Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 35e Jaargang. Vrijdag 19 Augustus 192 L. No. 33 UIT HET WOOKHo RedactearenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds. Q. F. KERKHOF te Oost-Souburg, luti lidawsrksrc0.0. R. J. i. VEER, l D. IIELEISi, F. I i. i. EIOE, B. IE1JER, F. i. I IBLF. Het Bahaiïsme. AbOBBtnUHtsprU»per kwartaal bj Yooruitbetaliiif f 1, Afzonderlijke nummers 8 eent. AlVtrUltitpiUs l 15 cent per regelbij jaarabonnement yan minstens 500 regels belangrijke reductie UIT&AT1 TAB DE PBRSVBRBEN1GIWG ZEBUWSGHB KBRKBODB. Aftroi va» da Administratie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Jüldflelbnrg. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlijk V r dagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. NABIJ GOD ZIJN. „Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen". Psalm 7328a. „Het is mij goed bij God te zijn". Dit is de taal der innige godsvrucht. Welk kind des Heeren zou niet in de beste uren zijns levens instemmen met Asaf: „het is mij goed, mijn zalig lot, nabij te wezen bij myn God I" Ach, hoe ontelbaar velen zijn er niet, die niet nabij God zijn, maar die, terwijl ze de fontein des heils en het brood des levens versmaden, hun geld uitwegen voor hetgeen geen brood is en hun arbeid voor 'tgeen niet verzadigen kan. Zij zijn niet bij God, hun hart is van den Heere verre, zij zijn verpand aan de wereld of overge geven alleen aan de bezigheden van dit vluchtige leven. Vanwaar toch, dat zoo velen, verkeerende onder het licht van Gods Woord, niet leven bij den Heere? Is het, omdat God het niet wil, dat ze bij Hem zullen zijn en dit is het Woord des Heeren „Ik heb, zoo waarachtig als ik leef, geen lust aan den dood des goddeloozen, maar hieraan heb ik lust, dat de goddeloozen zich bekeere en leve 1" Doch zij, zij willen niet dat Gods vader lijk aanschijn aan hen lichten, de genade van 's vaders zoon over hen heerschen, en de Geest des waren levens in hun harten inwonen zal. Hun onwil, om door 't Woord en den Geest zich te laten leiden, dit, dat zij den arbeid der liefde, die de Heere in den dag zijner lankmoedigheid aan hen ten koste legt, wederstaan, dit is het wat hem van de Bron des levens verwijderd houdt. God roept u tot Zich, maar gij wilt niet naar Hem hooren I De Heere klopt bij u aan, maar gij wilt niet dat uw hart geopend worde! De Heere wil u onderwijzen van den weg ten leven en u leiden ter zaligheid, maar gij keert van Hem en Zijn Woord en Zijn wegen u af, om voort te gaan naar den wil van eigen vleesch en gedachten. »Ik heb u onder mijn vleugelen willen vergaderen, maar gij hebt niet gewild I met dit woord zal de rechtvaardige Rechter, wiens liefde gij versmaad hebt, u oordeelen. Maar aan den anderen kant, aan wien alleen is het dank te weten, zoo ge nabij God moogt leven? Voorzeker, het is noodig, dat er geplant en besproeid, dat er gezocht en aangeklopt worde 1 Het is evenwel niet desgenen, die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Godsdie plant is niets en die nat maakt is niets, maar God, die den wasdom geeft, Hij alleen is alles. Hjj komt den zondaar voor met zoeken ea aankloppen. Er is niemand, die zeggen kan: „het is mij goed nabij God te zijn", of Hij zal ook den dank voor zoo groote genade aan den Heere alleen toebrengen. Of wie, dien het vergund is, iets van het zalige des levens in gemeenschap met God te smaken, zou durven roemen alsof hij iets had, dat hij niet van boven ontvangen heeft? De Heere,en dit is Sions troost en blijdschap, de Heere heeft ons ge zocht, toen wij naar Hem niet vraagden en heeft ons gevonden, toen wij nog om zwierven in de duisternis. Hij het eerst heeft ons liefgehad, met een eeuwige en reddende liefde. Zijn genade liet de stem des Evangelies doordringen in onze harten met zoo'n veroverende kracht, dat we in het Evangelie der liefde en des vredes moesten gelooven. „Mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen". Maar verkeeren Gods kin deren dan ten allen tijde evenzeer in Gods nabijheid? Dat zij verrel Zoo was ook Asaf niet alzoo nabij Hem, toen hij nijdig was op de dwazen, ziende den vrede der goddeloozentoen waren zijn voeten bij kans uitgeweken en zijn schreden bijna uitgegleden. En gebeurt het ook u, die an ders in den naam van Jezus vrijmoedig heid tot God hebt, niet nog wel dat ge u door verzoekingen maar al te zeer laat aftrekken uit de oefening uwer gemeen schap met God. Moet gij niet nog menig- werf