Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland,
36e Jaargang.
Vrijdag 17 Februari 1922
No. 7
UIT HET WOORD
Redactearen Db. L. BOIJMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Taste medewerkersD.D. P. TAN DIJK, F. J. v, d. ENDE, A. C. HEIJ, B. MEIJER, F. STAAL PznR. J. v. d. TEEN en F. W. J. WOLF.
PBRSVBRBBH16IM6 ZMüWSgBB KERKBODB.
Adres vu de Administratis
Firma LITTOOIJ A OLTHOFF, Middelburg,
DEVERTROUWENSKWESTIE GESTELD
Zelfs de musch heeft 'n huis en de
zwaluw bouwt 'n nest voor zich.
De vogelen vliegen bij het vallen van
den avond over de veldeü, om 'n schuil
plaats te zoeken voor den nacht.
De vossen hebben holen en de konijnen
van Zeelands duinen springen en dar
telen, omdat zij zich veilig weten bij die
holen, die hen beschermen tegen alle gevaar.
Geen schepsel Gods, of het heeft 'n
toevlucht.
Wij hebben 'n schuilplaats, 'n toevlucht,
'n burg, 'n huis.
Maar wij zijn zooveel meer dan de dieren
des velds, omdat de ziel zooveel meer is
dan het lichaam wij hebben daarom ook
zooveel hoogere schuilplaats noodig.
Zeker, ons lichaam moet rusten in onze
woning, maar onze ziel vindt in die woning
geen rust.
Waar vindt zij die?
In have en goed?
O zeker 1 die zijn van onberekenbare
waarde in ons leven, maar juist bij het
einde van dat leven verlaten ze ons. En
al zouden ze ook altoos de onze^blijven
vrede brengen ze niet.
In eere misschien?
Als die ons rechtmatig toekomt, schenkt
ze ons ongetwijfeld zielegenot maar
schenkt ze ons nut en blijft ze het doen?
Vinden we rust in de liefde dan
Ze is meer waard dan robijren en we
zouden verachten, die de robijnen boven
de liefde stelt.
Maar dit alles, we kunnen er 'n wijle
in opgaan, maar blijvende ru3t schenken
ze niet, en eeuwige rust allerminst.
Laat dan de gierigaard niet zeggen tot
't geld, de eergierige niet tot de eer, de
in-liefde-gelukkige niet tot de liefde op
u vertrouw ik.
En 'n christen doet dit ook niet.
Hij kan wel te veel waarde aan het geld
hechteD, hij kan wel te veel aan eigen
eere denken, hij stelt soms wel vrouw of
man of kind boven God maar toch
leeft op den bodem van zijn hart de
overtuiging ruste, waarachtige rust, rust
niet alleen voor het toekomende maar ook
voor dit leven is er alleen in God.
Hij weet al handelt hij er ook niet
altijd naar geld en eere en liefde: alles
vergaat, zooais ook het nest van de zwaluw
wordt uitgehaald, de bosschen der vogelen
worden omgekapt en de holen der konijnen
ingetrapt.
Ruste is er alleen in God.
Alleen is het de groote vraag, groot om
haar belangrijkheid, of de christen in zijn
denken en handelen door deze waarheid
zich beheerschen laat. Dat hij eraan
denkt en er naar doet en het zelfs
ook zegt: „Mijn Toevlucht en mijn
Burgmijn God, op wien ik vertrouw".
Vaak is hij er verre vanaf.
Maar als dan de tegenheên weer komen,
de idealen bij de hand worden afgebroken,
we niet kunnen steunen waarop we
tcch steunen wildenoch, dat geldt
dan alles wel het tijdelijke, maar dat brengt
dan de rijke geestelijke vrucht, dat men
opnieuw weer doorleven gaat: mijne ver
wachting is niet van deze aarde.
We deden het te weinig, en daarom
zeggen we het dan opnieuwop U, o Heere,
betrouw ik.
En als we dan alle bezwaren loslaten en
geheel ons vieren laten, gevoelen we
de ruste in God soms diep, zeer diep aan.
Dan steunen w ij op God, meer dan de
vogel de ruste aanvoelt in het nest en de
konijnen zich veilig weten in hunne holen.
Veilig bij God.
Dan steunt de broze mensch op zijn
eeuwigen God.
Dan i s hij gekomen tot Jezus, vermoeid
en belast, en ervaart bij de rust.
