Van menschen, zooals er zijl FEUILLETON. te bevrediger, maar zonder het plobleem te kenneD. 't welk op dit oogenblik de geesten boeit. Zjj erkennen de groote waarde, welke de Apostelen gehad hebben voor den tjjd, waarin zg leefden, maar ontkennen, dat zij ons den weg kunnen wjjzen, ons, die bovenal naar waarheid dorsten. Gelijk zij echter Nietsche, van wien men een tjjd lang meende, dat hij het bevrijdend woord voor dezen tijd gesproken had, verwerpen, om dat de uitkomst, waartoe bij kwam, niet be vredigde, zoo zullen zij straks weer afkeuren, wat de wijzen van onze dagen ten beste geven. Maar wie het licht van de lampe des woords vallen laat op den mensch en verlichte oogen des verstands ontvangen heeft om zich zelf te kennen, die staat hier niet voor een onoplos baar raadsel, maar leert er zich over bedroe ven, dat een mensch naar den heelde Gods geschapen zoo diep kan vallen en tevens zich verwonderen, dat God in Zgn liefde Zijn Zoon heeft gezonden om zondaars te verlossen. Wie deze tegenstelling begeert te kennen, hg neme Costerius' boek in handen, dat hem zijn hart leert zien in al zijn arglistigheid en hem met eerbeid vervullen kan voor de wer king des B. Geestus, welke ons toepast, wat de Christus heeft verworven. Wanneer ge u niet den tijd gunt om in de gedachte van den schrijver in te komen, dan moet ge zijn boek maar laten liggen, maar wie voedsel noodig heeft voor verstand en hart, die overwege het biddend en hjj zal er licht en kracht beide vinden. Bouma. Zeeuwsche Predikanten Conferentie. Middelburg, Dinsdag 7 Juni. II. Om 2 uur heropent de voorz. Ds. Bouma de vergadering; het getal belangstellenden is nog grooter dan in da morgenbijeenkomst. Nadat gezongen is Ps. 113 2 treedt Ds. A. C. Ilejj op met zgn referaat over „Onze Catechese en Montessori". In helderen stijl en op zeer duidelijke wijze zet hg de dingen uiteen, zoodat onafgebroken de aandacht bleef geboeid. Een overzicht van het gesprokene laten wij hier volgen. De inleider wees op de beteekeDis van den Catechetischen arbeid, als een arbeid onder de rijpere jeugd, en een arbeid, waarvan, men schelijker wijze, de toekomst van de Kerk af hangt. Daarom werd wenschelijk geoordeeld over den Catechetischen arbeid eens te handelen op een vergadering van predikanten, omdat zich hier vele vragen voordoen en den laatsten tijd de critiek op de Catechese daartoe ook aanleiding heeft. Houdt nu het terrein der Catechese nauw verband met dat der algemeene paedagogiek, op dat terrein trekt nu bijzonder de aandacht het „Montessorie-verschgnsel". Merkwaardig toch is de vermaardheid en invloed, die deze vrouw in korte jaren verwierf. Blijkende ook daaruit dat een Christelijke Montessori-veree- niging werd opgericht met het doel, studie te maken van de beginselen van opvoedingen onderwijs in Montessori's methode gelegen. Nu zou men evenwel kunnen meen en, dat Montessori voor de Catechese geenerlei betee- kenis heeft, wanneer men bij Dr. J. H. Gun ning Wz. leest, dat „bg het geheele Montes- sori-verschijnsel steeds moet in het oog ge houden, dat we daarbij in hoofdzaak te doen hebben met het kleine kind beneden den 7—8-jarigen leeftijd". Toch zou de beroemdheid van Montessori, de geestdrift, waarmee haar ontdekkingen zijn begroet, en de intense belangstelling voor haar beginselen, onbegrijpelijk zijn, wanneer M. alleen belang had voor de bewaarschool- kinderen want niet kan worden beweerd, dat de jonge jeugd van 37 jaar zoozeer staat in het middelpunt van aller belangstelling. Vóór dat referent nu een overzicht geeft van de groote beginselen van Mwijst hij oj) den oorsprong van de, door M. zoo beroemd geworden .Kinderhuizen" en op wat aanlei ding gaf dat M. gevraagd werd bij de inrich- HUGO KINGNANS. 