K£BK£LIJK L1YEM. De Antirevolutionaire Partij en het ministerie Ruys de Beerenbroek. Uit de Pers. Mooi en slecht. Kerk- en »<hMlnl«iwt Olfidëtlt Berichten. De brochure geeft eerst de motie Sneek, welke een luide klacht is en welke reeds in onze kriDgen bekendheid heeft verkregen. Voorts is het begin reeds teekenend. Het luidt: „Er heerscht in onze Antirevolutionaire party groote en diepgaande ontstemming. Die ontstemming is vrij algemeen. Ik had het ge noegen in den afgeloopen zomer met broeders uit verschillende provinciën en van verschillende maatschappelijke positie te spreken over het leven in onze party en overal hoorde ik de zelfde klachten. En omdat die klachten uit drukken, wat ik zelf gevoel en ze m. i. gerechtvaardigd zyn, wil ik ze in 't publiek mee- deelen. In de hoop, dat ons antirevolutionair volk krachtig wil spreken en we den ver- derfelyken weg dien we in den oorlogstijd hebben ingeslagen, mogen verlaten, om tot de oude paden terug te keeren, opdat we het heerlijke beginsel, dat we belijden ons meer waard zij dan het uiterlijk succes". Reeds lang werd gevoeld, dat de actueele politiek op een spoor was geraakt, waardoor ons vaandel steeds meer verbleken zou. Scherp wordt dit gezegd. Ik schreef daartoe af, wat er staat op bladzijde 5 en 6„Onder Dr. Kuypers leidiüg was onze party sterk ge worden. Zij stond in de branding van den politieken strijd, op haar vielen de slagen. De verliezen waren soms zwaar. Maar soms was de voorspoed haar deel. Met schoone verheffende geestdrift wierpen de troepen zich in de stem busstrijd. Warmte en bezieling golfden ons tegeD, uitingen van de hartstochtelijke waar achtigheid van ons beginsel. Wy waren een politieke macht gewordeü, waarmede tegen standers en geestverwanten moesten rekenen. En het gelukte dikwijls een onzer groote be ginselen in de wetgeving te doen eerbiedigen. Hoe is dit alles in korte jaren veranderd! Sinds de veldheerstaf aan onzen grooten leider ontviel zijn we als party afgezakt en wordt er met ons bitter weinig meer gerekend. In de wetgeving gaat men rechtdraads tegen onze beginselen iü, ja het schijnt wel, dat men het zelfs niet meer noodig acht, onze gevoe ligheden te ontzien. By de onderwijswet van 1920 zyn al de wenschen, die meer bizonder de Antirevolutionairen voorstonden en die door de groote onderwys-organisaties op het gebied van het Christelyk onderwijs werden geiecht, onder felle bestrijding van de Roomsch-Katho- lieke en Chr. Historische Kamerfractiën afge wezen. De eischen van links werden poeslief ontvangen en in de wet gebrecht. Voor too- neelspelers was er gelegenheid om hun wenschen aan Zyn Excellentie mee te deelen, zy werden met de meeste welwillendheid ontvangen, maar een deputatie van het Ger. Schoolverband zag zich verwegen naar een ondergeschikt ambte naar. Daarvoor had Zyn Excellentie geen tyd. Aan het tooneel werd subsidie toegestaan, maar aan de Vrye Universiteit werd het geweigerd. Blykbaar was het niet meer noodig de Anti- Revolutionaire Party en haar gevoeligheden te ontzien. Tot zulk een onbenulligheid zyn we afgedaald. Deze aanhef klinkt forsch. Maar men moet niet denken, dat het daarmede voorbij is en de schry ver zyn hart geheel gelucht heeft. Dit zij verre. Om u dit te bewyzeü, behoef ik niets anders te doen dan af te schry ven, wat daarop onmiddelyk volgt. Men is van meening, dat de huidiga poli tieke constellatie de liefde voor het beginsel dooft, dat de methode van wetgeving van het