En dit „op U Heere vertrouw ik" (dat
weer opwelt door de bittere ervaring, dat
in niets anders de ruste is) dit stellen van
de vertrouwenskwestie wordt dan hoelanger
hoe meer het kenmerk van ons leven.
Niet 'n er.kele maal, maar heel ons ge
bedsleven wordt steeds meer de uiting
van het vertrouwen op God.
En we zeggen het voortdurend, en we
blijven het zeggen, en we zullen het zeg
gen nog bij ons sterven: „mijn God, op
Wien ik vertrouw". Wij zetten ons dan
in de schuilplaats des Allerhoogsten, en
daarom vernachten wij in de schaduw des
AlmachtigeD.
Ook in den nacht van den dood.
Middelburg. Telkamp.
K1BBJ3L1JK IsMYMN.
Vijftig jaar predikant.
Het Gezag der Schrift.
Zeeuvscbe Kerkbode.
iboniemeBtsprQSsper kwartaal b|j vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummer? 8 cent.
A6vert«BtUprgi t 15 cent per regelbg jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie
UITGAYI VAM DE
Berichten, Opgaven Preiikbeurten en Advertentiè'n tot
u i t e r 1 k Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
Ik zal tot den Heere zeggen
Mijne Toevlucht, en mijn Burg!
mijn God, op wien ik vertrouw.
Ps 91 2.
Ook wij meDSchen.
Als ik me niet vergis, zjjn er nog drie
emeriti-predikanten in leven, die hun opleidiDg
ontvangen hebben bg ds Klinkert te Rotter
dam en die studeerden tijdens de vereeniging
van twee kerkengroepen op de Synode te Mid
delburg in 't jaar 1869. Zjj berinneren aan
een overgangsperiode op kerkelgk gebied, welke
gezegende gevolgen beeft gehad. Op enkelen na,
die niet meegingen, werden toen de Kerken
onder 't kruis vereenigd met de afgescheidene
Kerken, welke sedert dien tgd bekend hebben
gestaan onder den naam van Christelijke Ge
reformeerde Kerk. Wij kunnen ons baast niet
meer voorstellen, dat z|j een dertigtal jaren
naast elkander hebben gestaan en elkander
dikwijls hebben bestredeü, wijl bet niet voort
vloeide uit verschil over hoofdzaken, maar over
bijzaken. De verhouding tusscben deze beide
groepen van Kerken was ongeveer gelijk aan
die, welke thans bestaat tusscben de Geief.
Kerken en de Gereformeerde Gemeenten. Doch
in 1869 kwamen zg samen en de tijd heeft het
gebeele verschil doen vergeten, zoodat men er
thans niets meer van merkt.
Bg die vereeniging werd bepaald, dat de
studenten, die bg een of anderen predikant
zich voorbereiden voor de bedieniog des Woords
big ven konden, waar zg waren en niet behoef
den te gaan naar de Tbeol school te Kampen.
Tot deze leerlingen behoorden de emeriti-
predikanten Baaij, Scbeps en v. d. Mast. Ds.
Baag in Zeeland algemeen bekend werd te
Leerdam bevestigd en beeft nu in diezelfde
plaats herdacht zgn vijftigjarige ambtsbedie
ning. Het is een zeldzaam voorrecht, 't welk
hem te beurt is gevallen, want hg is bgna al
dien tgd in actieven dienst gewesst en nu nog
reist hg naar verschillende plaatsen om er des
Zondags bei evangelie te preeken. Het heeft
hem zeker goed gedaan, dat hg in de gemeente,
waar hg het eerst den herderstaf opgenomen
heeft, ook gedachtenis heeft kunnen houden,
wat zgn Zender een halve eeuw voor hem ge
weest is.
De Zeeuwsche Kerkbode verheugt er zich
over, dat hg zoovele jaren in ons gewest de
kerk van Kamperland heeft kunnen dienen en
dat hg door zgne verschijning en door zgn
practisch woord op zoo menige kerkelijke ver
gadering iets goeds heeft mogen doen. Onlangs
las ik, dat iemand, wien elke gave van humor
ontbreekt, nooit predikant moest worden, welnu,
onder de zoodanigen behoort men ds. Baag
niet te rangschikken, want hg ziet nu nog
altgd de luim van het leven. We hopen, dat
hg nog eenigen tgd de beschikking moge hou
den over zgn lichamelijke en geestelijke krech-
ten, en dat hg nog moge voortgaan met de
verkondiging, dat de Heere goed en recht is.
