Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
••SSe Jaargang. Vrijdag 2 December 192L.
No 48
UIT HET WOORD
Vereeniging in 't kerkelijke.
>êUT'<7r-i C". •.,rï)i!Pl
Redactearen Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G F. KERKHOF te Oost-Souburg
fists MmrkeriO.D. 8. J. v. i VEEI, J. 0. VIELEKI, F. I v. I. EIDE, B. BEUER, 11 F. J. MIF.
A-bountliiBBtsprösper kwartaal bg vooruitbetaling" f 1,
Afzonderlijke nummers 8 oent.
AiYtrtcmtiepiUs 15 cent per refelbp jaarabonnement van
minstens 500 roffels belangrijke reductie
UIT6AYI VAM DE
PBRSVBRBBN1G1WG ZEBUWSCHB KERKBODE.
A4r«i vu U Admliiitrttit
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Mlddelbsrr
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentien tot
uiterl^k Vridafmorgen te zenden aan de Drukkers
LTTTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280.
ADVENT.
„Ziet een Man, Wiens naam is Spruite,
die zal uit Zijne plaats spruiten en Hij
zal des Heeren tempel bouwen".
Zach. 6 12.
Uit de gevankelijk weggevoerden naar
Babel was een drietal Israëlieten geko
men, om goud en zilver te brengen naar
Jeruzalem. Mede door gebrek aan geld
was de herbouw van den tempel zeer
vertraagd, en niet onwaarschijnlijk hebben
wij in Cheldaï, Tobia en Jedaja afgevaar
digden te zien van de cog in Babel wo
nende Joden, die ook hun gaven voor het
belangrijke werk wilden offeren.
Niet voor tempelbouw, doch voor heel
iets anders bleek bun goud en zilver be
stemd naar de opdracht aan Zacharia
gedaan wordt van dit edel metaal een
kroon gesmeed, waarmee Jozua, de hooge-
priester gekroond zal worden.
Het zal Zacharia zeker wonderlijk te
moede geweest zijn, toen bij daar den
hoogepriester door hemzelven gekroond als
een Koning zag staan in het huis van
Josia. Priester en koning tegelijk, was
niet Uzzia als een onreine uit den tempel
ge8tooten, toen bij door zijn ofhren daar
stond? Het kon in Israël niet samengaan
wat uit Davids huis voortkwam mocht
niet dienen in den tempel, wat uit Aiiron
ontsproot niet zitten op den troon. Hoe
moet dan naar Goddelijk bevel hier een
uitzondering zijn?
Doch symbolisch was slechts die kroning
van Jozuanauwelijks geschied, komt de
verklaring Alzoo spreekt de Heere der
heirscharenzie een Man wiens naam is
Spruite, die zal uit zijne plaats spruiten
en Hij zal des Heeren tempel bouwen
en Hij zal het sieraad dragen.
sSpruite", dat was een naam aan velen
sedert Hizkia's dagen bekendde naam
van den komenden Messias, den Man, den
Held bij wien hulpe beschoren was. Uit
den afgehouwen, schijnbaar verstorven
tronk van Isaï zou een twijg ontspruiten,
Een, in wien de verbleekte glars van
Davids huis, de bezoedelde reinheid der
Aiironieten, als prie9ter-koning weer in
ouden, ja nooit gekenden luister zou wor
den hersteld.
«Spruite", wel drukt dit woord het teö-
dere, het zwakke uitmaar veel meer
wekte het de gedachte aan het hoopvol
ontluikende, in jonge schoonheid prijkende
leven. De belofte droeg het van den blijden
zomer, na donkeren winternacht.
«Die zal uit zijne plaats spruiten", zoo
wordt van den Messias gezegd en ook al
leest gij »het zal onder hem uitspruiten",
dit is zeker dat zijn groei voorspoedig zal
zijn; eigen wasdom zal ook zijn de was
dom van zijn volk; van zijn plaats, waar
bij oprijst, zal geen macht hem kunnen
verdringen, groeiend zal Hij doen groeien
zelf gezegend zal die Spruite voor de
Zijnen ten zegen zijn. Hoe? En dan in
andere beeldspraak wordt van Hem gezegd
Hij zal des Heer oi tempel bouwen, ja Hij
zal den tempel des Heeren bouwen.