ministerie Ruys de Beerenbroek zuiver revolu tionair is en uitloopt op staatssocialisme. Dat staatssocialisme brengt mee de vernietiging van het vrye burgerleven. De staat doet alles, ver oorloofd zich alles en dwingt alles. De staat slaat het bedryf in banden, waarin het zich niet meer kan bewegen. Vele bedrijven zyn daardoor vernietigd en by honderden zyn de burgers van ons land aldus beroofd van hun zaken en ook dikwijls van hun persoonlyk beztt. De man van zaken kan zich niet bewegen of hy loopt tegen ambtenaren aan, die hem dwin gen tot allerlei formaliteiten, waardoor het doen van zaken byna onmogelyk wordt. De bemoeizucht van den staat is tot monsterach tige proportiën aangegroeid. Ons geslacht, het geslacht van de 20ste eeuw, groeit op in een revolutionairen staat. Ea zie, dat gaat zoo ontzettend scherp in tegen onze opvatting van het door God geschapen, vrye maatsehappelyke leveD. Men zal dit lezende vragen gaat de schry ver niet te ver, maar men zal moeilyk kunnen aan- toonen, dat hy zich vergist en het zou hem niet bezwaarlyk vallen om zyn stellingHet staatsleven is opgebouwd in een richting, welke ingaat tegen het door hem beleden beginsel van de souvereiniteit in eigen kring te verdedigen en te handhaven. Over het ontstaan van dit ministerie is nog niet alles opgehelderd. Maar de fout, dat er geen vast accoord van samenwerking is geweest, heeft zich geducht gewroken. Onze mannen in het ministerie hebban dan ook weinig invloed uitgeoefend. Dan wordt er afzonderlijk gehandeld over de onderwyswet, de arbeidswet, het vrouwen kiesrecht etc. en by elk dezer punten wordt aangewezen, dat het ministerie zich niet heeft laten leiden door anti-revolationaire beginselen, maar door geheel andere, welke van de eerste heel wat afwyken of daarmede in stryd zyn. Ja, hy heeft den moed om te verklaren, dat de methode van de arbeidswetgeving zuiver revolutionair i?. Deze wetgeving toch legt een uniforme regeling op en drukt in zyn gelyk- heid van dwang den rykdom van het maat schappelijk leven dood. Ten bewyze voert hy o.a. een sprekend voorbeeld aan. Een schoenmaker hier ter stede had zyn jongsten knecht Zaterdags een uur langer laten werken dan de wet toestond. De schoenen, die in de week hersteld waren moes ten nog even gepoest worden, voor ze konden worden afgeleverd. Maar een spion van den arbeid kreeg er de locht vbd, de zaak werd gerapporteerd en de schoenmaker kreeg f5, boete. De jongen_had geen bezwaar om even langer te blyven. De ouders van den jongen hadden ook geen bezwaar, het leven eischte het maar de staat en zyn handlangers ver boden het. Ziedaar één voorbeeld uit honderden. Zoo is er dan in het vrye Nederland geen vrij heid meer om te werken. Wy kunnen ditmaal hiermede volstaan, wyl het voldoende is om duidelijk te maken, dat er in onze kringen ontstemdheid heerscht. Het is daarom noodig, dat de Deputatenvergadering een kloek besluit neemt, dat geestdrift kan wekken. Het zal moeilyk vallen om onder de leus „voor dit ministerie8 warmte onder onze kiezers te breDgen. Orer een paar punten nog wil ik iets zeggen. Boüma. Een vrouw kan tegelijkertijd mooi en slecht zyn. Mooidat ziet op de gedaante. Slecht heeft betrekking op de zedelijke ge steldheid. Zulke vrouwen zyn er, van welke het niet ontkend kan worden, dat ze schoon van aan zicht zyD, welgevormd van leden, bekoorlyk in hare manieren. De vorm van het gelaat, de sierlijkheid van de gestalte, de glans van het oog, de klank