Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland No. 20 Redactearen s Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Taste medewerkersD.D, P. TAN DIJK, F. J. v, d. ENDE, A. C. HEIJ, B. MEIJER, F. STAAL Pzn., R. J. v. d. TEEN en F. W. J. WOLF. PBRSV^IBNIOIWG ZB1ÜWSCB1 KERKBOD!. NAUWELIJKS ZALIG. II. Nauwelijks zalig. Niet dan door veel moeite en druk. Niet dan door veel lijden en strijd. Kind des Heeren nietwaar, zoo hadt ge in den weg naar den hemel mis schien niet voorgesteld. Door de enge poort der bekeering getreden, zaagt ge voor uw voet het smalle pad. Maar hadt ge er nu wel op gerekend, dat op dien nau wen weg zooveel leeuwen u zouden bedreigen Dat er ook zooveel kleine vossen zouden zijn, die den wijngaard bederven Meendet ge in de vervoering der eerste blijdschap, dat uw hart volkomen gezuiverd was van on gerechtigheid 'tZou geen wonder zijn. Zoo gaat het toch menigmaal. Ziet, als de Geest des Heeren Zijn ge nadewerk aanvangt in het hart en over tuigt van zonde, van gerechtigheid en oor deel, dan gaat het eerst henen door onrust en strijd, door angst en vreeze. Dan is het Magor-Missabib, schrik van rondom. Dan wordt verstaan de klacht van den psalmist 'k Wou vluchten, maar kon nergens heen, zoodat mijn dood voorhanden scheen, en alle hoop mij gansch ontviel, daar niemand zorgde voor mijn ziel. Maar als dan in die duisternis mag opgaan het licht des heils als dan het benauwde hart in de ruimte wordt gesteld en Israëls Onlfermer de neergebogen ziel omringt met vroolijke gezangen van bevrijding, wat kan de rijk dom der liefde Gods in Jezus Christus dan de ziele overstelpen, zoodat het haar te groot en te wonderbaar is, zoodat zij soms dreigt te bezwijken onder het betoon van zooveel gunst. Dat is de tijd der eerste liefde, waarin het hart en de mond vervuld zijn van 's Heeren lof en alles daarbinnen wel zou willen getuigen, hoe heerlijk de dienst des Heeren, hoe zacht het juk van Christus is. Welk een vreugde doorstroomt het hart van den behouden zondaar, wanneer hij zich gered mag weten uit de banden der zonde en de angstea der hel. Hoe jubelt het alles in hem, wanneer God de Vader betuigt, dat Hij een eeuwig verbond der genade met hem opricht. Hoe vloeit de mond over van lof des Heeren, als de Zoon hem verzegelt, dat Hij hem wascht in Zijn bloed van al zijne zonden. Hoe huppelt het vrome volk van ziele- vreugd, wanneer de Heilige Geest hun toeeigent wat ze in Christus hebben. In zulke tijden komt de gedachte licht op, dat de weg tot het eeuwige leven zal gaan van jubel tot jubel. Van triumf tottriumf. Van licht tot licht. Van heerlijkheid tot heerlijkheid. Het gaat naar het land der belofte. Geen kwaad zal ons wedervaren. Geen plaag zal onze tent naderen. De engelen zullen ons bewaren op al onze wegen. Maar zoo blijft het niet. Later doen we wel een andere ervaring op. De weg des Heeren is zoo gansch anders dan de onze. Van den berg der heilsgenieting gaat het weder naar de vlakte des aardschen levens, waar de strijd weer opwaakt, waar de zonde weer haar bekorende sprake doet hooron, waar de wereld weer haar ver leidende netten spreidt. Gods werk heeft vele vijanden en zeker, omdat het Z ij n werk is, zullen die vijanden niet zegevieren. Maar toch kan het bango worden, als de zonde weer opleeft, als de macht des doods zich weer gaat verhellen, als de aanklagers weer opkomen en alles schijnt samen te spannen om den vrede der ziel te rooven. Hoe kan de