Ook ds. Scheps heeft in de gemeente te De
venter, in wier midden hg nog leeft, en zoo
vele jaren heeft gearbeid, mogen gedenken
den weg, waarlangs de Heere hem geleid heeft.
Bouma.
i.
Naast de openbaring, die God van Zich-
zelven geeft in de natuurgaf Hg aan de zon
daarswereld ook eene bizondere openbaring om
haar te leiden tot kennis der deugden Gods,
die Hg openbaart in de verlossing van zondaren.
De kennis van die bizondere openbaring is ons
allen ter zaligheid onmisbaar. Van de vastig
heid en zekerheid dier bizondere openbaring
moeten wg dan ook ten volle overtuigd zijn.
Dat punt is in onze dagen weer in 't bizonder
in het geding, nu van verschillende zgden
afbreuk gedaan wordt aan het Goddelijk gezag
van de Heilige Schrift. Over deze kwestie
wenschen we enkele ertikelen te schrijven,'niet
om ongeloovigen te overtuigen, maar om de
geloovigen in hun geloof te sterken. Want het
Goddelijk gezag derSchriffc zal nooit met verstan
delijke redeneeriügen en argumentaties zóó
bewezen kunnen worden, dat een natuurlijk
mensch, die de dingen des Geestes Gods niet
verstaat, er zich door laat gezeggen. Ook hier
geldt de uitspraak van Jezus„Tenzij dat
iemand wederom geboren worde, hg kan het
Koninkrijk Gods niet zien," Joh. 3 3. Voor
zoover wg bewgzen trachten aan te breDgeü,
zullen die dan ook alleen geldigheid kunnen
hebben voor het geloovig bewustzgn. En aan al
de tegenspraak, die van ongeloovige zijde hier
tegen ingebracht wordt, behoeren wg geen
gehoor te verleenen, aangezien het erkennen
van het Goddelijk gezag der Schrift is en blyft
een zaak des geloofs.
God spreekt tot ons door en in Zjjn Y\ oord.
Maar nu vraagt de Heere van ons niet, dat
er bg ons eerst verstandelijke zekerheid moet
zgn van de waarheid en vastheid van dat Woord,
om daarna te vorderen dat wij er in zullen
geloovendan ware geloof eigenlijk geen ge
loof meer maar omgekeerd, eerst wordt van
ons gevraagd geloof in dat Woord, een buigen
er voor, een gehoorzamen er aan, en dan
worden we in den weg des geloofs met ver
standelijke redeneeringen en overleggingen ook
hoe langer zoo meer overtuigd van de zekerheid
en onfeilbaarheid van het Woord Gods. Wie
begint met de Schrift geloovig te aanvaarden
als het Woord Gods, zal voortdurend meer
bewgzen ontvaügen dat inderdaad dit Woord
de waarheid is.
Hoe zgu we aan de Schrift gekomen
Ze is uitvloeisel van Gods eeuwigen raad ter
verlossing. God de Heer heeft Zich aan de in
zonde gevallen menschenwereld willen open
baren als de God des ontfermeos.
Hoe kon dat geschieden
Om God eenigermate te keonen en te be
grijpen, beschouwen we allereerst den naar Zgn
beeld geschapen mensch. Daarvan valt voor ons
veel te leereu.
Als een mensch zich wil openbaren, hoe doet
hg dan Dan gaat hij persoonlijk naar een
ander toe en laat zich ziendat is de ver
schijning. Of hij spreekt voor een ander uit de
innerlijke gedachten die bg hem leven
dat is de openbaring door het woord. Of hg
verricht sprekende dadeD, die een getuigenis
van zgu macht afleggendat is de open
baring door daden en werken. Of hg laat ge
schriften na, bgv. eene autobiographic (levens
beschrijving van zichzelven) of zgne verzamelde
gedachten.
Zoo gaat 't onder menschen toe, als zjj zich
aan anderen willen openbarenen in dat alles
zgn de menschen slechts kleine afbeeldingen
van den hoogen en verhevenen God, die zich
zelven wilde openbaren aan de zondaarswereld.
God de Heer is ook zelf verschenen reeds aan
Adam in het Paradijs, heeft tot Adam gespro
ken en hem geopenbaard het geheim van den
weg der verlossing.
