Zendingsdag te Kapelle.
De Pinkstercollecte.
„De herderlijke verzorging der gemeente
in het huisbezoek",
Kerk- «n M€h«ilnl«awi.
Met dankbaarheid maken we melding van
het feit, dat ook Resident en Assistent-Resident,
aan de uitnoodiging om de samenkomst by te
wonen, gevolg hadden gegeven.
Ds. Netelenbos van Poerworedjo leidde de
samenkomst. Ho liet 2ingen Ps. 84 1 en ging
voor in gebed. In de toespraak, die bg daarna
hield, sprak bg er zgn dankbaarheid over uit,
dat we nu dat kerkgebouw mochten bezitten,
een vaste plaats, waar de blijde boodschap ge
regeld zou worden verkondigd dankbaarheid
aan de regeering, aan den bouwheer en aan
allen zoowel hier als in Holland, die door hun
gaven den bouw mogelijk maakten, dankbaar
heid bovenal aan God, den Gever alles Goeds.
Verder sprak Zijn Eerw. nog een toepasselijk
woord naar aanleiding van Exodus 20 24c
Aan alle plaats, daar Ik mijns naams gedach
tenis stichten zal, zal ik tot u komen en zal u
zegenen.
Daarna werd 't woord gevoerd door een
Goeroe der Javaansche gemeente te Magelang.
Na dezen trad op de heer Saluleka, predikant
der Ambonneesche gemeente alhier. Hg hield
een gloedvolle toespraak, die gehouden in de
Maleische taal, daardoor door een deel der Euro
peanen wel niet geheel kon worden gevolgd,
maar die toch goed deed door het vuur en de
kracht, waarmee ze werd uitgesproken. Het is
schoon, zoo'n bruinen broeder op den kansel
te zien en te weten, dat hij denzelfden Heiland
belijdt.
Na de pauze is er nog gesproken door enkele
Javaansche ouderlingen door den leider van
het Armenhuis en door een Chineesche broeder.
Jammer, dat de meeste aanwezige Europeanen,
weinig of niets van hun in het Javaansch en
Cbineesch gehouden toespraken kon verstaan.
Wel trof ons hun gemakkelijk, ongedwoDgeD,
ongedunsteld optreden, en hun vlotheid van
spreken.
Het kinderkoor van Blondo zong op niet
onverdienstelijke wgze een paar liederen.
Tegen één uur 's middags sloot ds. Netelenbos
de plechtigheid met dankzegging.
't Was een goede morgen geweest, in het
bizonder zeker voor de Javaansche Christenen.
De kerk maakt van buiten en van binnen een
goeden indruk.
Moge ds. Merkelgn eerlang te klein zien
worden door den grooten zegen, dien God de
üeere op zgn arbeid schenke,
Magelang. S. Grikde.
Inderdaad een goede tijding uit een ver
land. Het zal ook de herken een stof van
blijdschap en dankbaarheid zgn.
Boüma.
Bg goed weder wordt de Classicale Zendings
dag van de Geref. Kerken op Z -Beveland
Pinkstermaandag op een geschikt terrein in de
openlucht gehouden. Behalve anderen zal D.V.
ds. Merkelgn er het woord voeren en ik ver
trouw, dat velen hem nog eens vóór zgn heen
gaan willen zien 8n hooren.
Onze zendingsdagen zgn gewild en daarom
kan ik volstaan met de aandacht op dezen te
vestigen.
De Geest van het Pinksterfeest wone met
Zijn bezielende kracht in deze vergadering 1
Boüma.
