FEUILLETON.
EDO HP
Toespraak van Ds. Kerkhof.
Verlrek van Ds Merkelijn.
Wonderlijk woordimmers de boer, de
grondbezitter, die aan den oogst toe is,
zal men niet behoeven te vragen of hij
arbeiders uit wil zenden om te oogsten.
Hij is er reeds lang om dien tijd op bedacht,
dat het noodige aantal arbeiders er zijn
magmen behoeft hem er niet toe aan
te sporen immers het is Zijn zaak, Zijn
belang, Zijn bestaan. Waarom zendt God
slechts arbeiders uit, als wij daarom bidden,
waarom geeft God slechts de noodige
krachten, waarom bouwt Hij slechts Zijn
Koninkrijk als wij dat in gebed begeeren.
Heel de Schrift door wordt ons dit geleerd,
dat zegen mede afhankelijk is van ons
gebed. Hij heeft ons Diet noodig, Hij doet
het gansche werk, wij zijn slechts vaten,
gemakkelijk ware het Zijn rijk te bouwen
zonder ons, eenvoudig ware het om ons
uit te schakelen, opzij te zetten en toch
staat het zoo alsof de komst van Gods Rijk
afhangt van ons en vooral dit tekstwoord
doet ons boven andere de hooge beteekenis
kennen van het gebed voor het Rijk Gods.
Dat komt hier vandaan, dat de Heere
Zijn rijk, Zijn taak, Zijn oogst gemaakt
heeft tot ons rijk, onze zaak, onze oogst
en als dit rijk des Heeren eenmaal zal zijn
voltooid en ook in uitwendige schittering
zich zal openbaren, dan is het niet zoo
dat alleen de Heere daarin woont, maar
zal de heerlijkheid van het Nieuwe Jeru
zalem ook onze heerlijkheid zijn, de onder
danen van het Rijk onze broeders, we
zullen allen inwoners mogen zijn in des
Heeren Rijk.
De Heere schenkt ons het groote voor
recht van medearbeiders Gods te mogen
zijn en wel zoo, dat als wij geen mede
arbeiders zijn het Rijk van God niet komt.
En nu zal de dag der dagen het open
baren, dat het voornamelijk de gebeden
van Gods volk zijn geweest, waardoor Zijn
rijk wordt gebouwd, waardoor de rechte
arbeiders worden uitgestooten, waardoor
de uitgezonden arbeiders bekwaam zijn
gemaakt tot hun taak, waardoor er gelegen
heden voor de Evangelieprediking zijn ge
schonken, waardoor de gekenden zijn toe
gebracht. v
En daarom bidt den Heere des oog9tes
om arbeiders, en want dit zit er ingesloten,
bidt voor degenen, die reeds uitgestooten
zijn, opdat ze bekwaam mogen zijn tot dit
oogst werkbidt ook voor mij en mijn vrouw
en gezin opdat we recht arbeiden mogen,
op geen zijpaden mogen afgetrokken wor
den, maar arbeiden mogen in den oogst.
Wie kan bidden Men leest geen druiven
van doornen; slechts de discipel des Heeren
kan biddenmaar ook de discipel kan
slechts bidden voor een zaak, die hem ter
harte gaatdie hij door genade ook als
zijn zaak voelt; daarom kunnen we hartelijk
bidden voor onze dierbaren, voor onze
kinderen hoe kunnen de smeekingen der
ziel zich verheffen om hun welzijn want
ze liggen ons zoo na aan het barten zoo
bidden we voor wat ons onmiddellijk aan
gaat, maar ga nu Uw gebedsleven eens na
DOOE
1) HUGO KINGMANS
„Kom, Meta, laten we gaan".
Het kwam er wat kort uit, zoodat de aan
gesprokene verwonderd opkeek.
Ze leidde de hand op den schouder harer
gezellin, die in het gras gezeten tuurde
in de wijde zee, waarop in de verte de note-
doppen zichtbaar waren van de visschers van
Arnemuiden, die dien morgen de haven van
Vlissingen verlaten hadden en nu weer terug
keerden friet hun vangst, om die te verkoopen
aan de haven der Scheldestad of die anders hun
vrouwen ter hand te steller, die er mee venten
in Middelburg of andere plaatsen van „Zee-
lands tuin", anders gezegd het eiland Walcheren.
Zg zaten aan den zeedijk in de nabijheid van
een geslecht fort, getuigend van oude groot-
Onder den titel„Een God van liefde'
werd een tgd geleden een aanvang gemaakt met
deze novelle. Door overstelpende drukte van
den schrijver werd het verhaal onderbroken.
