Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
36e Jaargang.
Vrijdag 24 Maart 1922.
No. 12
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Yaste medewerkers: D.D. P. YAN DIJK, F. J. v, d. ENDE, A. C. HELT, B. MEIJER, F. STAAL PznR. J. v. d. YEEN en F. W. J. WOLF.
PMSY1MEW1G1WQ ZBBUWSCHB KBRKBODB.
Atrai tm Administratis
Firma L1TTOOIJ k OLTHOFF, ■lUeUnrg.
JEZUS ONDERVRAAGD AANGAANDE
ZIJNE DISCIPELEN EN ZIJNE LEER
Ge vindt hier tegenover elkaar gesteld,
Jezus en Kajafap.
Ka j af as zit.
Jezus staat.
Kajafas zit in het gestoelte der eere.
Jezus staat, met de handen op den rug
gebonden, als een gevangene voor hem.
En Kajafas neemt het woord en zegt tot
Jezus: „wat leert gij en waarom maakt
Gij discipelen?"
En Jezus moet dan op die vragen ant
woorden.
Wat een vernedering voor Jezus
Hij die alzoo aan een ondervraging
onderworpen werd, was de Zone Gods, het
eeuwige Woord, de eeuwige Waarheid, die
van den Vader gezonden was met last en
volmacht om discipelen te maken.
En die rechter Kajafas was een mensch,
een kind van den tijd, van nature ver
duisterd in het verstand.
En die mensch zit op den stoel der eere
en Jezus moet voor dien mensch zich ver
antwoorden.
Toch moest het zoo.
De wet gaf aan den Hoogepriester groote
bevoegdheid. Hij was ambtshalve voorzitter
van het Sanhedrin, dat Israels hoogste
rechtbank was ook in godsdienstige zaken.
Het Sanhedrin, had als een soort opper-
kerkeraad toezicht te houden op de leer
en de daden van het volk Israel.
En Jezus, geboren uit Israel, was ook
onderworpen aan dat Sanhedrin en dien
Hoogepriester. Die moesten ook op Hem
toezicht houden toezicht op wat Hij leerde
en deed. En Jezus was dus aan dat San
hedrin verantwoording schuldig over wat
Hij leerde en wat Hij deed, als Hij disci
pelen om zich vergaderde en aan Zich bond.
Het was en bleef voor Jezus een diepe
vernedering, maar ook die vernedering
werd van Hem gevorderd.
natuur en die moest uitspraak doen over
den Rechtvaardige en Zondelooze.
En de uitspraak van dezen rechter mocht
maar niet gaan naar willekeur, maar moest
gaan naar het recht. Over dezen rechter
was God weer rechter, om te beoordeelen
of deze rechter wel waarlijk recht deed.
En wee dien Kajafas, wanneer zqn uit
spraak niet zal zijn Daar het recht Gods
Dan zal die onrechtvaardige rechter met
God te doen krijgen.
Wanneer ge u indenkt het ontzaggelijke
van die taak en van de mogelijke gevolgen,
dan huivert ge, wanneer ge Kajafas
daar zoo ziet zitten in het gestoelte der
eere en daar voor hem, den gebonden Jezus.
Dan zoudt ge het verstaan, wanneer
Kajafas evenals later Pilatus pogin
gen deed om van die taak maar af te komen.
Maar Kajafas moest oordeelen over
Jezus.
En Kajafas wilde ook wel gaarne over
Jezus oordeelen.
De gedachte, dat hij bijzondere bekwaam
heid behoefde, bekwaamheid, die alleen
Gods Geest hem kon geven om over
Jezus te kunnen oordeelen, kwam niet eens
bij hem op.
Een oordeel te vellen over iemand als
Jezus leek hem al heel gemakkelijk. Dat
oordeel had hjj al uitgesproken lang \öör
dat hij Jezus had ondervraagd. Dat oordeel
kon niet anders zijn dan een veroor-
de e 1 i n g.
En zoo kwam hij er toe, hij met het
Sanhedrin, om van Jezus' leer te oor
deelen, dat die een leugen was en van
Zijn persoon, dat Zijn werk moest
afgebroken worden en Hij daarom
gedood.
Zoo kwam die Kajafas tot die ontzaglijke
daad, die voor hem en zijn volk zoo ont
zaggelijke gevolgen zou meebrengen.
oordeel te vellen over Jezus is al heel ge
makkelijk in hun oogen. Ze zien er dan ook
heel niet tegen op. Allen in de Christenheid
zijn bezig met Hem. En ze hebben hun
meening over Hem. En ze spreken die ook
met groote vrij moedigheid uit. En het oor
deel van velen is in wezen nog gelijk aan
dat van Kajafas, het is een veroordeeling
van Jezus.
