Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 36e Jaargang. Vrijdag 9 Jnni 1922 No. 23 UIT HET WOORD. Redactearen D3. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Taste medewerkersD.D. P. TAN DIJK, F. J. v, d. ENDE, A. C. HEIJ, B. MEIJER, F. STAAL PznR. J. v. d. TEEN en F. W. J. WOLF. PWSVBMBBÜglMfl ZBBUWSCHB KBKKBODB. HET VADERHUIS. II. Een heerlijk, een gelukkig, een rustig huis is het Vaderhuis. Maar ook een liefdevol huis. Waarachtige liefde. Wat wordt ze op deze aarde weinig ge vonden. Neen, wij wijzen u thans niet op de volkeren der wereld, die in onze dagen luide ziDgen het lied van den haat. We richten nu het oog op de gemeente des HeereD, op de erve van Sion, waar toch zeker wel de plante der liefde moest groeien en bloeien in wonderschoone pracht. Ach, hoe verre is zij nog verwijderd van het ideaal in de Schrift ons geteekend. Hoe weinig leeft Psalm 133 in het hart. O ja, wij zingen het nog wel in onze samenkom sten: „Ai ziet, hoe goed, hoe lieflijk is 't dat zonen van 't zelfde huis als broeders samenwonen", maar veroordeelt de praktijk van het leven maar niet al te dikwijls dit plechtig gezang? Ziet maar om u heen. Broeders van hetzelfde huis gaan een tegenovergestelden weg. Ze loopen dikwerf een straal je om ten einde elkander niet te ontmoeten. Juda staat tegenover Efraïtn. De staf' liefelijk heid voert geen heerschappij. De stok samenbinding ligt verbroken. Waar, waar geurt in onze dagen de nardus der broe derlijke liefde Waar, waar wordt geoefend de gemeenschap der heiligen? Doch wat heerlijke toekomst daar boven in het Vaderhuis neemt alle twist en tweedracht een einde. Daar is het huis gezin des Heeren niet langer verdeeld. Daar zal het zijn één kudde en ééi Her der. Daar zijn Gods kinderen niet langer gescheiden. Daar zitten ze aan één tafel. Daar wonen ze in één huis. Daar zijn ze één van hart en één van zin. Daar wordt in des Heeren heiligen tempel bij de ge wijde Sabbathsstilte der eeuwigheid de psalm der liefde op volmaakte wijze ge- zoDgen, schooner dan hij ooit te voren op aarde weerklonk. En dan dat Vaderhuis is ook een eeuwig huis. Op aarde heeft de mensch slechts een tijdelijke woning. Vaak moet hij van de eene straat naar de andere verhuizen of van de eene plaats naar de andere trekken om daar een werkkring te vinden. En al bleef hij ook zijn heele leven lang hetzelfde huis bewonen, eenmaal komt toch de ure, dat hij die aardsche woning voor goed moet verlaten en de wagen stilhoudt voor de deur om hem heen te brengen naar den akker derdoo- den. Maar het hemelsche huis is een eeuwig huis. Het is geen huurwoning, waar gij voor een tijd uw intrek neemt en waar gij u goed op uw gemak gevoelt, maar waarvan u straks, soms op het onverwachts, de huur wordt opgezegd, of die ge om andere redenen moet verlaten. Het is geen woning, met handen gemaakt, die daarom eenmaal bouwvallig wordt en kraken gaat boven uw hoofd. Neen, het is een hui?, niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. Wat blijde gedachte I Want gesteld eens, dat ge in dat gelukkige Vaderhuis een plaats verkreegt en het na korter of langer tijd weer moest verlateD, och, dan ware het maar beter, dat ge nooit dat geluk gekend en nimmer die heerlijkheid aan schouwd hadt. Ge zoudt dan terugvallen van den rijkdom in de armoede, van het licht in de duisternis, van het leven in den dood. Maar nu behoeft ge niet te vreezen. EeDS in het Vaderhuis iseeuwig in het Vaderhuis. Met David mag al het volk des Heeren zingen „ik zal in het huis des Heeren blijven in lengte van dagen". Zal in dat eeuwig huis ook eenmaal uw woning wezen Wij hebben er geen recht op. Wij hebben door onze zonde de hel verdiend en de hemel verbeurd. Van na ture zijn wij buiten het Vaderhuis ge sloten. En tcch, wanneer iemand nu vraagt is dan alle hoop afgesneden, dat ik een maal die schoone hemelwoning binnenga dan mogen we antwoorden met al de blijd schap van het hartneen, die hope is gan- schelijk niet afgesneden. Integendeel. Daar is hoop, daar is veel hoop, dat ge niet tegenstaande uw tallooze overtredingen nochthans den hemel zult binnengaan, want dat huis de3 Vaders, het is niet al leen een heerlijk huis en het is niet alleen een gelukkig huis en het is niet alleen een rustig huis en het is niet alleen een liefdevol hui3 en het is niet alleen een eeuwig huis, maar het is ook een ruim huis. Ja, het is een ruim huis, dat heerlijk Vaderhuis. De Heiland zegt het toch dui delijk in het huis Mijns Vaders zij a v e 1 e woningen. Hoort