Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
35e Jaargang.
Vrijdag 16 December 1921.
No. 50
UIT HET WOORD.
Redactearen Ds. L. BOIJMA te Middelburg en Ds. Q. F. KERKHOF te Oost-Souburg
litti Hiiiwirkiri: 0.0. I. J. i. 4. VEEI, l 0. 9IELEI6A, F. J. I EIDE. 0. MEIJER, u F. V. J. 90 J.
PBRSVBRBBNIGIMG ZBBUWSCHB KERKBODE.
KBBKXCL1JH LETEN.
„Vrederust".
Art. 40 K. O.
Abonnementsprijsper kwartaal b| vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummer? 8 eexxfc.
Advertentieprijs t 15 cent per refelbjj jaarabonnement van
minstens 500 rebels belangrjke redactie
UITGAT1 TAN DE
Adres va» de Admiilitratie
Firma LITTOOIJ Sl OLTHOFF, Middelbnrg
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiin tot
u i t e r 1 k Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOTJ OLTHOFF, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
DE KONING KOMT.
.Gezegend zij Hij, die daar komt in
den Naam des Heer en
Ps. 118 26a.
Het Kerstfeest nadert. Hoe gaan we
het tegemoet? Er heerscht over 't alge
meen een gedrukte stemming. Dit is ook
niet vreemd, want er ligt donkerheid over
de Christenvolken en in weerwil van alle
inspanning breekt het licht nog niet door
de wolken heen. Soms komt er een tijding,
welke tot blijdschap stemt en een gun
stige verwachting wekt. Maar daarentegen
staan er vele berichten, welke spreken
van de zware lasten, waaronder bijna alle
landen gebogen gaan. Wie een donkeren
blik op 't leven heeft, krijgt schier elke
dag veel stof, waaraan hij bewijzen ont-
leenen kan om te staven, dat bij juist ziet.
Men kan voor den bitteren ernst der tijden
het oog sluiten en in een grenzenlooze
oppervlakkigheid het leven doordartelen,
maar de werkelijkheid is zoo krachtig,
dat dit niet eens gemakkelijk valt. Waar
lijk het is niet een tijd, om te lachen,
veeleer om te weenen, want de lijdens
beker is voor menigeen vol. Verklaarbaar
is het dan ook, dat er allerwege uitgezien
wordt naar betere tijden. Een menschen-
hart kan niet leven zonder hoop.
Onder al wat knelt, is er wel iets, dat
bemoedigt. Er heerscht alom ontevre
denheid. Geeft dit dan aanleiding tot een
gunstig oordeel? Er is veel zondige onte
vredenheid, welke de weldaden, door God
gegeven leert voorbijzien en welke ont
staat uit wrevel over het lot, waaraan
Hij ons onderwerpt en deze is ontegen
zeggelijk de moeder van veel onrust en
verdriet. Doch daarop heb ik niet het
oog. Voor eenige jaren was er groote
ingenomenheid met zich zelf en men stelde
het voor, dat de volkeren een groote schrede
gedaan hadden op den weg, welke ons
leiden zou naar de volkomenheid. Er
waren vele redenaars, die den lof van ons
geslacht verkondigdigden en vele dichters,
die niet moede werden om onze deugden
te bezingen. Die tijd is thans voorbij.
Geen enkel volk is over zich zelf tevreden.
De ontzaglijke gebeurtenissen welke wij
beleefd hebben, hebben den mensch ten
toongesteld in zijn nijd en haat, in zijn
toorn en wraakzucht en men waagt het
niet .meer om te zeggen, dat we weldra
het land bereiken zullen, waarin we leven
zullen naar de bekende regels wie mensch
is is mijn broeder, die ik als broeder min.
De wonden van ons leven zijn zoo dui
delijk aan 't licht gekomen en zoo afzich
telijk gebleken, dat iemand geheel blind
moet zijn om nog te droomen over een
samenleving, welke als drijfveer loutere
liefde heeft. En we betreuren het n'et,
dat de illusie van zelfgenoegzaamheid
plaats gemaakt heeft voor een besef van
onvolkomenheid.
