Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
36e Jaargang.
Vrijdag 5 Mei 1922
No. 18
ÜIT HET WOORD,
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
PBRSVBRBBFÜGINQ ZEEUWSCBB KfiRKBODB.
Kerkhof.
Kerkelijke eenheid.
Yaste medewerkersD.D. P. YAN DIJK, F. J. v, d. ENDE, A. C. HEIJ, B. MEIJER, F. STAAL Pan., R. J. v. d. VEEN en F. W. J. WOLF.
AboiltmtltsprQsper kwartaal b| vooruitbetaling f 1,—.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
AlT«rteiti«prtJs15 cent per regelbq jaarabonnement van
minstens 500 rebels belangrijke redactie
UITOAYI TAN DE
Airu van it Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg,
Berichten, Opgaven Preiikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
ONBEDACHTZAAMHEID.
Toen ontstak de toorn des Heeren
tegen Uza en God sloeg hem aldaar
om deze onbedachtzaamheiden hij
stierf aldaar bij de ark Gods.
2 Samuël 6 7.
Gehoorzamen is een der voornaam
ste wetten in het Koninkrijk Gods. Gelijk
wij op elk levensterrein gehoorzaamheid
schuldig zijn aan de machten die God over
ons gesteld heefthet kind aan de ouders,
de leerling aan de onderwijzers, de soldaat
aan zijne superieuren, de onderdanen aan
hun O verheid, zoo vraagt uod de Heere
aan allen, die Hem willen dienen, abso
lute gehoorzaamheid. Gehoorzaamheid
niet slechts in groote en gewichtige be
langen, maar ook in kleine, schijnbaar
onbeduidende zaken. Vela geloovigen denken
en handelen wel eens andere. Zij meenen,
dat het voldoende is, als Gods wil en bevel
in de voornaamste handeliü gen wordt op
gevolgd en dat God het zoo rauw niet
neemt, wanneer in kleine dingen van Zijn
wil wordt afgeweken. Vaak wordt meer
acht geslagen op de hoe grootheid
eener zonde, dan op haar wezenlijk karak
ter overtreding van een gebod Gods. Bij
het plegen van groote zonde vreest men
Gods geduchte straffen, maar bij kleine
overtredingen vergeeft men ze zichzelve o
zoo gemakkelijk en rekent, dat ook God
de Heere ze wel genadig vergeven zal.
Kleine overtredingen zijn evenwel in Gods
oogen ook bewijzen van ongehoorzaamheid.
Wie den Heere dienen wil, moet in het
kleine zoowel als in 't groote getrouw han
delen. Of anders geldt de uitspraak„zoo
gq in het kleine niet getrouw zijt, hoe
zult gij 't in 't groote wezen
Voor onzen God bestaan in dit opzicht
geen kleinigheden. Hij neemt het zeer
nauw daarin, dat wij in alle deelen ge
hoorzaam behooren te zijn aan Zijn ge-
openbaarden wil. Hij vraagt getrouwheid
tot in het kleinste toe. En ais de liefde
Gods ons harte regeert, zullen we er ons
ook niet mee afmaken God ten halve te
dienen, maar Hem geheel willen gehoor
zamen. Het is een zondig en verkeerd
standpunt, als geloovigen hun kleine af
wijkingen in het persoonlijk leven en in
de saamleving gering achten. De Schrift
levert bewijzen genoeg, dat de Heere zulke
afwijkingen straft, er Zijne verbondskin-
deren om kastijdt.
Het scheen een kleinigheid, dat
Mozes op de rots sloeg instee van er tegen
te spreken, en nochtans mocht hij om die
zonde van ongehoorzaamheid het land
Kanaan niet binnentreden.
Bovenstaand tekstwoord leert ons het
zelfde omtrent de zonde van Uza, die
hier genoemd wordt: onbedachtzaam
heid.
Kleine afwijkingen zijn ook afwijkingen.
Ongehoorzaamheid in het geringe is
ook ongehoorzaamheid.
En ook al is God een gaarne vergevend
God, toch blijft de Psalmregel van kracht
„Schoon z'ook om hun zonden,
Straften ondervonden".
Uza's voorbeeld staat ons beschreven tot
waarschuwing tegen de zonde der onbe
dachtzaamheid.
Zeventig jaren lang had de ark gestaan
in Abinadabs huis op den heuvel. Zoowel
Abinadab als zijn zoon, Eleazar, wien
het toezicht op de ark was toevertrouwd
waren in den loop der jaren reeds ge
storven. De kleinzonen van Abinadab
zorgden nu voor die heilige Bondsark
Ahio en Uza. In vs. 3 van onze Staten
overzetting heeten ze wel „zonen" van
Abinadab, maar waarschijnlijk moet hier
aan „kleinzonen" gedacht, waarvoor de
Hebreeuwsche taal geen apart woord heeft.
Aan Uza waren door vader en groot
vader overgeleverd de ordinantiën Gods
omtrent de Bondsark. Hij heeft dieinzet-
tingen geweten, gekend, gelijk ieder in
zijn jeugd onderwezen wordt in de eerste
beginselen van zqn vak of handwerk.