De Zendingsarbeid op Midden-Java breidt
zich, dank zg Gods zegen, van jaar tot jaar
uit. Het aantal posten, waar gearbeid wordt, is
in enkele jaren meer dan verdubbeld. Amster
dam, dat voor enkele jaren meende zoowel Solo
als Djocja voor haar rekening te kunnen nemen,
geholpen door de kerken in Noord-Holland,
heeft zich misrekend. Want nu de arbeid aan
alle zijden uitbreidt, tracht Amsterdam een
deel van haar terrein over te doen aan een
zendende kerk, die minder uitgaven heeft. Dat
is best te begrijpen. We hebben niet alleen te
doen met gestadige ontwikkeling van den
arbeid, maar ook met stijging van de uitgaven
voor de verschillende diensten. De traktementen
zoowel van de helpers als van de missionaire
predikanten, moesten aanmerkelijk naar boven
gebracht worden. Onze kerken in Zeeland
moesten er dan ook mee rekenen, dat de in
komsten van de Zending aanmerkelijk ver
meerderen moeten. Het aantal helpers op ons
terrein moest noodig verdrievoudigd kunnen
worden. En nu zijn er broeders en zusters, die
voor dezen arbeid jaarlijks een vaste bijdrage
geven naar vermogen, maar er zijn anderen,
die hun offer voor deze zaak op het Pinkster
feest brengen. Vandaar dat in sommige kerken
altoos de Pinkstercollecte zulk een flink bedrag
beloopt.
Nu willen we onze kerkleden op enkele zaken
wijzen le We staan reeds voor verhoogde uit
gaven. 2e Uitbreiding van den hoofddienst
(prediking des Evangelies) is een heerlijk ver
schijnsel, waarvoor we onzen God mogen dan
ken, een verhooring van de gebeden om zegen
op den arbeiden met blijdschap moeten we
den Heere ook onze offeranden daarvoor bren
gen. 3e In de vorige jaren is er door vélen (ik
zeg niet allen) bij hun offeren voor de Zending
te weinig rekening mee gehouden, dat de waarde
van het geld eigenlijk tot op de helft is gedaald.
Ze dachten er niet aan, nu ook dubbel zooveel
te geven voor den arbeid in Gods koninkrijk.
4e Door de nieuwe regeling in onze kerken
worden nu voortaan alle Pinkstercollecten ge
stort in de kas van het plaatselijk zendingscomité
Er zijn gevers, die daarmee altoos nog zoowat
rekening houden. Welnu, een reden te meer
voor hen om hun linkerhand niet te laten weten,
wat hun rechterhand doet. 5a Ds. Bakker
rekende onlangs uit, dat als ieder lid onzer
kerken per jaar twee gulden offerde voor onze
Zending er nooit geld gebrek zou behoeven te
zgn. Mij dunkt, dat is toch niet zoo 'n onbe-
ieikbaar ideaal. Hoe meer men op de hoogte
is van dezen arbeid, hoe meer men er ook voor
voelen zal. En voélen doet in dit geval geven.
Er is onder ons helaas te weinig kennis nog
van onzen Zendingsarbeid op Java.
Welnu, broeders en zusters, geve de Heere
u allen een gezegend Pinksterfeest met opwek
kende werking Zijns Geestes, welke onze harten
neigt tot milddadigheid, inzonderheid tot het
breDgen van een vrijwillig offer voor den arbeid
onder de Heidenen en Mohammedanen.
Keekiiof.
REFERAAT over
gehouden op de Zeeuwsche Ouderlingen-Confe
rentie te Goes, 20 April 1921, door
ds. J. Brinkman van Vlissingen.
(Slot).
Nu is het bijna algemeen gewoonte in onze
Geref. kerken deze herderlijke zorg te laten
opgaan in het éénmaal per jaar huisbezoek doen,
en dan veelszins los van het avondmaal. Hioi-
van spreekt onze K.O. met geen woord. Van
ouds werd het huisbezoek zeer nauw aan het
avondmaal verbonden. Ia de Geref. kerkenorde
ningen werd dan ook bjjna algemeen vastgesteld,
dat het vóór elke bediening van het avondmaal
dient te geschieden. Zelfs is er sprake in art.
