Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
36e Jaargang.
Vrijdag 27 Januari 1922.
No. 4
DIT HET WOQMD
u\l
av
b
al
Redacteuren i Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Taste medewerkers: D.D. P. TAN DIJK, F. J. r, d. ENDE, A C. HEÏJ, B. MEIJER, F. STAAL PznR. J. v. d. TEEN en F. W. J. WOLF.
PBRSVBRBBMGINQ ZBBÜWSCHB KERKBOD!.
Adret vu de Administratie
Firma LITTOOIJ ÖLTHOFF, RiMelbarr
DE GOEDE UITSLAG VAN CHRISTUS'
WERK GEWAARBORGD.
Niet om gediend te worden, maar om
te dienen en Zijn ziel te geven tot een
rantsoen voor velen ia de Zoon des
menschen gekomeD. Als wij het leven der
menschen nagaan en met dezen uitspraak
der Heilige Schrift vergelijken zouden wij
haast tot de conclusie komen, dat dit
Schriftwoord in strijd is met de werke
lijkheid.
Hoe toch openbaart zich de mensch in
zijn leven, in woord en daad Immers als
een vijand van Christus. Vraagt de wereld
naar den Zone Gods Begeert zij Hem als
haar Zaligmaker Wij weten wel beter.
Uit eiken levenskring wil zij Hem ver
dringen.
Geen Cbristusin den Staat, geen Christus
in de school, i.e.w., de wereld meent het
te kunnen buiten Htm, die door den Vader
gegeven is als Verlosser der wereld.
Dat verschijnsel zien wij reeds tijdens
Zijn omwandeling op aarde. Zijn eigen
volk wierp Hem uit.
Hij is gekomen tot de Zijnen, maar zij
hebben Hem niet aangenomen. Zij schol
den Hem voor een vraat en wijnzuiper,
een vriend van tollenaren en zondaren.
Zoo is bet nog heden ten dage.
Niettegenstaande die baat en vijand
schap zal het werk van Christus gelukken,
want de „velen" voor wie Hij zijn ziel
gegeven heeft tot een rantsoen zullen
tot Hem komen. Waarom? Omdat
de Vader ze Hem gegeven heeft en
niemand of niets ter wereld is in staat het
onveranderlijke besluit des Vaders te
keeren.
Daarin ligt de zekerheid van Chris
tus' werk gewaarborgd.
„Al wat de Vader mij geeft zal tot Mij
komen."
Wat zeggen deze woorden in dit ver
band
Met vijf gerstebrooden en twee viscbjes
had de Heiland tot verzadigens toe vijf
duizend menschen gespijzigd. Dat was een
machtige daad, een wonder, dat heel het
volk in verrukking bracht, zoodat allen het
er over eens waren „Deze is werkelijk
de profeet, die in de wereld komen zou."
Zoo geweldig was de indruk der spijzi
ging, dat de schare Jezus wel tot koning
wilde uitroepen. Hij ontweek echter het
volk, gelijk Hij nog altijd doet bij degenen,
die Hem volgen om aardsche spijze.
De schare bleef Jezus zoeken en als zij
Hem des anderen daags vond, zeide Hij
Voorwaar, voorwaar zeg Ik uGij zoekt
mij, niet omdat gij teekenen gezien hebt,
maar omdat gij van de brooden gegeten
hebt en verzadigd zijtwaarop Hij hen
vermaant niet te werken om de spijze,
die vergaat, maar die blijft tot in het
eeuwige leven, waarbij Hij zichzeltals het
brood des levens aanwijst.
Uit alles bleek, dat de schare Hem niet
begreep, hetgeen Hem deed zeggen „Maar
Ik heb u gezegd, dat gij Mij ook gezien
hebt en gij gelooft niet.
Daarop volgt het hier geschreven woord,
waarmede Hij zichzelf en de Zijnen troost.
Schijnbaar is Zijn zending misluktZijn
volk gelooft niet in Hem Hemelsch manna
biedt Hij aan, aardsch brood vragen zij.
Toch wanhoopt Hij niet aan den goeden
uitslag van zijn werk, want deze is ge
waarborgd door de vastigheid van
den raad zijns Vaders.
Al wat de Vader mij geeft zal tot Mij
komen.
Met dat woord wil de Heiland zeggen,
dat het ongeloof Z ij n komst, Z ij n
prediking, Z ij n werk niet zal kun
nen verijdelen, want de gegeven en des
Vaders zouden allen tot Hem komen.
