Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 35e Jaargang. Vrijdag 21 October 1921. No. 42 UIT HET WOORD, RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg, tisti Miwirkirs: Q.D. R. J. I. L VEER, J. 0. flElEIM, F. J. v. I. EBDE, B. IEIJER, 11 F. I. J. SÖLF. NEERGEBOGEN, MAAR NIET ZONDER HOOP. Bovenstaande woorden zijn door David gesproken, den man naar Gods hart, maar die ook in zoovele opzichten een man van smarten mag genoemd worden. Zij verplaatsen u naar het Over-Jor- daansche, waarheen de bekommerde vader gevlucht is ter wille van den opstand van zijn zoon Absalom. Vreeselijk, door zijn eigen kind van den troon en uit Jeruzalem verjaagd te zijn Hij was wel waarlijk een hert gelijk, hittig door honden en jagers vervolgd, met verdroogde keel schreeuwend naar water. Zoo schreeuwde nu ook zijn ziel naar God, naar den levenden God om gunst en heil. Hij voelde zich eenzaam en verlaten, want hij was verre van Gods tabernakel, waarnaar hij vroeger placht heen te treden met een stem van vreugdegezang en lof onder de feesthoudende menigte. Verslon- dea door droefheid waren zijne tranen hem tot spijze, dag en nacht. Een dood steek voelde hij in zijne beenderen, want spotters vroegenwaar is uw God Eu bij dit alles kwam de beklemming des harten door schuldbesef en schuldgevoel, want hij had gezondigd tegen den Heere, zijnen God. De straf die over hem kwam stond voor zijn zielsbesef in oorzakelijk verband met zijn zware ongerechtigheid. Hij oogstte wat hij gezaaid had. Is het dan wel wonder dat zijn ziel zich neerboog en onrustig was in hem Zooals het ranke riet aan den waterkant zich buigt onder den druk van felle winden zooals de staande, stille wateren geroerd worden tot aan hun diepe gronden, zoo boog Divids ziele zich neder, zoo was zij onrustig in zijn binnenste. Toch vergisse zich hier niemand. Waan toch niet de klacht eens twijfelmoedigen te hooren of de kreet van iemand die der wanhoop nabij is. Niets is minder waar dan dit. Hoor maar hoe David midden in zijn benauwing uitroept: hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de ver lossingen zijns aangezichts Zijn ziele buigt zich in hem neder, maar richt zJch ook weer op in kracht die God verleent. David was en bleef een begena digde, een man des geloofs, des gebeds en der hope. Hij heeft in het begin van dezen psalm gesproken van het hijgend hert dat naar water schreeuwde, welnu, z ij n ziele schreeuwde naar God. Tijdelijk mag hij Gods gemeenschap missen en ervaren hoe Gods baren en golven over zijn hoofd gaan, hij roept nogthans uit de diepte tot God en slaat het oog naar boven, om midden in de smart God toch z ij n God te noemen. Een klacht komt van zijn lippen, een bange klacht, omdat de lijdensbeker ten boorde toe gevuld is, maar hij belijdt ook zijn ge- loovig toevoorzicht, hij spreekt het ver trouwen uit dat er straks betere dagen komen zullen, waarin hij zijn God danken zal voor de geschonken verlossing. Calvijn zegtDavid stelt zich aan ons voor als gedeeld in twee deelen. Zoover hij door het geloof in Gods beloften rust, ver heft hij zich, met den geest van een onover winnelijke dapperheid toegerust, tegen de ervaringen zijns vleesches en bestraft hij tegelijk zijne weekheid en zwakheid. En zoo is het metterdaad. Davids ziel is hier zijn zwakke vleesch en hart dat onder de zware beproevingen dreigt te bezwijken. En bij zou ook bezwijken indien de geest, de nieuwe mensch die genadig van God wordt bijgestaan en geholpen, zijn hart niet oprichtte en