Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
35e Jaargang.
Vrijdag 9 September 1921.
No. 36
UIT HIT WOORD.
Redactearen Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg,
lasts lirimrkirs0,1. 8. J. v. t 8EE8. J. 0. BIELEIM, F. I v. i. EIDE, B. IEIJER, n F. B. I 101F.
PBRSVBRBBNIG1NG ZEBUWSCHB KERKBODE.
Adres tm de Administratie
EEN VRAAG EN EEN ANTWOORD.
Toen de Heiland eens door het midden
van zijn vijanden, die Hem steenigen wil
den, heengaande, zich uit den tempel ver
wijderde, zag Hij in 't voorbijgaan een
mensch, die blind was van zijn geboorte
af. Aan den deerniswaardigen toestand
van dezen blinden ontleenen nu de dis
cipelen aanleiding tot de vraag „Rabbi
wie beeft er gezondigd, deze of zijn ouders,
dat bij blind zou geboren worden." Zij
waren dus van gedachten dat deze blind
heid een van beiden zijn moest, óf straf
op zonde, waaraan deze blinde zich vóór
zijn geboorte reeds had schuldig gemaakt,
óf straf of misdaad, vóór de geboorte
van bun kind, door de ouders begaan.
Aan iets anders als óók mogelijk, denken
ze niet, en de toestand van den blinde
beeft in hun oog geen ander voorkomen
dan dat van straf.
Dat een bizonder lijden als een bewijs
van bijzondere misdadigheid en straf-
schuldighaid beschouwd werd, zie daarvan
een treffend voorbeeld in den diep be
proefden lijder Job, die op grond van zijn
jammeren en ellende door zijn vrienden
als huichelaar gebrandmerkt, ten slotte
schitterend door den Heere, wiens daden
zich den maatstaf van 's menschen kort
zichtig oordeel niet laten aanleggen werd
gerechtvaardigd. Jobs vrienden dachten aan
misdaden, geweld, gierigheid, huichelarij,
verdrukking van weduwen en weezen,
waaraan de getroffene zich in zijn leven zou
hebben schuldig gemaakt, maar de disci
pelen zijn van gevoelen dat bet lot van
dezen blindgeborenen straf zijn kan op
zonde, die reeds vóór de geboorte begaan is.
Dit noemt Calvijn met recht een onge
rijmde gedachte.
Maar al geloofden de joden juist niet
aan een zielsverhuizing, als waarvan door
heidensche priesters en wijsgeeren ge
sproken werd, dat bijv. de ziel van een
mensch veroordeeld werd tot den kerker
van een blind lichaam om baar te straff en
voor de eene of andere groote zonde, be
dreven in een ander lichaam, waarin ze
te voren gewoond had, de meening dat men
zich reeds vóór de geboorte aan zondige
affecten kon schuldig maken werd toen
maals en later onder de joden voorgestaan.
Ook de discipelen deelden vooralsnog in
dat dwalend volksgevoelen, maar zouden
ook bier van door bun Meester bevrijd
worden.
Als Gods Woord ons leert, dat we in
zondeen ongerechtigheid worden ontvangen
en geboren, zoo zegt de Schrift biermede
volstrekt niet dat een mensch zich reeds
vóór de geboorte aan onderscheidelijke
zonden of aan strafverdienende ongerecbtig
beden kan schuldig maken.
Dan indien de blindgeborene niet om
eigen zonde blindgeboren werd, dan
meenen de discipelen, zal bet moeten ge
schied zijn ten straf op zonde zijner ouders.
En zou blindheid, stomheid, idiotisme
of andere stoornis in den gee3t der kinde
ren, nooit straf kunnen zijn op de zonde,
door de ouders voor de geboorte des kinds
gepleegd? Wie zal ontkennen dat het
wangedrag van ouders, zich uitende in
ontucht, dronkenschap en dergelijke zon-
deü, niet zelden jammerlijke gevolgen en
betreurenswaardige ontreddering van
lichaam en geest voor de kinderen na zich
sleept.
O welk een bitterheid voor bet onder
hart te moeten denken, ik heb mijn zoon
of dochter dezen deerniswaardigen toestand
door mijn wangedrag berokkendhet kan
wel niet anders of de bewustheid dat zij
de schuldige oorzaak zijn van den onge-
lukkigen toestand huns kinds, moot voor
tot God beheerde ouders blijven een
scherpe, pijnigende doorn in het vleescb.
Maar niet altijd is er reden om de midden
oorzaak van bet lijden eens kinds in deze
of gene zonde der ouders te zoeken. En
verre zij het van u altijd, op den toestand
van zoo menig gebrekkig kind lichtvaar
dige beschuldiging of verdenking tegen
de ouders te gronden.