heiligheid van Gods Wet veroordeelend uitstralen. Hoe kan het ge weten daarbinnen verwijtend beschuldigen. Hoe kan Satan den twijfel in de ziel slingeren, zeggende: „als gij een kind van God waart, zou het geheel anders met u wezen. Gij hebt uzelven maar wat inge beeld. Het was geen waarheid, wat uw lippen uitspraken". O, hoe bang, hoe donker kan het dan worden. Neen, Gods werk blijft niet onbestreden. De lofpsalm maakt straks voor den klaag zang weer plaats. De weg van den Tabor der zielsgenieting naar het Gethsemané der zielsbenauwdheid is menigmaal zoo kort. De lichtelijk omringende zonde ver stoort zoo spoedig den vrede; de aanvech tingen der Boozen verdonkeren zoo snel het vroolijke lichthet aanklevend bederf verbant zoo haastig de vreugde. Wij hadden gemeend steeds toe te nemen in geloof en in heiligheid en altijd maar voort te wandelen in het heerlijkste licht, dcch daar kwamen de verzoekingen en beproevingen van allerlei aard. Iaplaats van voorspoed en zegen werd kommer en nood ons deel en het zaad werd doornig en steil. En immers, wanneer wij dan in de duisternis worden gevoerd en niet in het licht, dan blijkt het ons wel, dat het een nauwelijks zalig worden is. Ja, dan kan de vreeze soms machtig worden, dat wij nog voor eeuwig zullen omkomen. De rechtvaardige nauwelijks zalig. Waar lijk, het is een vaste regel voor den Christen. Gods kinderen moeten door vele verdruk kingen ingaan. De rampspoeden des lever s zijn soms in ruime mate hun deel. De roede der kastijding daalt menigmaal zwaar op hen neer. De strijd tegen Satan, wereld en eigen vleesch is soms bang, en ach, hoe menigmaal ligt het kind des Heeren onder in dien hachelijken kamp. Gewis, hij zal de overwinning behalen, maar tel niet de litteekens en verwondingen, opge- loopon in den strijd. De rechtvaardige nauwelijks zalig. De ganeche Schrift gewaagt ervan. Op een der eerste bladzijden wordt de worsteling, de eeuwenlange worsteling tusschen het slangenzaad en het vrouwenzaad al aan gekondigd. Op de middelste bladzijde roept de Heere Jezus zijn duurgekochte Kerk toe„in de wereld zult ge verdrukking hebben". En op de laatste bladzijde lezen we van een schare, die uit de groote ver drukking komt. Als een schip in de haven gekomen is, kunnen er zware stormen voorafgegaan zijn. Alzoo is het met het scheepske der ziel. Gewis, omdat Gods Geest loods aan boord is, zal eenmaal dit scheepkeinde haven des hemels ankeren. Maar hoeveel heeft het te lijden op de woelige levenszee. Hoe wordt het geteisterd door den stormwindverdrukkingen. Hoe menigmaal raakt het vast op de klip ongeloof. Hoe kan het soms stranden op den zandbanktwijfel. De rechtvaardige nauwelijks zalig. Het is het lot van al Gods kinderen, Ja, hun strijd wordt vaak moeilijker en zwaarder, naarmate zij verder vorderen op hun reize door de woestijn van dit leven. Neen, 't is niet alleen de dichter van den ouden dag, die klagen moestduizend zorgen duizend dooden kwellen mijn angstvallig, hart. Het is nog de ervaring van zoo menigeen, die behooren mag tot het recht vaardige volk, hetwelk het geklank kent. Ja, elk van Gods kinderen stemt het vol mondig toe, dat het een nauwelijks zalig worden is, want de weg naar het hemelsche Sion gaat langs steilten en afgronden, door velerlei beproeving en nood. Hier schijnt hun 't water te overstroomen. Daar worden zij bedreigd door 't vuur. Maar hoe moeilijk de tocht naar Sion voor de pelgrims op den smallen weg ten