Daaruit is het te verklaren, dat men
overtuigd is, we komen er niet door wet
telijke bepalingen, welke de maatschappij
reorganiseeren, het moet komen tot rus
tige beziening, tot verdieping van het
innerlijke leven, ja tot zedelijke en gees
telijke verbetering. Er zijn niet alleen
verschillende verhoudingen, welke verkeerd
zijn, en welke weggenomen kunnen wor
den door wijze regelingen, maar er is
allerwege een verwildering op zedelijk en
geestelijk gebied, welke de diepere oorzaak
is van allerlei misstanden. Het is opmer
kelijk, hoevelen thans aan de volken voor
houden hunne misslagen en hen opwekken
om bij zich zelf te beginnen en niet uit
de hoogte op anderen neder te zien. Zijn
daarmede geslecht de hoogten, welke zich
tegen den Christus verhellen
Inderdaad zien velen naar licht uit en
begroeten het Kerstfeest met blijdschap.
Strekken zij ook hun handen uit naar den
Christus, die eenmaal geboren werd in
Bethlehems stal. Sommigen spreken over
het Kerstfeest als het geboorteuur van
het idealisme en zij wijzen er op, hoe
goed het is, dat het verschijnt juist nu
de volkeren zoo arm zijn aan idealen en
aan geestelijke waarden, en zij waardeeren
het, dat Jezus de groote idealist is ge
weest, die toen het er zoo donker in de
oude wereld uitzag, ons geslacht geleerd
beeft niet te wanhopen, maar liefde te
hebben en liefde te oefenen. Zij meenen
dan ook, dat wij van Hem kunnen leeren
om ons niet over te geven aan mismoe
digheid, maar er naar te staan, dat de
tegenwoordige werkelijkheid plaats make
voor een zonnige toekomst. Over den
weg, waarlangs we het voorgestelde doel
kunnen benaderen, verschillen zij. Maar
dit hindert niet, als er maar weer een
moedig voortgaan volgt. Onder verschil
lende banieren immers kan men samen
optrekken om een betere wereld dan de
onze te veroveren.
Bestaat er nu hoop, dat op deze wijze
het Kerstfeest tot zijn recht zal komen
Wij gelooven het niet en het zal ook nu
blijken, dat alleen zij, die de vertroosting
Israels verwachten, het geboortefeest van
den Heiland op de rechte wijze zullen
vieren. Wie zijn het? Zij die inzien, dat
de zonde de bron is van alle onheilen en
rampen, en die deze bron allermeest in
zich zelf zoeken. De menschen van onzen
tijd begeeren verlichting van den druk,
leniging van de smart, en heeling van de
vele wonden, maar hoevelen zijn er, die
nog altijd hun geld geven voor brood,
dat niet verzadigen kan. Zij reizen veel,
maar zij brengen niet in, zij werken hard,
maar vorderen niet, want het ontbreekt
hun aan 't helder inzicht, dat de mensch
zich zelf er niet brengen kan. Eerst als het
oog opengaat voor de wezenlijke armoede
van ons leven, voorde ontzettende schuld,
welke openstaat bij den Rechter des he
mels en der aarde en het zich met
kracht aan ons opdringt, dat we niet
bestaan kunnen, als God ons rekenschap
vraagt, maar dat we innerlijk zoo bedor
ven zijn, dat we uit ons zelf nooit zelfs
in waarheid de verlossing zullen zoeken.
Als het blijkt, dat we instede van Goden
onze naasten lief te hebben, Hem en onze
medemenschen hateD, dan zullen we ons
schamen en ons verootmoedigen voor Hem,
tegen wien we overtreden hebben. Een
droefenis vervult dan ons hart, welke nie
mand wegnemen kan en wij leeren ver
staan, dat God ons uit louter genade de
vertroosting geschonken heeft in 't Kindeke,
uit Maria's schoot geboren. We komen
tot de erkentenis, dat er geen hulp voor
ons is in een ideaal, maar dat er enkel
ware schatten voor ons zijn in Hem, die
arm is geworden, daar Hij rijk was. Wij
wenden dan het oor af van de vele stem
men, welke er in de wereld zijn en luis
teren naar de blijmare, dat Christus in de
wereld gekomen is om zondaren zalig te
maken. Nu zien we in, dat er in ons niets
is, waarop we ons verheffen kunnen, niets,
dat ons een grond ter verwachting biedt,
maar dat bet alles is gegeven in dien
Eénen, van Wien de oude Simeon in ver
rukking getuigde, dat Hij de zaligheid is.