vaststelde. De Heere doet een wonderlijk en krachtig werk aan de zijnen. Hij verbrijzelt, maar heelt daarna. Hij drukt neder, maar heft straks ook weer op. Hij doet weenen en klagelijk schreien, maar om ton slotte met teedere hand zelf ook de tranen te droogen- Eu dat wondere, krachtige werk wordt ook aan David verheerlijkt. De Heere ondersteunde hem in zijn leed en hield hem staande in de ongelukken. Zoo kon David in zijn leed opzien naar boven om van den Heere voor de toekomst heil te verwachten. Hij spreekt die verwachting met sterke woorden uit. Hoop op God bemoedigt hij zijn ziele, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen zijns aangezichts. Ge vraagt niet waarvan hij met zulke groote en sterke verzekerdheid sprak van verlossing, terwijl de omstandigheden voor hem toch zoo donker waren. Het was natuurlijk niet hierom dat David van zijn toekomstig lot iets van te voren zou geweten hebben de Heere pleegt ons te laten leven en werken achter een opgehangen gordijn. Neen, maar David sprak zoo sterk omdat hij geloofde. Het geloof ziet op God. Het klemt zich aan zijn almacht, trouw en liefde vast, en weet dat het dit niet tevergeefs doet. Zoo vertrouwde David op den Heere, op God die zijn verband met hem opgericht, die zijn beloften hem gegeven, die zijn trouw zoo dikwijls aan hem bevestigd had. Hij boog zich diep neder omdat hij beschaamd en bedroefd, verbroken en verbrijzeld voor zijn God was. En tegelijkertijd richtte hij zich hoog op, en zag hij met schreiend hart en smeekend oog zijn God in het aangezicht. Met zijn God was hij nog nimmer beschaamd geworden. Van Hem vertrouwde bij, dat Hij hem ook nu niet beschamen zou. Nog een weinig tijds, en hij zou zijne tranen droogen, om bij den kelk des heils Gods naam te vermelden en Hem met blijde erkentenis aan te roepen. Voor hen die God vreezen is wat David doorleefde geen vreemde, geen gansch on bekende zaak. Zij kennen oogenbiikken waarin zij verblijd zijn en juichen, waarin de verheffingen Gods in hunne keel zijn. Zij kennen andere oogenbiikken waarin zij .ter aarde nederzitten, met een zak omgord en met asch op hunne hoofden. Maar won derlijk Zij kennen ook oogenbiikken waarin het eene zoowel als het andere in hen nedprbuigt en tegelijkertijd een andere kracht in hen werkt waardoor diezelfde ziel zich weer opricht en met vertrouwen van de toekomst spreekt. Wat wij David hooren betuigen behoort tot de innerlijke ervaringen der geloovigen, tot dat dubbel leven dat bovenal in tijden van beproeving en lijden zich zoo openbaart. Zeer vele kinderen Gods hebben in bange dagen zoo tot hunne ziel gesproken en velen doen het nog. Buiten allen twijfel spreekt de neerge bogen ziel van zonde en schuld. Was er geen zonde, wij zouden het hoofd recht dragen en voor onzen God nooit zijn als een bieze die geknakt is. En toch, het zgn goede oogenbiikken als wij met diepe verootmoediging tot God naderen, ons zelf verfoeiende, maar daarbij met kinderlijke vreeze opzien tot Hem als tot onzen getrouwen God en Vader, die om het glibberen van onzen voet ons niet verwerpen en in bangheid des levens ons niet verlaten zal. En daarom leeren zij met Asaf, met David, met alle heiligen zeggen Bezwijkt mijn vleesch en mijn harte zoo is God de rotssteen mijns harten en mijn deel in eeuwigheid. Oefen u daarom in geloof en geloofsver trouwen. In den Zoon zijner liefde Jezus Christus is God u tot een almachtige God en getrouwe Vader geworden. In Hem hebt gij de volkomen gewisheid dat de uit komst van al uwe wegen