Hoe teekenend is hier dit woord. Zie,
daar staat Jozua, de hoogepriester met de
koningskroon getooid. Hij en Zerubbabel
hebben aan den tempel gebouwd. Daarbij
hen staan Zacharia en Josia en de drie
mannen uit verren lande, allen op hunne
wijze bouwers aan een tempel, die toch
eenmaal weer verwoest zal worden. Maar
hier in Jozua staat het type van Hem, d e
méér dan eenig menscb den geestelijken
tempel Gods bouwen zal. Daar buiten op
de bergen van Jeruzalem bouwt men een
tempel van hout en steen maar Hij bouwt
op de bergen van zijn onwrikbare gehoor
zaamheid, van zijn eenige trouw, van zijn,
onveranderlijke liefde, van zijn duurzame
genade een tempel van levende steenen.
Daar buiten dreunt de hamer, en ketst
de beitel, die steen aan steen polijst, die
bint aan bint van den tempel ineen voegt
maar de groote Bouwer van Gods tempel
bereidt zijn pilaren, zijn in te voegen
steenen anders. Zijn arbeidszweet is zijn
bloed, 7ijn hamer is zijn woord, zijn beitel
de velerlei beproevingen waarmee hij de
levende steenen, zijn volk geschikt maakt
om plaats te krijgen in den hemel-chen
bouw der heerlijkheid van Gods kerk.
Voorzeker hij zal bouwen 1 ofschoon
velen het beletten. Satan zal er zich tegen
keeren hij zal bouwende machten
der wereld zullen brieschen tegen zijn
voornemen zelfs wie als levende steenen
moeten worden ingevoegd zullen hem soms
willen stuiten Hij zal bouwen
Want Christus houdt Zijn kerk in stand.
Dat gij nog staat, geloovigen, nog staat
ondanks twintig eeuwen van smaad, van
vervolging, allen vijanden ten spijt, dat
er nog gisteren, nog heden ingevoegd
worden, levende steenen, ofschoon de toe
bereiding langs zoo vaak smadelijken weg
geschiedt, is het niet de doorgaande ver
vulling van dit profetisch woord«Ja, hij
zal bouwen"?
Als het aan u lag, als gij zelf het doen
moest hoe zoudt ge in het paleis der
wereld met baar genot, haar voorspoed,
haar scbijnglans liever verkiezen ingezet te
blijven, dan overgezet te worden in het
Bouwwerk, dat in zijn geestelijke afme
tingen, in zijn opzet en uitvoering zoo
moeilijk voor aardsche, natuurlijke oogen
is te doorzien „Hij zal het doen", zegt
de profeet Daniël, en gedaan heeft Hij
bet, ondanks allen tegenstand, en steeds
gaat Hij voort het te doen stil, verborgen,
door de onzichtbare macht van Zijnen
Geest.
Iemand beeft gevraagd »Waarom moest
Jozua als Kooing gekroond worden ter
wijl toch hetzelfde resultaat bereikt ware,
als Zerubbabel, de Koning, tot hooge
priester gesteld was
Hier is ééo, die eerst priester is, en dan
KoniDg wordt. Eerst priester 1 En dat
wijst ook op den aard van zijn bouwen.
Als straks Jezus met zijn gehoorzaamheid,
met zijn zelfofferande iDtreedt, dan voor
zeker tooit geen vorstelijke kroon zijn
elapen. Dan is Hij veracht, de onwaar
digste onder de menschen. Zijn pries
terlijke mantel wordt bedekt met het
ppotkleed van Pilatus' soldaten. Slechts
ren slavenprijs is hij het Sanhedrin waard.
Eerst als Hij zijn eigen lichaam op het
altaar gebracht heeft, eerst als Hij Hoo
gepriester in den hoogsten zin van het
woord is geworden, zal de kroon op Hem
bloeien. Zoo wil God het van zijnen
Tempelbouwer. Eerst priester dan koning.
Het koningschap verdiend door zijn
priesterschap. Zóó zal het bouwen zijn
Niet met een gift van goud of zilver, maar
met de gave van Zichzelf, zijne gehoor
zaamheid tot in den dood.
Maar dan ook zal hij bet sieraad dragen
dan zal Hij als priester zitten op Zijnen
troon en zal de raad des vredes tusschen
die beide wezen.