We komen dan ook niet tot de kribbe om
te brengen, maar met ledige banden om
uit Zijn volheid te ontvangen genade voor
genade.
Dit is nog altijd het wezenlijke verschil
tusschen Gods volk en de overige gods
dienstige menigte. De eersten zijn de armen
van geest, die met een bewogen hart zeg
gen mijne hope, die is op U. Zij zien niet
uit naar het Oosten of naar het Westen,
maar zij komen tot J<v/us en om uit Zijn
hand de vertroosting te ontvangen. Maar
anderen ofschoon zij misschien de kerst
boodschap hooren en de kerstliederen mee
zingen, weten nog niet, dat het verloren
is. Daarom zijn zij zoo druk bezig om
buiten Jezus er te komen en zich door
eigen hand te redden. Het is hun onmo
gelijk om als een arme, schuldige, ver-
dorvene tot de kribbe te gaan, veeleer
wenschen zij iets aan te brengen, iets te
doen, zich zelf te helpen. Zij volgen eerder
den raad van hen op, die aandringen dat
zij zich zelf reinigen en verbeteren zulleD,
dan van Hem, die zegtIk raad u, dat
gij van Mij koopt goud beproefd komende
uit het vuur.
In welke stemming gaat gij het K rst-
feest te gemoet? Behoort gij tot hen, bij
wie er nog geen plaats is in uw hart voor
Jezus, omdat gij meent rijk en verrijkt te
zijn, of staat gij onder de scharo, die in
alle eeuwen gekomen zijn om in Jezus te
zoeken en te vinden al wat gij behoeft
Zoek voor u zelf een antwoord op deze
vraag en zoek de voorbereiding niet bij
u zelf, maar bij Hem, die het ware ver
langen in de ziel kan wekken.
Bouma.
Het zeventiende jaarverslag tot Chiisteljjke
verzorging van Krankzinnigen in Zeeland is
reeds eenigen tjjd geleden verzonden aan leden
en begunstigers en geeft een duidelijk overzicht
van al den arbeid dar barmhartigheid, welke
weer verricht werd. Wij wijzen er allereerst
op dat het in een opgewekten toon gesteld is,
en daar was reden voor. Zaer moeilijke jaren
heeft de vereeniging doorgemaakt. Er is op
zulk een stichtiDg veel noodig en alle artikelen
waren schaarsch en peperduur. Welk een zorg
was er noodig om in de vele behoefte te voor
zien. Doch die bange jaren behooren thans tot
het verleden en ofschoon er nog vele zorgen
zyn, toch ia er veel, dat tot groote erkentelijk
heid stemt. Dat God haar door die donkere
tijden heengeholpen heeft, stemt reeds tot blijde
dankbaarheid en dat zjj tot een toevluchtsoord
voor zoovele kranken van geest dienen kon
eveneens.
Als men bedenkt, dat er op 1 Januari 1920
aanwezig waren 287 mannelijke en 276 vrou
welijke patiënten, dan kan men eenigermate
verstaaD, welk een arbeid daar te verrichten
valt en als men dan een jaar rustig heeft kunnen
voort werken, dan is er inderdaad reden tot
ware erkentelijkheid aan den Heelmeester Is
raels, die ook door deze stichting Zfn ont
ferming naar buiten doet treden. Hjj geeft de
doctoreD, die zich wjjden aan dezen hoog-
noodigen, maar treurigen arbeidt; Hjj schenkt
ook de verplegers en verpleegsters, die tick
voor deze gewichtige taak geven. Hf is 't. die
in 't moderamen mannen geeft, welke om Zjj ns
Naams wil zich de vele moeite getroosten. Ja,
Hij is't, die deze gansche stichting onder Zjjn
hoede houdt en haar doet beantwoorden aan
haar heerlijke bestemming.
