Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
35e Jaargang.
Vrijdag 16 September 1921.
No. 37
UIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L., BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Visti Mmrkin: 0.0. 8. J. i SEES. J 0. RIELEIEft, F. I v. i. EBDE, B. IEIJER, n F. R. I ROLF.
GELOOFS-ZEKERHEID.
Niet ten onrechte wordt de eeuw, waarin
wij leven, wel eens genoemd de eeuw van
den twijfel. En dat geldt dan wel in de eerste
plaats deDgener, die Gods Woord hebben
losgelaten en met dat Woord geheel heb
ben afgerekend. Wat men in de ongeloo-
vige wereld allerwege bespeuren kan, dat
is een vragen, een zoeken, een tasten naar
het hoe en het waarom der dingen.
Men zoekt naar den oorsprong en het doel
van al wat bestaat, en houdt zich bezig
met de vragenvanwaar en waar
heen? En dat niet alleen. Men slaat den
blik rondom zich en ziet daar de mensch-
heid met haar worstelen en haar lijden,
met haar ellende en haar jammer. En men
zoekt voor dat alles naareene verklaring,
maar hoe men zoekt en speurt, men vindt
ze niet, en men eindigt telkens met kwel
lenden twijfel, die weinig verschilt van
vertwijfeling. En daarin gaat Gods Woord
in vervulling: „zij hebben mijn Woord
verlaten, wat wijsheid zouden zij dan
hebben
Maar niet alleen in de kringen deron-
geloovige wereld en wetenschap ontdekt
ge den twijfel, gij speurt hem ook in de
kringen der geloovigen. Er is in onze da
gen in de kerk des Heeren weinig beslist
heid en vastheid, en velen in haar wan
kelen ten doode. Vandaar dat er van haar
zoo weinig kracht uitgaat, dat met haar
bitter weinig gerekend wordt, dat hare
stem temidden van de benauwing der tijden
klinkt als de stem eens roependen in de
woestijn, en dat velen zich aan haar ont
trekken om in boeddhisme, theosofie, spiri
tisme en wat dies meer zij, bevrediging
te zoeken voor de diepste behoeften van
het hart.
En wat nu de individueele leden van de
kerk des Heeren betreft, gij treft onder
heü, zoowel onder de jongeren als onder
de ouderen slechts enkelen aan, die met
blijden dank mogen getuigen van de hope
des levens, die in hen is. Maar de groote
massa gaat wankelend en struikelend
daarheen. Men hoopt nog wel op de zalig
heid, maar mist het klare, blijde besef,
dat God in Christus de God van het leven
geworden is. De geloofszekerheid ontbreekt.
Eéne van de voornaamste oorzaken hiervan
is wel deze, dat men zijn bijbel niet meer
met biddenden ijver onderzoekt en dus
ook niet meer kent. Men houdt zich met
veel en velerlei bezig behalve met het
naarstig onderzoek van Gods Woord; en
het gevolg is, dat de geestelijke onkunde
al grooter wordt en de bewustheid des
geloofs al minder wordt aangetroffen.
Welk een beschamend voorbeeld voor
het volk des Heeren in onze dagen geeft
daarom Job met zijne hooggestemde be
lijdenis„ik weet, mijn Verlosser leefi".
Slechts weinig openbaringslicht had deze
bijbelheilige uit de grijze oudheid, terwijl
de kerk onzer dagen dat licht in al zijne
volheid en klaarheid bezit. En toch beluis
tert gij uit den mond van dezen Job, die
moest leven bij het vaga schemerlicht der
oude bedeeling, die roemende geloofstaal
„ik weet, mijn Verlosser leeft", eene taal
die ons wel tot jaloerschheid mag stem
men en ons wel mag opwekken tot de
bede, dat de Heere ons verlosse van onze
twijfelzucht en begiftige met de blijde
zekerheid des geloofs.
Dit woord werd door Job gesproken
temidden van het bangste lijden, dat God
over hem had doen komen. Er was heel
wat lijden, heel wat strijd voorafgegaan,
voordat bij door den Heiligen Geest be
kwaamd werd deze roemtaal des geloofs
uit te spreken. Eerst toen de nood op het
hoogst was geklommen, toen nergens hulp
of uitkomst ble8k, eerst toen geen mensch
het voor hem opnam en het alles donker
heid en duisternis rondom hem was, toen
werd de Geest des Heeren vaardig over
hem en schoot onder de drijving des Gees-
tes zijn geloof vleugelen aan. Het verhief
zich van uit het donkere lijdensdal naar
boven het klemde zich vast aan den Ver
losser en brak uit in den jubel: „ik weet,
mijn Verlosser leeft".
I k, zegt Job met nadruk, ik weet.
Alsof hij zeggen wilheel de wereld moge
tegen mij zijn om al de plagen, die mij
getroffen hebben, en mijne vrienden mo
gen mij bitterheid op bitterheid aandoen,
mij verwijtend dat er wel redenen zullen
zijn, waarom God zóó tegen mij optreedt,
nochthans i k weet, mijn Verlosser leeft.
