Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
No. 17
UIT HET WOORD.
36e Jaargang.
Vrijdag '28 April 1922
Redactearen Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
MET VELE GEWISSE KENTEEKENEN.
Kerkelijke kwestie.
Boüma.
aojj r
Het Gezag der Schrift.
x.
Zeeuvsche Kerkbode.
Taste medewerkersD.D. P. TAN DIJK, F. J. t, d. ENDE, A. C. HEIJ, B. MEIJER, F. STAAL PznR. J. y. d. TEEN en F. W. J. WOLF.
Afe01B«BitBtlprU>per kwartaal bf vooruitbetaling; f 1,—.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
AiTtsUBftUprQl t 15 cent per regelbg jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie
UIYGAY1 YAH DE
PERSVBR1EN1G1NG ZEEUWSCHS KERKBODE.
Adres vil de AdmlBiitrstie
Firma LITTOOIJ A OLTHOFF, MiflflelbBrg,
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentien tot
uiterl$k Yrf dsj morgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
Aan welke Hij ook, nadat Hij geleden
had, Zichzelven levend vertoond heeft, met
vele gewisse kenteekenen veertig dagen
lang, zijnde van hen gezien en sprekende
van de dingen, die het Koninkrijk Gods
aangaan. Hand. 1 3.
Inzonderheid in onze dagen is 't goed op
dit Schriftwoord te wijzen. Christus' op
standig uit de dooden en zijq lichamelijke
hemelvaart wordt in breeden kring geloo
chend. De Bijbelvaste menschen twijfelen
er niet aan.
Wie door Christus opgewekt is tot een
nieuw leven, voelt in zich zelf de waarheid
van Christus' opstanding. Immers alleen
door Zijne kracht worden wij opgewekt tot
een nieuw leven. Een breede schare is er
•echter die 't geloof aan Christus' opstanding
naar het rijk der fabelen heeft verwezen.
En heeft het oude modernisme slechts
afgebroken, een groot gedeelte van ons volk
ontbijbeld, het nieuwe modernisme tracht
iets nieuws te geven. Iets nieuws in de
plaats van onzen Bijbei. Spiritisme, theo-
sophie, om slechts deze twee te noemen
trachten een ontbijbeld volk te geven
wat het toch niet missen kan. Juist door
het werken op gevoel en verbeelding van
den mensch, wordt dit nieuwe modernisme
steeds gevaarlijker. „Ziet toe, dat niemand
u ais een roof vervoere door de philosophie
en ijdele verleiding", (Col. 2:8a) mogen
wij daarom inzonderheid in onze dagen wei
uitroepen. Immers satan tracht ais een
engel des lichts, door een ander evangelie
afvallig te maken van den Christus, die
opstond uit de dooden.
Intellectueelen en gevoelsmenschen, ge
leerden en eenvoudigen, braven en slechten
wilt gij iets zekers weten van de overzij,
van iemand die stierf en leeft, luistert dan
naar het Woord der H. Schrift. Voor ver
stand en hart en gemoed, op elke levens
vraag der ziel, kan een antwoord geven
Christus onze Heere, de groote Profeet en
Leeraar die ons den verborgen raad en wil
Gods tot onze zaligheid volkomenlijk ge
openbaard heeft. Hij stierf, was aan de
„overzij", stond op, en stond lichamelijk
voor de discipelen die hem zagen en hoorden.
Veel had Jezus gesproken tot de Zijnen
vóór zqn dood en opstanding. Veel duisters
bleef er echter voor hen. Bang waren de
uren die verliepen van den Vrijdag dag
der Kruiziging, tot den Zondag dag
der Opstanding.
Ten derden dage zal Ik opstaan had Jezus
gezegd. De Zondag was de derde dag. De
smarten des doods werden ontbonden. Van
den dood kon de Zone Gods niet gehouden
worden. Hij stond op uit de dooden. Zijn
aanzijn zette hij voort, niet slechts geeste
lijk, zooals de spiritisten leeren maar
ook lichamelijk, in zijn met zijn hemelvaart
verheerlijkt lichaam. In zijn eigen lichaam
is Hij daarom verschenen.
Eer Jezus opvoer ten hemel heeft Hij zich
zelf levend vertoond aan zijn discipelen.
Hier verschijnt een van de „overzij", en
hij spreekt. Hij vertoont zichzelf niet een
maal, maar meermalen. Veertig dagen lang.
Na de eerste verschijning kon er weer
twijfel rijzen. Vragen konden opkomen
de begeerte naar een tweede verschijning.
