Het looo der arbeiders.
Kerk- «n RihMlnl«iwi.
nis omtrent de Oud-testamentische Schriften.
Wanneer Christus aan heel het Oude Testa
ment goddelfjk gezag toekent en leeraart, dat
die Schriften van God zgn, van bovtn zgn, door
den Geest geïnspireerd zjjD, dan hebben we hierin
metterdaad een getuigenis, dat ons een vaste
basis onder de voeten geeft. Vooral tegenover
de Ethische richting in onze dagen, die het
denkbeeld der Schriftinspiratie zooals wg Ge
reformeerden dat hebben, verwerpt, is m.i. een
beroep op 't getuigenis van Christus Jezus van
groote waarde, het beste verweermiddel.
Want als zg dan komen aandragen met de
bewering, dat Christus Jezus zich slechts aan
gesloten heeft aan de gangbare opinie onder
de Joden in die dagen, dan meen ik, dat zulks
ook weer uit de Schrift zelf als onhoudbaar
kan worden aangetoond. Christus Jezus nam
een geheel eigen standpunt in tegenover de
Schrift der O. T. en sloot zich daarin niet maar
aan b|j de Joodsche opvattingen uit dien t|jd,
kwam zelfs op verschillende punten daarmee
openlik in strgd.
We gaan dus nu onderzosken, hoe Christus
de Schrift van het Oude Testament heeft be
schouwd.
En als we dat doen, nemen we aan dat de
Evangeliën voor ons een geschiedkundig be
trouwbare oorkonde zjjn van Jezus' rondwan
deling op aarde.
Wanneer iemand begint met de meedeelingen
uit de Evangeliën omtrent Jezus' leer in twfjfel
te trekken, en meent daarop critiek te moeten
oefenen, ja, dan vervalt ook weer de kracht van
deze onze bewijsvoering voor hem. We moeten
uitgaan van de stelling, dat Christus is Gods
Zoon, onze hoogste profeet en Leeraar, de
Waarheid, die niet anders dan een waarachtig
getuigenis omtrent alle zaken heeft afgelegd.
En we moeten aannemen, dat de Evangelie-
bladen van het N. T. van de verschoning en
prediking van Christus ons een historisch-juist
beeld voor oogen brengen. En wanneer iemand
die grondbeschouwing niet aanvaarden wil, dan
is er ook verder met hem over dit punt niet
te disputeeren.
Dat wil nog niet zeggen, dat we eerst uit
gaan van de Schriftinspiratie der Evangeliën
in het Nieuwe Testamentwant dan zouaen
we uitgaan van iets, dat nog bewezen moest
worden. Maar we nemen wel aan, dat de Evan
geliën een geschiedkundig betrouwbare bron
z|jn omtrent Jezus' woorden en werken.
Allereerst blfjkt uit Jezus' uitspraken, dat
H$ al wat in de Boeken des Ouden Testaments
vervat is zonder eenig voorbehoud, zonder
eenige critiekoefening voor waarheid heeft aan
genomen. En dan geldt dat niet slechts de
profetische woorden in engeren zin, niet slechts
de directe woorden Gods, maar evenzeer de
meedeeling van historische feiten in de Oadtest.
geschriften.
Zoo wordt uit Matth. 19 4 en 5 ons dui
delijk, dat Jezus onvoorwaardelijk aannam het
scheppingsverhaal van man en vrouw, en de
Goddelgke ordinantie daaraan vastgeknoopti
a Daarom zal een mensch vader en moeder
verlaten en zal zijne vrouw aanhangen, en die
twee zullen tot één vleesch zijn, alzoo dat zg
niet meer twee zgn, maar één vleesch. Hetgene
dan God samengevoegd heeft, scheide de mensch
niet". Uit die ongezochte en onopzettelijke
uitspraak van Jezus blijkt duidelijk, hoe Hij
Goddelijke autoriteit toekende aan Genesis
1 en 2.