Het volgt thans in zijn geheel. De enkele feuil
letons, diei vroeger werden geplaatst, vinden
thans, ten gerieve der lezers en lezeressen, nog
maals plaats.
voor de kerk, voor de bediening des Woords,
voor bet Christelijk onderwijs, voor de
leid'ng van ons volk, voor het Christelijk
staatkundig leven, voor Evangelisatie en
Zending, hoevelen zijn er dan, die 't be
lijden, dat ze in gebedsleven daarvan zoo
veel te kort schietendat komt dat de
zaak van God, Zijn Koninkrijk ons niet zoo
na aan't harte ligt; deze dingen zijn voor
ons niet of te weinig hartezaak, we be
kommeren er ons schier niet om en als
er op al die terreinen geklaagd wordt over
inzinking, over verkeerde richting, onbe
slistheid, on vruchtbaarheid, jacht op succes,
wereldsche motieven, dan is het vaak de
laatste klacht, dat er om al deze zaken
zoo weinig gebed is en daar zit toch de
rede tot de voornaamste klacht. Maar voorts
zijn vaak de bewegingen der barmhartig
heid zoo weinige, dat ze ons niet tot gebed
dringen; we lezen in het voorgaande vers
Jezus, de scharen ziende, werd met inner
lijke ontferming bewogenzijn icgewanden
bewogen zich staat erdat gevoel, dat we
wel eens hebben als we in hospitaal of
stichtingen van barmhartigheid echte toon
beelden van ellende zien dan is er een
beweging des harten en met zulk een be-
wegiog zag Jezus de vermoeide schare,
die voor hun hongerende ziele geen spijze,
voor hun onrustig hart geen vrede, voor
hun verschrikt geweten geen troost, voor
hun doolwegen geen leidsman, voor hun
gevaren geen schutsheer noch behoeder,
voor hun zonden geen verlosser hadden.
Dat bewoog dan Christus als Hij de schare
zag, als Hij er kenni3 van nam en zoo
wanneer gij kennis neemt van de nooden
der Heidenwereld en de liefde Gods is ia
Uwe harten uitgestort, zult ge bidden.
Wanneer het U aangrijpt dat die wereld
een wereld is zonder Christus, dan moet
ge bidden het gebed is de sprake,
die het medelijdend hart vanzelf spreekt.
Amen.
Geliefde Broeder Merkelijn
Deputaten voor de Zendiüg in Zeeland, Noord-
Brabant en Limburg droegen tujj op in dit
avonduur namens de Kerken, die hen afvaar
digden, tot u een woord ten afscheid te spreken.
Van dezen zelfden kansel mocht ik dat op 6
Dec. 1911 doen namens de Zeeuwsche Kerken
alleen, maar thans geschiedt dat ook namens
de Brabantsche Kerken, die uw arbeid op aller
lei wijze steunen.
Het was ons een groot voorrecht u na acht
jarigen rgkgezegenden arbeid in Magelang in
onze kerken zoo frisch en gezond, kloek en vol
energie te mogen terugzien. Ik dank u dan ook
namens alle kerken in de Zuidelijke provinciën
dat gij u de moeite hebt willen getroosten om
in schier alle kerken een woord te spreken in
het belang van onze Zending. Deputaten hebben
u zulk een drnkken arbeid in den tijd van rust
niet durven opleggen. Als er iets is, waarover
wij te klagen hebben, dan is het hierover, dat
gij u te weinig rust gegund hebt. We hopen
van harte, dat uw ijver, hier in het land be
toond, geen radeelige gevolgen moge hebben
voor uw nieuwe taak straks op Java.
Nu het oogenblik gekomen is, dat wij weer
scheiden moeten, voelen we wel is waar ook
daarvan het pijnlijke, maar met groote vreugde
zien wij u en uw gezin weer heengaan.
Ten eerste, omdat wij weten, dat nw eigen
heid, van tijden-her, toen Vlissingen oprees als
bolwerk tegen Spanje.
Zij waren er heengegaan, aanvankelijk tegen
den zin van de jongste der twee meisjes, die
liever de schreden had gewend naar het Westen
der stad, om zoodoende over de boulevards
langs de bomvrije kazerne te gaan naar het
strand, waar leven en beweging heerschte.
De andere echter, die onmiskenbaar de kracht
bezat, haar wil door te drijven, had verkozen
het „Eiland" over te gaan, om langs het station
aan de Oostzijde der stad te komeD, waar al
spoedig op den Zeedijk de frissche wind haar
toewaaide, wat verkoeling bracht tegen de warme
stralen der dagvorstin, die glansrijk in haar
zenith prijkte.