Dan zou men daar en daar op letten. Dan
kwam Hij weer. Levende vertoonde Hij
zich. Men mocht zien, tasten, voelen, hoo-
ren. Elke verschijning gaf nieuwe waar
borgen voor de waarheid van Jezus' op
standing. Ontwijfelbaar zeker moest 't
voor allen zijn, dat Jezus van Nazeretb,
Maria's Zoon, aan 't kruis gestorven, was
opgestaan uit zijn graf.
Aan ieder bood Jezus de gelegenheid, het
kenteeken voor zich zelf te zoeken.
Niemand behoefde zells met één ken
teeken tevreden te zijn. Ze mochten er
vele hebben. Ja zelfs vele gewisse
kenteekenen. Geen twijfel aan de
waarheid van Jezus' opstanding mocht er
na Zijn hemelvaart bij de disc;pelen kun
nen oprijzeü. Daarom veertig dagen
lang.
Jezus heeft zichzelf zoo dikwerf en zoo
duidelijk vertoont, dat voor allen de iden
titeit van den Verrezene met den Man van
Smarten ten volle vaststond. Door waar
neming en bevinding werd hun volkomen
zekerheid gegeven. Daarenboven sprak
Jezus tot hen van de dingen die het Konink
rijk Gods aangaan. „Nog vele dingen heb
U ik te zeggen, doch gij kunt die nu niet
dragen", (Joh. 1612) had Jezus vóór zijn
dood tot zijn discipelen gezegd. Na zijn
opstanding zette hij zijn onderwijs voort
en ging hij 't voltooien. Hij die stond aan
de overzijde van dood en graf, straks zou
ingaan in de heerlijkheid, opende nu het
oog zijner jongeren voor de diügen der
toekomst. Hij die kwam van boven en nu
weer daar heenging, sprak van Zijn Ko
ninkrijk „niet van deze wereld", 't Gordijn
werd voor de toekomst weggeschoven en
de discipelen des Heeren werden verrijkt
in hun weten nu Jezus hun liet zien en
deed hooren de dingen van de „overzijde".
De dingen die het Koninkrijk Gods aan
gaan zijn ons geopenbaard door Christus.
Hij is nog onze groote Profeet en Leeraar,
die ons onderwijst door zijn Woord en
Geest.
De Bijbel is het Woord onzes Gods, het
Woord van Christus. Willen wij iets weten
van de dingen na den dood, dan kan de
Bijbel alleen ons onderwijzen.
Christus is in den hemel, en lokt door
zijn onderwijs naar den hemel. De valsche
profeten lokken naar de hel.
Wacht u dan voor de valsche profeter.
Hoort de getuigenis van Jezus Christus.
Terneuzen. S. Groeneveld.
KEME1MJK
Gelijk ik verleden week opmerkte, was de
toezending van de brochure, door ds. C. B.
Bavicck geschreven, aanleiding, dat ik de aan
dacht vestigde op de scheiding, welke er tus-
Echen de Gereformeerden in ons land bestaat
op kerkelijk gebied, terwijl een ander: Heeft
de Christelijke Gereformeerde kerk recht van
bestaan me noopte om het oog te vestigen
op een onderdeel van de bestaande moeilijk
heden. Aanleiding tot het schrijven van een
antwoord op bovenstaande vraag kreeg ds. Js
van der Linden te 's Gravenhage, doordien
ds. Jansen in „De Wekker" een poging ge
waagd had om tegenover een paar artikelen
in de Haagsche Kerkbode aan te toonen, dat
de Christelijke Gereformeerde kerk recht van
bestaan heeft.
Het was te verwachten, dat, nu ds. van der
Linden naar de pen greep, we een duidelijk
antwoord zouden kragen op bovenstaande vraag,
want hij heeft de historie van den strijd zelf
mee doorleefd en daarbij heeft hij de gave om
op waardige wgze zijn gedachten mee te deelen.
Het is goed, dat de vraag eens goed onder de
oogen gezien wordt en het heeft ons dan ook
goed gedaaD, dat ds. Jansen, die zooals bekend
is tot de Christelijke Gereformeerde kerk be
hoort, in 't publiek haar bestaansrecht heeft
willen verdedigen, wijl daardoor de gelegen
heid ontstaan is, dat onzerzijds eens gezegd
kon worden, hoe we daarover denken. Als
we daarmede nu ook losraken van de gewoonte,
welke sommigen in die kringen hebben om
onze kerken verdacht te maken, het voorstel
lend, alsof we inzake de doopsbeschouwing
afgeweken zijn van de Gereformeerde lgn, dan
valt er althans eenige practische winst te
boeken.