Voorts heeft de Heer zich geopenbaard door
de woorden der profeten, met Mozes te be
ginnen. Eu in allerlei wonderen der verlossing
heeft de Heere getoond, dat Hg de Machtige
was om uit allen nood en dood te verlossen. In
Christus is God geopenbaard in het vleesch. In
de Schriften zijn de gedachten Gods neergelegd.
&Over dit punt, hoe de bizondere open
baring tot stand kwam, ware nog veel meer
te zeggenmaar we vatten slechts even de
kern der zaak saam, om nu te komen tot ons
onderwerp, dat ons verder zal bezig houden.
De bizondere openbaring toch, die God de
Heere in vroeger eeuwen van 't Paradijs af
geschonken heeft, was bestemd voor de men
schenwereld van alle eeuwen. Die zelfopen
baringen Gods waren niet slechts voor die
enkele personen, die ze destgds ontvingen,
maar die moesten overgeleverd worden aan
heel het menschelgke geslacht, dat na hen
komen zou. 't Was dus van het hoogste belang,
dat die bizondere openbaring Gods aan de
navolgende geslachten juist en zuiver werd
overgeleverd. Daarom heeft God de Heere er
ook in Zgne bizondere voorzienigheid voor ge
zorgd, dat die openbaring voor de kerk uit
alle eeuwen werd bewaard en te boek gesteld.
Wat zou de bizondere openbaring Gods in
vroeger eeuwen te beteekenen gehad hebben,
als die openbaring niet aan de navolgende ge
slachten in betrouwbaren vorm waren overge
leverd Indien de Heere wel eene heerl$ke
openbaring aan het menschdom schonk, maar
er niet voor gezorgd hadde dat die openbaring
ook onfeilbaar van geslacht op geslacht bleef
voortbestaan, dan zou God de Heere (men-
schelgkerwgze gesproken) stukwerk geleverd
hebben. Zoo iets ook maar van God te ver
onderstellen, ware een tekortdoen aan Zijne
volmaaktheid, aan Zgn wgsheid en almacht.
Wanneer we gelooven aan het feit, dat God
eene bizondere openbaring gegeven heeft aan
de zondaarswereld, haar tot kennis der zalig
heid, dan kunnen we niet anders dan van
dienzelfden Ontfermenden God ook aannemen,
dat Hg zorg droeg voor eene getrouwe over
levering van die opanbariog in den loop der
eeuwen. Gods eigen WezeD, deugden en vol
maaktheden staan daarvoor borg.
Zou een memch reeds niet zorgen, dat zgne
gedachten en uitspraken aan navolgende ge
slachten zoo zuiver mogelgk worden overge
bracht
Waarom dan niet God, die alle dingen re
geert, die over alle instrumenten te beschikken
heeft, die 's menschen geest in zgn binnenste
formeert en die geesten naar Zgn welbehagen
beheerscht, beïnvloedt en met gedachten vervult
Door de zonde en hare inwerking op het
menschelgk verstand, is er in den gewonen loop
der dingen onder de menschen geen onfeilbare
traditie te vinden.
We hebben in zake de meedeeliog van vroe
gere gebeurtenissen nooit zekerheid, dat ons
alles met getrouwe eu preciese nauwkeurig
heid juist overeenkomstig de werkelijkheid is
overgeleverd.
Rotsvast staat Paulus' uitspraak in Rom. 3 5 4
Doch God zi/ji waarachtigmaar alle mensch
leugenachtig
De waarachtige God zou 't niet kunnen dul
den of gedogen, dat eene leugenachtige open
baring van Hem den menschen wierd in handen
gegeven.
Indien dan ook de overlevering van de bi*
zondere openbaring Gods alleen op gewone
menschelgke manier van geslacht op geslacht
ware overgeleverd, dan zou metterdaad ook
ontbreken de zekerheid, dat deze overgeleverde
openbaring juist was Daü zou zg het kenmerk
van onfeilbaarheid en van betrouwbaarheid
missen. Dan konden we op onzen bgbel vol
strekt niet aan. Dan zou de Schrift voor onB
niet meer gezag hebben dan de geschiedboeken
van oude Grieksche en Romeinsche schrgvers.
Ieder geloovige gevoelt aanstonds, dat het
eigenlgk in strgd is met Gods eigen Wezen,
met Gods waarachtigheid en volkomen be
trouwbaarheid, indien Hg ons een Schrift als