelijke glorie en macht.
Maar Paulus wil integendeel, dat zij, die
kinderen zijn, als rechtgeaarde kinderen
de beeltenis van hunnen Vader toonen.
Satan wil de mensch naar omhoog lokken,
wat hem gewisselijk ten val brengt. Hij
wil de begeerte wekken om Gode gelijk te
zijn zooais Hij naar zijn wezen is. Dat is
de onheilige drang van het kind om in des
Vaders plaats te willen staan en te ver
geten, dat het kind i3. Maar Paulus wil,
dat het kind zijn Vader navolgen zal ge
lijk Hij tot ons afdaalt, zoials Hij zich
kennen doet in de liefde. Het is geen na
volgen meer van het kind, als het in alles
den Vader gelijk wil wezen. Machthebbend,
gebiedend, heerschend zij de Vader alleen.
Hij staat boven het huis. Gehoorzaamheid,
kinderlijke liefde betoone het kind.
Daarom vermaant Paulus zijt dan na
volgers Gods, als geliefde kin de re d.
Een rechtgeaard kind wil zijn Vader ge
lijken en Hem volgen. Beeld en gelijkenis
hoort het kind te zijn van zijn vader. Die
eisch is voor geen enkel kind te hoog.
Geldt dat in het natuurlijke leven, niet
minder in het geestelijke. Die eisch geldt
dus cok voor den christen tegenover zijn
God: Ware de geloovige geen kind van
God, dan zou die eisch te zwaar zijn. Maar
nu, nu hij kind, geliefd kind heet, mag die
eisch niet lager gesteld wordeD. 't Zou
een beleediging voor het kind zijn, zoo 't
zijn vader niet mocht navolgen.
Maar waarom hebben we dan als ge
liefde kinderen God, onzen Vader na te
volgen Ia heiligheid, in barmhartigheid,
in liefde, en in alles waarin het rechte
kinderhart de trekken des vaders kan en
mag vertoonen. Hier bepaalt de apostel
zich alleen tot de liefde, omdat gewis de
verkondiging van alle andere deugden Gods
zal gehoord worden, zoo slechts de liefde
wordt nagevolgd. Wij hebben God na te
volgen door af te dalen in de diepten der
liefde. Hem na te volgen in het zich
geven, in de belooning van goedertieren
heid en ontferming.
Wie God in macht wil evenaren steekt
Hem naar de kroon. Wie Hem in weten
schap gelijken wil verloochend zijn Maker.
Wie Gode navolgt in de liefde vermeldt
Zijne eere. De liefde, die de Vader tot
zijne kinderen betoont hebben de kinderen
met liefde te beantwoorden en in navol
ging van den Vader onderling te open
baren.
Navolgers Gods hebben wij te zijn, maar
als geliefde kinderen. God heeft ons tot
Zijne beminden verkoren, dan betaamt
het ons ook dat wij Hem liefhebben en
liefde onder elkander bewijzen. Geliefde
kinderen moeten wandelen in de liefde
liefde tot den naaste, maar inzonderheid
liefde tot de broederen. Johannes laat
een gelijke vermaning hooren, als hij zegt
„Geliefden I indien God ons alzoo heeft
liefgehad, dat Hij Zijnen Zoon gegeven
heeft tot eene verzoening voor onze zon
den, zoo zij-n ook wij schuldig elkander
lief te hebben.
Met reden is het dus, dat Paulus hier
spreekt van geliefde kinderen. Hij wil het
basef levendig doen zijn dat wij van God
bemind zijn, omdat hij weet hoe dat aan
spoort om ook liefde te betoonen. 't Is
een heilige drang. Liefde kunnen we niet
betoonen op bevel der wetzij moet in
't binnenste des harten oprijzen. Liefde
en barmhartigheid, goedertierenheid en
ontferming zijn geen vruchten van vreeze
voor 't gebod, maar alleen vruchten des
Geestes. Ze wortelen in 't geloof des harten.
