Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
•36e Jaargang
Vrijdag 26 Mei 1922
No. 21
UIT HET WOOED.
Redacteuren Ds. L. BOUMA. te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Taste medewerkersDJ). P. TAN DIJK, F. J. v, d. ENDE, A. C. HEIJ, B. MEIJER, F. STAAL Pzn R. J. v. d. VEEN en F. W. J. WOLF.
Afzonderifke nummer? 8 eent.
AdYartftKfttoprtJs 15 cent per regelb$ jaarabonnement yas
minstens 500 regels belangrijke reductie
uitga yi yam de
PBRSVBRBBN1G1BG ZBBUWSCHB KERKBODB.
NAUWELIJKS ZALIG.
III.
De rechtvaardige wordt nauwelijks zalig.
Hij gaat door een enge poort en langs een
smallen weg ten hemel in. Maar indien
dit zoo is, waar, waar zal dan de godde
looze en zondaar verschijnen? In deze
woorden maakt de apostel een geduchte
gevolgtrekking voor de wereld, die naar
God niet vraagt. Zijn hart is ontroerd bij
de gedachte aan het toekomstig lot van
de zondaars en goddeloozen, onder welke
hij niet alleen verstaat de openbare spotters
en Godverachters, maar ook degenen, die
uitwendig braaf leven zonder echter inner
lijk vernieuwd te zijn. Zondaars en god
deloozen, dat zijn allen, die nog voor eigen
rekening staan, die Christus nog niet kennen
als den Borg voor hunne ziel. En nu,
waar zuÜen die verschijnen, als Jezus straks
komt op de wolken des hemels om gericht
te houden over alle vleesch?
Wat ontroerende vraag 1 Als het kind
van God zoo fel kan worden bestreden,
hoe zal dan het kind dezer wereld bestaan
Als Aaron op Hor, Mozes op Nebo sterft
en zoo het oordesl dragen aan deze zijde
van Kana&n, wat zal dan geschieden met
een Koracb, Dathan en Abiram Als een
Elia in bange moedeloosheid zucht„Neem
nu, Heere, mijne ziel van mij weg", wat
zal dan het einde van een Achab zijn?
Als een Petrus het brood der tranen heeft
gegeten om zijn zonde, waar is dan een
Judas aangeland, die verraden heeft on
schuldig bloed Ziet, daar is in zeker op-
z;cht geen onderscheid tusschen den recht
vaardige en den goddelooze. Beiden werden
geboren in het diensthuis der zonde. B iiden
dragen ze dezelfde oorspronkelijke schuld.
Beiden moeten ze aiLggen dezelfde reis
naar de eeuwigheid. Maar er is één machtig
verschilde rechtvaardige kan voor God
bestaan, de goddelooze niet. De rechtvaar
dige is het voorwerp van Gods liefde, de
goddelooze is het voorwerp van Gods toorn.
Maar als dan de rechtvaardige, die be
kleed is met de kleederen der gerechtig
heid als dan de rechtvaardige, die in de
liefde Gods mag deelen, maar nauwelijks
tot de volle en eeuwige genieting dier liefde
komt, waar zal dan de naakte goddelooze,
de ongedekte zondaar verschijnen Als
Gods kind zijns zelfs zaligheid moet werken
met vreeze en beven, hoe zal het dan den
onbekeerde vergaan, die onbekommerd
daarhenen gaat? Wel mag de goddelooze
beven, die buiten God kan leven, maar
niet buiten Hem kan sterven. Wel mag
de zondaar sidderen, die het Woord niet
acht, die de genade wederstaat, die de
bekeering verwerpt, die Gods volk gram
is. En in dubbele mate mag wel beven
en sidderen de onvernieuwde van hart,
die onder de rechtvaardigen insloop en in
het kleed der vroomheid, dat hem noch
voegt noch past, een dubbel rampzalig
einde tegengaat. Want noch eenmaal zij
het gevraagd als het den vrome zoo bang
kan zijn om zijn zonde, als hij zoo gebukt
kan gaan onder het diep bederf van Zijn
hart, waar zult gij dan blijven, o zondaar
en goddelooze, die niet zoekt de recht
vaardiging door Christus' bloed, als God
straks uw zonden zal bezoeken en het
oordeel over u brengt?
Waar zal de goddelooze en zondaar
verschijnen Petrus heeft het antwoord
binnengehouden. Het is, alsof hij huivert
het uit te spreken. Maar zijn stilzwijgen
sluit een aller ontzettendst antwoord in.
O, 'tis een schrikkelijk lot dat eenmaal
den goddeloozen en zondaren wacht. Waar
zullen ze blijven, als straks de Rechter op
de wolken komt en alle oog Hem zal zien
Zullen ze weer terug naar de plaatsen der
ijdelheid, waar ze tevoren zoo gaarne
toefden Maar dat kunnen ze niet, want
al deze plaatsen worden weggevaagd door
deu geweldigen stormwind des goddelijken
toorns. Zullen ze naar het Evangelie en
Jezus' zoenbloed dan Maar dat hebben
ze vertrapt en dit zal hen zoo beangstigen,
dat ze tot bergen en heuvelen zullen roepen
om bedekking.