Als de Heere met dien naam Verlosser,
Goël genoemd wordt, dan ligt daarin, dat
Hij 't opneemt voor Zijne kinderen, die
van alle kanten besprongen worden, en
dat Hij ze opricht en in eere herstelt.
Dat woord Goël wordt ook gebruikt van
een bloedwreker, die het onschuldig ver
goten bloed zoekt en wreekt. Welnu,
Jobs bloed werd als 't ware langzaam ver
goten, maar Job geloofde, dat de Heere
eenmaal toonen zou, dat dat bloed koste
lijk was in Zijne oogen. Ik weet, zegt bij,
dat ik zulk een Verlosser heb, die de eeuwig
levende is, en die mij dan ook in den dood
niet verlaten zal. Job kan niet anders
denken, of weldra zal hij wegzinken in
den dood. Maar geen nood E n is er,
die i e e f t. Aan alle kanten grijnst de
dood en het verderf hem aan, doch één
is er, die zich nog wel verborgen houdt,
maar die leeft. En die zal mij niet ver
geten, ook niet in het doodenrijk. Niet de
dood, maar de L9vensvorst zal mij be
zitten. Dat is zijn troost, dat is zijne hope.
Dat ondersteunt hem in het leven, al is
dit leven ook enkel lijden dat sterkt hem
tegen de ure des stervens. Hoe 't hem
hier ook ga, al loopt ook de levens- en
lijdensweg straks uit in den dood en in
het graf, hij aanschouwt door de nevelen
heen eene lichtende toekomst, waarin zijn
Verlosser als Rechter zal opstaan over
zijn stof, zijne eere aan het licht zal bren
gen en hem zal kronen met de hoogste
gelukzaligheid.
Gij stemt het mij ongetwijfeld toe, dat
het heerlijk is zulk een geloofswetenschap
als Job te bezitten. Als hij mogen ook
wij dan opzien tot dien Verlosser, op
Wien Jobs geloofsoog zag. En die Ver
losser is niemand anders dan onze Heere
Jezus Christus, die dood is geweest en nu
leeft in alle eeuwigheiddie het voor de
Zijnen heeft opgenomen en nog opneemt,
als alles tegen hen getuigt. Hij stortte
zijn bloed om ons van de verschrikkingen
des doods te verlossen en ons te brengen
tot vrede met God. Hij stond op uit de
dooden en bracht aldus het leven en de
onsterfelijkheid voor ons aan het licht,
en doet ons nu van uit onze ellende
opzien tot het gunstrijk aangezicht van
onzen God, richtende onzen geloofsblik op
die vrijstad des hemels, welke Hij voor
ons verkregen en ontsloten heeft.
Maar weet gij, wat nu zoo bedroevend
is Dit, dat er zoo weinig een geloovig
zien op, een geloovig vastklemmen aan
dien lévenden Verlosser gevonden wordt.
De persoonlijke geloofs-toeeigening ont
breekt veelal. Eo zoo staan de meesten
onzer verre ten achter bij Job, terwijl wij
toch zooveel op Job voor hebben, wijl
bestraald met het volle licht des evan
gelies. Maar hoe zullen we dan den
geloofsstrijd kunnen aanvaarden en onzen
levenspsalm kunnen zingen in het midden
der wereld ter eere van onzen God en
Koning
En daarom is het voor ons noodig te
worstelen aan Gods troon om de blijde
zekerheid te mogen ontvangen, dat de
Verlosser leeft, ook voor ons. Maar tot
dien geloofsjubel van Job komt het slechts,
als het besef van ellende en dood in de
ziel doorbreekt. Zal de juichtaal des ge
loofs in onze ziel opkomen, dan moeten
wij vooraf in de ellende geweest zijn, zij
het dan niet in dezelfde ellende als Job,
maar in de geestelijke ellende, die ons de
belijdenis perst uit de benauwde ziel:
,,'k wou vluchten, maar kon nergens heen,
zoodat mijn dood voorhanden scheen".
Ga dan ons gebed op tot God, om ons
den nood onzer ziel en de ellende van ons
hart en van ons leven recht te leeren
kennen, om ons eene krachtige behoefte
in het binrenste te wekken aan den leven
den Verlosser, en om ons de krachtige
overtuiging te schenken, dat er buiten
dien Verlosser niets anders is dan jammer
en dood, en in gemeenschap met Hem
alleen leven en zaligheid. Dan zal het
in den weg van geestelijke worsteling ook
bij ons komen tot dat blijde belijden
„ik weet, mijn Verlosser leeft". Dan zal
het ons gegeven worden alle twijfelzucht
uit de ziel te bannen en vol geloof en
hope de banier van Gods Woord omhoog
te houden in het hewustzijn, dat onze
Koning de overwinning behalen zal op
alle Zijne en onze vijanden, en dat wij
eenmaal in Zijne overwinnings-glorie zul
len deelen, al gaat het door strijd en
lijden, door dood en graf heen.