van de stem, het betooverende van den lach, de lenigheid van de bewegingen, het werkt alles mee om de oogen te boeien en de zinnen aan te trekkeü. Er gaat een machtige bekoring uit van een mooie vrouw. Maar die mooie vrouw kan tegelyk zeer slecht zijn, zedelyk verdorveneen vrouw, die den leidsman harer jonkheid verlaat, en het ver bond haars Gods vergeeteen vrouw, die een hoer|is, en wier huis naar den dood helteen vrouw, gelyk er in onze dagen zoovele zyD, welke een man hebben, die hun man niet is. Ze zyn er, de mooie, slechte vrouwen. Vorste lijk van gestalte, maar hun binnenste is vol van verrotting. Wat zullen wy met deze vrouwen doen Zullen wy ontkennen, dat ze mooi zyn, om dat ze zoo slecht zyn Of zullen wij vergeteD, dat] ze slecht zyn, omdat wy ze toch zoo mooi vinden Het eerste zal niet baten, want een slechte vrouw, die mooi is, zal niet ophouden bewon derd te worden. Het laatste zou gevaarlijk zyD, want wie ter wille harer schoonheid het oog sluit voor de slechtheid van een mooie vrouw, zal te lichter onder haar bedwelming geraken en in haar strikken worden gevangen. Tegenover de mooie, slechte vrouw geldt slechls één raad: Vliedt van haar! Hoemeer ge haar schoonheid moet erkennen, des te sneller moet ge haar zedelijke verdorvenheid ontvluch ten. Met een mooie, slechte vrouw houdt, wie wys van hart en rein van zeden is, geen om gang. Hy zit Diet met haar aan om met haar te eten, of het moest zy*D, dat by met haar spreken wilde als Jezus met de vrouw te Sichar, welke vyf mannen had gehad, terwijl de man, die ze nu had, haar man niet was. Met een slechte vrouw sluit ge geen vriend schap, al moet ge ook bewonderend erkennen, hoe schoon ze ismaar ge blyft buiten haren adem, ge wendt uw oog van haar bekoorlijk heden af, ge houdt u buiten den kring van haar verderfelyben invlosd. Ge vergeet terwille harer schoonheid hare slechtheid niet. Maar vanwege haar verdorvenheid weigert ge haar schoonheid te aanschouwen. Haar liehaamspracht kan u nooit haar ziels- onreinheid doen>ergeten wel doet haar ziels- bevlekkiDg u voorbijzien haar vormenschoon. Er zyn mooie, slechte vrouwen. Vrouwen van erkende schoonheid en tegelyk van erkende zedelijke verdorvenheid. Wat doet gij? Ge ont vlucht ze, opdat ge door haar betooverende schoonheid niet bekooid, door haar vuilen adem niet besmet zoudt worden. Ge denkt er niet aan zoo'n vrouw in huis te ontvangeD, in te gaan tot haar woning en binnenste kamer, om gang met haar te zoeken in vriendschappelijk verkeer. Ge schuwt zoo'n vrouw als de pest, hoe schoon ze ook zy. Er zijn mooie, slechte vrouwen. Er zyn ook mooieslechte boeken. Mooidat ziet op den vorm. Slechtheeft betrekking op den inhoud. Zulke boeken zijn er, van welke het niet ontkend kan worden, dat ze schoon zyn van gedaante, meesterwerken van literatuur, pracht stukken van taal en styl, beeldend naar het leven, en dat leven idealiseerend. Ge raakt in de lectuur verslonden, ze voeren u' mee, bren gen een trilling in uw borst te weeg, grypen u aan in uw hartstochten en aandoeningen, beheerschen de stemming uwe gemoeds. Er gaat een machtige bekoriDgjuit van fraaie literatuur. Maar die mooie bosken kunnen tegelijkertijd zeer slecht zijn, zedelyk verdorven, omdat zij de zonde heerlijk maken omdat zy idealiseeren de verachting van .God, van zyn heiligWoord en van de goede, christelijke zeden. Ze zyn er, de mooie, slechte boeken. Ze zyn er vele, gelijk er vele mooie, slechte vrouwen zyn. Het zyn