23 van huisbezoek na het avondmaal, want er
staat uitdrukkelijk, dat het moet geschieden
„naar dat de gelegenheid des tjjds en der plaats
tot stichting der gemeente zoo vóór als na het
nachtmaal kan lijden". Ook Calvgn heeft het
verbonden aan de avondmaalsviering. Zóó wilden
het onze vadereD. En daarmede is onze tegen
woordige praktijk in strijd.
Nu zullen wij geen pleit voeren voor het
ideaal, dat onze K.O. stelt of voor het ideaal,
dat professor Biesterveld ons voorhoudt in zgn
veelszins voortreffelijk werk „Het huisbezoek",
om d.l. viermaal per jaar de gemeente te be
zoeken. Wg meenen, dat dit ten eenenmale
onuitvoerbaar is, althans in onze dagen, waarin
zoovele belangen onze aandacht vragen. Voor
iets onuitvoerbaars treden wg niet in het krgt.
Maar wel meenen wg, dat deze arbeid weder
zooveel mogelijk in den geest van onze K. O
moet verricht en deze dus niet van het avond
maal moet worden losgemaakten dan éénmaal
per jaar bezoek vóór het avondmaal en éénmaal
per jaar bezoek na het avondmaal achten wg
niet iets, dat onmogelijk zou zgn vóór het
avondmaal, om tot de rechte viering van het
avondmaal voor te bereiden r a het avondmaal,
om te handelen over de vrucht der avondmaals
viering. „Los van het avondmaalmgde men
zooveel mogelijk, want dit heeft het ongetwijfeld
in de hand gewerkt, dat velen óf in 't geheel
niet óf zeer ongeregeld het avondmaal vieren.
Echter tot dit tweemaal bezoeken der gezinnen
en personen zouden wij deze pastorale zorg
niet willen beperken. Wel in het algemeen wat
de geheele gemeente betreft. Immers bg deze
bezoeken in getrouwheid verricht, zal toch meer
malen blijken, dat onderscheidene gezinnen en
personen nog bgzondere bearbeiding behoeven,
afgezien van de kerkelijke discipline. Welnu
dit kan bij het uitbrengen der rapporten van
dezen arbeid in de vergaderingen van den
kerkeraad in bespreking worden gegeven, en de
kerkeraad in zgn geheel beslisse dan, welke
gezinnen en personen voor bgzondere bearbeiding
in aanmerking komen. Men handele hier naar
den regel: waar de arbeid 't meest noodig is,
worde hg ook met de uiterste trouw verricht.
Maar dan zorge men er ook voor, dat dezo
arbeid in goede orde geschiede. In elke ge
meente, ook in de kleinere, voere men daartoe
allereerst wijkver deeling in, en wgze dan voor
elke wgk twee opzieners aan, dia met de her
derlijke zorg over die wijk belast zgn. Daarmede
wordt bereikt, dat het contact tusschen elke
wgk en de daarin arbeidende opzieners steeds
nauwer wordt, wat ten goede komt aan het ver
trouwelijk karakter van de herderlijke zorg,
terwijl op deze wgze de opzieners veel beter
op de hoogte geraken met de hun toevertrouwde
gezinnen en personen, wat van zelf ten goede
komt aan den arbeid en dus ook meer vrucht
zal afwerpen. Bovendien wordt daardoor ook
niet weinig het verantwoordelijkheidsbesef der
opzieners gesterkt. De dienaar des Woords, of
schoon evenzeer opziener zijnde, kan natuurlijk
niet met ééne speciale wgk worden belast (ik
denk hier natuurlijk aan gemeenten met één
predikant). Wel heeft ook hij zich naarstig aan
dezen arbeid te geven, maar vanwege de eigen
aardige positie, welke hij inneemt in het midden
der gemeente, dient hg, zooveel mogelgk, in
alle wijken te arbeideü. Maar dan voere men
eene billijke arbeidsver deeling in. Van hem mag
niet worden geëischt, dat bg als ouderling alleen
zooveel van het werk der ouderlingen moet ver
richten als al zgne mede-ouderlingen samen. Om
een voorbeeld te noemen. Stel eene gemeente
met 180 huisgezinnen, die in 3 wijken is ver
deeld en waar 6 ouderlingen zgn. Elke ouderling
heeft dan jaarlijks 2 X 60 gezinnen te bezoeken
dat is dus 120 bezoeken. Nu zou het toch de
grootste onbillijkheid zgn van den dienaar des
Woords te eischen, dat hg al die 180 gezinnen
tweemaal per jaar bezoekt, dus alleen voor
dezen tak van herderlijke zorg 360 bezoeken
zou sfleggen. Daardoor zou trouwens het aantal
bezoeken der ouderlingen nog beduidend lager
moeten gesteld. Dit zouden voor den dienaar
des Woords lasten worden te zwaar om te
dragen. Men voere dus eene billijke arbeids
verdeling in.
