Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. 35e Jaargang, Vrijdag 2 September 192 L. No 35 UIT HET WOORD, Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. Q. F. KERKHOF te Oost-Souburg. PBRSVBRBBNIGING ZB1UWSGHB KERKBODE. PETRA, DE ROTSSTEEN. Simon Bar-Jona is een Petrus, een rots man en zijn belijdenis dat Jezus is de Christus, de Zoon des levenden Gods is een petra, een steenrots. O ter zaligheid onmisbare petra. Deze petra is een onwankelbare grond slag, grondslag van een uitnemend en schitterend gebouw, te stichten door den geheel eenigen Bouwheer. Wij hebben een onwankelbare belijdenis. Hierom, zooals de Apostel zegt„laat ons de onwankelbare belijdenis der hope vast houden". Dat is de belijdenis der levende hopedat Jezus is de Chrislus, de Zoon des levenden Gods, en dus de van den vader verordende, de onmisbare en alge- noegzame Zaligmaker van zondaren, die alles voor zijn volk gedaan heeft en doet, opdat zij door Hem een eeuwig zalig leven met Hem, den vader ter eere, mogen deelachtig worden. Is deze belijdenis niet geloochend? O ja, door duizenden en tienduizenden alle eeuwen door en niet 't minst in onzen tijd. Maar al werd onze belijdenis door tien maal tien duizenden verdubbeld ge loochend, ze staat daarom niet te minder vast. Indien de geheele wereld met blind heid werd geslagen en nu het bestaan van zon, maan en sterren loochende, deze zouden niet te min hun licht aan den hemel doen schitteren. Onze belijdenis is bestreden door wijzen en dwazen, geleerden en ongeleerden dezer wereld met allerlei wapentuig dat de twijfel, het ongeloof en de wereldzin maar wist te grijpen. Maar geen stormen en golven van de vijandschap dezer wereld en geen poorten der hel hebben aan de petra iets van haar vastheid ontrukt. Eens scheen zij gevallen. Eens, in den kruisdood namelijk van den Heiland. Maar, toen juist, toen bleek het welhaast meer dan ooit, in het ontzaglijk licht zijner opstanding, in zijn majestueuze hemelvaart, in zijn nederwaarts zenden van den Hei ligen Geest voor ieder, die maar oogen had en heeft om te zien dat zij waarlijk is een steenrots. Terwijl haar oude vij anden bezweken zijn en baar nieuwe wederpartijders met al hun krijgsge schreeuw zullen vergaan, heeft de petra de eeuwen verduurd en zal zij de eeuwig heid zelve verduren, omdat Jezus Christus gistéren en heden en in alle eeuwigheid dezelfde is. Wie haar dan versmaden, bespotten, bestrijden, die rijke belijdenis, onverstaan baar en onuitstaanbaar voor zoo vele wijzen en dwazen der wereld; ons blij ve dierbaar en heilig, wat het Gode behaagd heeft door zijn woord en Geest van de heer lijkheid Zijns Zoons te openbaren. En dat hij de geloovigen te samen doe op- wasschen tot een heiligen tempel in den Heere, zij en big ve de bede onzer ziel. De gemeente van Christus is een heerlijk en schitterend gebouw, een geestelijk levend huis, een tempel Gods waarin Hij woont. Al hare leden zijn één lichaam in den Heere, die hun Hoofd is, die hen kocht met zijn bloed, wiens bloed ieder hunner volkomen reinigt van alle zondezij zijn leden van Christus, den Gezalfden en ze zijn Zijner zalving deelachtig. Da Zone Gods noemt hen zijn broeders en zusters, ja vleesch van zijn vleesch en been van zijn gebeente en door hem en in Hem zijn zij eeuwig geliefde kinderen van zijnen Vader in de hemelen. Tot de donkere poorten der hel zullen ze niet nederdalen, maar de eeuwige deu ren van het vaderhuis zullen hen open gaan immers „Vaderik wil, dat waar ik ben, ook die bij mij zijn, die Gij mij gegeven hebt", spreekt de Christus. Ze zijn zaligen, bij aanvang reeds op aarde en eenmaal zullen ze in den hemel voor zijn aangezicht juichen: „Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods". Och lezer I dat gij, wiens consciëntie getuigen moet, dat gij nog geen van de zaligen, van deze kinderen Gods, van deze gezalfde leden van Christus geworden zijt, het van den Heere begeeren moogt niet als een onbruikbare steen te moeten ver worpen, maar in een deugdelijken steen te mogen veranderd worden, om, al was het dan ook maar de geringste plaats aan den tempel Gods te mogen beslaan. On eindig veel beter is het op de meest ver geten plek als een geringe steen aan het Godsgebouw te zijn dan als een edelge steente te schitteren in den afgodstempel der wereld. „Ik koos liever aan den dorpel in het huis mijns Gods te wezen, dan lang te wonen in de tenten der goddeloos heid". O moge dit waarheid zijn of wor den in uw hart. Het worde begeerd van den eenigen Bouwmeester. Er is menigmaal, er is ook in onze dagen veel dat den opbouw van 's Hee- ren huis dreigt