In Hem den Bouwer is koningschap en
priesterschap ten volle vereenigd. Is de
vrede hersteld tusschen kerk en maat
schappij. In Hem is ten einde de eeuwen
oude strijd tusschen paleis en tempel,
want de Koning is priester en het heilig
dom is zijne woning. Geen strijd is er
meer tusschen altaar en troon, want de
priester is Koning en de offers den Koning
verschuldigd worden Hem op zijn altaren
gebracht.
De raad des vredes tusschen die beiden 1
in den ééaen Christuswant Dezelfde,
die als priester de schuld der zonde ver
zoent, breekt als koning der zonde macht.
Daarom ligt voor allen, die op dien
Heiland vertrouwen ook in dit woord van
Zacharia een grooto troost. Jezus, de
Priester-KoniDg is alles voor zijn volk
zijn Redder en Beschermer, zijn Goël en
Vorst, zijn Borg en zijn Heer. Hij bouwt
zijn tempel, dien geen poorten der hel
overweldigen, als een tempel des vredes,
gefundeerd op zijn zoenverdienste, ut
levende steenen op tot een paleis der eere,
waar verloste Koningskinderen, zijn gees
telijk Israël, eens den vollen vrede ge
nieten.
H. v. D.
KÜRRKLIJK LICVKBf.
Hoewel de pogiDgen tot vereeniging niet
zonder invloed zijn geweest, toch kunnen we
gerust zeggen, dat men nog zeer ver van het
voorgestelde doel verwijderd is en dat men er
waarschijnlijk nooit komen zal. We weten zeer
goed, dat zij, voor wie het woord synthese*
een machtige bekoring heeft, met grooten ijver
zijn bezield en dat zij er steeds op uit zijaom
in die richtiDg te werken, maar zij stuiten op
zulke onoverkomelijke bezwaren, dat zij telkens
weer machteloos staan. De werkelijkheid houdt
hen in hun vaart tegen, zoodat het vrgwel bij
woorden blijft, al is 't, dat zij de verwarring,
welke er allerwegen heerscht, vermeerderen.
De uiterlijke eenheid laat op zich wachteü, wijl
de innerlijke overeenstemming niet bestaat.
Hoe zullen twee te zamen wandelen tenzij zij
eerst bijeengekomen zijn.
Het ligt voor de hand, dat we daarover niet
treuren, omdat we er diep van overtuigd zgD,
dat we op deze wijze niets bereiken kunnen.
Doch wat ons wel leed doet, is het feit, dat
de Gereformeerden in ons land kerkelijk zoo
gedeeld staan en het lijkt er veel op, dat dit
nog voor langen tijd bestendigd zal blijven.
Behalve de vele gereformeerden, welke nog altijd
in het Hervormd Kerkgenootschap bleven, zijn
er onderscheiden gereformeerde Kerken in ons
land. Yan de dagen der afscheiding afzijn er,
die aan den arbeid van ds. Ledeboer herinneren,
een predikant, die te Benthuizen brak met de
synodale organisatie van de Hervormde Ksrk en
die bij name in Zeeland grooten invloed heeft
uitgeoefend. Bg de vereeniging der gerefor
meerde Kerken in 1892 waren er zoowel onder
de Christelijke Gereformeerden als onder de
DoleerendeD, welke zich niet in de vereeniging
konden vinden en zetten onder den ouden naam
hun kerkelijk leven voort. Het zou vermoeiend
worden, wanneer ik voorts wilde opnemen namen
van de verschillende gemeenten en groepeD,
waaronder belijders der Gereformeerde waar
heid zich aanduiden. Laat het genoeg zgn, als
ik zeg, dat het een heele rg is. Al deze onder
scheiden groepen beweren, dat zg indeNeder-
landsche Belijdenis oorspronkelijk opgesteld
door Guido de Bres de uitdrukking van hun
geloof vinden, alsmede in de Heidelbergsche
Catechismus en in de vijf artikelen tegen de
Remonstranten, terwgl zg in de Dordtsche
Kerkenordening eeren een goeden regel voor
de regeering der kerk. Het laat zich denken
dat zoolaDg tusschen Gereformeerden het Kerk
genootschap van 1816 instaat, er geen sprake
kan zgn van vereeniging maar voor een buiten
staander ia het onbegrijpelijk, dat de Kerken,
die gebroken hebbben met het genootschap en