Waar zullen ze verschijnen Zien ze
ter rechter- en ter linkerhand, ze ont
dekken nergens een voorspraak. Zien ze
voorwaarts, ze aanschouwen een eeuwigen
afgrond, een poel, die brandt van vuur
en sulfer. Zien ze opwaarts, ze blikken in
het oog van een vertoornd Rechter, die
gereed staat om vonnis te vellen en wiens
hand al het wraakzwaard hanteert. En
voor Hem zullen ze verschijnen. Verschijnen
in hun volle verantwoordelijkheid zonder
een enkele uitvlucht te kunnen vinden.
Verschijnen met dat zwarte register van
hun schuld en zonden, waaronder met des
Middelaars bloed geen „voldaan" staat ge
schreven. En met ontzetting zullen ze
moeten aanhooren het goddelijk vonnis,
over hen rechtvaardig gevel i: ,.gaat weg
van mij, gij vervloekten, in het eeuwige
vuur".
Ontzettende toekomst. O, het zal wat
wezen, als de mensch, de onbekeerde
mensch eenmaal niet durft en toch zal
moeten verschijnen voor Gods heilig oog.
Wat zal die ure benauwend, wat zal dat
oordeel geweldig zijn. Ge hebt misschien
wel eens een man gezien, die aan dm
opgekropten toorn een uitweg gaf en het
was angstwekkend, nietwaar, omdat te
aanschouwen. Maar wat zal het zijn, als
straks de lankmoedige en lang getergde
God de fulen van Zijn geduchten toorn
uitstorten zal over het schepsel, dat Hem
verwierp en wederstond. Indien wat
dan Indien Gods kinderen bier soms zoo
fel geslagen worden, wat zullen dan de
slagen, die op de goddeloozen eenmaal
neerkomen, toch vreeselijk zijn. Indien de
kastijdingen, door een Vaderhand toege
diend, al zoo pijnlijk kunnen zijn, wat zal
het dan ontzettend zijn door den Rechter
gegeeseld te worden.
En ziet, omdat nu het einde der zon
daren en goddeloozen zulk een vreeselijk
einde is, daar komt het woord des apostels
tot een iegelijk met de ernstige vermaning:
Zoek in dezen dag der genade den Heere
en leef. Ziet, de rechtvaardige wordt
wel nauwelijks, maar toch zeker zalig.
Al is de weg, die naar de Godstad leidt,
ook met doornon omtuind en met distelen
begroeid, hunne voeten zullen eenmaal
toch staan in Jerusalems poorten. Een
iegelijk van hen zal voor God in Sion
verschijnen. De goddeloozen en zondaren
daarentegen, zij zullen aanlanden in het
eeuwig verderf. Zij zullen geworpen wor
den in de buitenste duisternis, waar wee-
niog zal zijn en knersing der tanden. En
dit zal juist het ontzettende van hun
lijden zijn, dat er nooit een einde aan
komt. De rook van hunne pijniging zal
opgaan tot in alle eeuwigheid. Wat aan
grijpende gedachte I Wat ontzaglijke zaak,
die we ons haast niet indenken kunnen.
O, wat bange toekomst reizen de god
deloozen en zondaren dan tegemoet. Wat
vreeselijko ellende zal in de hel door hen
doorworsteld worden. Wat knagend zelf
verwijt zal daar hun ziel verteeren. Hoe
zullen ze daar tot in eeuwigheid moeten
blagen die muren der gevangenis, ik heb
ze zelf gebouwddie vlammen des vuurs,
ik heb ze zelf aangestoken.
Maar dank zij Gods rijke barmhar
tigheid nog ruischt boven der zondaren
en goddeloozen hoofd het liefelijk gekiank
des Evangelies„de goddelooze verlate
zijn weg en de ongerechtige man zijn ge
dachten en bij bekeere zich tot den Heere,
zoo zal Hij .zich zijner ontfermen en tot
onzen God, want Hij vergeeft menigvul-
diglijk". Zondaar, goddelooze, wilt ge dat
Wilt ge u tot den Heere bekeeren Wilt
ge de zaligheid beërven? Wdt ge het
op de rechte wijze? Op dit laatste komt
het aan. Immers, daar zijn weinig men-
schen zoo goddeloos, of ze willen nog wel
zalig worden. Maar er zijn er zoovelen,
die niet willen zalig worden, gelijk God
wil. Behoort gij misschien ook tot hen,
die wel begeeren zalig te worden, maar
voor wie het nauwelijks, dat de Schrift
er aan toevoegt, een ergernis is Die wel
het eeuwige leven willen ontvangen, maar
het moet hun geen strijd of moeite of
kruisiging des vleesches kosten Die wel
in den hemel willen komen, maar door
esn oppervlakkige bekeeriDg van de zonde
tot de deugd, die voor God goddeloosheid
is? Die wel de poorten van het nieuwe
Jerusalem willen binnen gaan, maar langs
een door henzelven gebaanden weg, zonder
ooit als arm zondaar te zijn neergeknield
aan den voet van Golgotha's kruis?