Ook de discipelen stelden terecht niet
als zeker dat de blindheid des blindgeboren en
als een straf aan de zonde zijner ouders
verbonden was. Doch ook hierin dwaalden
ze, dat indien deze blindheid geen straf
was op 's mans eigen zonde, reeds voor
zijn geboorte begaan, er dan niets anders
zou overblijven dan baar als een straf op
de zonde zijner ouders te beschouwen.
De oorzaak, de grond van het blindge
boren zijn van dezen mensch kon zeer wel
in iets geheel anders gelezen zijn, en lag
ook inderdaad in iets geheel anders. Hier
aan echter dachten de discipelen niet.
Het lag ook nog buiten bun gezichts
kring. Maar Jezus zou het bun door woord
en wonder openbaren.
„Rabbiwie heeft er gezondigd, deze
of zijn ouders, dat bij blind zou geboren
worden". Zoo vraagden de discipelen en
boe luidt hierop nu Jezu3' antwoord.
„Noch deze" zegt bij „heeft ge
zondigd, noch zyn ouders, maar dit is ge
schied opdat de werken Gods in hem zouden
geopenbaard worden".
„Noch deze heeft gezondigd, noch zijn
ouders". Verklaart de Heiland biermede
dezen man en zijn ouders voor zondelooze
menschen. Verre van daarimmers de
Heere spreekt bier van niet gezondigd heb
ben alleen in betrekking tot de blindheid
der blindgeborenen en geeft niet anders
te kennen dan dat de oorzaak dezer blind
heid noch in zonde van dezen man zeiven,
noch in ongerechtigheid zijner ouders ge
legen is. Waarin dan Jezus verklaart bet
aanstonds, als hij volgen laat„maar dit
is geschied, opdat de werken Gods in hem
zouden geopenbaard worden". Het doel is
hier dus iets geheel anders dan strafhi t
doel is de verheerlijking Gods. De werken
Gods moesten in dien man geopenbaard
worden Gods vrijmacht en zijn genaderijke
ontferming moesten door dezen mensch
zeiven en door anderen aan zijn wedervaren
gekend worden. Hij was blind geboren
opdat hij zijn afhankelijkheid van God zou
inzien, opdat hij hierdoor leerde op God
te betrouwen en al wat hij noodig had,
uit zijn hand te verwachten; opdat hij
hierdoor gedrongen werd, om verlichte
oogen des verstands van God te begeeren
hij was blind geboren opdat hij tot zien,
tot waarachtig zien zou wedergeboren
worden. En dat dit hier het doel was,
Jezus bezegelt dat met een daad, want zie
daar, hij opent des blindgeborenen oog, zoo
dat hij ziet, en ziet niet alleen met het
het oog des lichaams, maar ook met de
belijdenis: „ik geloof Heere", zich aan
biddend neerbuigt aan Jezus' voeten.
Wat wordt dus door den Heere niet ont
kend? en wat wordt integendeel hier stellig
door Hem verklaard?
Niet ontkend wordt hier oudersdat
indien de Heere uw zonden, tot uw straf,
in uw kinderen had willen bezoeken, gij
niet zoudt mogen klagen alsof u door God
onrecht werd aangedaan. God had onge
twijfeld het recht om zulks te doen en 't
is alleen genade dat hij 't niet gedaan heeft.
En evenmin wordt ontkend dat God de
zmden der menschen reeds in dit leven met
allerhande lijden straft, als met armoede,
krankheid, verliezen, onrust der consciëntie
en vreeze des doods, of wie zal 't be
twijfelen dat de Heere menigmaal persoon
lijke en nationale rampen tot straf der
ongerechtigheid over personen, huisgezin
nen en volken brengt Waarlijk, al zijnde
menschen vaak stoutmoedig, omdat de
goddelijke lankmoedigheid de booze daad
niet haastelijk bezoekt, de misdaden ont
gaan haar straffen niet. Dit hebben zelfs
gunstgenooten des Heeren als Abraham,
Mozes en David in eigen persoon onder
vonden, want er is geen aanneming des
persoons bij God.
Maar ook, met de straf, die Hij den
sterveling oplegt, beoogt Hij weldadige
einden. Het is om te vermurwen en te ver
ootmoedigen, om te dringen tot geloof en
bekeering, om te doen knielen voor den
troon der genade. God wil alzoo de hoo-
vaardigen vernederen de zich zelf genoeg-
zamen in hun krachteloosheid en armoede
aan zich zelf ontdekkende aardschgezinden
losmaken van de dingen der wereldde
zorgeloozen uit hun jammerlijken dood
slaap wakker schudden en die niet waken
ten strijde doen opstaan. Het is er den
Heere om te doen, den zondaar van het
eeuwige straflijden te behouden en hem tot
een eeuwige heerlijkheid te redden. Dat
heeft een der vrienden van Job zeerwel-
gezegd: „welgelukzalig is de mensch, welken
God straft; daarom verwerp de kastijding
des Almachtigen niet".
