Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 35e Jaargang. Vrijdag 9 December 1921. No. 49 UIT HET WOORD» Redactearen Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vuti liiiwirkiriO.D. R. J. i. i. VEER, l 0. BIELEIEI, F. J i. i ERDE, B. BEIJER, n F. H. J. I01F. VOORBEREIDING. Kerkhof. Voor de twee studenten nit Bentheim en Oost-Friesland. „De Reformatie". ibofliemtntsprtJsper kwartaal b< vooruitbetaling f 1,—. Afzonderlijke nummer? 8 cent. IdTtrttBtitpiU* 15 cent per regelb$ jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie UITGAYI YAK DE PBRSVBRBBM1GIMG ZBEUWSCHB KBRKBODB. Airei vaa de Administratie: Firma LITTOOIJ OLTHOFF. ffiddelkarg Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LTTTOOTJ OLTHOFF, Middelborg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280. Eene stem des roependen in de woestijn Bereidt den weg des Heeren, maakt recht in de wildernis een baan voor onzen God. Jesaja 40 3. Zooals er eene voorbereiding is voor de Avondmaalsviering, zoo is er ook noodig eene voorbereiding voor een gezegende Kerstfeestviering. Israël is dan ook op de komst van Mes sias voorbereid. En niet minder moet ons hart voorbereid worden om Immanuël met vreugde te ontvangen. Door middel van Jesaja droeg de Heere aan de profeten als Godsgezanten op, om temidden van Zijn volk troostwoorden te spreeken„Troost, troost Mijn volk, zegt ulieder God", terwijl dat volk zelf in diepe ellende en in druk verkeerde. Ea aan dat zelfde volk werd de eisch gesteld door de stem des roependen„Bereidt in de woestijn den weg des Heeren, maakt recht in de wildernis een baan voor onzen God" God zou komen tot verlossing Zijns volks, en zijn volk moest voor die komst den weg banen. Ge most u voorstellen, dat Israël de blijmare met verheugd hart ontvangt. Het was een onverwachte boodschap, dat God- zelf komen zou tot verlossing van Israël. Israël moest er uit leeren, dat het nooit ofte nimmer tot zelfverlossing in staat was. Maar aan datzelfde volk wordt nu toe geroepen door een als heraut dienstdoenden profeet„Maakt ruimte in de woestijn, maakt plaats in de wildernis voor uw God, die tot uwe verlossing komt". Is dat niet een onbegrijpelijke eisch? Dat in ellende verzonken volk was on machtig om zichzelven te verlossen, maar kon het dan wel iets doen om Zijn Verlosser te ontvangen Moet dan dat volk iets toebrengen! aan zijn eigen ver lossing? Doet de Heere dan niet alles? Is Hij niet de Almachtige, die zelf alleen alle heil beschikt? De arm des Heeren toch was niet verkort. Had Hij dan de hulp van Zijn volk op aarde noodig om te kunnen verlossen Moest dat volk eerst ruim baan voor Hem maken En zou Hij anders niet kunnen komen om te verlossen Daar hebt ge een gewichtige vraag, die zich zoo vaak voordoet bij den weg des heils, die meermalen opkomt in de harten dergenen die leven onder de beademing des Evangelies. God de Heere is de eenige Werker van ons heil Hij alleen, en niemand anders en toch: wij mogen niet lijdelijk blijven zitten, maar hebben wat te doen, wij moeten werkzaam zijn, ook al is het, dat wij van Een kleine opmerking omtrent de vertaling. De Statenoverzetters liebben belaas geen acht ge slagen op het Hebreeuwsche parallelisme, even wijdig loopende gedachten in ongeveer gelijkluidende zinsdeelen uitgedrukt De woorden „in de woestijn" hooren bij hetgeen volgt„bereidt den weg". Daarom moet vertaald: „Eene stem des roependen: Bereidt in de woestijn den weg des Heeren, enz". Die stem des roependen moet komen uit het volk Israël, sprekende tot het volk Israël, en geeft een weerklank op de boodschap van Goddelijke vertroosting. Op de blijde mare, dat God komen zal tot verlossing Zijns volks, volgt de profeteu- roepstsm uit het volk tot het volk Bereidt u voor nature onbekwaam zijn tot eenig goed en geneigd tot alle kwaad. Wij moeten niet met de banden in den schoot blijven zitten. Wij moeten niet van onze onmacht een scherm maken om er achter weg te schuilen. Wij mogen nooit het feit, dat wij niets goeds kunnen uitdenken, veelmin uitrichten, tot een voorwendsel maken, om nu maar ongehoorzaam te blijven aan Gods leven wekkende roepstemmen, die tot ons komen. Ontleent toch nooit aan de leer van uw geestelijke onmacht eene verontschuldiging, om