Zonder geloof is er geen kiodschap. En
zonder kindschap geen liefde. Eerst wie
't geloof deelachtig is leert de liefde kennen
en betoonen. Door't geloof wordt de band
der gemeenschap gevoeld met God en zijn
volk. En waar dat geloof werkzaam is in
de liefde, daar openbaart het kind 's Vaders
beeltenis en 's Vaders eere.
Zoo gij dan kinderen van Uwen Vader
zijtin de hemelen weest dan navolgers Gods.
als geliefde kinderen en wandelt in de
liefde.
Waar liefde woont, gebiedt de Heer
[zijn zegen;
Daar woont Hij zelf, daar wordt zijn
heil verkregen,
Eq 't leven tot in eeuwigheid.
F. Staal Pz.
KHKKHLIJK L1TEH.
Moderne Romankunst.
Driesums dank.
Boümi,
AfcOMB«m«ltlpr0lper kwartaal b$ vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummerp 8 cent.
AlvartflBtlaprQi t 15 cent per regelbij jaarabonnement tan
minstens 500 regels belangrijke redactie
UIT6AT1 VAÜ DE
Urn tbi di Admliiitrstis
Firma LITTOOÏJ k OLTHOFF, WHdslborg,
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentién tot
n i t e r 11 k Vrjjdaf mor(«s te zenden aan de Drukkers
LITTOOTJ OLTHOFF, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
Zijt dan navolgers Gods, als geliefde
kinderen.
Efese 5:1.
Na de inleiding behandelt de schrijver eerst
De Moderne Tendenzroman (oritisch) vervol
gens De Psychologische Roman (crititch-didac-
tiscb) en eindelek Bouwende Kracht (didactisch).
Dit boek wil ons den weg wijzen, waarlangs
we moeten gaan inzake de roman-JPeratuur van
dezen tgd en bg het lezen merkt men, dat de
heer C. Tazelaar bevoegd is om te oordeelen
en het komt me dan ook voor, dat ieder, die
belang stelt in de nieuwere literatuur, zich
bedienen wil van dezen Gids. Voor vele ouders,
die kinderen opvoeden moeteD, maar niet in
de gelegenheid zgn om alle boeken te lezen en
zich een zelfstandig oordeel te vormeD, is dit
werk een uitkomst, ja voor de meesteö, die
invloed ten goede kunnen uitoefenen op de
„rgpere jeugd*, want hier wordt niet alleen
gesproken over deze beide soorten van romans,
die tegenwoordig in trek zgn, maar ook over
de onderscheiden boeken afzonderlijk, Ja, wg
oordeelen dat ook de jongeren uit onze kriDgen,
die gaarne eens een nieuwen roman lezen, wel
doen, wanneer zg dezen schrijver raadplegen.
Om u een bewijs er van te geven, hoe de
schrijver zgn taak opvat, neem ik het volgende
over
„Een dezer actueele quaesties is de vraag
naar de verhouding tusschen christendom en
kunst. Nieuw is het probleem waarlgk niet.
Evenmin is het in z'n beteekenis aan vroegere
geslachten ontgaan. In meer dan één geschrift
hebben dezen ons de resultaten hunner over
weging nagelaten als onmisbaar materiaal voor
verder onderzoek. Maar de geheel veranderde
kunstrichting der laatste decenniën maakt nieuwe
standpunt-bepaling noodzakelijk. Vooral geldt
dit ten opzichte van de literaire kunst, omdat
nergens de nieuwe gedachte zoo doorwerkte en
zoo geprononceerd tot uiting kwam, als op dit
terrein der kunst. Dit ligt. goeddeels in den
aard der literaire artisticiteit, w|l zg als woord-
kunst de meest expressieve is en het fgnst
nuanceeren kan. Maar toch ook in de omstan
digheid, dat geen enkel kunst-genre zich zoo
goed leent om drager te zgn van ideeën en
zoozeer ligt binnen het algemeen bereik.*
„Nu is in de laatste jaren het besef, dat ten
opzichte van de moderne literatuur principieele
voorlichting dringende eisch is, steeds leven-
diger geworden. Eokele boeken verschenen,
die literaire beschouwing en critiek gaven van
zuiver christelgke visie. De groote beteekenis
verstaande, die lectuur oefent op denken en
doen van den mensch, legden ze allen nadruk
op goede boek-recensieen hun eisch, dat
gebroken moest worden met het pro-forma-
recensearen, zonder voldoende ethische en aesthe-
tische beoordeeling, vond allerwege weerklank.