Dat dan niemand onzer weigere in dien
Verlosser te geloovendat niemand wei
geren den Heere smeekend te vragen de
geloofsgemeenschap met dien Verlosser te
mogen ontvangen. Zoeken wij allen dien
Goël, dien Job's geloofsoog door de nevelen
reeds aanschouwde, want anders wacht
ons eene eeuwige ellende.
En als wij Hem gevonden hebben,
zooken wij dan steeds meer in Hem ge
fundeerd te worden, steeds dichter bij
Hem te schuilen, uit Hem alleen al onze
wijsheid en al onze levenskracht te putten
en heel ons leven steeds meer te richten
op Zijne eere. Dan zal er van ons kracht
uitgaan naar buiten, en zullen wij tot
onberekenbaren zegen zijn voor onze om
geving en voor allen, met wie wij in aan
raking komen.
Eq wat ons persoonlijk betreft, mogen
wij dan met steeds blij deren moed uit het
donkere heden zien naar de toekomst van
licht en heil, welke ons straks zal worden
geopenbaard. Door de kracht van den leven
den Verlosser wordt die toekomst eenmaal
heden, eenmaal zalige werkelijkheid. En
dan verstomt ook de geloofsjubel„ik weet,
mijn Verlosser leeft", welken wij hier
aanhieven in het aangezicht der wereld
ter eere van onzen Koning. Wij werpen
dan onze levenskronen, die wij van Hem
ontvingen, aan Zijne voeten, en terwijl ons
oog in zalig aanschouwen zich verlustigt,
rijst uit onze ziel het blij gejuich: „het
Lam, dat geslacht is, is waardig te ont
vangen de kracht en rijkdom en wijsheid
en sterkte en eere en heerlijkheid en
dankzegging".
VlissiDgeD. Brinkman.
Het afscheid van Ds. Merkelijn.
Antwoord aan P. Dieleman te H.
Abonnementsprijs1 per kwartaal bf vooruitbetaling f 1,
Afzonderlijke nummers 8 cent.
AtiYerteBttfprfll15 cent per regelbp jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie
UITGAVI VAN DE
PBRSV1RBEMG1NG ZE1UWSCHB KERKBODE.
Adres van da Administratie
Firm* LITTOOU OLTHOFF, Middelburg.
Berichten, Opgaven Pre likbeurten en Advertentiën tot
uiterl^k Vrfdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOTJ OLTHOFF, Middelburg.
Want ik weet, mijn Verlosser leeft.
Job 19 25a.
KKKKKLÏJK LEVEN.
Hoe hebben we uitgezien naar de komst van
ds. Merkeljjn, die door de Zeeuwscbe kerken
naar Java gezonden was om er het evangelie
aan heiden en Mohammedaan te krengen, want
we wilden zoo gaarne eens uit zjjn eigen mond
hooren, hoe het hem gegaan was bjj zjjn arbeid.
We wisten uit zjjn brieven wel, dat er vele
moeilijkheden waren, dat hjj er met lust en
zelfs met rjjken zegen werkt, maar we stelden
ons voor, dat als hjj eens bij ons was en per
soonlijk mededeelingen kon doen, ons zendings
terrein nader bij ons zou komen en we er meer
vertrouwd mede zouden worden. Welnu, ons
verlangen werd gestild, wij hebben hem gezien
en gehoord en wij mogen zeggen, dat zijn ver
blijf in 't vaderland onze liefde tot de zending
heeft versterkt. Wij danken dit aan zijn bereid
willigheid om op vele plaatsen in Zeeland en
N.-Brabant op te treden en allerlei inlichtingen
te geveD. Het deed ons bizonder weldadig aan,
dat hij met zooveel ijver bezield was om de
zendiDg verder te brengen.
Doch hoe sposdig zijn deze maanden voorbij
gegaan en nu is de dag niet ver meer, waarop
hij met zijn gezin, als er geen verhinderingen
komen, terugkeert raar Magelang om zijn arbeid
te hervatten en voort te zetten. Doch alvorens
heen te gaan komt hij op verzoek van den
kerkeraad naar Middelburg, teneinde er een
woord van afscheid te spreken. We verwachten,
dat velen ook uit de genabuurde kerken deze
samenkomst willen bijwonen en daarom willen
we het doen in de Noorderkerk, waor de zit
plaatsen voor dien avond vrij zÖn« Woensdag
den 21 Sept. e. k. wordt deze samenkomst ge
houden des avonds half acht uur. Noodig zal
het wel niet zijn, dat we expres opwekken om
door uwe tegenwoordigheid te toonen, dat ge
in zijn arbeid belang stelt, want steeds waren
velen aanwezig, als hij ons verhaalde van de
sterkte, welke God hem gegeven had. Hij ver
richt een arbeid, welke de onze is, en nu hö
weggaat, willen we deze gelegenheid gebruiken
om hem te laten zien, dat hij op onze liefde
tot de uitbreiding van 't Koninkrijk der hemelen
rekenen kan.
Wij kunnen niet met hem meegaan, doch
we willen ons opnieuw verbinden om hem door
onze gebeden te steunen.
Naar aanleiding van mijn vriendelijk verzoek
om bijdragen voor den dienst-auto op ona