De zoogenaamde .geloovige" critiek werpt
zich zoo gaarne op de eerste hoofdstukken van
Genesis, maar komt ze dan niet in flagranten
strijd met Christus Jezus, die van dat begin
der Schrift de Goddelgke autoriteit erkende
In Zjjne leerredenen vlechtte Jezus Christus
allerlei geschiedenissen in aan het O T. ont
leend, waa'uit ook blijkt, dat Hg die historische
verhalen in verschillende boeken als volkomen
bebouwbare getuigenissen aanvaardde. Bgv. in
Matth. 12 40, 41: .Gelgk Jonas drie dagen
en drie nachten was in den buik van den wal-
visch (lees zeemonster), alzoo zal de Zoon des
menschen drie dagen en drie nachten wezen in
het hart der aarde. De mannen van Ninevé
zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht)
en zullen het veroordeelen want zg hebben
zich bekeerd op de prediking van Jonas en zie,
meer dan Jonas is hier".
Wederom vraag ikKomt de zoogenaamd
tgeloovige' critiek, die zoo gaarne de histori
sche geloofwaardigheid van het Boek Jonain
twgfel trekt, en meent, dat dit een soort Jood-
sehs roman is, met de strekking om te protes
teeren tegen den bekrompen nationalen eigen-
gerechtigen Joodscben trots, die de Heidenen
te min achtte om er zich mee in te laten,
komt die dan niet in flagranten strijd met
Christus Jezns, die de autoriteit van het Boek
Jona erkent, die de bekeering der Ninevieten
als historisch feit aanvaardt en die niet minder
de waarheid constateert van Jona's toeven in
hst ingewand van den grooten visch, en tege-
ljjkertijd de profetisch-typische beteekenis van
dat wonder aanduidde?
Ik heb met opzet twee uitspraken van Chris
tus naar voren gebracht, waarin Oudtestamen
tische woorden worden erkend, die van criti-
sche zjjde in onze dagen worden aangevallen.
Daarnaast kan gewezen worden op Lucas
17 26 v.v. waaruit blgkt dat Jezus geloof
hecht aan het verhaal van den zondvloed in
Noachs dagen, van de verwoesting van Sodom,
de uitredding van Lot, en het gericht over
Lots vrouw.
Zie voorts Luc. 20 37, waar Jezus uitgaat
van de historie der openbaring Gods aan Mozes
in het brandende braambosch om de opwekking
uit de dooden te bewijzen. Dusdie plaats in
de Schrift (Exodus III) had voor hem godde
lijk gezag.
En dat dit niet alleen geldt de Boeken van
Mozes, maar ook bijv. de Boeken der Koningen
kan opgemaakt uit Lucas 4 2527, voorko
mende in Jezus' rede gehouden in de Synagoge
van Nazareth
.Maar Ik zeg u in der waarheidEr waren
vele weduwen in Israël in de dagen van Elia,
toen de hemel drie jaren en zes maanden ge
sloten was, zoodat er hongersnood werd over
het geheele land en tot geene van baar werd
Elia gezonden, dan naar Sarepta Sidonis tot
eene vrouw, die weduwe was. En er waren
vele melaatschen in Israël ten tijde van den
profeet Elisa en geen van hen werd gereinigd,
dan Neauan de Syriër".
Dergelijke getuigenissen van Christas hebben
voor ons groote waarde, omdat z|j duidelijk
bewijzen, dat Christus de historische geloof
waardigheid van de Boeken des O. T. heeft
aanvaard.
Doch er is nog meer aan te toonen, dat
Christus aan het O. T. Goddelijk gezag heeft
toegekend.
In de 2e plaats gaan we daartoe na, op welke
manier Christus allerlei uitspraken uit het
O. T. aanhaalde.
Kebkhof.
I.
Gaat er een onrecht gebeuren
Gaat er een onheil komen
Wanneer deze beide vragen, beide verband
houdend met het loon der landarbeiders be
sproken worden in de Zeeuwsche Kerkbode mag
vooraf nog wel een andere vraag worden be
antwoord, of nl. deze bespreking wel in een
Kerkbode thuis hoort?
Minder vriendelijk is wel eens gevraagd,
wanneer ble k, dat een predikant ook voor dat
stuk van het leven in zijn gemeente belang
stelling toonde: .Wat heeft nu een dominee
te maken met het loon van een arbeider
Wie zóó vraagt en dan blijkbaar oordeelt,
,dat die dominee daarmee natuurljjk niets te
maken heeft", vindt evenzoo ook overbodig, zoo
niet ongepast, dat in de Kerkbod* daarover
gehandeld wordt.