boetvaardig spreken: „gelijk een schaap heb ik gedwaild in 't rond, dat onbedacht zijn herder had verloren 1" Maar lof en eere zij den goeden Herder, wiens oog u blijft volgen en wiens hart u blijft bewaken. Hij kan het niet gedoo- gen en zal het nimmer gehengen, dat gij op oenigen doolweg zoudt omkomen. Als u bij ondervinding wederom gebleken is, wat gij zijn zoudt buiten Hem, dan leidt zijn hand u ook wederom als een veroot moedigde zijn heiligdom binnen. En terwijl Hij u leidt in grazige weiden en zachtkens u voert aan zeer stille wateren, wordt het als een nieuw lied, door uw hart gezon gen: „het is mij goed, mijn zalig lot, nabij te wezen bij mij a God 1" En, „nabij God te zijn", nu, wat dit beteekent dat behoeft allerminst u be schreven, die bij eigen ondervinding weet wat het zegt. Uw hart dat zich met levende banden aan den getrouwen en genaderijken Zalig maker en in Hem aan uw vader in de hemelen verbonden gevoelt, uw hart dat in gedurige gebeden tot Hem uitgaat, uw hart dat God en zijn hemel, Gods eere en zijn volk liefheeft, hoe zou het niet veei beter gevoelen en beseften wat bij God te zijn beteekent, dan woorden het vermogen uit te spreken. Gij hebt zeiven de zalviüg des heiligen gij hebt niet van noode dat iemand u leere. Maar, zoo we het hun, die niet bij God zijn, zullen trachten te beschrijvenbij God zijn, dit isden volzaligen God lief hebben met een kinderlijke, vertrouwende liefde, waarin men zijn hart en leven voor eeuwig aan Hem overgeeft en zich ver zekerd gevoelt van in der eeuwigheid niets anders, dan wat goed en zaligend is van Hem te zullen ondervinden, zoodat het hart zóó stil bij Hem is, als het gespeende kind bij zijn moeder. Als gij God moogt leeren kennen, aanhangen en betrouwen jodat ge met Hem omgaat, als met uw vader in de hemelen, dan zijt gij bij God. En wat zouden er ook vele woorden noodig zjjn ten betooge dat bij God te zijn goed is? Door het hart van Gods kind wordt dit woord aanstonds uit eigen lief lijke ervaring bevestigd en waar 't niet zoo is, wat woord zal daar den blinddoek van de oogen en het beletsel van de har ten verwijderen? Waar, waar ter wereld zou het goed kunnen wezen dan in de gemeenschap der liefde met dien trouwen God, die niet ophoudt tot dezen te spreken „Kom tot Mij" en tot genen „blijf bij mij". Zijn we bij God, zoo zijn al onze zonden te niet gedaan, zoodat ze in eeuwigheid niet meer tegen ons getuigen zullen. Eu terwijl we dan een vrede met God smaken, die alle verstand te boven gaat, verblijden we ons in God met een heerlijke en onuit sprekelijke vreugde. O lezer, gij die bij God zijt, geen zonde, geen zwakheid, geen verzoeking, geen dood zelfs zal vermogen u te scheiden van de liefde Gods. Zij, die daar hun leven met Christus in God is verborgen, het dichtst zijn bij de bron van alle goed, hebben niet zelden het meeste kwaad in deze wereld te verduren, maar door het be stuur zijner liefde zal het hen, die God liefhebben, alles tot hun zaligheid en heer lijkheid dienen. Die aan Gods hand hun levenspad be treden, zullen te zijner tijd ook in Gods armen ontslapen. En wat zal 't niet zijn, als zij ontwakend aan het vaderhart hem van aangezicht tot aangezicht aanschouwen. Wat moeten we derhalve u aandringen, die niet nabij God zijt, maar die verre van Hem, omdolend in het land der zonde, u ook om een leven nabij God niet be kreunt U zij betuigd, dat, indien gij voort gaat op dezen weg, ge in uw zonde zult sterven en tot straf zult lijden een eeuwig verderf, verworpen van het aangezicht des Heeren en van de heerlijkheid zijner sterkte. Ga toch niet voort, met wat de Heere door Zijn Woord en Geest tot u spreekt, te weerstaan, maar luister naar zijn stem en laat door Zijn Geest u leiden. Bödenk wel wat het zegt bij God te zijn, en hoe groot een zaligheid hierin gelegen is, en bid om genade, totdat de Heere zegt„zie hier ben Ik 1" en uw ziel getuigt „het is mij goed bij God te zijn". Durft mij niet zeggen, dat ge bij God zijt, terwijl toch uw hart zich in een op recht verlangen naar het goede van Gods gemeenschap uitstrekt: o gij dorstige, kom tot de wateren en neem van het water des levens om niet. Waar de Heere uw hart in heilsbegeerten ontvonken deed, daar zal Hij het ook in Zijn liefde doen branden. En gij, die bij God zijt, draagt hiervoor nauwlettend zorg, dat door de uitingen van uw hart en leven de waarheid van uw lied, als door een heilig zegel bevestigd moge worden en Gij