De verachting der goddeloozen voor het
Evangelie van Jezus Christus, de verhar
ding van zoo velen ondanks de krachtigste
openbaringen van Christus-verlossende
liefde, het toenemend ongeloof kunnen
Christus' werk niet verijdelen.
Waarom niet„Al wat mij de Vader
„geeft" zal tot Mij komen". Het woord
,.g e e f t" wijst hier niet het besluit der
verkiezing aaD, want dan moest er staan
„gegeven heeft", maar iet», dat
krachtens de verkiezing ge
schiedt.
Onder dit „geve n" verstaat Jezus de
trekking des Vaders, gelijk blijkt uit het
vervolg van dit hoofdstuk, als de Heiland
zegt„Niemand kan tot mij komen, tenzij
de Vader, die Mij gezonden heeft, hem
trekke". Dit geven is als een overgaan van
hand in hand, een toebrengen tot Jezus
door de verlichtende en bskwaammakende
genade Gods
De Vader geeft de Zoon menschen.
Deze gegevenen vormen een beperkt ge
heel.
God heeft ze geteld en brengt ze een
voor een tot Christus zonder dat er een
enkele gemist wordt.
In het Hoogepriesterlijk gebed wordt het
nader bevestigd, dat de gegevenen des
Vaders een bepaald getal zijn.
Daar zegt de Heiland: „Ik hebt Uwen
Naam geopenbaard den menschen, die Gij
mij uit de wereld gegeven hebtzij waren
uwe en Gij hebt mij dezelve gegeven Ik
bid voor hen Ik bid niet voor de wereld,
maar voor degenen, die Gij mij gegeven
hebt, want zij zijn uween al het mijne
is uwe. Heilige Vader, bewaar Z9 in Uwen
Naam, die Gij mij gegeven hebt, opdat zij
één zijn gelijk als wij".
Die gegevenen des Vaders zullen tot
Jezus komen zegt de Heiland. Omdat de
Vader geeft komen zij tot Hem met al
hun schuld en zonden om door Hem ge
zaligd te worden.
Hier is troost voor de geloovigeD, die
zelf de zaligheid niet kunnen vasthouden.
Waar zij tot Christus de toevlucht nemen
hebben zij in dat komen tot Christus het
onfeilbaar bewijs een gegevene des Vaders
te zijn.
Als God hun hier het beginsel des eeu
wigen levens schonk onder voorwaarden
dat zij zelf het tot volle ontwikkeling
moeten brengen zou de uitkomst een totale
mislukking zijn, zij zouden de zaligheid
verliezen, maar in het komen tot Christus
hebben zij den vasten grond, dat de Vader
hen aan Christus ter zaliging gegeven heeft.
Hier is troost tegenoveroüze zondeschuld.
Hier is troost tegenover de werkingen
van onze oude natuur.
Hier is troost tegenover de ellende des
levens, tegenover krankheid en dood.
Hier is troost bij miskenning door de
wereld, troost bij vijandschap, troost bij
bestrijding, troost in alle gevaar.
Dit kostelijke schriftwoord in het geloof
aanvaard, leert de lippen blijde roemen
„Zoo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn".
Hoeveel vijanden ook mogen samenspan
nen om ons te beletten tot Jezus te gaaD,
welke listen en lagen ook gelegd worden,
zij zullen niet gelukken de gegevenen des
Vaders zullen tot Jezus komen niets ter
wereld is in staat het besluit Gods te keeren.
Wat ligt de zaligheid van Gods volk
dan vast
Hoe zeker is dan de goede uitslag van
Christus' werk?
De gegevenen des Vaders komen tot
ChristusEo, zegt de Heiland „die tot
Mij komt zal Ik geenszina uitwerpen". Da
Heiland sluit niemand uit, hoe zondig en
onwaardig hij ook moge zijn in zichzelf.
Hoe zou Hij ook kunnen immers Chris
tus stelt hen hier voor als gegevenen door
den Vader. Hen af te wijzen zou gelijk
staan met den Vader oneer aan te doen
want wie een gave afwijst, breekt de ge
meenschap met den gever.
Zoo is het dan onmogelijk, dat Christus
wegwerpen zou, d. i. buiten den kring
zijner gemeenschap bannen, wat de Vader
Hem geeft.
Niemand mag beginnen met te gelooven,
dat hij geen gegevene des Vaders is, want
allen, die onder het Evangelie verkeeren
worden van Gods wege geroepen, ontvan
gen het aanbod van genade. Niemand
wordt daarom uitgesloten.
Het raadsbesluit Gods, wie er zalig
zullen worden, is ons onbekend.
Wij weten wel, dat God besloten heeft
menschen te zaligen, maar het is onbekend
wie en hoeveel.