1). .Ze zeggen, dat zijn zaken best gaan. Maar hij mag toch wel oppassen. Ze zeggen, dat hij speculeert en ,'t Kóst twee en vijftig cent," zei baas Jansen kort. De klant keek toch wel wat „beduusd." „Och, de menschen praten zooveel," zei hij dan vergoelijkend. „Je moet je daar maarniet te veel van aantrekken." „Laat ieder zich met z'n e:gen zaken be moeien," zei de bakker en liet z'n klant, zeer onbeleefd, alle'en in den winkel staan. Deze schttdde het hoofd en ging heen. „Ja, 't is ongelukkig en 't is hard, als je maar één jongen hebt en die is, behalve ongelukkig, nog zoo slecht," mompelde hij. „Jammer van die Jansen, 'fc Is zoo'n rechtschapen kerel." De „rechtschapen kerel" trad het kleine ver trekje naast zijn winkel binnen, balde toen de vuisten, maar zuchtte dan diep. Nooit had men iets op de Jansens aan te merken gehad. Van ouder op kind was het op het dorp altijd geweest: JanseD, de bakker. Nooit was over de familie één woord gevallen. En nu gaat daar z'n jongen, z'n eenige zoon, ÜDg van die Kinderhuizen advies te geven en zij dia uitnoodigiog aannam. Had Mvooral door bestudeeriDg van de werken van Itard en S?qoin een methode ge vonden voor onderwijs aan zwakzinnigen, waardoor deze vaak op een examen betere cijfers haalden dan normale, zij was daardoor tot de overtuiging gekomen dat deze methode, toegepast bij normale kinderen tot schitterende resultaten moest leiden. En in de kinderhuizen vond zij nu gelegenheid daarvan een proef te nemen. Daarbij gebruik makende van het boek van Rombouts en dat van Dr. Gunning geeft re ferent nu een overzicht van Montessori's be ginselen. Het fundamenteele beginsel is dat er geen andere opvoeding is dan zelfopvoeding. Mon tessori zegt met nadrukvóór alle dingen en in ieder geval het kind niet helpen. Dat niet helpen is noodig omdat helpen vaak storen is door het met-begrijpen van het kind. De groote fout van de opvoeders is deze, dat wij niet verstaan dat voor het bezige kind de bezigheid zelf het voorwerp is van zijn willen en wenschen en niet het met de bezig heid te bereiken resultaat. Als regel geldt dan bij de opvoeding laat uw woorden wei nige zijn. Een tweede beginsel is, dat voor de ge heele ontwikkeling richtsnoer heeft te zijn de natuur, de natuurlijke ontwikkeling van het kind. Da onderwijzer moet zijn leerling waar nemen om hem zoo te leeren kennen. Daarom is ook noodig en dat is het derde beginsel vrijheid, vrijheid van bewe ging voor het kind om zich te kunnen uiten opdat men het alzoo kunne leeren kennen. Hierbij bespreekt referent de verkeerde op vatting, die omtrent de Montessoriaansche vrijheid vrij algemeen gevonden wordt. Die vrijheid is door veel bepalingen beperkt. Tenslotte wijst hij op het z.g.n. psychisch verschijnsel, waaruit de merkwaardige orde in de Mont8ssori-school in de eerste plaats te verklaren is. Bij het beantwoorden der vraagwat nu van M. voor de Catechese te leeren is, ont houdt referent zich