Er mag dus allereerst wel iets worden ge
zegd tot rechtvaardiging van dit artikel en tot
opwekking er kennis van te nemen.
Die rechtvaardiging nu is. voor die even
willen nadenkeD, ook niet moeilijk te geven.
Wanneer in de loor questie niet ééa geestelijk
element laf, zou terecht kunnen geoordeeld
worden, dat de bespreking daarvan niet thuis
hoorde in een Kerkbode en dat een Dienaar
des Woords gerust z:ch van elke belangstelling
voor die vraag kon verre houden. Een artikel
over bemestingsleer of betere methode van vee-
voedering zou daarom zeker daarin misplaatst
zijn en belangstelling voor die vragen bjj een
Dienaar des Woords zou met goeden grond
verwondering kunnen wekken. Bsider taak toch
ligt zeer speciaal op geestelijk terrein.
Maar niet ééo Gereformeerde, niet één Chris
ten, die bg de Schrift leeft, zal in ernst kunnen
beweren en volhouden, dat de loor quaestie met
geestelijke vragen niets te maken het fc en dat
de bg die quaestie betrokkenen en dan nog
soms zeer eenzijdig als werkgevers onder elkaar
ze zouden kunnen uitmaken, zonder zich te
bekommeren om de geestelijke vragen, die daar
mee in nauw varband staan.
Laat ook de H S. zich niet in met het loon
Doet dat niet de apostel Jacobus in het 5e
hoofdstuk van zgn brief? Doen dat niet ook
Israels profeten En zou de Schrift, zouden
apostelen en profeten zich ook met die loon-
quaestie hebben ingelaten, wanneer ze geenerlei
verband hield met da geestelijke dingen En
blijkt dan daaruit niet, dat deze loot quaestie,
al ligt ze niet in het centrum van het geestelijk
lever, daarvan toch niet zóó ver afligt als som
migen zich wel eens zoeken wgs te maken
En dat ze in elk geval ligt binnen de sfeer,
die door dat centrum zeer bepaaldelijk wordt
beheerscht
Maar als de H. S. beginselen aangeeft, die
ook b|j de loonsbepaling moeten gelden, en als
de apostelen en de profeten als Dienaren Gods
toorndenwanneer van die beginselen werd af
geweken, dan is wel voldoende de vraag beant
woord of ook nu nog een Dienaar des Woords
in zijn qualiteit en een Kerkbode zich verre
hebben te houden van dat terrein. Dan blijkt,
dat ze integendeel misschien eer van ontrouw
aan hun ambt zouden te beschuldigen zgn,
wanneer ze, gemakshalve en om mogelijke on
gunst van menschen te ontgaan, zich hielden
als gingen deze vragen hun ganscheljjk niet aan.
Kan dus niemand er gegrond bezwaar tegen
inbrengen als ook in de Kerkbode deze zaak
besproken wordt, ze dient dan hier bezien te
worden in het licht der beginselen, die Gods
Woord ons voor dit levensterrein geeft.
Als een grondbeginsel is dan zonder vrees
voor tegenspraak wel aan te merken, dat
ook bp de loon quaestie te rekenen is met het
recht. Met het recht Gods, om ook daarvoor
zgn ordinantiën te geven en met het recht,
dat God in die ordinantiën ook aan den mensch,
den werkgever zoowel als den werknemer toe
kent. De loon quaestie is, bezien in het licht
van Gods Woord, nog een andere zaak dan die
van .vraag en aanbod", ze is ook een rechts-
quaestie.
Met dat recht is te rekenen en dat is een
eerste zaak, waarop te letten valt bg de vraag,
op welke wijze het loon van den werknemer zal
worden bepaald.
Daar is een recht van den werkgever. Hg
heeft recht bg de bepaling van het loon reke
ning te houden met wat zgn bedrijf dragen kan.
Maar daar is ook een recht van den werk
nemer. Deze heeft het recht bg de bepaliog
van het loon rekening te houden met wat hg
behoeft, om zgn gezin met God en met eere
te kunnen onderhouden, want met die roepiDg
wordt bg van Godswege geroepeD. Ons huwe
lijksformulier, waarin die roeping omschreven
wordt, is niet alleen in gebruik bg het huwelgk
van een werkgever, maar ook van een werk
nemer.