te belemmeren en te vertragenzeer veel zelfs dat tot af breken zich opmaakt, maar geen nood! Wie is Hij die daar zegt: ik zal mijn ge meente bouwen Het is geen menschen- kind, geen der uitnemendste profeten, maar de Chrislus, de Zoon des levenden Gods. Als Hij werkt, wie zal het keeren? En als Hij bouwt, welke Simaritaau zou dan kunnen afbreken Heeft Hij niet reeds veel aan zijn gemeente gebouwd Hiervan mogen de zaligen in hemel en op aarde getuigen. En Hij zal voortgaan te bouwen tot de volkomenheid toe. Dit is Zijn belofte. Doch hier is iets dat we niet uit het oog mogen verliezen, namelijkHij bouwt waar Hij wil en wanneer Hij wil en met zulke instrumenten als Hij wil en in zulk een voortgang als Hij wil. En nu voegt het' u niet zijn doen in eenig opzicht te willen bedillen. Daar het gansche werk in goede handen is, in de handen van den kundigsten Bouwmeester, zoo moet u ook het woelen en woeden van alle vijandige machten nooit zoo ontrusten, alsof de Heere hunne raadslagen niet aan zijn raad zou dienstbaar maken. Koude onverschilligheid en trage werkeloosheid zij van u verre, maar met eerbiedige onderwerping en be rusting zij u alles wel wat de Heere toe laat en doet. Cp Hem zij het ootmoedig en stil be trouwen van uw hart. Niets zij u liever dan het „zalig zijt gijl" door zijn Geest ia uw binnenste te vernemen. Als een zalige, naar uw vermogen, medearbeider te zijn aan 's Heeren geestelijken tempel, zij uw benaarstigen. En gij zult eenmaal in voltooide zalig heid den voleinder van Zijn heerlijken tem pel, den Christus, den Zoon des levenden Gods, uw Verlosser en Zaligmaker eeuwig verheerlijken. F. W. J. WOLF. Vrouwepolder. De droogte. 31 Augustus. Kleervrijheid. Vssii Mmrbri: 0.0. B. J. v. i. VEE1, l 0. IIELEIU, F. J. i. i. EKOE, B. MEIJER, 11 F. I. J. 80LF. Abonn«m«ntsprU8per kwartaal bp vooruitbetaling f 1,—. Afzonderlijke nummers 8 eent. IflTtrttltUprtJs t 15 cent per regelb$ jaarabonnement van minstens 500 regels belangr|ke reductie UIT6AVI YAH DE AArei vai de Administratie Firma L1TTOOIJ ÖLTHOFF, Hiiielbirg. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterl|k Vr|dagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOPF, Middelburg. II. „En Jezus, antwoordende, zeide tot hemZalig zijt gij, Simon, Bar- JonaWant vleescli en bloed lieeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is." Mattheus 16 17. KEBKELIJK LIVEI. De droogte was dezen zomer zoo langdurig in vele landen dat sommigen vroegen moeten we in haar een oordeel Gods zien over de zonden der volken Dat zulk een vraag op komt, getuigt, dat er nog zijn, die in regen en droogte een beschikking van den Almachtige erkennen en tevens overtuigd zflD, dat de volken niet straffeloos zondigen kunnen Zjj gevoelden daarbij, dat we uiterst voorzichtig moeten zflD, vóór we een bepaald antwoord op zulk een vraag geven, want dat de beperktheid van onze kennis ons licht parten kan spelen, en dat we in den regel een veel te klein denk beeld van '8 Heeren goedertierenheid hebben. Het blijkt bovendien telkens weer, dat we ons geen volledige voorstelling van de werke lijkheid vormen en dit leidt ons vaak tot over drijving van den een of anderen kant. In bet laatst van de maand Juli waren hier op Walcheren de weiden dor en doodsch. Het was een zeldzaamheid, wanneer men ergens een groen plekje zag en ik was benieuwd, hoe het er in andere deelen van ons land zou uitzien, We reisden naar Friesland en het trof me, dat ik nergens onderweg zulke dorre velden zag, als hier. Er was geen overvloedig gras, maar over 't geheel waren de velden toch groen en op sommige weiden van Friesland stond de witte klaver in overvloed te bloeien. Alleen de hooge weilanden zagen in de verte wit, doch als men er dichter bij kwam, waren zij toch iets beter dan hier. Enkele dagen vóór Pascha waren we langs diezelfde route gekomen en toen lagen de landen frisch en groen en we zagen op ver schillende plaatsen het vee reeds in de weide. Het was nog zoo vroeg en het scheen wel een voordeelig jaar te zullen zijn voor den veehouder. Er was in vele streken veel hooi verleden zomer en menigeen had verkocht wat hij missen kon en nu reeds vee buiten en de belofte van een rijken oogst. Doch hoe is het uitgekomen. Wel gelukkig, dat in menig pachtcontract staat, dat de boer zijn hooi niet verkoopen mag, want daaraan is het mede te danken, dat er nog zooveel in de schuren is blijven zitten, en daardoor komt het, dat men zonder al te bange zorg den winter kan tegengaan. Doch wie verkocht hebben en thans koopen moeten, zijn er slechter aan toe, wijl het hooi verleden jaar goedkoop was