meesterstukken van woordkunst, van levensbeeldiDg, maar hun binnenste is vol van verrotting. Vóór my ligt een boek van een der gevierde schryvers voor het heden. Meeslepende lectuur, waarvan ge kunt begrijpen, dat ze wordt ver slonden. Nochtans is het een boek om het op te nemen en ver van u weg te slingeren, want hoererij is het begin, hoererij de voortgang, en hoererij is het eindehuwelyksowtfmtw, zóó beschreven, dat, indien ge niet oppast, uw sympahtiëan zich richten op den man en op de vrouwen, die de heilige banden schenden en verbreken, en ge in mishagen u afwendt van die anderen, die in hun rechten en ge voelens schandelijk worden gekrenkt. Ik denk aan een ander boek, een beroemd boek van een beroemd schrijver, 't Is en wordt door duizenden gelezen, bewonderd en bewie rookt. Onloochenbaar is 't werk van een kun stenaar, een man van machtige gaven, de taal smedend als weinigen, het leven fchilderend zóó, dat ge het meeleeft en inleeft. Ik ben door dat boek in het midden myner jaren ge bracht in omgevingen, waarin ik volslagen vreemdeling was, waar ik niets van wist, en waar een moeder met al de macht hare liefde haar kinderen van terughouden zal. Ik heb in dat boek gezien de blinkende en stinkende wereld, en ik heb my, lezende, gevoeld als in de hel. Een mooi boek, maar een slecht boek. Prachtig naar den vorm, verdorven naar den inhoud. De zonde gehuld in het kleed der heer lijkheid. Een albasten flescb, maar niet gevuld met den allerkostelyken nardus een albasten flesch met vergif voor de zielen der menschen een heerlijk boek en een vreeseljjk boek, ont sluierend een wereld van ongerechtigheid, in welke het christenkind een vreemdeling wordt gelaten en waarin het, groot geworden, een vreemdeling blyven moge tot het eind. Erlzyn mooie,fslechte vrouwen. Er[zvjn ook mooie, slechte boeken. Wat zullen ,we nu met deze boeken doen Zullen wy ontkennen, dat ze mooi zijn, om dat ze slecht zyn Het zal ons niet baten, want een slecht boek, dat mooi is, zal niet ophouden bewonderd te worden. Het slechte van den inhoud, doet het, mooie van den vorm niet te niet. Of zullen wy vergeten, dat ze slecht zijn, omdat wy ze zoo mooi vinden? Maar dat zou gevaarlijk wezen, want hoe mooier een slecht boek is, des te bedwelmender is zyn invloed en des te menigvuldiger zal de besmetting zyn. Hoe machtig hebben de mooie, slechte boe ken bijgedragen „tot wat men thans noemt de „verploertiüg van het leven8. Tegenover de mooie, slechte vrouw is maar één raad: „Begeer hare schoonheid Diet in uw hart, en laat ze a niet vangen met ha:e oog leden kan iemand vuur in zyn schoot halen zonder dat zyn kleederen verbranden !8 Tegenover de mooie, slechte boeken is ins gelijks slechts één raad „Begeer hare schoon heid niet in uw hart, en laat u niet vangen met hare oogleden; kan iemand over gloeiende kolen gaaD, dat zyn voeten niet schroeien ?8 Em vrouw meet men niet alleen met den maatstaf der schoonheid, maar ook en aller eerst met dien der zedelijkheid. Een mooie, slechte vrouw keert men den rug toe, zoo men wysTvan hart en rein van zeden wil zijn. Ook een boek meet men niet abstract alleen met den maatstaf der kunst, maar allereerst zelfs met dien der zedelijkheid. Het goede be hoort in deze booze wereld den voorrang boven het schoone te hebben. Mooie, slechte boeken zyn nog gevaarlijker dan mooie, slechte vrouwen. De laatsten ver sloegen hare duizenden, de eerste hunne tien duizenden. Er zyn mannen, die zich nooit met