Wij moeten dus niet beginnen met u i t
Gods raadsbesluit te werken,
omdat niet een der tot Christus komende
zondaren zich bewust is in zijn komen een
gegevene des Vaders te zijn. Wij hebben
te leven naar den geopenbaarden
wil van God.
En nu heeft onze God ons geopenbaard,
dat Hij geen lust heelt in den dood der
goddeloozen, maar daarin heeft Hij lust,
dat de zondaar zich bekeere en leve.
Daarom laat Hij den zondaar noodigen
tot de zaligheid. Omdat Hij menschen aan
Christus gegeven heeft wordt iedere zon
daar zalig, die naar Gods roepstem hoort.
Zoovelen er door het Evangelie geroepen
worden, worden ernstig geroepen. God
meent het met deze roeping oprecht.
Dat vele geroepenen niet komen, daar
van ligt de schuld niet in het Evangelie,
noch in Christus, die door het Evangelie
roept, maar in hen, die zorgeloos en god
deloos het woord des levens niet aannemen.
Die tot Mij komt zal Ik geenszins uit
werpen. Dat is het heerlijk Evangelie, dat
als van de daken gepredikt moet worden.
Gelijk een koopman zijn waren aanprijst en
eiken voorbijganger aanroept om van hem
te koopen zoo staat Jezus op de markt
dezer wereld en plaatst zich met zijn koop
waar voor de menschen, dringt ze als 't
ware krachtig aan en zegt: „Ik raad u,
dat gij van mij koopt goud, beproefd
komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt
worden en witte kleederen, opdat gy moogt
bekleed worden en de schande uwer naak-
heid niet geopenbaard worde, en zalf uwe
oogen met oogenzalf, opdat gij zien moogt."
Of gij een gegevene des Vaders zijt,
weten wij nietmaar dat „gij geroepen
wordt, weten wij met alle zekerheid, reeds
uit dit eene woord vau ChristusDie tot
Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen."
Niet Christus verwerpt u, maar gij ver
werpt u zelf, indien gij deze genade-roep
stem wederstaat.
Sluit dan om uw levenswil de deur der
genade niet, als God die voor u openzet.
Wat een vastheid en sterkte
biedt dit Schriftwoord te midden Jvan alle
aanvechting en bestrijding.
Onze zaligheid, door Christus verworven,
ligt vast in God den Vader, want al wat de
Vader aan den Zoon geeft, komt tot Hem,
en die tot Hem komt, zal Hij geenszins
uitwerpen.
Nu komt gij tot Christus, omdat gij
moet, want de nood dringt ude zonde
drukt u als een zware last en gij gelooft,
dat Christus alleen dien last van u weg-
nenen kan.
Gij komt en zoudt gij dan nog vreezen,
waar Jezus u toeroept: „Die tot Mij komt
zal Ik geenigszins uitwerpen."
Alleen de gegevenen des Vaders komen
tot Christus.
Dat komen is dus een vrucht van de
trekking des Vaders. Uit uw komen tot
Christus moogt gij a Aaiden een gegevene,
een getrokkene des Vaders te zijn.
Waar geen komen is, is geen trekking
des Vaders, maar ook omgekeerd, uitduw
komen blijkt uw trekking.
Hoe meer uw wandel zij een b 1 ij m o e-
d i g komen op het woord van Jezu9
„Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uit
werpen", des te vaster zult gij van
uwe zaligheid verzekerd worden, want
onze trouwe God maakt Zijn Woord waar
en vervult Zijne beloften, die alle in Jezus
Christus ja en amen zijn.
Naar het woord van Petrus ligt onze
roeping en kracht in het ons be
naarstigen om onze roeping en verkiezing
vast te maken, want dat doende zullen wy
nimmermeer struikelen, want alzoo zal ons
rijkelijk toegevoegd worden de ingang in
het eeuwige Koninkrijk van onzen Heere en
Zaligmaker, Jezus Christus.
Grijpskerke.
De Jager.
j
Afeonitmtltsprttsper kwartaal bjj Toomitbetalinf f 1,—.
Afzonderlijke Dammer? 8 cent.
Aévcrtsitieprtyi i 15 cent per refelbp jaarabonnement van
minstens 500 rafels belangrijke redactie
UITGA YI VAK DE
Berichten, Opgaven Pre likbeurten en AdvertentiSn tot
aiterl^k Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, MiddUbur*.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
„Al wat de Vader mij geeft, zal tot
Mij komen; en die tot Mij komt zal Ik
geenszins uitwerpen
Joh. 6 37.