De boekbesprekingen in de christelgke pers
werden steeds faudamenteelerafzonderlijke
artikelen over literaire onderwerpen, veelal in
populair-wetensohappelgken geest geschreven,
verschenen in dagbladen en periodieken. (Ik
laat in dit verband terzgde de verschillende
proeven van christelijke kunst, in proza en
poëzip, wier bestaan op zichzelf reeds voor
lichting geeft). Vereenigiogen werden gesticht,
die de beoefening der literaire kunst zich ten
doel stelden en hun streven propageerden ze
in een eigen orgaan.
Meer algemeene tijdschriften (Timotheüs,
de Ster, de Spiegel, Christelijk Vrouwenleven,
het medio 1921 begonnen „Christelijk Volksblad
voor het Huisgezin" enz.) geven naast minder
of meer geslaagde originalia ook herhaaldelijk
in boekbespreking of anderszins literaire leiding
aan den kring hunner lezers. Vooral acht ik
het een teeken van stijgende belangstelling,
dat het laatst gehouden Christelijk Congres
voor intellectueelen te Rotterdam (herfst 1921)
de vraag naar Christendom en kuDst aan de
orde stelde, daarmee erkennende, dat dit een
probleem is, dat z'n kracht doet gevoelen met
name in onzen tjjd. Eq ook de belangrijke
brochure van Prof. Anema wgdt een afzonder
lijke paragraaf aan „de kunst".
„Deze feiten, die met andere te vermeerderen
zouden zijn, bewjjzen, dat men de noodzake
lijkheid inziet, de Christelgke actie ook tot
het terrein der kunst uit te strekken, en met
name tot de literaire kunst En dan is het
van deze vooral weer de moderne literatuur,
die aandachtige beschouwing vordert. Want
de drang komt hier van twee zjjdenmeer dan
ergens elders doen zich hier verschijnselen op,
die de christen nimmer kan en mag aanvaarden,
noch in hun opanbaring noch in hun conse
quenties, en aan den anderen kant is de sym
pathie voor moderne literaire kunst onder ons
jonger geslacht zoo bgzondar groot.
„Geen van deze baide mag man licht achten.
Ik wees er boven reeds op, dat een christen,
juist omdat hij christen is, een verantwoording
draagt, die bem waakzaam moet maken ten
opzichte van alles, wat niet is naar Gods hei
ligen wil. Maar hg, die met jonge menschen
in aanraking komt weet óók, dat men hun
sympathieën niet met een simpele handbewe
ging naar het rgk der dwaasheid verwijzen
mag, wil men z'n invloed niet verliezen."
Hst boek is verschenen bg de uitgeversmaat
schappij „Holland," te Amsterdam.
Aau het verzoek, veertien dagen geleden in
de Kerkbode aan de leden der Geref. kerk van
Middelburg gedaan, hebben velen welwillend
gehoor gegeven. Broeder van der Zwaag, die
geheel belangeloos den arbeid heeft willen
verrichten om aan de huizen een gave te vragen
voor Driesums beproefde gemeente, is erken
telijk van ons heengegaan èa jegens de beide
jongelingen, welke hem den weg hebben ge
wezen zonder er iets voor te willen hebben ea
voor de vele bgdragen, welke hg heeft mogen
ontvangen.
Deze week schreef hg me, dat ook de kerk
van Driesum dankbaar was en verzocht mfj
door middel van ons Blad allen te willen be
danken die in een of ander opzicht meegewerkt
hebben om deze uitkomst te verkrijgen.
Het bedrag, dat hij aan de kerk van Driesum
heeft kunnen overhandigen was drie-honderd
achttien gulden.