niets te doen tot uwer zielen zaligheid. Als gij zoo denkt of handelt, kunt gij evengoed uw bijbel verscheuren, want die roept u van de eerste tot de laatste blad zijde overal op tot bekeering. Wanneer gij meentGod de Heere moet alles doen en daarom ik niets dan hebt gij den duivel aardig invloed op uw gedachten- gang gegeven, en laat u heelemaal beïa- vloeden door dien vader der leugenen en verleider der zielen. De Schrift leert ons wat anders. Zij leert ons ditZeker, de Heere is onze Verlosser, Hij alleen. En Hij werkt onze verlossiüg geheel en al uit, maar op twee manieren Deels geheel buiten ons om, en deels door ons heen. Dat tweede deel nu mag niet uit het oog verloren worden door u, zoo lief als u uwer ziele zaligheid is. God werkt de verlossing deels buiten ons omHij schenkt den eenigen Middelaar in Christus JezusHij doet Immanuël in Bethlehem geboren worden, die de werken des duivels komt verbreken en Gods volk de zaligheid komt aanbrengen. Maar God werkt ook deels de verlossing door Zijn volk heen Hij maakt hen de verlossing deelachtig Hij openbaart in hen de verlossende kracht Zijns Zoons; en dat gaat door ons heeD, namelijk doormiddel van bet gepredikte Evangelie, door de levenwekkende werking des Woords op onze zielen. Dan is het ook God, d'e de verlossicg werkt, maar door ons heen; zóó, dat wij ook werkzaam gemaakt worden zóó, dat wij op Gods roepstem gaan ver richten, wat Hij van ons vraagt. Daarom zond de Heere in de volheid des tijds ook den Heraut Johannes den Dooper, die den weg bereiden moest voor het aangezicht des Heeren. Die boetepre diker moest als instrument dienst doen om het volk Israël voor te bereiden op Messias' komst. Daarom predikte Johannes bekeering. Hij bracht Gods Woord, waarin de kracht des levens werkte. En als vrucht op Johannes' prediking werd Israël voorbereid om den Christus te ont vangen en geloovig te omhelzen. Israël deed uit Zijn hart en leven weg, wat de ontvangst van den Christus belemmerd zou hebben. Er kwam bij Israël bereidwilligheid om Jezus Christus als den Verlosser en Zaligmaker te aanvaarden. Vele harten werden geopend voor Christus' prediking van de genade. De beletselen werden weg genomen, zoodat Christus intrek kon nemen in die harten des volks. Die Israëlieten hadden zich voorbereid naar's Heeren bevel Israël zelf moest zich dus zoo v o o r- bereiden om den Christus Gods te ontvangen. Israël zelf moest des Doopers woord gehoorzamen en doen. Die zich niet voorbereid hebben op Jo hannes' prediking, die zijn buiten het heil van Christus gebleven in dit tijdelijk leven en zijn daarna ongezaligd de eeuwig heid ingegaan. Hadden ze dat niet te dan ken aan hun onwil om zich te bekeeren Aan niets anders. Precies zulk eene voorbereiding moet er bij ons worden gevonden om gezegend Kerstfeest te kunnen vieren. Ons zondaars- hart is op zichzelf genomen ook niet an ders dan eeu dorre woestijn, een on vruchtbare wildernis, steenachtig, en, als er nog wat groeit, zijn 't distelen en doornen. Woestijn en wildernis zijn beeld van onzen geesteloozen dooden toestand, waarin wij verkeeren door onze zonden. Ea nu is het volkomen waar, dat wij uit onszelven geen stap kunnen doen, geen enkele stap zelfs, om Immanuël tegemoet te gaan en Hem te ontvangen. Maar ook tot ons komt door de Gods gezanten de roepstem Bereidt u voor. Hij, die roept, roept met Zijn leven wekkend Woord, en Hij geeft ook wat noodig is om aan Zijn roepstem te ge hoorzamen. Christus kan alleen intrek nemen in onze harten, zoo wij ons bekeeren van onze zonden. En wanneer wij nu tot zelfkennis ge komen zijn, en den innerli,ken onvrede van ons hart, het gemis van vrede met God en van de z*lige gemeenschap met Hem hebben leeren inzien, en wat de oor zaak daarvan is, n.l. onze ongerechtigheid, dan gaan wij die zonde haten, dan worden wij begeerig naar de gemeenschap met God en de daaruit voortvloeiende vrede des harten, dan 'oegeeren wij met sterk verlangen om van onze zonden bevrijd te worden, opdat wij weer in Gods gemeen schap zouden kunnen deelen, daa zijn wij ook van harte gewillig en bereid gemaakt om met de zonde te breken, en dan luis teren we in gehoorzaamheid naar de roep stem Bereidt in de woestijn den weg des Heeren, maakt recht