Zooals men weet, loopt de kwestie tusschen
de Christelijke Gereformeerde kerk en ons
over de vraag of zij is de wettige voortzetting
van de kerk der Afscheiding gelijk deze bestaan
heeft van 1834 tot 1892. Zij beweert van wel
en wij ontkennen het. Om nu uit te maken wie
gelijk heeft, moet men de historie raadplegen
en haar laten spreken. Dit nu heeft ds. v. d.
Linden gedaan en ik twijfel er niet aan, of elk
onpartijdige zal zeggende gereformeerde
kerken staan in dit geding sterk. Het is on
tegenzeggelijk waar, dat er verschil is tusschen
de Afscheiding en de Doleantie en daaruit
vloeide dan ook voort, dat het niet zoo vlot
ging om beide kerken te vereenigen. Da
onderhandelingen over de vereoDiging hebben
geduurd van 1886 af tot 1892 toe en wie. in
die dagen meegeleefd heeft, weet, dat al de
verschillen breedvoerig besproken en in 't licht
gesteld zijn. Het spande op menige vergadering
en ook in de pers woedde soms op hevige wijze
de strijd. Doch dit is niet schadelijk geweest.
Niemand heeft later met grond kannen zeggen,
dat men de bezwaren in dien tijd heeft ver
donkerd, dat men er over heen is gestapt. De
acta van beider Synode leggen getuigenis af, dat
men welbewust tot de vereeniging gekomen is.
Indien het waar was, dat de vroegere Christe
lijke Gereformeerde kerk haar oorsprong en
haar aard verzaakt had, dan zou er reden ge
weest zijn voor hen, die in de Afscheiding een
werk Gods eerden, om te verklaren, dat zg tot
zulk een vereeniging hun medewerking niet
konden verleenen en dat zg zich verplicht
achten om op den eenmaal ingeslagen weg te
blijven volharden. Maar het zal moeilijk vallen
om uit de geschiedenis aan te toonen, dat zg
zich daaraan schuldig gemaakt heeft. Met vrij
moedigheid konden de deputaten, aan wie
opgedragen was de Handelingen der laatst
gehouden Synode der Christelijk Gerefor
meerde Kerk in de korte inleiding o.a. schrij
ven Al de leden der gemeenten, alle vrienden
en alle tegenstanders, tijdgenoot en nageslacht
kunnen uit deze Handelingen zien, hoe dit
goede en groote werk tot stand gekomen is.
Het is noodig, dat vooral de leden der ge
meente nauwkeurig kennis nemen van deze
Handelingen en ze overwegen voor 't aangezicht
des Heeren. Zjj zullen er uit bemerken, dat
de Synode met Christelijke oprechtheid en
voorzichtigheid alle bezwaren heeft overwogen,
geen enkel beginsel heeft losgelaten, en al wat
in haar was heeft gedaan om de zoo lang ge-
wenschte vereeniging tot stand te brengen.
Heeft zg een of ander niet kunnen verkrijgen,
dat velen onzer begeerlijk scheen of iets moeten
loslaten, dat velen lief geworden was, zg werd,
gedachtig aan het woord der SchriftEen
iegelgk zie niet op het ?gne, maar een iegelijk
zie ook op hetgeen des anderen is" Phil. II4,
ook daarin geleid door de overtuiging, dat
zg niet om ondergeschikte zaken de vereeniging
mocht bemoeiëlgken of in gevaar brengen.
Zien wij eenige jaren terug, dan moeten wjj
zeggen: Voorwaar, niet eenig mensch, maar
alleen de hand des Heeren heeft de Geref.
kerken tot elkander gebracht. Wg mogen nu
aanschouwen en genieter, wat onze ontslapene
of nog levende vaders en moeders zonder op
houden hebben gewenscht en van God gebeden.
Hoe giög vanaf het begin der Afscheiding hun
roepen steeds uit tot de achterblijvende broe
deren. Hoe smartte bet hun, dat zg alleen
gelaten, ja miskend en tegengestaan werden
door zoovelen, die met hen Jezus den Heere
beledenEu ziet, thans is het klein getal
leden en gemeenten, die in 1834 o.a. mochten
opstaan en arbeiden en lgden voor het onfeil
baar woord van God, voor de leer der vrge
genade, voor de souvereiniteit van Koning
Jezus, een gansch zeer zwaar heir geworden,
vam bijna 700 gemeenten of kerken en 400,000
leden. Al die gemeenten hebben geen min
deren maar ook geen anderen band dan de
Gereformeerde Belijdenisschriften en de Gere
formeerde Kerkenorde. Zg dragen den alouden
naam „Do Gereformeerde Kerken" en toonen
ook daarin, dat zg, en niet het Herv. Kerk
genootschap van 1816, de voortzetting zgn van
de Nederlandsche Gereformeerde Kerk.