goedertierenheid en waarheid zijn zal. Donkere wolken kunnen er aan uwen levenshemel zijn, maar daarachter is het eeuwige licht. De wolken trekken voorbij, maar Gods licht blijft tot in eeuwigheid. Zendiogsbijdrage. AbonitmaBtsprtys per kwartaal bjj vooruitbetaling f 1, Afzonderlijke nummers 8 cent. ilTfrtêBtttprQi t 15 cent per regelbg jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie UITGAVI VAU DE PBRSVBRBBM1GIBQ ZBBUWSCHB KBRKBODB. Adres vaa de Administratie Firma LITTOOIJ A OLTHOFF, Siddelbarg. Berichten, Opgayen Predikbeurten en Adyertentifin tot aiterljfk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Wat buigt gij u neder, o mijne aielen zijt onrustig in mijïïoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossing zijns aan- geziclits. Psalm 42 6. Van der Veen. KEBKKLÏJM Mfll, Bemoedigend. Bemoedigend is 't, dat het aantal studenten in de Theologie toeneemt. Aan de Vrjje Uni versiteit te Amsterdam werden ruim twintig en aan de Theologische School zeventien voor 't eerst ingeschreven. In de laatste jaren namen de vacante kerken in aantal toe en verscheiden candidaten kregen meer dan tien beroepen. Bovendien scheen het, dat de lust om predikant te worden onder onze jongelingen gaandeweg verminderde en velen vroegen zich af, wat moet het worden, indien dit zoo blijft doorgaan. Wees het er niet op, dat de waardeering van de geestelijke goederen onder ons niet meer zoo warm was, als in vroegere jaren en sprak er niet uit, dat de geestelijke inzinking door ging Of zou er mede een oorzaak in gelegen zijnj dat de tractementen over 't algemeen laag waren en dat er in menige pastorie bange zorg heerschte Hoe het ook zjj, het was niet gunstig, dat er steeds meer kerken vacant werdeD, want het is niet bevorderlijk aan den bloei van 't kerkelijk leven, indien een ge meente langen tijd herderloos is. Thans echter is een verandering ten goede gekomen en het voedt de hoop, dat we van lieverlede het gebrek aan predikanten te boven zullen komen. Als het nog enkele jaren zoo voortgaat, dan zullen de vacatures verdwijnen. Niet opeens. Het kwaad is langzaam ontstaan. Reeds een twintig jaar geleden hebben som migen gewaarschuwd, wijl het toen al duide lijk werd, dat we komen zouden, waar we thans zijn. De groote kerken hadden behoefte aan meerdere predikantener kwamen ook steeds enkele kerken bij en het aantal candidaten nam af. Het achterstallige inhalen is altijd bezwaar lijk en dit ondervinden we tegenwoordig haast op elk gebied. Doch de laatste jaren gaven gunstiger getallen en blijft het nog eenigen tijd in deze richting voortgaan, dan bestaat er grond voor de verwachting, dat we elk jaar vooruitgaan. Doch ik mag er zeker ook wel aan herin neren, dat er overvloedige reden is om in 't gebed te volharden. Wij hebben Gode zjj dank twee inrichtingen, waaraan de professoren ijverig arbeiden om onze jonge mannen te vormen voor hun gewichtige taak. Eén dier professoren echter is weggevallen en velen vragenwie kan zjjn plaats waardig innemen. Hij was een man met zeldzame rijke gaven en die een grooten invloed uitoefende op zjjn leerlingen. Het is waar, we hebben nog tal van jonge mannen, die bekwaam zjjn voor hnn werk, maar we hebben niet velen, die de plaats van dr. Bavinck innemen kunnen. Daarbjj komt, dat de verandering in het leven van ons volk groot is en verwarring heerscht er op elk ge bied, waarvan het gevolg moet zjjn, dat er van onze toekomstige predikanten veel gevraagd zal worden. Zjj zullen een diep gewortelde overtuiging