Brengt de eisch van het recht mede, dat bg
de bepaling van het loon gerekend wordt met
hot recht van den werkgever, en met dat van
den werknemer, dan vloeit daaruit aanstonds
een andere eisch voort, nl. dat beide bg de
bepaling van het loon worden gekend, d.w.z.
erkend in bepaalde qualiteit; de werkgever als
werkgever, maar ook de werknemer als werk
nemer. Ook het laatste. De werknemer moet
daarin worden gekend Dat is dus nog wat
andersdan dat hg wordt gehoord aangaande
zgn verlangen. Hg moet worden gekend in de
bepaalde qualiteit, waarin God hem stelt tegen
over den werkgeveron dat is niet als een
rechtlooze slaaf maar als een mensch naar Gods
Beeld geschapen, die naar Gods ordinantiën
ook rechten heeft.
Met dat recht is du9 strijdig dat eenzijdig
door de werkgevers bet loon wordt bepaald, en
deze z o onder elkander maar eens uitmaken,
wat ze den werknemers als loon zullen uitkeeren.
Zulke souvereinen zgn de werkgevers niet. Zoo'n
macht heeft God ze niet gegeven en mogen zg
zich niet aanmatigen. Het zou wel gemakkelijk
voor hen zgn zoo'n macht te bezitten en mis
schien ook wel voordeelig, maar zg mogen zich
niet laten leiden door de vraag, wat is voor
ons gemakkelijk en voordeelig, maar welk recht
geeft God ons. En gebruik van een macht, die
niet steunt op recht is machtsmisbruik en zonde
tegen God.
En met dat recht is dan ook in strgd, dat
de werkgevers eenzijdig het loon onder elk
ander bepalende bg die bepaling cdleen reke
ning houden met wat hun bedrijf dragen kan
en niet ook met wat de werknemer behoeft,
om zgn gezin met God en met eere te kunnen
onderhouden, want ook dat laatste is een zaak,
waarmee naar het recht moet rekening gehou
den worden.
Nu is zeker denkbaar, dat die beide zaken
wel eens moeilgk met elkaar in overeenstem
ming zgn te brengen. Het kan voorkomen, dat
het bedrijf niet toelaat den werknemer een
zoodanig loon uit te keeren als hg zou noodig
hebben om behoorlijk te kunnen leven. Maar
als dat geval zich voordoet mag de oplossing
van die moeilijkheid niet daarin worden gezocht,
dat alleen de werknemer zich dan maar moet
bekrimpen in de uitgaven voor zgn gezin, maar
dan mag dat met evenveel recht gevra-gd worden
van den werkgeverdaar ze beide voor God
gelgk staan.
En wordt van dezen eisch afgeweken en ge
schiedt er zoo onrecht, dat onrecht wordt dan
niet gesanctioneerdniet gewettigd, als de werk
nemers zich onderwerpen aan wat zoo, in strgd
met het recht, hun wordt opgelegd. Hun ont
breken de middelen, om tegen dat machtsmis
bruik een andere macht te stellen, om dat te
keeren. Maar dat onrecht bljjft onrecht. En dat
onrecht wordt dan door de werknemers ook
als ean onrecht gevoeld. En in dat gevoel ligt
een prikkel om te zoeken naar een macht, die
zg zouden kunnen stellen tegen de macht der
werkgevers. Ea zou het hun op den duur ge-
lakken zulk een macht te vinden in organi
satie, dan zou men het kunnen beleven, dat er
een strijd uitbrak tusschen die beide machten
met al de ellende en met al de verbittering
aan zulk een strgd verbonden. Maar de schande
van zulk een strgd, en de zware verantwoorde
lijkheid voor zulk een strgd zou dan in de
eerste plaats moeten gelegd op hen, die, af
wijkende van het recht, tot het ontstaan van
zulk een strgd aanleiding gaven
En hier reeds is de eerste vraag te stellen,
die boven dit artikel geplaatst werd gaat er
een onrecht gebeuren
Uit wat men zoo hoort, als men woont te
midden van de kinderen zjjns volks, krggt men
den indruk, dat het bg de loonsbepaling in
vele gevallen niet gaat naar dezen eisch van
het recht.