Maar dat heeft dan ook voor hèn ont
zaggelijke beteekenis.
Zie dan op dien Kajafas, die moest oor
deelen over Jezus en verkeerd oerdeelde,
omdat hij zich niet liet leiden door den
H. Geest.
Oordeel niet over Jezus, zoolang ge den
Geest Gods niet hebt en door dien Geest
u niet laat leiden.
Zwgg dan liever en buig uw knieën bid
dende om den H. Geest. Op die vraag,
die u gesteld wordt, en aan welks beant
woording gij u niet onttrekken kunt, zult
ge dan alleen het eenig goede antwoord
leeren geven, dat Jezus is de Christus, de
Waarheid, de Zone Gods, als ge geleid
wordt door Gods Geest.
Maar lag in die ondervraging een diepe
vernedering voor Jezus, daar lag ook in een
ontzaggelijke taak voor Kajafas.
Hier zat een menscb, die moest
uitspraak doen over de verantwoording
van den Zone Gods. Een mensch, die
verduisterd was in het verstand en die
moest uitspraak doen over de Waarheid
Gods. Een mensch, die verdorven was van
Die vernedering van Jezus nu
duurt nog voort.
Jezus is naar Gods wil nog onder
worpen aan het oordeel van den
mensch. Nog gaat de vraag uit„wat
dunkt u van den Christus dat is
„Wat denkt gij van den Christus? wat
is uw oordeel over den Christus
Maar daarom is er ook nog die ont
zaggelijke taak.
De mensch moet zich uitspreken over
den Christus. Maar wee dien mensch, wan
neer zijn uitspraak verkeerd is. Dat oordeel
mag maar niet gaan naar willekeur, maar
staat onder de keur van Gods recht.
Het ware begrijpelijk als die mensch
zocht van die vraag maar af te komen.
Toch kan dat niet. In het Paradijs wilde
de mensch als God zijn, kennende het
goed en het kwaadbeoordeelende wat
goed is en wat kwaad. En nu heeft God
gezegd „Goed, gij wilt dat, dan zal het
zoo zijn dan moet gij mensch beoordeelen
het goed en het kwaad wat dunkt u, o
mensch van den Christus
Alleen bij het licht van Gods geest kan
de mensch die vraag goed leeren beant
woorden om van Jezus te getuigen, dat Hij
Gods Zoon is.
Maar velen meenen, dat ze het wel
kunnen zonder dien Heiligen Geest. Een
Daar was bij Kajafas, die over Jezus
moest oordeelen, nog een ander verzuim,
dan dat hij naliet te bidden om den H. Geest.
Daar was ook Zijn verzuim, dat hij
niet genoegzaam gelet had op wat Jezus
leerde en d e e d in het licht der profetie.
Zoo van iemand dan mocht dat verwacht
en gevorderd worden van hèm, die ambts
halve op Jezus moest toezien en over Hem
vonnis velleD.
En te weten wat Jezus leerde en deed
was hem niet onmogelijk gemaakt. Vrijuit
had Jezus gesproken in de Synagoge en in
den tempel. Een reuzentaak had Jezus ver
richt. Gepredikt in vele vlekken en steden
van Judea en Galilea. Teekenen en wonde
ren gedaan.
Maar Jezus moest klagen, dit daar niet
genoegzaam op was geletdat men daar
niet behoorlijk kennis van genomen had.
En als Jezus daarover Zijn rechtvaardige
klacht uitspreekt, dan oordeelt er éen dat
Jezus zelfs zoo niet klagen mocht. Dan
krijgt Hij van een der dienaren een kaak
slag en het verwijt: „Antwoord Gij zöö
den hoogepriester?"
Maar die slag was dan een gruwelijk
onrecht. En het was wel bijzondere, verwon-
deriDg-wekkende lijdzaamheid van Jezus,
als Hij daarop alleen antwoordt met het
zachtmoedige woord„Indien Ik kwalijk
gesproken heb betuig van het kwade, en
indien wel, waarom slaat g$ Mij
Daar was een verzuim bij den hooge
priester en dat was een schuldig verzuim.
Hij had de Schriften moeten kennen,
die van den Christus getuigden. Hij, de
hoogepriester vooral. Het Woord der
Schriften had hij moeten gebruiken om het
als een maatstaf te hebben bij de beoor
deeling der verschijning van Jezus.
Maar van het onderzoeken der Schriften
aangaanden den Messias kwam niet veel.
En van het vergelijken van die Schriften
met de verschijning van Jezus kwam niets.
De heele verschijning van Jezus was hem
te min om daaraan veel aandacht te
schenken. Hoe zou ooit die Jezus de Christus
kunnen zijn 1
En ontbrak zoo dat grondig Schrift
onderzoek en het letten op Jezus in het
licht der Schriften, door dat schuldig ver
zuim kwam Kajafas tot de verwerping van
den Christus, die alleen gekend wordt door
den H. Geest en door het Woord der Schrift.