dezelfde belijdenis en dezelfde Kerkhervorming
hebben, gescheiden blijven leven. En toch heeft
alles wat ondernomen is tot vereeniging tot dus
ver gefaald. Onwillekeurig komt de vraag op:
hoe komt dit? Een gewichtige vraag, want
eerst, als daarop een juist antwoord is gegeven,
kan er sprake zgn om de hindernissen weg te
ruimen. Nu is het niet zoo gemakkelijk om al
de oorzaken daarvan te noemen. Uit den kring
der Christelijke Gereformeerden wordt nog wei
een stem beluisterd, welke tracht aan te toonen
het verschil, dat er tusschen hen en de Gere
formeerde Kerken bestaat. In het algemeen
zeggen zg, dat de kerken der Afscheiding het
standpunt door deze vroeger ingenomen bg de
vereeniging losgelaten hebben en zij pretendee-
ren de historische voortzetting te zgn van de
actie door ds. Da Cock van Ulrum in 't aan
zijn geroepen. Doch de discussie daarover be
hoort vrijwel tot het verleden. Over en weer is
alles gezegd, wat er dienaangaande te zeggen
viel en het is duidelijk gebleken, dat men zulk
een bewering wel kan volhouden, doch dat het
bewg's daarvoor geenszins geleverd is en ook
niet geleverd kan worden. Zou het daaraan ge
weten moeten worden, dat men later een ander
bezwaar naar voren gebracht heeft n.l. dat van
de veronderstelde wedergeboorte bg den Doop.
Als men van die zgde kan aantoonen, dat de
Geref. Kerken dit punt opgenomen hadden in de
belijdenis der Kerk, dan zou het inderdaad be-
teekenis hebben, maar de Geref. Kerken hebben
het nooit als haar gevoelen uitgesproken. Het
is een uitspraak, waarover veel gesproken en
geschreven is, maar zonder dat de Kerken haar
aanvaard hebben. Het is er mede als met zoo
vele andere meeningen, welke met kracht ver
dedigd en eveneens met kracht bestreden
worden en dit zal wel duren, zoolang we nog
ten deele kennen. Zulke meeningen raken niet
de grondwaarheden der confessie, maar worden
geopperd om het inzicht in de waarheid te
verhelderen en te verdiepen. Ofschoon we door
dergelijk geschrijf schijnbaar niet verder komen,
toch is het goed» dat men uitspreekt wat men
denkt, want daardoor kan althans de weg ge-
effandworden.
Andere gemeenten zwijgen in den regel over
deze zaak. Het is voor de leiders in deze krin
gen ook niet gemakkelijk, zoolang zij van oor
deel zjjD, dat vereeniging met andere Kerken
overbodig is. Misschien zien zij ook wel tegen
de moeite op, welke aan zulk een taak ver
bonden is. Zg leven in eigen beperkten kring,
zg kennen elkander en gaan vriendschappelijk
met elksJider om en hun volk leeft rustig voort.
Waartoe zou men deze behaaglijke rust ver
wisselen voor onrust? o, Het is zoo begrijpelijk,
dat men er tegen opziet om de eerste schrede op
dezen weg te zetten, vooral indien men eeniger-
mate van nabij °P de hoogte is van de menta
liteit, welke onder hen bestaat. Toch is het
niet goed, wijl wat één is in belijdenis ook één
behoort te zgn in het ke kelgke.
Professor dr. M. J. Aalders heeft in „Onze
Eeuw" een artikel geschreven over dr. Kuyper
en hg zegt daarin o.a.„Deze Kerken hebben
een groote vitaliteit ontwikkeld. Financieel
staan zjj geheel vrg en behalve wat tot haar
eigenlijk terrein behoort, onderhouden zg een
krachtigen, uitnemend georganiseerden en ge-
outilleerden missie-arbeid in Indië". Eendracht
maakt macht. Welk een kracht zouden de
Kerken kunnen toonen, als alle Gereformeerden
eens met elkander vereenigd waren en gezamen
lijk optrokken onder één Banier. Ik weet wel,
dat zij zonder de werking des H. Geestes slechts
een luidend metaal en een klinkende schel
zouden zijn, maar wanneer zg den weg kozen,
welken God zoo duidelijk aanwijst, dan zouden
zg ook zgn heil mogen verwachten. Juist de