De joDgste zij heette Meta van der Man-
dere had het ten slotte goed gevonden, daar
zij zich op stuk van zaken in alles liet leideD.
Daarbij kwam, dat men op Edom Jansen niet
ontstemd kon zijn, omdat haar vriendelijk open
gelaat onweerstaanbaar aantrok en haar melo
dieus stemgeluid alle gevoel van onvoldaanheid
wegvaagde.
Bedaard en kalm spoelde de steeds rustelooze
zee haar golfjes tegen de paaltjes aan den voet
van den dijk, waarop de beide meisjes waren
gezeten.
Uit de haven kwam een raderboot van den
Provincialen Sfcoombootdienst op de Wester-
schelde, die koers zette qaar Breskens, dat in
de heldere middaglucht aan den overkant dui
delijk zichtbaar was.
Met haar verrekijker zag Meta van der Man-
dere het miniatuurtorentje, dat nauw boven de
hart weer trekt naar Magelang en den heer
lijken arbeid, dien gij daar hebt achtergelaten.
Ten tweede, omdat de achterliggende jaren
ons hebben bewezen, dat wij in u den rechten
man op de rechte plaats van God mochten
ontvangen.
Ten derde, omdat door uw tijdelijk verblijf
in ons midden de Zsndingsliefde in onze kerken
aanmerkelijk is gestegen. Die nog lauw wareD,
werden door uw in allen eenvoud uitgesproken
woord verwarmd. Wat bovenal een goeden in
druk maakte bü uw optreden in allerlei saam
komsten, wa9, dat gij schier niets van uw eigen
persoon hebt gezegddie bleef op den achter
grond maar dat gij ons in helder beeld bracht
het werk Gods, dat gij daar in het verre Oosten
mocht verrichten.
Vol vertrouwen zien wij u dan ook weer
heengaan om Javaan en Chinees te gaan brengen
de bigde boodschap van Gods genade in Christus.
En 't is niet noodig, dat ik u verzeker, dat
alle onze kerken met u en uw arbeid ginds
belangstellend meeleven. Hadden zjj reeds te
voren veel met u op, nu zg u van aangezicht
tot aangezicht gezien hebben en gij den ern-
stigen nood der iawoners van Magelang haar
op 't hart hebt gebondeD, zijn onze kerken be
reid met nog meer liefde het werk, dat gg daar
in haar naam verricht, te steunen. De bewijzen
zijn u in het verstreken jaar wel geleverd, dat
de offervaardigheid tot hooger peil geklommen
is. Wie had voor een tiental jaren durven voor
speller), dat onze kerken voor den Zendings-
arbeid in één jaar een extra collecte zouden
bijeenbrengen van bijna tienduizend, en eene
begrooting zouden aandurven van meer dan
twintigduizend gulden Er waren toen onder
ons pessimisten genoeg, die dachten dat zelfs
geen vijfduizend galden voor dat doel bg elkaar
kon gebracht. Maar onze broeders en zusters
hebben geleerd voor de Zending te biddeD, en
al biddende zijn ze gaan meeleven met uw
arbeid, en al meelevende brengen zij vanzei ven
vrijwillig hun offeranden. Zelfs zgn ze over
tuigd geworden, dat een dienstauto in de Oude
Kedoe met zgn reusachtige afstanden voor u
geen weeldeartikel is, maar een onmisbaar ver
voermiddel om zooveel mogelgk arbeid in den
dienst van Gods Koninkrijk te kunnen ver
richten. Dat onze broeders en zusters daarvoor
hun zilver en bankbiljetten aanbrachten, is
immers een klaar bewijs, hoezeer heel 't Zen
dingswerk in hunne harten leeft. Ook al hebt
gij 't volle bedrag daarvoor nog niet in uw
portefeuille, ik twijfel er niet aan, of binnen
kort kuLt gij met een kerkelijke auto naar alle
dealen van uw wjjduitgestrekte arbeidsveld
tuffen. Het restanije zal spoedig worden aan
gevuld.
Meer nog dan tien jaren geleden wordt onder
ons nu beseft, dat uw werk onder de Heidenen
en Mohammedanen ons werk is. dat wij in
gehoorzaamheid aan Christus' Zsndingsbevel
hebben te volbrengen, en dat wg daarom, zoo
ver onze hand reiktu moeten voorzien van alle
die middelen, welke uw arbeid kunnen dienen
en bevorderen.