zooveel mogelijk van critiek. Stof voor critiek ware er anders ge noeg. Is ook al gegeven in de artikelen van bekwame hand in „De Standaard" en in het referaat van den heer Oosterlee op het 2e Nat. Chr. Schooleongres. Da vraag die hij beantwoorden wil is niet dezewelke aan merkingen kunnen we op M. maken, maar wat is van haar te leeren. En dan wijst ref. op het fundamenteel be ginsel niet helpeD, dat zóó bij de Catechese niet te gebruiken isdat ook door M. zelf niet in volstrekten zin wordt gehouden. Noo- dg is bij de Catechese het inleiden in de waarheid van Gods Woord. Toch is wel goed op de Catechisatie de zelfwerkzaamheid te prikkelen en niet kracht te zoeken in een veelheid van woordeü. Ook de Catechese heeft rekening te hou den met de natuur, de natuurlijke ontwikke ling van den leerling. Ook de catecheet heeft zijn leerlingen te kennen. De regel, dat uiterlijke dwang tot het mi nimale moet beperkt blijven, is ook voor de Catechese te gebruiken. En het den leerling met vertrouwen tegemoet treden is allerminst contrabande bij het zaad der gemeente. Ten slotte heeft de catecheet zich te be ijveren dat door den boeienden vorm van zijn onderwijs, hg meewerke aan het in het leven roepen van het psychisch verschijnsel. Ea kan alleen God zelf, door de werking des Geestes, geven dat de ziel door de waarheid gegrepen wordt, de Catecheet zg dan niet alleen leeraar maar ook bidder. Een opgewekte bespreking volgde, waaraan deelnamen de broeders Ds. J. Briokman, J. H. Telkamp, A. H. van der Kooi, en P. v. Dijk met lof werd gewaagd van het vele goede, dat werd gegeven, maar vooral had men gaarne ook een principieele bestrijding gehad van het stelsel van Montessori. De voorz. sprak namens allen een dankwoord tot Ds. Heg, en degenen, die zoowel in de morgen als in de middagver gadering hadden gedebateerd met de referenten de kerk van Middelburg werd bedankt voor de over de tong. O, 't was God geklaagd, zoo'n doeniet, zoo'n deugniet, 't was Berend Jansen zuchtte Daar werd hij binnengeroepen om te eten. Aan de tafel zaten ze op hem te wachten. Hij keek naar z'n altijd bedrijvige vrouw, klein vrouwtje maar, niet snugger, maar die hem steeds tot een hulpe wasnaar zijn doch ter Mieke, die gelukkig de laatste maanden wat opknapte, zwak ais zij altijd was geweestter wijl tenslotte zijn oog met welgevellen bleef rusten op Harm, robuste kerel, met weliswaar de „bakkerskleur" op het gelaat, maar toch kerngezond. En voor de zooveelste maal kwam de ver zuchting bg hem op: „Was mijn zoon altgd maar zóó geweest. Wat zou ik er dan een pleizier van hebben beleefd!" Maar Harm Jansen was Harm Jansen niet Da jongen wist alleen, dat hg Harm heette. Eu verder niet. Hg was geen zoon van Bernard Jansen, had ook niets van het gluiperig karakter van den zoon. Integendeel hg was eerlijk, rondborstig en werkte in de bakkerij als een mier, niet alleen, omdat het werk hem uitermate beviel, maar omdat bij het zieh tot plicht had gesteld, dankbaarheid, overvloedige dankbaarheid te toonen jegens zgn weldoeners voor hem, den eenzame, den ouderlooze. II Berend Jansen was laat getrouwd. Hij was al in de dertig, toen hij Saartje van Rooien „vroeg." Hg had een ongelukkige liefde gehad genoten gastvrijheid en de koster voor zgn uit stekende zorgen. Intusschen pakken de leden der conferentie hun papieren bijeen. De assessor Ds. R. J. van d8r Yeen gaat op verzoek voor in dankzegging en gebed, en daarna sluit de voorzitter met krachtigen hamerslag de con ferentie. J. D. Wielbnga, Secretaris. UIT DE PEBft. Toekomst en roeping. Over dit onderwerp sprak Prof. Greydanus op den Schooldag te Kampen Niet over de toekomst na dit leven, maar over wat vóór het einde te komen staat, wil spr. 