in de wildernis eene baan voor onzen God". Dan moet de zonde weg uit ons hart. Dan moet elke zonde weg uit ons per soonlijk en uit ons gemeenschappelijk leven. Dan hebben we met de zonde geen vrede meer, en kunnen er geen vrede mee houden, maar dan leven we met alle zon den op voet van oorlog. En dat is de noodzakelijke voorbereiding om te kuanen juichen op Kerstmis van het heil, dat God in Christus voor ons gewrocht heeft. Dan hebben wij in ons hart den weg gebaand voor Zijne genade, zoodat Hij met de volheid dier genade in ons intrek nemen kan. Dat is dan geen zelfverlossing. Want het is God, die in ons werkt ook dat willen en werken naar Zijn welbehagen. Maar 't is toch wel zelfwerkzaamheid. Met lijdelijkheid komt ge er niet, en kunt ge nooit den troost en de vreugde van Christus' geboorte in Bethlehem smaken. Hoe meer wij nu ontdekt worden aan onze zonden, hoe meer wij die leeren baten en uitbannen, hoe meer wij alle ongerechtigheid opruimen, welke als puin den weg bedolven houdt, hoe meer we alle eigengerechtigheid wegbreken, die als een slagboom den komenden Christus in den weg staat, des te meer zal ons hart ontvankelijk zijn voor de invloeiing van Christus' genade, des te meer zullen we op het Kerstfeest ons mogen verblijden niet alleen over het heil dat buiten ons voor ons werd teweeggebracht, maar ook over het heil dat in ons door den Geest van Christus werd uitgedeeld. Bekeering is noodig om blijde Kerstfeest te vieren. Zonder bekeering blijft het hart koud en vreugdeloos. Daarom, bereidt u voor om met blijden glans op het gelaat en een van vreugde opspringend hart te kunnen ju'chen over Immanuëls komst in deze wereld. KEBKKLIJK LISVEN. Professor Greidanus f af in het laatste num mer van de Bazuin op hoeveel er in gekomen was voor de beide studenten, die uit onze zusterkerken in de Graafschap Bentheim en Oost-Friesland gekomen zijn om hun theolo gische opleiding te Kampen te ontvangen. Hij verzocht tevens aan onze overige kerkelijke bladen deze opgave over te nemen, en we geven in zooverre aan het verzoek gehoor, dat we er de aandacht op vestigen en er bij zeggen, dat er zooveel was ingekomen, dat het voor ééa maand genoeg was. Als ieder die kan meehelpt, dan kan het bedrag er wel komen en we ver wachten het ook, wjjl het hier een zaak geldt, waarvoor alle gereformeerden wat gevoelen kunnen. Naar aanleiding van de mededeeling in een onzer vorige nummers gaf een broeder mij een gulden met de vraag, of ik wilde zorgen, dat hfj aan 't juiste adres kwam en natuurlijk heb ik dit op m\j genomen. Doch dit bewoog mij om er nog een enkel woord over te schrijven en er op te wijzen, dat giften voor dit doel gezonden kunnen wor den aan Professor Greidanus te Kampen. Maar ik dacht er tevens bij, dat het wellicht goed kon zijn om voor hen, die wel gaarne een kleinere of grootere gift willen geven maar er niet toe komen om het op te zenden nog een gelegenheid te openen en te zeggen, dat zjj in dit geval het ook bij mij kunnen bezorgen, want dan wil ik mij gaarne belasten met de verzending. Dat ik nog eens op de zaak terug kom, doe ik, omdat ik weet, det er zooveel gevraagd wordt, en het licht kan gebeureD, dat zulk een aanvrage aan 't oog ontsnapt. En dit zou jammer zijn, wijl het inderdaad zoo noodig is. Bjj dit opschrift denk ik thans aan het Blad, dat onlangt zijn tweeden jaargang is ingegaan, en het is zeer voorspoedig geweest. Het werd natuurlijk uitgegeven, opdat het bij name in onze kringen gelezen zou worden en dit is ge schied, want het komt elke week in vele ge zinnen en het wordt ook gelezen. Het eerste jaar is ook een rustig jaar ge weest. Bestrijding heeft het weinig gevonden en daaruit blijkt, dat het met de mentaliteit van de gereformeerden er nog niet zoo slecht voorstaat, als sommigen ods willen doen geloo- ven. Er waren er steeds, die uiterst bevreesd waren naar het scheen, dat de Gereformeerden leden aan een soort van conservatisme, dat straks tot verharding zou overgaan. Reeds bij het hooren van den naam .Reformatie" zouden zij te wapen vliegen. Ik beb nergens iets van schrik, zelfs niet van vrees kunnen waarnemen. Nu weet ik zeer goed, dat het Blad nog

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1921 | | pagina 1