Tot nog toe heeft de Heere ons ZendiDgs-
terrein boven verwachting gezegend. Meer dan
andere arbeiders hebt gij in korten tgd reeds
vrucht geoogst. Hoevelen zgn niet heengegaan,
die jaren achtereen slechts met tranen zaaien
moesten, zonder ooit verblijdende vruchten te
zien 1 Ook voor de toekomst wenschen wg u
toe een rgken zegenn.l. dat de Heere steeds
meerdere harten ontvankelijk make voor Zgn
Evangelie, en daardoor wasdom van Zgn kerk
in het Mogelangsche aanschouwd moge worden.
Ik stel me niet voor, dat uw arbeid gemak
kelijker zal worden. Gg hebt in uw eerste pe
riode vele stekjes mogen planten. Maar nu
komt in de tweede periode de zorg om dat
geplante te doen groöien en toenemen, en ik
neig er toe dien arbeid zwaarder te achten.
Vooral ook wanneer ik bedenk, dat juist bg
den wasdom der gemesnte in heidensche om
geving de tegenstand van het rijk der duister
nis zich gaat openbaren. We verwachten van
u niet, dat gij telkens weer nieuwe onderne
mingen zult op touw gaan zetten, en de vorige
zult laten varen, 't Zal nu aankomen op volhar
ding. En daartoe wenschen wg u van 's Heeren
wege toe wijsheid en kracht, voorzichtigheid
en geduld. Ook al mochten wg in het vader
land een tijdlang eens niets bizonders omtrent
huizen uitstak. Meer rechts even voorbij het
kleine strand verrees de slanke vuurtoren,
die des avonds een helder licht uitstraalde.
Even na de esrste boot verscheen een tweede,
die aanvankelijk denzelfden koers volgend
plots scherp draaide naar het Oosten en den
steven wendde naar Borsele, aan den Zuidpunt
van Zuid-Beveland, om dan vervolgens linia-
recta te varen naar Terneuzen, dat vaag op
doemde aan Zeeuwsch-Vlaanderens Noordkust.
Van den kant van het station klonk scherp
gefluit. De trein, die ongeveer ean half uur
geleden binnengedaverd was, rangeerde.
„Heb je wel eens opgemerkt, Meta", had
haar gezellin gevraagd, „hoe alles met preciese
nauwkeurigheid wordt uitgevoerd
Meta van der Manteren had even verbaasd
opgekeken, maar dan, gelaten gezegd: „'t Is
weer het oude liedje juf. Ik begrijp u niet.
't Is mg onmogelgk soms uw gedachten te
volgen. Die vliegen als een wervelwind".
„Wel", verklaarde de ander, „zooeven heb je
den trein uit Holland zien binnenkomen. Ea
daar gaan de twee booten, die de passagiers
naar den overkant brengen. Die zgn niet een
uur eerder vertrokken. Die gaan, als de trein
gearriveerd is. En
„Ja, da's nogal logisch", viel Meta met ko
mische verbaasdheid uit, „anders hadden zij
geen passagiers van beteekenis en was hun
gaan doelloos. Opmerkendswaard vind ik daar
niets in. 't Is zoo klaar als de dag."
„Je begrijpt me verkeerd. Natuurlijk is dat
zoo klaar als de dag. Ik wil er alleen maar mee
zeggeD, met wat precies een nauwkeurigheid
uw werk te hooren krijgen, dan houden we ons
overtuigd, dat dit het gewone verloop der zaken
is, en dat nochtans in alle stilte het werk Gods
een goeden voortgang heeft. Niet in een me
nigte van gebouwen ligt de kracht van het
Zendingswerk, maar in den invloed, die er van
daad en woord op uw omgeving uitgaat. En
dat doorwerken van den invloed des Evangelies
heeft tijd noodig, niet slechts maanden, maar
jaren. Welnu, daarop zgn onze kerken nu ook
wel voorbereid, dat zg in deze periode geen
klinkende berichtj es uit Indië hebben te wach
ten, maar den tgdeischenden groei van het
geplante met kalmte verbeiden.
Onze gebeden voor dien wasdom zullen we
nimmer onderlaten, en daarin de voorbede voor
u en de uwen niet vergeten. In al onze bede
huizen wordt iederen Rustdag uw arbeid en
uw kring op Java in de publieke gebeden den
Heere opgedragen. Die wetenschap zg u ook
tot steun en troost, wanneer straks soms teleur
stellende ondervindingen u mochten neerdruk
ken. De Heere geve u met uw gade en gezin
een voorspoedigen overtocht. Hg spare u en de
uwen in gejondheid.
Hg doe u Magelang in welstand bereiken,
en doe u daar den kring, door u geliefd, in
een verblijdenden welvaart ontmoeten.
Hg schenke u nieuwen arbeidslust en arbeids
kracht, en stelle u bg den voortduur tot een
rgken zegen voor het volk, waaronder gg ar
beiden moogt.