't hebben. Op een viertal zaken wijst hij. a. De Heilige Schrift kondigt ons het ont staan aan van een geweldig uitgebreide heer schappij. Een wereldrijk en een wereldheerscher. Opönb. 13 laat ons hem zien. Wg aanschouwen nu de idee van de volkereneenheid. Vroeger ook wel bekend, is die idee door den oorlog bevorderd, en door de leiders der volken aan vaard. Nu wordt werkelijkheid, wat wg vroeger nauwelijks gedroomd hadden. Men wil de schoonheid daarvan niet loochenen. Oorlog wil men er door voorkomen, samenwerking bevor deren. Ook wg willen de betrekkelijke waarde ervan niet ontkennen, al maken wg geen illusies. AlRen zeggen wg nu ditde voorbereiding voor een groote wereldheerschappij is aange broken. b. De Heilige Schrift doet ons weteD, dat er naast staatkundige ook een maatschappelijke wereldorganisatie zal komen. Openb. 13 16, 17 niemand mag koopen of verkoopen, dan wie een bepaald merkteeken heeft. Dit wijst op organisatie. En zie nu om uarbeids- en vakgenooten vereenigen zich steeds m8er in bonden en vereenigingen, krijgen steeds meer heerschappij, terwijl de Staat al meer het maat schappelijk leven in wetten knelt. De sociali- sitie van alle bedrijven wint veld. Niet de beginselen zoozeer, als wel de gevolgen van 't Bolsjewisme worden gevreesd. Ook hier is een betrekkelijke waarde in deze organisatie. Maar dit laat spr. rusten. Alleen men lette op de langzame voorbereiding di8r organisatie. c. De Heilige Schrift leert, dat deze heer schappij en organisatie zullen beheerscht wor den door den geest uit den afgrond. Niet neu traal zullen zg zgn, maar positief strijdend tegen God en al wat Godes is, tegen Gods kinderen. De toekomstige heerscher hoetanti christ, mensch der zonde hg zal zich stellen tegen God (2 Thess 2). In Openb. 13 wordt ons het beest geteekend als openende zgn mond tegen God om te lasteren en den heiligen krijg aan te doen. Deze heerschappij zal niet dulden, dat iemand arbeid verricht, koopt of verkoopt, zonder dat men haar bijvalt. Natuurlijk gaat dat niet ineens, 't Is een rgpe vrucht van langzame ontwikkeling. Geef nu acht op wat gaande is, en gij ziet, hoe heel het leven van arbeid enz. geregeld wordt door wetteD, die internationaal heerschen. De overheid moet het doen en dan niet voor elk volk afzonder lijk maar door alle voor alle Statuten Maar zij zullen geen rekening houden met God en Zijn Woord. Want de meerderheid der menschen is nu eenmaal niet Godvreezend Gods volk is een klein kuddeke. Ea de overheid handelt vaak tegen Gods ordinantiën. Heer der wereld noemt Satan zich dan ook alle koninkrijken der wereld zgn zijns, zegt hg tegen Jezus. Wij moeten dan ook onze verwachting niet op de overheid stellen. Reeds nu zijn er tal van bepalingen, die ons al in moeiten brengen. En dat zal erger worden, 't Gevaar voor Gods kinderen wordt steeds grooter. En zij zullen misschien hun arbeid moeten opofferen terwille van Gods Woord. De Heilige Schrift zegt, dat de ware dienst des Heeren steeds zal verminderen. Luc. 18 8 Als de Zoon des menschen komt, zal hg ook geloof vinden 2 Thess. 