ge het welv e 1 e wo ningen Het woning-vraagstuk is vooral in onzen tijd van groote beteekenis. Vele gezinnen mogen blij zijn, dat zij bij familie of vrienden nog een onderdak kunnen vinden. Men biedt tegen elkander op om toch maar de voorkeur bij het huren van een woning te hebben. Zelfs voor een ach tervertrek of zolderkamertje worden hooge prijzen besteed. Maar in den hemel zijn er dank zij de verkiezende liefde des Vaders en de opofferende liefde des Zoons en de winnende liefde des Heiligen Gees- tes vele woningen. Geen van Gods kinde ren behoeft te vreezen, dat hij in de eeuwigheid dakloos zal komen te staan. In het nieuwe Jeruzalem vindt ieder zij a woning open en gereed. Daar is geen huisgezin zoo groot als het heilig huisgezin des Heeren. Het getal van Gods kinderen is als het getal der sterren aan het firmament. Zij vormen een schare, die niemand tellen kan. Maar geen nood. In den hemel is het woning vraagstuk opgelost. Daar is geen woning nood. Het Vaderhuis is groot genoeg, liet bevat vele woningen. Niet één der mil- lioenen verlosten behoeft uit plaatsgebrek te worden afgewezen. Toen het woord vleesch was geworden, was er voor den geboren Immanuël geen plaats in don herberg te Bethlehem, maar dit zal in den hemel niet voorkomen. Voor allen, die Hem van den Vader gegeven zijn, bereidt Jezus daarboven een plaats. Vele woningen. Waarlijk, dit is een troostvol woord, dat hoop en moed geeft aan het arme zondaarshart en den kom mer stilt van de oprecht verslagen ziel. O, als er geschreven stond„in het huis Mijns Vaders zijn weinige woningen" dan was er toch nog hoop voor u en voor mij, maar dan zouden velen toch mismoe dig worden en denken, dat zij niet behoor den tot die weinigen, die straks zullen binnengaan. En om nu alle bekrompen gedachten van Gods rijke genade uit te bannen, om nu alle kleinmoedigen op te beuren, om nu alle bedroefde harten te troosten, om nu alle vreesachtigen moed in te spreken, roept de Heiland ons toe in het huis Mijns Vaders zijn vele wo ningen. Vele woningen. Hoe heerlijk Wat een Evangelie 1 Neen, de hemeldeur staat niet op een kier. Die deur staat wagenwijd open. Die deur kan niet wijder openstaan. De Schrift predikt ons een rijke, een schatrijke Christus. Die Hem aauroept in den nood, vindt Zijn gunst oneindig groot. De duivel toovert u, o bekommerde van hart, een schralen en een schrielen Christus voor. Da duivel zegt totu: geen plaats. Maar de Zaligmaker roept u toe blijf niet van verre staan er is v e e 1 plaats, plaats ook voor u. Voor Zijn troon zal eenmaal aanbidden een schare, die niemand tellen kan. Ia het huis Mijns Vaders zijn vele woningen. Zult gij eenmaal een van die vele woningen betrekken Zult gij het schoone hemelhuis binnengaan Gij zucht hoe moet ik er komen Jezus antwoordt u: Ik ben de weg. KBRRlLUrK MSVM&, Het Ouderlingenblad. Het Gezag der Schrift. AboniemantsprQsper kwartaal b$ vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 cent. IflTartCltiiprQs t 15 cent per regelbg jaarabonnement van minstens 500 regels belangrfke reductie UITttAVl VAN DE Adrai vai dt Administratie Firma LITTOOU A OLTHOFF, Kiddelbirg. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrjjdagmorjen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. In liet huis Mijns Vaders zijn vele woningen. Johannes 14:. 2a. Meijer Het eerste nummer van dit blad is verschenen en verzond8D. De naam zegt duidelijk, welke de bedoeling is. Het wil voor onze ouderlingen een gids zgn, die voorlichting geeft over den weg waarlangs zg in hun ambtelfjken arbeid moeten gaar. Ieder, die het Formulier van de bevestiging kent, weet, dat er heel wat geeischt wordt in een goed ouderling en wie onze veel bewogen dagen verstaat, komt tot de over tuiging, dat onze ouderliogen voor een zeer moeilijke taak staan bij name in de groote steden. Het is dan ook een gnnstig teeken, dat er alom in den kring van onze opzisners er be hoefte is ontwaakt om nu en dan eens samen te komen in Conferentie, teneinde met elkaar dan van gedachten te wisselen over al wat betrekking heeft op hun ambt. Op deze wijze kunnen zij elkander steunen tot den arbeid, welken zij te verrichten hebben. Op de in Middelburg gehouden vergadering heeft de voorzitter, de heer Mulder van Zierikzee in zijn openingswoord zgn blijdschap uitgespro ken over de verschijning van bovengenoemd blad en bij vertrouwde, dat onze ouderlingen het met aandacht zullen lezen. Later wa3 8r een pre dikant, die de opmerking maakte, dat hg voor zich het