Dan zij het u aangezegd in den naam
des Heeren ge moet n a u w e 1 ij k s,
nauwelijks zalig worden en anders
wordt ge het niet. Ook uw zaligheid moet
God Drieëenig verheerlijken en daarom
moet ge aan het einde alles verloren
hebbeü, wat geen genade is, opdat ge niets
den hemel zoudt binnendragen, wat u
verheerlijken zou. Kom, leer nog zalig
worden uit genade alleen. Werp u als
een arm, gansch verloren zondaar neder
aan de voeten des Heilands. Schrijf op
al het uwe den dood en roep de ontfer
mingen van Hoogepriester Jezus in over
uw schuldige ziel. Dan zal Hij zich ge-
wisselLjk over u erbarmen. Dan zal Hij
u in liefde aannemen en ook uw voeten
richten op den smallen weg, waarlangs
het rechtvaardige volk wel nauwelijks,
maar toch zeker zalig wordt.
In die hope mogen Gods kinderen zich
verbljjden. Al is het heden vaak donker,
het vooruitzicht is schoon. Al is de weg
naar den hemel een moeilijke weg, het is
toch ook een zalige weg. Bange zielsbe-
muwdheden zijn op dien weg vaak hun
deel, maar ook ongekende blijdschap wordt
er door de pelgrims genoten. Hun schou
der gaat er dikwerf gebogen onder een
drukkend kruis, maar toch ook blinkt er
hun tegen een gouden kroon. Het is een
weg, waar ja een Elia in moedeloosheid
zich nederzet en een Paulus moet klagen
„ik ellendig mensch", maar waar toch ook
een David mag huppelen in verheuging
des harten voor de arke des Hoeren on
waar een Jakob het juichend uitroept:
„ik heb God gezien van aangezicht tot
amgezicht en mgn ziel is gered geweest".
Kind des Heeren, het is zoo en het
blijft zooge wordt nauwelijks zalig. De
reize gaat menigmaal door onbezaaide
landen en dikwerf bekruipt u de vreeze
nog een der dagen bom ik om. Maar bet
einde ligt in de handen van een getrouwen
Zaligmaker en dat einde zal wezenvoor
eeuwig behouden in de schoone stad Gods.
En niet waar, bij tijden en oogenblikken
moogt ge wei eens uw Nebo beklimmen.
Bij tijden en oogenblikken moogt ge de
moeiten van den reisweg wei eens ver
geten om u te verlustigen in het kostelgk
erfdeel, dat u wacht.
Toen Christen en Hopende op hun reis
naar het hemelsche Sion aan de liefelijke
B;rgen kwamen in lmmanuël's land, ont
vingen zij van de herders, die aldaar hun
kudden weidden, een verrekijker en daar
door mochten zij de paarlen poort van
de Stad des hemels zien. Wel niet zoo
duidelijk, omdat hun hand van aandoening
beefde, maar iets dat op een poort geleek,
zagen zij dan toch. En, zegt eens, pel
grims naar SioD, gaat het u bij oogen
blikken wel ook niet eens alzoo? Ja, de
Heere geeft ook u wel eens den verre
kijker der hoop in de hand en dan moogt
ge wel eens iets van de poort der hemel-
stad zien en wie zal zeggen, hoeveel meer
gij nog zien zoudt, als de hand des geloofs
maar niet zoo beefde.
Nog een wijle, dan staan uw voeten in
Jerusslems poorten. Dan gaat ge door de
poorten in in de stad. Dan ligt het „nau
welijks" achter u. Dan is de moeite van
de pelgrimage vergeten. Dan wordt uw
ziele voor altoos in de ruimte gesteld en
zult ge ongestoord genieten een zaligheid,
die geen oog heeft gezien en die geen oor
heeft gehoord en die in geens menschen hart
is opgekomen, zoo schoon, zoo onbeschrijfe
lijk schoon, maar die God bereid heeft
vooral het rechtvaardige volk, dat straks
het smartenlied dezer aarde verwisselen
zal met het eeuwig Hosanna voor den troon.
O dadrte zijn in 't Vaderland der vromen.
Daar zal ons 't goede van Uw woning,
Verzaden, reis op reis,
En 't heilig deel, o groote Koning,
Van Uw geducht paleis.
Meijer.
AboBBamcntsprQsper kwartaal bjp Toornitbetalinf f 1,
Adres Til ds Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF. Middelburg.
Berichten, Opgaren Pre iikbeurten en AdrertentiSn tot
uiterlfk Vrfdagmorgen te zenden aan de Drukkere
LITTOOIJ ft OLTHOFF, Middelburg.
TELEFOON 238. 6IR0NUMER 42280.
Indien de rechtvaardige nauwelijks
zalig wordt, waar zal de goddelooze
en zondaar verschijnen
1 Petri 4 18.