leven ook is, zij komen er gewis. Immers, ai is het nauwelijks, zalig worden zij dan toch. Want zij zijn geborgen in Gods eeuwige liefde. Zij zijn besloten in Zijn onveranderlijk verbond. Zij worden aangemerkt in het algenoeg- zaam offer van den Middelaar Jezus Christus. Boven den weg van strijden en lijden staat geschreven het goddelijke Schrift zij zullen niet verloren gaan in de eeuwig heid en niemand zal ze rukken uit Mijne hand. En in het heetst van den kamp mag weerklinken het blijde zegelied Wij steken 't khoofd omhoog en zullen |d'eerkroon dragen, door U, door U alleen, om 't eeuwig wel- behagen. Geen goede manieren. Bloeimaand. 36e Jaargang. Vrijdag 19 Mei 1922 Zeenvsche Kerkbode. A.beBB«m6Btgpr{jsper kwartaal bg vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke summerf? 8 cent. AévarUïttsprffs t 15 cent per regelbg jaarabonnement van minstsns 500 rebels belangr|k© reductie UITGA VI VAM DE Aêres vs® da Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, NHétlbsrf. Berichten, Opgaven Pre lik beurten en Advertentiën tot aiterl|k Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. UIT HIT WOORD, Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddelooze en zondaar verschijnen 1 Petri 4 18. Meijer. JLI5VIQM. Het is reeds lang geleden, dat er iemand bg een avondmaalsviering aan de tafel plaats nam, van wien niemand wist, dat hg lid der gemeente was. De ouderlingen vroegen zich af, hoe komt die man hier, maar zagen er tegen op om stoornis te brengen in de stille ure van ernstige overdenking. Enkele der aanwezigen kenden hem en wisten, dat hg uit een naburige plaats kwam en lid was eener gereformeerde gemeente. Bg nader onderzoek bleek, dat hg gecensureerd was en hem het avondmaal in eigen kring was onthouden. Wat dien broeder gedreven had om bg het gebroken brood en den vergoten wgn den dood des Heeren te verkondigen in een onzer kerken is voorzoover ik weet nooit opgehelderd. Het lag voor de hand, dat er in de omgeving nog al gesproken werd over dit geval en hoe wel ieder het afkeurde, toch werd door som migen, die dezen broeder kenden, ter veront schuldiging aangevoerd, dathg wat „wonderlijk" was. Aan dit voorval werd ik herinnerd, toen ik een schrgven ontving van een ouderling, die mg mededeelde, dat het weieens voorkwam in zgn gemeente, dat leden eener Geref. kerk uit andeie plaatsen mede avondmaal vierden. Daar is zeker op zich zelf niets op tegen. Het gebeurt in bijna elke gemeente naar ik ver moed, dat broeders en zusters, die voor korteren of langeren tgd ergens elders vertoeven be hoefte gevoelen om met de gemeente, in wier midden zg tgdelgk zgn, aan te zitten aan den disch des N. Testaments, maar dan eischt de goede orde, dat zg van te voren daarvan kennis geven aan den kerkeraad van die plaats, en ik dacht dan ook, dat het aldus overal geschiedde. Doch uit het ontvangen schrgven werd het me duidelgk, dat dit laatste soms nagelaten werd. Dit nu is niet, zooals het behoort. Wilden de opzieners, die bg de avondmaalsviering waken moeten, opdat niet gerechtigde leden geweerd worden, dan ook handelen naar hun recht, dan zouden zg tegen de zoodanigen kannen zeggen, U behoort hier niet. Voorkomen is beter dan genezen en daarom oordeelden ook wjj, dat het niet kwaad was, hierop even te wijzen, opdat onder ons de goede manieren in eere blgven. Het betreft hier toch het H. Sacrament des Avondmaals en het is gewenscht, ja noodzakelijk, dat alles gedaan wordt