Dat door uw dienst de Naam des Heeren
verheerlijkt en ZgnRjjk uitgebreid moge worden.
En zij 't u gegeven na een nieuwe arbeids-
periode met al de uwen in blijdschap tot ons
weer te keeren, God dankende voor den heer
lijken dienst, waartoe Hg u als arbeider tot
Zgn oogst wilde verwaardigen.
Onze missionaire Dienaar des Woords, A.
Merkelijn, is met zgn vrouw en drie kinderen
Zaterdag 1 October met het stoomschip „Prins
der Nederlanden" van uit Amsterdam vertrok
ken om tot zgn arbeidsveld te Magelang weder
te keeren. Ds. L. G. Goris en F. Staal hebben
hem en de zijnen namens Zselands, Brabants
en Limburgs kerken, uitgeleide gedaan tot op
de boot.
Den vorigen dag hebben deze deputaten in
het Kuyperhuis te 's Gravenhage nog eenigen
tijd aangenaam met onzen broeder en zijne
gade saamgesproken over het zendingswerk.
Daar in dat huis, waar zooveel gewerkt is en
gebeden voor de belangen vaD het koninkrijk
Gods, was ook gelegenheid om in een rustig
oogenblik de laatste groete en zegenbede der
kerken over te brengen en hen met al hunne
belangen biddend den Heere op te dragen.
Uit alles bleek hoe beider hart verlangend
was naar Magelang terug te gaan. Een niet te
waardeeren voorrecht is het, dat de Heere'onzen
broeder zulk een kloeke en verstandige huis
vrouw schonk, die zoo hartelijk met hem mee
leeft in den arbeid voor het koninkrijk Gods.
Opgewekt en vol goeden moed hebben zg
het vaderland verlaten, wuivend en neigend
tot de boot omwendde en te ver uit het ge
zicht kwam. Ook de moeder van Mevr. Mer
kelijn was bij het afscheid op de boot tegen
woordig. Voor haar, wier jaren al wat klimmen
is het ongetwijfeld een nieuw offer hare doch
ter te zien heengaan. Maar om des Heeren wil
en de belangen van Zgn koninkrijk, brengt zg
het gaarne. De Heere sterke haar en hare
familie en verblijde ze steeds met goede tijding
uit het verre land.
Op de boot hoopte ds. Merkelijn de gelegenheid
waar te nemen om zijn reisgenooten van zijn
Heiland te getuigen. Het was zgn voornemen
om 's Zondags op de boot tepreeken. Gebiede
de Heere ook daarover Zgn zegen.
Zgn laatste woord tot de kerken was een ver
zoek om de voorbede. Allereerst met het oog
op de reis, dat de Heere hen veilig leide en
op de plaats hunner bestemming brenge maar
ook daarna een voortdurend gedenken in 't
gebed. De zegen, die God in het eerste tijd
perk schonk, moet niet doen verflauwen in 't
gebed, maar aanvuren. En dat te meer, omdat
naar zgne gedachte de tweede periode zwaar
der zal zgn dan de eerste. De tegenstand rgst
de raderen der maatschappij in elkaar draaien.
Van de tien passagiers in don trein zijn er
minstens negen, die er niet aan denken. Zij
stappen uit den trein, loopen gejaagd of niet
gejaagd, al naar gelang van hun temperament,
onder de overkapping door naar de aanlegplaats
der booten, die er natuurlijk liggen, stappen
daarop en gaan mee. En aan den overkant
vinden zij, zoo zg naar Breskens gaan 'n stoom
tram, of indien zij Terneuzen moeten aandoen,
een trein. Dat alles vinden zij heel natuurlijk.
Geen sterveling deEkt er bg door"
„Behalve dan de hooggeachte en zeer geliefde
gezelschapsjuffrouw van mijn lieve moeder, die
dit jaar op het heerlijke denkbeeld is gekomen,
Vlissingen te bezoeken en Walcheren te door
snuffelen O, wat is het hier toch eenig mooi
'k Heb nooit geweten, dat Zeeland zoo'n heer-
lgk land was. Als je er op school van leerde,
stelde je je een partij eilanden voor, bewoond
door menschen, nu ja, wel beschaafd natuur
lijk, maar boersch en linksch en ongecultiveerd
('k hoop dat ik het goed zeg enfin, menschep»
ja, ik weet niet in ieder geval anders dan wij,
Hollanders"
„Zeer verplicht", lachte de gezelschaps
juffrouw.
„O, U is wel een geboren Zeeuwsche, maar
u maakt in alles uitzondering op den regel U
„Nogmaalszeer verplicht".
(Wordt vervolgd.)