Uza, uit Levi's stam, met de zorg voor
de ark belast, heelt dus voor alle dingen
kennis gedragen van de bepalingen door
God gesteld in de ceremonieele wet aan
gaande de heilige ark. Daartoe behoorde
drieërleile. ze moest altoos gedragen
worden aan de handboomen op de schou
ders, 2e. ze mocht niet anders dan over
dekt vervoerd worden, en 3 a. geen men-
schenhand mocht ooit de Verbondskist
zelve aanroeren. Die inzettiugen uit de
schaduwendienst waren ongetwijfeld ook
aan Uza overgeleverd. Hij heeft ze beslist
geweten. Juist omdat ze hem niet onbskend
geweest zijd, wordt Uza's zonde genoemd:
onbedachtzaamheid, want dat be-
teekent hierer niet aan denken om Gods
geboden te bewaren. Het was al begonnen
bij het vervoer van de arkmen had die
geplaatst op een wagen. Ge zult zeggen
Dat hadden vroeger de Filistijnen ook
gedaan. Zeer juist, maar wat onbesnedenen
nog straffeloos konden doen, dat was een
zonde van ongehoorzaamheid bij hen, die
Gods geopenbaarden wil kennen. Ook was
de ark waarschijnlijk niet overdekt, want
anders had Uza ze zoo spoedig niet met
de hand aangeraakt, toen de runderen
struikelden. En toen eenmaal met Gods
inzettingen niet gerekend was, verviel men
van de eene onbedachtzaamheid in de
andere.
Op dat oogenblik meende Uza het waar
schijnlijk goed. We twijfelen niet aan zijne
goede bedoelingde ark voor kantelen te
beschermen. Maar toch, de rechte eerbied
voor God, het rechte ontzag voor diens
ordinantiën was bij Uza zoek. Hij deed
maar, alsof er geen bevelen omtrent het
vervoer van de ark gegeven waren.
Gods ordinantiën zijn geen willekeurige
instellingen, maar zijn uitvloeisels van Gods
ondoorgrondelijke wijsheid, en daarom
moeten die ook altoos stipt nauwkeurig
en onvoorwaardelijk door ons menschen
onderhouden worden.
Doen we dat niet, dan hebben we Gods
straf of kastijding op onze ongehoorzaam-
hein of onbedachtzaamheid te duchten.
Wij kennen Gods bevelen voor ons leven,
persoonlijk en gemeenschappelijk. Onkunde
behoeft er in onze dagen niet te zijn. Het
licht vau Gods Woord schijnt op allerlei
levensterrein, waarop in vroeger dagen een
nevelachtige duisternis hing.
Doch nu moet er ook door ons met die
ordinantiën gerekend. Die kunnen niet
straffeloos worden overtreden. Van onze
afwijkingen zullen we de wrange vruchten
moeten plukken. Het niet-rekenen met
Gods gebod voor de een of andere zaak
mag niet licht geacht. Onbedachtzaamheid,
achteloosheid, zorgeloosheid, nonchalance,
ze worden niet achtervolgd met Gods
zegen, maar bezocht met Gods tuchtiging.
Ons voorrecht in onze kringen van den
tegenwoordigen tqd is, dat wij de Verbonds-
eischen des Heeren zoo uitnemend goed
kennen. Maar daarom staat dan ook elke
onbedachtzaamheid onzerzijds gelijk met
moedwillige ongehoorzaamheid. En al
zeggen we nu niet, dat de Heere onze
afwijkingen straft met een gericht als aan
Uza werd voltrokken, dat voorbeeld
heeft ons toch te waarsohuwen Kinderen
des Verbonds worden om hun dwaasheden
soms zwaar gekastijdt. En laat ons dan
niet in stilte een onderscheid maken tus-
schen geringe en grove zonden, om van
die eerste te wanen, dat God ze niet be
zoekt. Wat in onze oogen kleinigheden
zijn, zijn het daarom nog niet in Gods
oogen. Hij doorziet des harten diepsten
grond. En als daar liefde tot God, ware
vreeze des Heeren, eerbied en ontzag voor
Zijoe Majesteit woont, dan zullen we ook
in a 11 e s tot zelfs in de geringste zaken
toe... naar Zijn wil en gebod vragen en
daarnaar willen handelen.
Ons levensbeginsel zij„Heere, wat wilt
Gij dat ik doen zal?"
Sommige gemeenteleden zijn nonchalant
in het gebruik der genademiddelen. Ze
vinden dat een kleinigheid
Bedenkt, dat de Heere in Zijne wijsheid
die middelen ons verordineerde, omdat wij
ze niet missen kunnen. Wie des ondanks
bediening van Woord en Sacrament ver
zuimt haalt over zich een oordeel Gods
van magerheid der ziele, zoo niet van nog
erger.
Sommige ouders handhaven niet het ge
zag, dat God huu gaf over hunne kinderen.
Zij spelen er mee en beginnen hun kin
deren een iet wat je toe te geven in ver
keerde praktijkeD, maar ze zullen moeten
eindigen de wrange vruchten te plukken
als kindervoeten hen trappen op 't ouder
hart. Gods toorn, niet Gods zegen achter
volgt de onbedachtzaamheid der ouders.