vrouwen hebben bevlekt, maar die door de boeken geestelijk en zedelijk bedorven zyn ge worden. Er zyn vrouwen, die nooit den vreem den man hebben ontvangen, doch wier ziel door de boeken van den weg des levens is gevoerd. O, zegt daarom .nooit, vooral niet tot onze joDgeren By een boek is de eerste vraag, of het een kunstwerk is de vraag of het zedelyk is, behoort tot een ander plan Dit is de wijs heid van den boekenwurm maar zy, die mid den in het leven staaD, weten, dat het niet zoo is. Een hoer blijft een hoer, ook al ware ze de schoonste der vrouwen, al ware ze ook door een Phidias in het zuiverst marmer geïdeali seerd. Dat vergeten we nooitEn zoo vergeten we het ook nimmerdat een boek vol kan zyn van Godslastering en zeden verachting, hoewel het geschreven is door een fijne kunstenaars hand. En dan sluiten wyfde deur beide, voor de mooie, slechte vrouw en voor het mooie slechte boek, want beider huis helt naar den dood beide hebben hun beeld in de albasten flesch, wier buik gevuld is met pestilentie bacillen bevattende stof. Tenslotte blyft dan nog over de vraag wan neer is een vrouw slecht wanneer moet een boek slecht worden genoemd? Voor vyftig jaren wist men dit over 't alge meen beter dan nu. We leven thans in een warboel van zedelijke wanbegrippen. Wat vroeger een hoer genoemd werd, heet nu een onafhankelijke vrouw. Wat vroeger als ontucht gold, wordt nu als het ideaal der liefde geprezen. Maar het best zullen deze vragen beantwoord worden door de reinen van hart. Ëndiereinen van hart vindt ge nog het meest onder het eenvoudige volk, dat het geklank kent en wan delt in het licht van Gods aanschijn. Het best gevoelt de aanwezigheid van de mooie, slechte vrouw en van het mooie, slechte boek de christelijke consciëntieen die con sciëntie spreekt het zuiverst by de kinderkens in het Koninkrijk der hemelen. Zjj gevoelen een huivering. Een intuïtieve en instinctieve afkeer, als het vee in de weide van de giftige plant. Laman. Geref. Kerkbl. v. Dr. en O. TWEETAL TE LeeuwardenJ. Mulder, te Schiedam, P. Ch. v. d. Vliet, te Hazerswoude. BEROEPEN TE Krabben dij keJoh. Kwak, te Culemborg ZalkD. K. Wielenga, van Pajeti. AANGENOMEN NAAR RijsoordD. Pol, te Boskoop. BEDANKT VOOR Wijckel en BalkM. A. van Pernis, te Schoonrewoerd. Aan de V. U. promoveerde cumlaudetot Doctor in de Theologie, op proefschrift: „De verhouding tusschen de Almacht Gods en de zedelijke verantwoordelijkheid van denmensch in den Islam8 de heer F. L. Bakker, geb. te Broek op Langendijk, zoon van den welbe kenden docent aan de Keucheniusschool, die (naar verluidt) zich ook beschikbaar zal stellen voor den arbeid der Zending. In verschillende bladen werd meegedeeld, dat ds. F. W. J. Wolff van Vrouwepolder op de e. v. vergadering der Classis Middelburg wegens gezondheidsredenen emeritaat zal aan vragen. De Kerkeraad te Batavia 'vond een goeroe om voor te gaan in het Maleische deel der gemeente, in Martin Moehaling, van afkomst Sangirees, opgeleid aan het Seminari te Depok. Wylen Mevr. de wed. ds. R. M. Polman- Dijksterhuis, te Groningen overleden, heeft aan de kerk (A) aldaar f2500 en aan de Vereen, voor H. O. op Geref. grondslag te Amsterdam f8000 vermaakt. Ds. W. F. S. van Lingen te Gerkesklooster mocht na eene ongesteldheid van drie maanden weer één keer voorgaan in de bediening des Woords. De ledenvergadering der gemeente te Dedemsvaart ging accoord met de volgende Kerkeraadsvoorstellen le. afschaffing plaatsen- verhuring 