zult eens in den hemel, zooals gij het nimmer op aarde kondt, juichen „het is mij goed nabij God te zijn". F. W. J. Wolf. Vrouwenpolder. MEBEDL1JK LETfiN. II. In ons eerste artikel deelden we iets mede van den oorsprong, de bedoeling en den opgang van het nit Perzië afkomstige Bahaiïsme. In dit tweede artikel handelen we over den inhoud, de leer van deze nieuwe eenheidsroligie. De overeenstemming tusschen Theosofie en Bahaiïsme is, dat heide geestelijke stroomingen onder de menschen van allerlei kleur en natie en taal, vormen willenéén algemeene broe derschap, en dat zij pretendeeren de kern van alle ware religie te bezitten en ieder in handen te geven. H*t Bahaiïsme wil een universsele religie aan heel de menschheid bieden, en spreekt daarbij van het brengen van het rjjk Gods op aarde, precies op dezelfde wijze als waarop Johannes de Dooper predikte, dat het koninkrijk der hemelen was nabijgekomen. Het Bahaiïsme neemt ook den schijn aan van tegen over allerlei andere religie3 verdraagzaam te zijn. Hat komt er niet op aan, of iemand Hindoe, Jood, Mohammedaan of Christen is, h# kan tegelijkertijd bjj een Bahaigroep zich aansluiten. Nu is dat niet anders dan een fictie, oen dele waan. Werkelijkheid is, dat wie het Bahaiïsme aanhangt, daardoor met eiken anderen gods dienst breekt. Het is er mee, als met het soci alisme. De socialist beweert ook, dat iemand zijn godsdienst volstrekt niet behoeft vaarwel te zeggen, maar die gerust kan behouden, en tegelijkertijd op maatschappelijk gebied aan hanger van 't socialisme kan zijn. De toepassing leert evenwel duidelijk, dat die bewering der socialisten een fictie is. Wanneer iemand socia list wordt, keert hü het Evangelie van Christus den rug toe, en eindigt met alle religie te breken. Eigenlijk is het socialisme een valsche religie, een surrogaat-godsdienst, vereering van het materialisme. En evenzoo is het Bahaiïsme een valsche religie, die niet met belijdenis van de waarheid naar Gods Woord saamgaan kan, een surrogaat-religie, die slechts in sehijn den mensch religie aanbiedt. Eigenaardig is ook bij 't Bahaiïsme een verschijnsel, dat zich in onze dagen b| allerlei religie voordoet, die opgang maken, groote afkeer van alle dogmatische vastheid, een wie gelen op idealistische mystiek, droomerijen. Het neemt aan, dat er geweest zijn allerlei open baringen, die van God uitgingen in allerlei tijden door allerlei profeten onder allerlei vol keren, maar dat die alle nu in dezen tijd tot één gebracht worden in het nieuwe goddelijke licht van het Bahaiïsme. Alle religies en wjs- geerige stelsels loopen uit op deze nieuwe wereldreligie. De vroegere volken zijn een ieder door hun eigen profeten en wijsgeeren voor bereid op den nieuwen tijd, die nu aanbrak, die van den universeelen godsdienstde Bahai- leer. Daarom zfn alle andere religies voorloo- pers van het Bahaiïsme, dat straks aan deze aarde den verwachten Wereld verlosser bieden zal. Thans is een nieuw tijdperk aangebroken, waarin een nieuw type van den mensch zich ontwikkelen zalde geestelijke mensch. Volgens het Bahaiïsma heeft de mensch twee naturen, die beide een zekeren ontwikkelingsgang door maken. Hij heeft een stoffelijk bestaan, een materieel leven, dat zeer dicht bij het dierlijke is aangevangen, maar nu allengs door verlich ting der massa, tot de volkomenste ontwikkeling is geraakt. Maar de mensch heeft ook een geestelijk bestaan, zfin eigenlijke zijnen dat is nog niet tot de volmaaktheid voortgevaren, maar is midden in de ontwikkeling, ia het Oosten der aarde zoowel als in het Westen, en dat zal nu in de nieuwe toekomst tot de vol maakte evolutie komen (waarbij de volkeren van Oosten en Westen niet meer apart leven, maar saamvloeien) door de meedeeling van het nieuwe licht aan heel de menschheid. Het wereldtypa van den nieuwen mensch komt te voorschijn, „dat in zich alle menschelijke deugden en de hoogste geestelijke mogelijkheden zal combi neeren.8 Er komt één groote wereldfamilie, waarin de orderingen van het rijk Gods zullen vormen de hoogste en uitnemendste burgerlijke en nationale instellingen tot zegening van de nieuwe menschheid, tot realiseering van het hoogste geestelijke, zedelijke en lichamelijke schoon. Die nieuwe menschheid geniet het eeuwige leven. Onder „eeuwige leven8 wordt verstaan die nieuwe toestand, waarin de gees telijk ontwaakte ziel, die door 't Bahaiïsme

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1921 | | pagina 1