en thans duur is. Onwillekeurig denkt men dezen drogen zomer aan dien van 1911, doch het groote verschil is destijds was er veel mond- en klauwziekte onder het rundvee, waardoor het ontzettend leed, doch daarvan heeft men in de laatste maanden weinig vernomen. Er is veel geklaagd over het uitblijven van den regen en er was aanleiding toe, want het veroorzaakte veel moeite en kosten, maar er is nog meer reden om Gods goedheid te roemen die de velden vruchtbaar maakte. Hoe gezond de bodem is, kwam allerwege aan 't licht, want reeds na den eersten regen werden de velden weer groen. We dachten enkel aan de weistreken. De landbouw echter levert een rijken oogst, be halve misschien op de hoogste zandgronden. De oogst der tarwe was in het Noorden des lands overvloedig en werd binnen gehaald, zooals men het maar wenschen kon. Da groene erwten leverden een beschot op, zooals maar weinig voorkwam en brengen prijzen op, waar over zelfs de inhaligste niet klagen kan. Met haver en gerst was het eveneens goed en of schoon het vlas kort en niet duur is, het zaad, 't welk de kostbare lijnolie verschaft, is bui tengewoon goed. Waarlijk, God heeft ons niet gedaan naar onze klachten en een vee houder in de kleistreek van Friesland zeide mij, dat hij er zich over verwonderde, wat een melk zijn vee nog op de schrale weide gaf. Wanneer we dan ook vernemen, dat er in sommige landen hongersnood heerscht of de oogst mislukt is, dan mogen we wel met des te grooter erkentelijkheid zeggen, dat Hij, die den wasdom geeft, het bij ons heeft wel ge maakt. De zon schijnt helder en het is rustig in de straten. Van de regeeringsgebouwen en som mige particuliere woningen waait de vlag, waar van de kleuren goed uitkomen in het onbene velde licht. Feestdrukte is er overigens niet op dezen nationalen dag De verklaring ligt voor de hand. Middelburg verwacht de Koningin de volgende maand en dan komt de vreugde op de straten. Deze jaardag gaat stil voorbij. Maar al ontbreekt de uiterlijke viering, toch geden ken we met heel ons volk het heugelijke feit, want ook hier wonen velen, die ons vorstelijk huis liefhebben. De jareD, welke we doorleefd hebbeü, en da revolutionaire beweging, welke er overal ook in ons vaderland is, hebben de liefde tot onze Koningia vermeerderd en inniger gemaakt. Wonderlijk is het nog in onze oogen, dat de vreeselijke oorlog buiten onze grenzen is gebleven en we schrijven dit mede toe aan het feit, dat hier een Dochter uit het alouda Oranjehuis op den troon zat. En dat de revo lutionaire woeling nog niet de grondslagen van den Staat en van de Maatschappij heeft kunnen omwoelen, danken we eveneens mede aan het behoud van het Vorstenhuis, gelijk zoo dui delijk gebleken is in 't najaar van 1918. Toen kwam het uit, dat er nog duizenden in ons land zjjD, die wars van de revolutie zichzelf wilden geven tot bescherming van de vrijheid, welke we tot heden mogen genieten. Hoe snelden de jonge mannen naar den Haag om eiken aanslag tegen de orde te wederstaan. We bekennen hierin de zeldzame goedheid onzes Gods jegens ons klein land en wij zien daarin eene vrucht van de leiding, welke Hjj met ons volk gehouden heeft. Het is waar, dat ons volk verdeeld is in allerlei partijen en we betreuren het, dat de splijtzwam zooveel scheiding veroorzaakt heeft, maar des te meer waardeeren we het, dat onze Koningin nog in 't midden van ons volk leeft en dat er van Haar zulk een machtigen invloed ter vereeniging uitgaat. Als haar Troon gevaar loopt, vergeten we onze verdeeldheid en staan als één man gereed om dien te schragen. Daarom danken dan ook allen, die gelooven, dat de Heere regeert, Hem, van wien alle gaven ons toekomen dat Hjj onze Koningin spaart en Haar geeft zulk een beteekenisvolle plaats in ons volksleven, en zij herinneren zich, welke heer lijke zegeningen God ons in de Vorsten uit het Oranjehuis zoovele eeuwen reeds geschon ken heeft. En tevens stijgt het gebed tot Zijn troon voor onze Vorstin en haar Huis, opdat Hij het voortdurend onder Zjjne hoede neme en het voor ons volk beware tot in de verste toe komst. Het past ons daarbij to erkennen dat ons volk niet waardiger, niet beter is dan andere volken, op wie de hand des Heeren veel zwaarder drukt dan op het onze. De Koningin leve Bouma.. UIT PK FEBB. In den laatsten tijd is de kleervrijheid weer ter sprake gebracht. Er zijn zelfs eenige „in gezonden stukken" over verschenen. Nu is die kleervrijheid een kostelijk goed, hoewel ze bjj heel veel menschen niet gevon den wordt, want de meesten zijn zeer gehoor-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1921 | | pagina 1