Dan wordt weinig rekening gehouden met
het recht, dat naar Gods recht, ook een werk
nemer heeft.
Dan wordt eenzijdig door de werkgevers het
loon bepaald, en is het al veel als de werk
nemers nog worden gehoord.
Ea dan wordt eenzijdig ook bg de bepaling
van het loon, wel gerekend met de draagkracht
van het bedrijf, maar niet met wat een werk
nemer behoeft om zgn gezin met God en met
eere te onderhouden.
Ea cds nu deze dingen alzoo werkelijk zou
den zgn, dan zou er onrecht geschieden.
En moge dan hieraan tenslotte nog worden
toegevoegd, dat er zeer zéker onrecht zou ge-
pchieden, wanneer werkgevers hun eens gegeven
belofte zouden gaan verbreken en minder loon
zouden gaan geven dan door hen was toege
zegd. Heij.
DRIETAL TE
ZoutkampTb. A. Bergsma, te Drogeham.
J. Hoekstra, te Ten Post.
W. fl. v. d. Vegt, cand. te Zwolle
TWEETAL TE
Glanerbrug W. van Gelder, te Langeslag.
W. H. v. d. Vegt, cand. te Zwolle
Almelo: J. Wjjmenga, te Dronrgp.
R. K. M. Hummelen, te Heerenveen.
Haarlem Dr. S. P. Dee, te Dwingeloo.
IJ. v. d. Zee, te Nieuw-Vennip.
BEROEPEN TE
WestbroekJ. Bosch, te Alteveer.
Smilde L v. Wjjk, te Ede.
Brouwershaven en Pieterburen W. H. v. d
Vegt, cand. te Zwolle.
GlanerbrugW, van Gelder, te LaDgeslag.
Almelo: J. WümeDga, te Dronrgp.
Maasland A. Tbielen, te Axel.
MaastrichtA. G. Wolf, te Loenen-Vreeland.
Hellevoetsluis W. Back te Pgnaeker-Nootdorp.
AANGENOMEN NAAR
IJlst: D K. Wielenga, vroeger miss. pred op
Soemba.
Ferwerd A. J. Fanoy, te Oosterzee.
BEDANKT VOOR
Molenaarsgraaf, Sprang, Lsimuiden, Vrghoeven-
Capelle, Zuid-Boierland en ZalkD. K.
Wielenga, emeritus missionaris.
BrusselK. Schilder, te Gorcum.
Giessen-Oude en NieuwekerkH. de Brugn,
te Nieuwendfjk.
RozenburgJ. van Henten, te Oldekerk.
Hasselt: J. van Herksen, te Twgzel.
INTREE TE
Gaast en Ferwoude H. Boswgb, met Joh. 18
(bevestigd door H. Veldkamp, met
Jes 62 6a).
Paesans en ModdergatD. G. A. Brouwer, met
Fil. 3 1214 (bevestigd door J.
Wgmenga, met Ef. 2 20—22
AFSCHEID VAN
HeinkenszandP. v. Djjk, met Fil. 1 27.
Nieuwendam B. Wentsel, met Matth. 1116-19
Wons: R van Reenen, met 1 Cor. 15 58
Vrederaat.
De af deeling Terneuzen, der Vereen, tot
Christel. Verz. van Krankzinnigen in Zeeland
hield Woensdagavond hare jaarvergadering.
De voorz. G. Meertens sprak een passend woord.
De penningm. rekende een batig saldo voor.
Tot afgevaardigde naar de Algem. Verg. werd
gekozen P. Fraanje. Een bjjdrage werd gele
verd over: Mozes, Israël en het tegenwoordige
geslecht door J. J. de Jager. Br. Rouw had
bijeengegaard voor den nieuwen kerkbouw te
Vrederust f 901.75.
Besloten werd a.s. winter D.V. een spreker
te doen optreden en H. v. Wgck zegde boven
dien toe een lezing te houden. Op verzoek van
den voorzitter sloot D. H. Littoojj met dank
gebed.