Dezelfde regel geldt voor het leven der
gemeente en voor de samenleving in de
maatschappij. Als Gods ordinantiën wor
den veronachtzaamd, als er wordt gehan
deld precies alsof er geen inzettingen des
Heeren voor Zijne Verbondskinderen wa
ren, als er nonchalant op natuurlijk of
geestelijk gebied door ons wordt geleefd
en gehandeld, en helaas, menigeen
vindt dat zoo erg niet, dan blijft Gods
tuchtiging niet uit. Komen straks de kwade
gevolgen openbaar, dan steekt men vaak
als Uza de hand uit met goede bedoeling
om de zaak wat op te knappen, maar te-
laat! De gevolgen van de ongehoorzaam
heid en onbedachtzaamneid in den aan
vang bedreven, kunnen niet meer gekeerd
worden, want niet straffeloos wordt de wet
des Heeren geschonden.
Bevat dit woord Gods niet een ernstige
les voor ons? Vermaant het ons niet,dat
wij onze wegen doorzoeken, nagaan w a k r
de afwijking van Gods gebod begint en
ons bekeeren van onze verkeerde praktij*
ken van nonchalance in ons persoonlijk en
gemeenschappelijk leven, om voortaan in
alles den Heere te dienen volgens de rechte
beginselen van Zijn Woord, stipt nauw
keurig (gelijk de liefde de wenschen van
den geliefde tot in de fijnste bizonderheden
inwilligt) want dat is een kenmerk der
ware vreeze Gods in ons, wanneer wq
Gods wil onderzoeken, bepeinzen, betrach
ten en van harte zoeken met ingespannen
krachten eigen wil te verzaken en des
Heeren wil te volbrengen. Zoo wij Gods
zegen willen inwachten, en niet voor Gods
inlichtingen vreezen, moeten wij beginnen
met in spreken en handelen, in arbeiden
leven verre van onbedachtzaam te zijn,
maar integendeel nauwlettend achtgeven
op hetgeen God ons geopenbaard heeft als
Zqn wil en ordinantie, en dat niet uitslui
tend voor groote zaken maar ook voor
zaken, die in onze oogen van minder be
lang zijn.
Op getrouwheid tot in het kleinste rust
Gods zegen. Dat geldt niet alleen voor
mannen ais Mozes en Uza, maar voor alle
kinderen des Verbonds zonder endersoheid.
„Komt allen, ziet Gods wijze wegen
Wat is Zijn werking hoog geducht,
Hetzij Hij 'tmenschdom met Zijn zegen
bezoekt, of met Zqn strenge t u c h t".
KEBKEL1JK LBYBN.
Het verschijnen van de brochures, door ds.
C. B. Bavinck en ds. J. v. d. Linden geschreven,
gaf ons aanleiding om de aandacht te vestigen
op de verdeeldheid, welke in ons land bestaat
op kerkelijk gebied en er op aan te dringen,
dat ieder de historie zou nagaan, wjjl we daar
uit leereu kennen de oorzaken, welke daartoe
hebben meegewerkt. Eerst toch als men het
ontstaan van de verschillende scheuringen in
zqn beginselen kent, kan men beginnen om
naar middelen om te zien, welke tot vereeni-
ging kunnen leiden. Wie alleen oppervlakkig
oordeelt, kan er zich geen voorstelling van
vormen hoe het mogelijk is, dat znlke toestan
den er gekomen zqn, en hoe ze kunnen bljjven
voortduren. Neem b.v. de onderscheiden kerken,
die niets met de Hervormde Kerk te maken
hebben en die alle beweren, dat zq niet anders
begeeren dan de drie formulieren van Eenig-
heid te hebben tot accoord van kerkelijke ge
meenschap, welnu, zou men zeggen, wat is
gemakkelijker, dan elkander te noodigen, om
al 't geen achter is te vergeten, en verder in
eensgezindheid te wandelen. Doch wie rekening
houdt met het verleden en met de mentaliteit
van de leden dier verschillende kerken, weet
wel, dat er heel wat arbeid te verrichten zal
zqo, vóór men met eenige kans op welslagen
onderhandelen kan.
Natuurlijk zeg ik daarmede niet, dat men het
ideaal opgeven moet, want duidelqk is 't, dat
aller, die gereformeerd van belijdenis zqn, in
één kerkverband behooren te leven. Al zou het
onmogelijk blijken te zqn, dit ideaal te bena
deren, dan zou het toch roeping zqn om er den
weg voor te effenen. Uit de historie blqkt
bovendien, dat het een vruchtbare arbeid is,
want van welke rqke gevolgen is de vereenigiüg
geweest, welke er getroffen is tussehen de Ker
ken der Afscheiding, welke van 1839 af uiteen
gegaan waren en die in 1869 tot vereeniging
kwamen. Evenzeer is dit het geval geweest met
de vereeniging tussehen de Christelijke Gere
formeerde Kerk en de Neder-Duitsch Gerefor
meerde Kerken in 1892. Dergelijke voorbeelden
moedigen aan om steeds meer er op aan te