Hoe bevat dit Schriftdeel dan een ern
stige vermaniDg ook door ons ter harte te
nemen.
Wat een verzuim is er in het onder
zoeken der Schriften.
En wat een verzuim ook in het letten
op de verschijning van Jezus in het licht
der Schriften.
Velen denken niet eens aan Hem. De
gansche verschijning van Jezus is hun niet
de moeite waard er ernstig kennis van te
nemen. Op allerlei „grooten der aarde"
letten ze, maar op Jezus niet. En zijn er,
die nog wel eenige aandacht Hem wijden,
ze zien Hem dan niet in het eenig licht,
waarin Jezus in Zijn grootheid kan uit
komen, in het licht der Schriften.
En het einde is als bij Kajafaseen
ontzettend verwerpen van den Christus
Gods.
Wacht u dan ook voor deze zonde.
Onderzoek de Schriften.
Onderzoek ze, biddende om den H. Geest.
Zie in het licht van die Schritten met
geestelijk oog de verschijning van onzen
Heere Jezus. Dan zult gij van Zijn leer
belijden„Die is de Waarheid", dan zult
ge u scharen onder Zijn discipelen, met
blijdschap van Hem roemende„Hij is de
Christus, de Zoon des levenden Gods".
Heij.
E£BK£LIJK LKYfiM.
Het Gezag der Schrift.
v.
▲bOlltmeiUprtylper kwartaal b| vooruitbetaling f 1,—
Afzonderlijke nummers 8 cent.
AlTtrttBtUprQl t 15 oenf per regelb$ jaarabonnement ran
minstens 500 regels belangrfke reductie
UITGAYI TAK DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentien tot
u i t e r 14 k Vr^dagmorgen te eenden aan de Drukkers
LITTOOTJ OLTHOFF, Middelburg.
TELEFOON 238.GIRONUMMER 42280.
De hoogepriester dan vraagde Jezus van
Zijne discipelen en van Zijne leer.
Jezu» antwoordde hemIk heb vrijuit ge
sproken tot de wereldIk heb allen tijd ge
leerd in de Synagoge en in den tempel, waai
de Joden van alle plaatsen tezamen komen
en in 't verborgen heb ik niets gesproken
Wat ondervraagt gij Mij ondervraag
degenen, die het gehoord hebben, wat Ik tot
hen gesproken hebzie dezen weten wat Ik
gezegd heb.
En als Hij dit zeide, gaf een van de die
naren, die daarbij stond, Jezus eenen kinne
bakslag, zeggende Antwoordt Gij alzoo den
Hoogepriester
Jezus antwoordde hem indien Ik kwalijk
gesproken heb, betuig van het kwadeen
indien wel, waarom slaat gij Mij
Joh. 18 19—23.
De critiek stemt dus één ding alvast aan
ons toe, namelijk dit, dat uit de Evangeliën
duideljjk blijkt, dat Christas in zjjüe ver
schillende uitspraken getoond heeft aan de
Schriften des Oude Testaments Goddelijke
autoriteit toe te kennen.
Maar nu tracht de critiek de kracht van dit
getuigenis van Christus te ontzenuwen, door
te beweren Christus heeft zich eenvoudig ge
schikt naar den gedachtengang van zgne tjjd-
genooten in zijne omgeving. Omdat de Joden
aan de Schriften Goddelijk gezag toekenden,
heeft Jezus 't ook gedaan.
Dat is de zoogenaamde accommodatietheorie.
.Accommodatie" beteekentaanpassiüg, in
schikkelijkheid, toegeeflijkheid.
Dus m. a. w. Jezus heeft zich maar geschikt
naar de bekrompen opvatting der Joden, heeft
zich maar aangepast aan wat de Rabbijnen
leeraarden in dien tijd.
Achter zulk eene opvatting ligt eigenlijk
eene beschuldigingChristus zelf wist wel beter
Dus zou Hü zich schuldig gemaakt hebben
volgens die critiek aan wat men noemtpia
fraus, d.i. vroom bedrog.
Wanneer Christus zich maar schikte naar de
Joodsche opinie omtrent de Schriften des Ondeu
Testaments, doch zelf heel best wist, dat ze
niet geïnspireerd waren, dan heeft Christus
('t is eigenlijk te oneerbiedig om het te durven
beweren) de schare vromelijk misleid en
bedrogen.
Ik voor mij begrijp nooit, hoe menschen,
die zoo iets beweren en durven volhouden, zich
nog naar Christus willen noemen, nog
.Christenen" willen heeten, en zeggen dat ze
.discipelen van Christus" zijn.