om het hoog te houden. Voor 't liefst gelooven we, dat zg, die het bovenstaande uit het oog verloren hebben( het niet opzettelgk gedaan hebben en daarom ver trouwen we, dat een enkele wenk voldoende is om het in de toekomst te voorkomen. Maak, als het u gebeurt, dat u als gast ergens wilt plaats nemen aan de tafel des Ver bonds, uw verlangen bekend aan den kerke raad van die plaats, en er bestaat geen gevaar, dat hg het niet inwilligen zal. Het is overbodig om er nog aan toe te voe gen, dat het alleen geldt voor lidmaten in volle rechten. De lente is gekomen. De lucht is zoel en de hemel eenigermate bewolkt. Voor mgn raam staat de esdoorn in 't blad, dat door zgn frisch- heid bekoort. Verder rust mgn oog op een peren- en een appelboom, waarvan de eerste een overvloedigen bloesem doet zien en de laatste aantrekt door zgn kleurige bloem. Hoog in de lucht vliegen de zwaluwen, welke door hun snelle sierlgke beweging mgn verwonde ring opwekken. Niet ver van me af staat een kastaDje, welke door zgn malsche bladeren de aandacht trekt. Zoo nu eu dan zie ik een musch of een spreeuw, die het druk hebben, omdat zg hun jongen moeten voeden. Dat het echt lente is, bljjkt bovendien uit de vlinders, welke van bloem tot bloem vliegen en wier zuivere kleuren zoo schoon uitkomen in het heldere daglicht. Wat is het reeds eanfenaam, als men uit zgn kamer iets aan schouwen mag van het ontluikende en bloei ende leven. Volop kan men eerst genieten, als men naar buiten gaat, al kan men aan de weiden zien, dat het lang koud is geweest. De kleur van 't gras zegt het, dat de nachtvorsten schade hebben gedaan en het vee heeft het echt sma kelijke van 't jonge groen moeten missen. Evenwel de lammeren huppelen over de landen en de veulens voeren hun onhandige sprongen uit. De merel en de lgster fluiten nog wel luidend en de kleinere zangvogels laten hun veelstemmig koor nog hooren. Ofschoon de trekvogels hier niet in groot getal voorkomen, toch luisteren we gaarne naar het geroep van den koekoek, welke schuw over 't veld vliegt en naar de klanken, welke de tureluur uit stoot, als hg zorg heeft voor zgn nest. We kunnen ons hier ook verlustigen aan den voor- j aarsvogel bg uitnemendheid, de kievit, die zoo permantig zgn kuif draagt en boven het terrein, waar het wgfje broedt zgn beroemde vliegkunst toont. Nu is het tgd om naar buiten te gaan, want ook de eenvoudigste bloem brengt af wisseling voor 't oog en de meidoorn maakt zich gereed om met zgn schoone kleuren het landschap te versieren en met zgn aangename geur het landschap te verfrissehen. Maar laten we ook gedenken onze ouden van dagen, die zich niet meer bewegen kunnen en onze zieken, die aan hun kamer gehouden zgn. Dit viel me deze week op, toen ik ergens een beuk zag, pas getooid met zgn zeldzaam mooi bruin en het me bleek, dat men door een spiegel daarop aan een kranke het gezicht gegund had. Het is voor hen een verkwikking in hun leed, als er in hun nabgheid wat groen en wat bloemen gebracht worden. Wjj, die ons gemakkelijk kunnen bewegen, vergeten zoo licht wat er geleden wordt in zoo menige kleine kamer, waar men ternauwernood de lucht zien kan. De lente ook deze late lente belooft veel, maar de herfst geeft zelden de geheele ver vulling daarvan te zien. Laten zg het ter harte nemen, die in de lente van 't leven zgn, opdat zg recht waardeeren de frissche j eugd, welke de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1922 | | pagina 1