Meer zullen we over 't verslag niet zeggen,
wijl we in de veronderstelling leve», dat de
belangstellenden het met nauwkeurigheid leze».
Het is toch onze stichting, waarvan we wete»
willen, wat er omgaat. Zulk een verslag spreekt
ook in zijn cijfers zelfs van de vele ellende,
waaraan sommigen onzer lijden en teven
's Heeren barmhartigheden, welke ook in
arbeid roemen tegen de oordeelen.
Het is een goede gewoonte, dat ook ifc 'fc
verslag worden opgenomen de woorden, welke
op de jaarvergadering gesproken z$n tot in
leiding van het gemeenschappelijk gebed.
De Heere geve aan deze stichting een steeds
ruimer plaats in 't hart en in 't gebed van Zfn
volk. Beuui.
Over de bedoeling en toepassing van dit ar
tikel uit onze Kerkenorde, rakende de verga
deringen der diakenen, willen we ee» en ander
ter toelichting geven, dat misschien voor som
mige Kerken in onze provincie wel van belang is
In de handleidingen voor kerkvisitatie komt
altoos de vraag voorHouden de diakenen ook
vergaderingen, bedoeld in art. 40 K. O. En
zoo ja, is het verband tusschen kerkeraad en
diaconie geregeld
Wat staat er in art. 40 te lezen
t Desgelijks zullen de diakenen samenkomen,
waar zulks noodig is alle weken, om met aan
roeping van Gods Naam van de zaken, hun
ambt betreffende, te handelen, waartoe de
Dienaren goed opzicht zullen nemen, en zoo
noodig zich daarbij laten vinden
Oyer het historisch ontstaan van dit artikel,
ia den vorm, waarin het na in onze Kerken
orde voorkomt, zou heel wat geschreven kun
nen worden, dat we echter stillekens laten
rusten, omdat het ons alleen te doen is ons de
praktijk van het heden.
Ia groote stadskerken spreekt het vanzelf,
dut de diaconie afzonderlek en zelfstandig hare
vergaderingen houdt. De arbeid van de diaconie
is daar ook zoo veel omvattend, dat diaconalia
op de vergaderingen van kerkeraad met dia
kenen slechts dan gebracht worden, indien het
college van armverzorgers meent in ee» of
andere zaak voorlichting noodig te hebben
Ook in grootere dorpskerken houden diakenen
afzonderlijke vergaderingen, maar daar wonen
diezelfde diakenen ook altoos de geheele ker-
keraadsvergaderingen bij. Ea dan blijkt het
wel noodig, dat precies omschreven en afge
bakend worde de verhouding tusschen kerkeraad
en diaconie.
Hieromtrent zegt art. 40 zoo goed als niets.
Dit artikel schrijft voor, dat de afzonderlijke
vergaderingen der diakenen met aanroeping
van Gods Naam zullen plaatsgrijpen. Men zou
denken: nu, dat spreekt nog al vanzelf! Broe
ders diakenen zullen hun saamkomsten toch
niet houden zonder mot gebed te openen en
met dankzegging te sluiten Die toevoeging
kwam er in de 16de eeuw bjj, omdat de dia
kenen soms ook als burgerif k armbestuur op
traden. Vervulden zjj hun ambteljjk werk als
diakenen, dan moest hun vergadering door
gebed geheiligd worden.
Toch kan het geen kwaad ook voor onzen
tijd, dat er dit bij staat. Vele diaconieën komen
saam om de collecten te tellen; is dat gebeurd,
dan worden wat diaconale zaken besproken,
besluiten genomen, enz. en daarbjj wordt bet
.aanroepen van Gods Naam* wel eens verzuimd.
Niet opzettelijk, maar omdat men toch al saem
was voor het tellen der collecten, en die werk-