2 2er komt eerst afval. 2 Tim. 2:1: er komen zware tijden een schijn van godzaligheid maar vele ondeugden. Denk nu maar eens aan onzen tgd. De onge rechtigheid wordt schrikkelijk. De teekeniüg van 's menschen zgn en doen door Paulus wordt werkelijkheid. Op verbetering kunnen wij niet hopen. Men zal valsehe goden nemen en eindigen op een nabg-dorp. Door een groot misverstand van baar kant was hun verloving verbroken en zg was met een ander getrouwd. Dat had Berend Jansen zóó aangegrepen, dat hg er niet aan dacht, een andere vrouw te zoe ken. Hg was immers in de zaak bg zgn vader Vader en moeder waren nog kras. Zg konden nog „lang mee," glimlachte hg, wanneer zg soms toespelingen maakten. Dat duarde dan ook ruim tien jaar. Toen stierf, vrg plotseling, moeder en betrekkelijk even plotseling volgde vader Jansen z'n vrouw naar het graf Ea Berend stond alleen met de zaak, die hg met een volwassen knecht beheerde, zooals al. de Jansens, van jaren her het hadden gedaan eerlijk en vlijtig. Maar het ging toch niet. Een huishouden zonder vrouw, neen, het kon niet. Eneen winkel zonder vrouw, het kon nog minder. Hg merkte hetde klanten bleven weg. De vrouwen wilden liever door een vrouw bediend worden. En danin huis was het niet altijd even zindelijk, hij verheelde het zich niet. De werkvrouw, die het huiswerk driemaal per week opknapte, die ook voor hem waschte en naaide, liet wel wat te wenschen over, terwgl hg, tot overmaat van ramp, meende te moeten constateeren, dat 's mensch vingers langer waren dan normaal Dat alles deed de deur dicht. Hij „vroeg" Saartje van Rooien, die z'n aan zoek aannam. (Booze tongen op het dorp be weerden, dat zg reads lang op hem wachtte 1) Het was niet in het vuur der eerste liefde, met aanbiddiog van den antichrist. Het onder a, b en c gezegde zal dus steeds erger worden. Men kan, zegt men, niet met God en zgn dienst rekenen. Zoo zullen de vromen al meer in de klem komenZg zullen geen lid worden of blgzen van organisaties verscheiden werkzaam heden worden voor hen onmogeigk. Het wordt een dilemma: Gods Woord of mijn brood. Eu ook de kerk zal haar houding moeten bepalen tegenover deze dingen. Zjj zal advies moeten geven, hoe te handelen Zjj moet optreden tegen leden, die Gods Woord achterzetten bg hun dagelgksch brood. Er komen dreigende onweerswolken. Elk ge loovige krggt er mee te doenook de kerk als gemeenschap. Dus ook de ambtsdragers, voor namelijk de dienaar des Woords. Tua re3 ogitur 't gaat u aan, geloovige Wat is nn onze roeping? Spr. geef eenige algemeene vereischten. a. Een vaste overtuiging is noodig. Onze tgd is niet beginselvast, maar beginsellos en be ginselloos. Men laat de beginselen los. Men weet soms niet eens, dat een beginsel geen wensch van voorkeur is maar een onomstootelgke over tuiging. Ea de menschen steken elkander aan. Als de één een beginsel loslaat, gaat een ander vragen zgn er nog wel beginselen Daarom moet de geloovige weten, niet wat hij liever zou wenschen, maar wat hg moet doen en laten. Daartoe is inzicht in Gods Woord noodig. En een voornemen om er niet van af te wijken. Wie zijne ziel verliest, zal ze vinden. b. De wil tot zelfverloochening is noodig. Een vriend der wereld is een vgand Gods. Wie