En wat de Gereformeerde vaderen hebben
begeerd, maar niet konden verkrijgen, ook
dat heeft God haar in den schoot geworpen
vrgheid van inmenging van de overheid ia de
regeering der kerk, een eigen kweekschool voor
opleiding van bediening des Woords en daaren
boven lust en krecht om zelf te zorgen voor
al wat tot den dienst en den arbeid der kerken
noodig is. Wel vragen alle leden der Christe-
telgke Gereformeerde kerk, wel mogen alle
Gereformeerde Kerken zeggen Loof den Heere
mijn ziel en al wat binnen in nag is Zjjnen
heiligen NaamLoof den Heere, mgn ziel, en
vergeet geene van Zgne weldadenPs. 10342.'
De geschiedenis heeft wel bewezen, dat de
teekening hier gegeven juist is. Zg drukt uit,
wat er destgds gebeurd is. Ieder is dan ook bg
machte om zich een j uiste voorstelling te vor
men. De bescheiden staan ieder ten dienste. En
'tis inderdaad treurig, dat men om redenen, welke
een eerlijke kritiek niet kunnen doorstaan, een
kerk in 't aanzjjn heeft geroepen. Best kan ik
me begrijpen, dat er destgds waren zoowel in
do Christelgke Gereformeerde Kerken als in de
Neder-Duitsch Geref. Kerken, die bezwaren
hadden tegen de vereeniging, die vroegen:zal
het goed gaan, is de tgd er wol rgp voor, maar
bezwaren zgn er altgd en zg zgn er om ze te
overwinnen. We gelooven wel, dat menigeen in
de Christelijke Gereformeerde Kerk ter goeder
trouw is, maar laten zg eens ernstig onderzoe
ken, of er werkelijk oorzaak is om het geschei
den leven voort te zetten. Over de vraag, welke
de beste methode is om een kerk te refor
meeren kan er verschil van zienswgze zgn, maar
zg en wg willen beiden voortbouwen op de
eens gelegde grondslagen, zg en wg willen de
kerk geregeerd zien op de wijze, zooals de
Gereformeerde vaderen het voorgesteld hebben.
Mag men dan om nevenzaken de kerken ge
scheiden houden
De brochure,
is uitgegeven
e, waarvan melding gemaakt werd,
bg J. Bootsma, 's Gravenhage.
Het getuigenis des H. Geestes overtuigt de
ware geloovigen van de Goddelijkheid der
Schrift, van die Schrift als geheelmaar ook
van al haar deelen. Ook al straalt die Godde
lijke lichtglans hen 't eerst tegen vanuit 't
centrum, van de hoofdwaarheden, allangerzoo
meer gaat dat licht hen ook toeschijnen van
uit de ver-van-de-kern-verwgderd-liggende ge
dachten.
Bovenal overtuigt dat getuigenis des Gees
tes ons ook van de organische eenheid der
Schrift, bestaande uit Oud- en Nieuw-Testa-
ment met hun onderscheidene boeken. Vandaar
dat een Schriftgeloovige niet kan komen tot
eene redeneeriDg als dezeadit deel van den
bijbel is wel van Gods Geest ingegeven, en dat
deel niet'. Wie zóó redeneert, stelt zich boven
de Schrift, en buigt niet meer voor haar. Een
zoogenaamde geloovige critiek op den inhoud
des Bijbels berust louter op misverstand de
Bgbel is geen boek, dat met zich laat sollen
of marchandeeren.
Zooals Christus Jezus, in dienstknechtsge
stalte op aarde verkeerende, zeide Ik ben van
boven", zoo getuigt ook die Schrift, al is ze in
menschelgke taal tot ons gekomen, van zich-
zelve„Ik ben van Goddelijke afkomsten heb
Goddelgke autoriteit", en eischt van de men-
schenwereld erkenning van dit haar gezag.
Maar gelijk alleen de ware geloovigen in Jezus
gezien hebben de heerlijkheid van den Eenig-
geborenen des Vaders, vol van gepade en waar
heid, zoo zien ook alleen de ware geloovigen