Dit een en ander nu wordt door den
Heere niet ontkend. Alleen, Hij spreekt
hiervan niet rechtstreeks, omdat de ge
legenheid thans het stellig verkondigen van
andere waarheden eischte, omdat er thans
iets te bestrijden en iets anders voor te
stellen was. En wat verneemt ge dan uit
zijn woord, zoo niet in de eerste plaats
dit, dat ge uit 's menschen lijden geen
voorbarig besluit moogt trekken tot een
bijzondere misdadigheid bij hem zeiven of
bij zijn ouders, zooals dat, helaas, zooveel
geschiedt.
Lezer, wees tegen al zulke uiting van
't arglistig en anderen doorgaans maar al
te gaarne veroordeelende hart op uw hoede.
Al zulk voorbarig oordeelen is onrecht en
moet door u worden tegen gestaan, zoo
wel bij u zelf als bij anderen. Dat eischt
de Heere van u, die immers zegt „met
welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoor
deeld worden".
Menigwerf beoogt de Heere met 's men
schen lijden geheel iets anders dan straf.
Het is uit liefde dat hij slaat en kastijdt
om 't zondaarshart tot zich te bekeeren.
Wel hebben alle smarten hun gemeen-
schappelijken oorsprong in de zonde, maar
niet alle lijden is evenwel straf lijden. Het
was geen straf, dat Stephanus werd ge-
steenigd, maar opdat hij alzoo, den naam
zijns Heeren verheerlijkend, tot de vreugde
des hemels zou ingaangeen straf dat
Petrus in den kerker werd gebonden, maar
opdat aan een biddende schare de macht
en trouw van den gekruisigden, maar bij
God verheerlijkten Jezus zou geopenbaard
worden geen straf dat Paulus door een
scherpen doorn in het vleesch gekweld en
door een Engel des satans met vuisten
geslagen werd, maar opdat hij zich van
wege de uitnemendheid der openbaringer,
die hem ten deel gevallen waren, niet zou
verheffen.
En om op te merken wat de Apostel
Petrus aan de geloovigen schrijft„gij
wordt nu een weinig tijds bedroefd door
menigerlei verzoekingen, maar het ge
schiedt opdat de beproeving uws geloofs
bevonden worde te zijn tot eer en heer
lijkheid in de openbaring van Jezus Chris
tus" d. i. uw geloof wordt door lijden,
gelijk goud in het vuur, beproefd en ge
louterd, en dit geschiedt opdat ge, in de
openbaring des Heeren met des te meer
eer en heerlijkheid gekroond moogt worden.
En zoo is het lijden dan ook meermalen
een bewijs van de bijzondere liefde Gods.
Dit was het bij den blindgeborene, want
hij was blind geboren, opdat de werken
Gods in hem zouden openbaar worden.
En dit is het wellicht óók bij menigeen,
d en gij anders als een gejaagde, geplaagde,
door onweder voortgedrevene beklaagt. Of
zegt niet het woord Gods„mijn zoon,
acht niet klein de kastijding des Heeren
en bezwijk niet als ge van Hem bestraft
wordt, want dien de Heere liefheeft, kas
tijdt Hij en Hij geeselt een iegeljjken zoon,
dien Hij aanneemtindien gij de kastijding
verdraagt, zoo gedraagt zich God jegens
u als zonen want wat zoon is er dien
de vader niet kastijdt En uw lijdon
zoo ge ten minste in lijden zijt is dit
óók een teeken van bijzondere liefde Gods
jegens u
Besluit uit uw rampspoeden niet licht
vaardig dat de Heere u niet wél wil. „Zeg
nimmer in uw droevenissen de man, dien
't welgaat is Gods kind ik moet gewis zijn
liefde missen, want voorspoed volgt dien
God bemint I" O zeg dat niet„Hoe don
ker hier Gods weg ook schijneens toont
Hij, wie zijn kinderen zijn"!
AbonaemeRtsprQsper kwartaal bf vooruitbetaling f 1,—.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
Advertentieprijs i 15 cent per regelbjj jaarabonnement van
mio6t9ne 500 regels belangrijke reductie
UITGAY« VAN DE
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Hidielfeirg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middalburg.
„En voorbijgaande, zag bij een
mensch, blind van de geboorte af.
En zijne discipelen vraagden Hem,
zeggende, Rabbiwie heeft er gezon
digd, deze of zijne ouders dat hij blind
zou geboren worden
Jezus antwoordde, noch deze heeft
gezondigd, noch zijne ouders, maar dit
is geschied; opdat de werken Gods in
hem zouden geopenbaard worden."
Johannis 9 1, 2 en 3.