op de baren ziet, zinkt als Petrus en is onbe kwaam tot den strgd in de wereld. c. Heilige moed is noodig. Wij moeten 't met God wagen. Alleen rekenen met het Woord. d. De verkeerdheid van ons en 't menschelgk leven mag niet ontveinsd. Ook dat doet ons Gods Woord kennen. Gedachte, begeerte, han deling moet door dat Woord worden geleid. Anders kunnen wg de wereld niet weerstaan, maar gaan wij enkele passen achter haar aan. Geloof, moed, trouw, kennis van Gods Woord zgn dus noodig. Wg moeten ons oog niet sluiten, voor wat de toestanden meebrengen. Leed, verdrukking, zelfverloochening 2 Tim. 3 12. Maar daartegen over staat, dat eene eeuwige kroon der heerlijk heid de getrouwen wacht. „Komt, gg gezegendeD, beërft het koninkrijk." Zoo komen er steeds groote gevaren. Zoo wordt onze roeping al zwaarder. Maar bemoedi gend is: Oaze lichte verdrukking, die zeer haastig voorbij gaat, werkt een gansch zeer uit nemend gewicht der heerlijkheid enz. 2 Cor. 4 17. Kerk- en £eheelnle«w«. DRIETAL TE FranekerE. A. Groenewegen, te Halfweg; S. van Leeuwen, te Houwerzijl P. Nomes, te Schildwolde. TWEETAL TE Amsterdam S. de Graaf, te Rgswijk B. A. Knoppers, te Almelo. Beilen (Dr.)W. Oo9terheert, te Ter Apel N. J. J. Velders, te Rottevalle. Nieuw-DordrechtA. J. de Boer, teGarrelsweer. M. Elzinga, te Grootegast. Hecgelo: Dr. S. P. Dee, te Dwingelo; J. Wijminga, te Dronrgp. BEROEPEN TE Voorechoten: J. Hoek, te Noordscharwoude AndelR de Jager, te Ooltgensplaat Wildervank G. Kerssies, te Smilde Woudsend: J. Voerman, te Warns; 't ZindtR. Middelveld, te Hoogkerk Nieuw-Dordrecht: A. J. de Boer, te Garrelsweer; AmsterdamB. A. Knoppers, te Almelo KielwindeweerJ. H. Binnema, te Arum Zuidwolde (Dr.): H. Th. van Munster, Cand. te Amsterdam BeilenW. J. J. Velders, te Rottevalle Purmerend: E. D. Kraan, cand. te Den Haag; Maastricht: H. Veldkamp, te Onderdendam HeDgelo (Oz.) J. Wijminga, te Dronrgp; Zuilen (Utrecht-Noord)E. D. Kraan, cand. te Den Haag. dat hij trouwde, maar hij bedroog zich niet, toen hg dacht, een goede huisvrouw in haar te zullen vinden. Aanvankelijk scheen, dat hun huwelijk niet met kinderen zou gezegend worden. Naar bui ten liet hg niets merken, maar zgn vrouw wist wel, dat dit hem verdriette Tientallen van jaren was het altgd Jansen geweest op het dorp en nu zou bg zgn dood de zaak in vreemde handen overgaan Het „kwelde" Berend Jansen meer dan hg voor de buitenwacht wel wilde weten. Toen werd hem een kind geboren En het was een joDgen! Het kind was echter ongelukkig. Het had een bochel. Maar het was dan toch een zoon En het vaderhart van Berend Jansen zwol van trots. Hg hechtte zich in de eerste jaren sterk aan het kind. Twee jaar later zag nog een kind het levens licht. Ditmaal een meisje, dat in het begin zóó zwak was, dat de dokter alle hoop en moed opgaf. Maar tot aller verwondering bleef het leven, al groeide het dan niet heel voorspoedig op. Zoo gingen in het kleine gezin enkele jaren voorbg. Berend Jansen, die nog al bevriend was met den „meester", had vaak tot dezen gezegd „Wat hebben julie, onderwijzers, toch een fijn leventje. Dat zegt 's middags half vier basta en het is afgeloopen. Maar wg, arme zwoegers!" „Wacht maar," had meester dan altgd ge antwoord, „wacht maar tot je je eigen kinderen DOOR

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1921 | | pagina 2