2e. afschaffing collecten voor de kerk; 3e. jaarlijksche vrijwillige bydragen in voeren 4e. zij die thans een plaats hebben kunnen deze behouden5e. aanvragen voor meerdere zitplaatsen en wijzigingen kunnen worden ingediend bij een te benoemen commissie. Ds. R. van Reenen hoopt 26 Febr. afscheid te nemen van Wons en 5 Maart intree te doen te Putten op de Veluwe. Bevestiger: prof. dr. G. Ch. Aalders te Hilversum. De Chr. Geref. dominee van Woerden is niet zoozeer door zijn gemeente afgezet, als wel, gelijk thans uit nadere berichten blijkt, dooi de classis van zijn gemeente losgemaakt op verzoek zoowel van hemzelven als van de ge meente. Dat besluit wordt gegrond op eene bepaling door de Synode van de Christ. Geref, Kerk van 1885 gemaakt bij art. 11 K. O., volgens ds. Berkhoff, Chr. Geref. pred. in een ingezonden stuk in de Rijnlandsche Kerkbode. Aan de V. U. zijn een aantal studiekringen gevormd. Een litteraire en paedagogische studie kring kon nog niet gevormd, omdat er geen - geschikte leider te vinden was. De Belijdenis kring staat onder leiding van prof. dr. A. A. van Schelvende philosophische studiekring onder leiding van prof. mr. Anemade sociale studiekring voor theologen onder leiding van G. Baas Kzn.de Calvijnskring onder leiding van prof. dr. C. v. Gelderende Problemen- kring onder leiding van ds. T. Ferwerda, ter wijl nog een 2e Belijdeniskring is opgericht onder leiding van prof. dr. F. W. Grosheide. Iemand, die onbekend wenscht te blijven schonk aan de kerk te Borger f500. De Kerkeraad te Delft kocht een geschikt terrein aan voor den bouw eener 3e kerk, aan den Spoorsingel, 200 M. 't land in, waar een nieuw complex van straten komt, vlak bij een volkrijke buurt, zoodat de Oosterkerk kan worden ontlast van de overtollige kerkgangers. De nieuwe kerk komt op een plein, begrensd door 3 straten, zoodat overal licht kan binnen vallen en aan drie zijden uitgangen gemaakt kunnen worden. Dus een buitenkansje, dat aan niet veel kerken tebeurtvalt. Van het werk van ds. M. H. A. v. d. Valk over Joseph Smitt, de Profeet der Mormonen, zullen een Duitsche en een Eugelsche vertaling verschijnen. VERGADERING van de classis Axel op Donderdag 19 Jan. 1922 te Terneuzen. Art. 1. Namens de roepende kerk van Schoon- dyke opent ds. Goris de vergadering. Gezongen wordt Pa. 846, gelezen Ps. 122 waarna wordt voorgegaan in gebede. Art. 2. Credentialen worden nagezien en in orde bevonden. Art. 3. Het moderamen wordt aldus vastge steld praeses ds. S. Groeneveld, scriba ds. A. ThieleD, assessor ds. J. R. Goris. Art. 4, De praeses wydt eenige woorden ter nagedachtenis aan den overleden dienaar des Woords van Hoek ds. H. v. d. Wal. Zaamslag wordt gelckgewenscht met den goeden uitslag van het door haar uitgebrachte beroep. Art. 5. Notulen worden gelezen en onver anderd goedgekeurd. Art 6. Ingekomen stukkeD, Overlijdensbericht van ds. H. v. d. Wal. Art. 7. Gevoerde correspondentie. Gent ont ving de mededeeliDg, dat thans geen steun kan worden verleend. Met de Dep. ad. Art. 49 D. K. O. werd correspondentie gevoerd over de regeling van emeritaatsgelden. De weduwe van ds. H. v. d. Wal werd namens de classis gecondoleerd. Art. 8 Rondvraag. De raad van Axel stelt voor de collecten niet langer te storten op de classis, maar rechtstreeks op te zenden aan de betrokken personen. Dit wordt verworpen. Da kerk van Hoek vraagt verhooging van subsidie

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1922 | | pagina 2