moeten hebben en een helder inzicht in de waarheid. Voorts zullen zjj de teekenen der tjjden moeten verstaan om temidden van de bewogen dagen leiding te kunnen geven. We leven in een overgangstijd, waarin velen den rechten weg kwjjt raken, zonder dat zjj er zich van bewnst zjjn. Er is een streven om zich aan te passen aan den tjjd, dat op zich zelf loffe- ljjk genoemd moet worden, maar dat licht leiden kan tot het loslaten van de eeuwige bljjvende vastigheden. Zjj zullen noodig hebben een diepe deernis met de geesteljjke nooden onzer eeuw en tevens een vaste hand om te bewaren het pand, dat God aan de kerken heeft gegeven. Aan machtige woorden en fraaie leugens ontbreekt het niet, maar aan innerljjk frisch geloofsleven hapert het veel. Om deze redenen is er behoefte aan het dringend gebed in het bewustzjjn, dat de Geest des Vaders alleen ons mannen kan geven, wel toegerust tot den mosiljjken strjjd, waartoe de kerken geroepen zjjn. Er is een vragen naar zekerheid, maar het antwoord wordt vaak ge zocht op wegen die niet leiden kannen tot Hem, die zeggen konIk ben de waarheid. Zal de arbeid op ons zendingsveld Magelang behoorlijk kunnen voortgaan, dan moeten de inkomsten heel wat vermeerderen* God geeft aanvankelijk rjjken zegen en steeds gaan er meerdere deuren open, waardoor de arbeiders binnen kunnen gaan om er de bljjde boodschap des heil ste brengen aan Heidenen en Moham medanen. De gelegenheden om te werken ver menigvuldigen zich en dit spoort tot meerderen jjver. Het gevolg is, dat het Zendingswerk meer geldelijke offers vraagt aan al onze kerken en we vertronwen, dat als ons volk dit maar weet, het ook bereid is deze meerdere lasten uit dankbaarheid voor de vele weldaden ons te beurt gevallen te dragen. Immers we hebben nog niet naar vermogen gegeven en zoolang we nog niet tot deze grens zjjn gekomen, hebben we geen reden om over ons zelf tevreden te zjjn. De Commissie door den kerkeraad te Mid delburg indertjjd benoemd om aan de leden bijdrage te verzoeken voor onze Zsnding en die tot dusver zoo goed heeft gewerkt, heeft ver leden week vergaderd en begrepen, dat er meer gedaan moest worden. De kerk te Middelburg behoort jaarlijks ruim tweeduizend gulden te storten, indien we ons van onzen plicht kwjjten zullen. Qet is noodig, dat allen, die eenige liefde voor dezen arbeid door den Koning der kerk ons opgelegd, mee werken en daarom oordeelde men, dat de leden in de gelegenheid gesteld moeten worden om een bljjk van belang stelling te geven. Bjj het nazien van deljjsten is gebleken, dat er onderscheidenen, die vroeger steun boden of door den dood zjjn weggevallen of naar elders vertrokken, Daarvoor kunnen anderen, die later zjjn ingekomen en die tot nog toe geen vaste bijdrage gaven in de plaats komen. Bovendien zjjn er ook, die hnn bjjdrage zeker graag zullen verhoogen, als zjj verstaan, hoe het eigenlijk met de zaak gelegen is. Het leek ons dan ook, dat het niet zoo bezwaarlijk zal zjjn om het verlangde bedrag bjj elkander te brengen. De leden der Commissie zullen dan ook in de volgende weken ieder in eigen wjjk aan al onze leden vragen of zjj voor deze zaak een offer willen brengen. Het is een heel werk, doch zjj wilden met genoegen deze taak op zich nemen en als nu ieder hen met welwillendheid tegemoet komt, dan zullen zjj het met vreugde kunnen verrichten en de penningmeester de heer Tange zal niet meer behoeven te klagen op een gemeenteljjke vergadering.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1921 | | pagina 1