betreurde, dat er zoovele onderscheide kerkelijke bladen verschenen, want naar zgn meening zou de inhoud daaronder lijden en tevens zou het een het ander verdringen. Het is niet mogelijk, dat de broeders, die behalve hun ambtelijke ook nog een maatschappelijke roepiüg al die bladen kunnen bijhouden. Nu voor dit laatste valt ook heel wat te zeggen, maar we leven nu eenmaal in een tgd, waarin velen zich in 't openbaar willen uitspreken. En een apart blad voor opzieners is naar 't me voorkomt gewenscht. De inhoud van 't eerste nummer is inderdaad goed. Na een inleidend woord volgt een artikel over: .Herder der Kudde" van Prof. Hoekstra en het belooft met het oog de reeks, welke nog volgt, heel wat, voorts een beschouwing over „menschen met sectariache neigingen" van ds. Waterink, waarmede hg zgn voeten gezet heeft op een veld, dat hg niet aanstonds afgewandeld heeft. Eindelijk een verslag van een Noord- Hollandsche Ouderlingen-Conferentie, alsmede een woord over verslagen van vroegere Con ferenties. Als ik nu zeg, dat twee Professoren van de Vrge Universiteit te Amsterdam en twee van de Theologische School te Kampen zich verbonden hebben hun gaven aan dit blad te wijden, benevens een vijftal predikanten en een ouderling, dan is het niet zonder grond, als we de verwachting uitspreken, dat het blad met eere zgn plaats zal innemen. Da N. R. Courant is echter bezorgd, want zij vreest, dat de Gereformeerde ouderlingen in de toekomst verliezen zullen wat hun tot das- ver diende, n.l. het mystieke element. Hoewel we de belangstolling, door dit blad weer ge toond, niet hoog aanslaan, toch zou het ons leed doen, wanneer de profetie eens uitkwam. We stellen juist er hoogen prgs op, als het ons blijkt, dat onze ouderlingen uit eigen er varing weten, wat de Apostel bedoelt, als hg zegt, dat ons leven met Christus verborgen is met God. Laten onze ouderlingen zich gerust toeleggen om op de hoogte te zgn met al wat er in onze dagen van hen gevergd wordt, zonder te vreezen, dat zg daarbij verliezen zouden. Zg zullen daarbg voor z'ch zelf winnen en voor hun ambt meer bekwaam zjjn. Uitgever van dit blad is: J. H. v. d. Brink en Co. te Zutphen. Bouma. XVI. Als de mannen van Ethische richting spreken van een zedelijk gezag der Schrift, is klaar blijkelijk hun doel om aan het absolute gezag der Schrift te ontkomeD. De Ethische wil het gezag der Schrift slechts in zooverre erkennen, als hijzelf het ervaart. Ervaart hg iets van zekere waarheid, dan is bij van die waarheid overtuigd. De waarheid is namelgk volgens Ethische beschouwing ook zedelijk van aard. Het gezag der Schrift is dus naar die voor stelling volstrekt niet absoluut, alle menschen altoos en overal en geheel bindend, maar ieder mensch maakt voor zichzelven uit, in hoeverre het gezag der Schrift hem bindt of niet bindt. Ieder onbevooroordeelde zal tcch aanstonds moeten toestemmen, dat daarmee eigenlek heel 't begrip van gezag wegvalt of lieverwordt vernietigd. Het gezag der Schrift hangt op die manier af van 's meDschen welgevallen, ja ik durf zeggen: van 's meDschen willekeur. Bg de mannen van Ethische richting zeiven toch blijkt, dat zij nog al veranderlijk zgn, dikwijls van opvatting wisselen, vaak verschieten van kleur, ook van Schriftbeschouwing'. En dan zou (notabene) het gezag der Schrift, van zulke menschelgke wisselvalligheden af hangen. Dat is het noodzakelijk gevolg ervan, als men het zwaartepunt uit het object verlegt naar het subject. Dan is niet te zeggen noch te berekenen, tot welke dwaasheden men ver valt. En nu kan een Ethische wel weer beweren, dat er toch onder de geloovigen, of wilt ge in de gemeente een zekere algemeene opinie is, zoodat er tusschen schier allen groote overeen stemming te bekennen valt, en dat dan allen daarin eens zgn, dat de religieus-ethische ge deelten der Schrift ook voor ieder hunner gezag hebben, dat alles moge waar zgn en zal ook niet door ons betwist worden, de grond fout blgft toch, dat de mensch (in dit geval de wedergeborene of geloovige) uitmaakt, welk deel der Schrift voor hem gezag heeft en welk deel nieten dat doet die mensch naar eigen goedvinden. Die mensch oordeelt den Bijbel, inplaats van zichzelven door den Bgbel te laten oordeelen. Dat verkeerde standpunt nu wordt door de Ethischen altoos met heelveel mooie redenec- ringen schoon gepraat, op een manier die be koorlijk en verleidelijk is voor Christenmenschen, die niet vast van overtuiging zgn.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1922 | | pagina 1