In een onzer Friesche kerken werd, naar
de Stand, meedeelt, ten einde te komen tot
vlugge vervulling der predikantsvacature, voor
gesteld het tractemeut van den te beroepen
dienaar met duizend gulden te verhoogen en
tevens vrij gebruik van een auto ten dienite van
den arbeid in de gemeente te verzekeren. Op
gemerkt werd, dat de vertrokken herder en
leeraar, die met ijver zgn ambt waarnam en
zonder auto veel voor de gemeente heeft gedaan,
dan te weinig had genoten. Ea zoo gebeurde
het, dat werd besloten den vroegeren predikant
alsnog duizend gulden te doen toekomen, om
dat de broeders nu tot de overtuiging kwamen
dat er te karig was gesalarieerd.
Gelukkig dat Z Eerw. nog niet gestorven is.
Men komt tot zulke conclusies ook wel eens
na iemands dood.
Tot verpleegster in het Zendingshospitaal
te Poerworedjo (terrein van de Utrechtsche
Zending) onder leidirg van dr. J. C. Fiach zjjn
benoemd zuster G. A. Both (thans in het
Tesselschadeziekenhuis te Amsterdam) én zuster
C. Versteeg (in het Wilhelmina-gasthuis aldaar).
De Classe Sneek nam aan een geamen
deerd voorstel-Scharnegoutum, aldus luidende
.De Classe besluit de Kerken binnen haar
ressort op het hart te binden, dat zg bg het
zelfstandig vertrek van Doopleden van de eene
kerk naar de andere niet enkel doopbewijs af
geven, maar ook behalve de mededeeling van
de plaats van hun verblgf inlichtingen geven
omtrent catechisatie- en kerkbezoek en levens
gedrag. Bg art. 41 K O. zal telkens onderzocht
worden of hieraan de hand wordt gehouden".
Volgens meedeeling van dr. Hepp in de
Reformatie is het grootste deel van de biblio
theek van prof. Bavinck aangekocht door het
Bavinck-comité om het aan de V. U. aan te
bieden. Alleen die werken zjjn uitgezocht, die
de V. U nog niet bezat, en voor haar van
waarde werden geacht. Saam een rjjkë verzame
ling, welke menige andere Universiteits-biblio-
theek ons benijden kan
Te Emmen besloot de kerkeraad tot den
bouw eener nieuwe kerk, met toren, en ver
gaderzaal.
De te Oosterbeek gehouden bazar voor den
bouw eener nieuwe kerk bracht op f 2500.
Te Arnhem zal de kerkeraad Oostwaarts
en Westwaarts in de stad zoeken naar een
vergaderplaats voor de gemeente. Gunstige ver
schijnselen van uitbreiding der Geref. Kerken
doen zich in den laatsten tjjd vele voor.
De Classe Dordrecht besloot een protest
in te dienen tegen de toepassing van art. 14
K. O. inzake de beslissing in de kwestieds.
Voükenberg door de Part Syaode van Zuid-
Holland Z genomen, en vraagt revisie aan van
bedoeld artikel.
In de Kerkbode van N.-Brab. deelt ds
Goris van Zevenbergen het volgende merkwaar
dige feit mede
.In het jaar 1906 werd door de Petras
Canisius-vereeniging uitgegeven ten dienste van
de Roomsche leeken een zoogenaamd Nieuw-
Testament, bevattende de H Erangeliën en de
Handelingen der Apostelen. Over deze uitgave
gaven de Aartsbisschop van Utrecht en de
Bisschoppen van Breda, 's Bosch, Roermond en
Haarlem hun goedkeuring.
Maar toen op het eerste Erangelisatie-Con-
gres op dit boekje waarin afgedrukt stond
de wenEch dezer hoogwaardigheids-bekleeders
.dat het weldra in geen enkel katholiek huis
gezin zal ontbreken" de aandacht werd ge
vestigd, volgde al spoedig in de bladen van
Zuid-Nederland een waarschuwing Ea
twee jaar later kon in geen Roomschen boek
handel mser worden gekocht deze geautoriseerde
en goedgekeurde uitgaaf."
Ds. Renting van Winterswijk hoopt 19
Maart zgn 25-jarig ambtsjubileum te vieren.