Nu weet ik wel, dat in zeer vele gemeenten
de gedachte heerscht, dat een huisbezoek eigen
lijk alleen een vol bezoek is, wanneer de dienaar
des Woords dit zelf leidt. De ouderling mag
dan als helpende leviet dienst doen, maar op
den predikant komt het aan. Komen er twee
ouderlingen, dan is men slechts half tevreden.
Tegen deze gedachte dient echter met ernst
positie te worden gekozen. Een ouderling is in
het huisbezoek niet een aanhangsel van den
predikant, maar een wettig ambtsdrager, die
even goed als de dienaar des Woords tot deze
taak van Godswege geroepen is. Het huisbezoek
is een deel van de regeering van Christus' kerk
en behoort dus tot het ambt van de ouderlingen
in de eerste plaats. Voor zoover en omdat de
predikant msde ouderling is, behoort dit werk
dus ook tot zgne taak, maar dit mag niet zóó
worden opgevat, alsof het huisbezoek zgn bg-
zonder privilege zou zgn. Elke ouderling is
opziener in Gods kerk en treedt als opziener
bg dezen arbeid van huisbezoek met autoriteit
en in den naam des Heeren op. Die gedachte
dient in de gemeente te worden gekweekt, op
dat de miskenning van het opzieners-ambt worde
tegengegaan, wat immers niet anders dan tot
groote schade voor dezen arbeid zou zgn. En
met name dient een opziener geen voedsel te
geven aan deze verkeerde gedachte door zoo goed
als geheel te zwggen, wanneer hg een dienaar
des Woords bg dezen arbeid vergezelt of liever
met hem dezen arbeid verricht.
Het spreekt van zelf, dat de kerkeraad bg
dezen arbeid der herderlgke verzorging regelend
optreedt Niet de opzieners op zich zelf hebben
elk voor zich te bepalen, hoe dezen arbeid te
verrichten, en langs welke lijnen zich deze arbeid
heeft te bewegen dat is de taak van den
kerkeraad in zgn geheel, daar immers dit werk
behoort tot de regeering der kerk. De kerkeraad
in zgn geheel kan bovendien beter beoordeelen,
op welke wgze deze herderlgke zorg moet ver
richt en welke zaken daarbij aan de orde dienen
gesteld, gelet op de plaatselijke toestanden
alsook op het eigen karakter der gemeente in
het geestelijk leven en op bepaalde in haar
voorkomende zonden en nooden. Voor hetgeen
in het huisbezoek moet worden behandeld, zgn
dan ook in de kerkelijke bepalingen, door ver
schillende synoden vastgesteld, allerlei wenken
gegeven, maar wij voegen er dadelijk bg, ge
woonlijk in het algemeen en niet in bijzonder
heden. Welnu, laat elke kerkeraad dezen weg
volgen. De vraag over de inrichting van het
huisbezoek worde door eiken kerkeraad onder
de oogen gezien. Besproken worde, wat het
meest in het huisbezoek moet worden ter sprake
gebracht als door eigen toestand en behoefte
van de eigen kerk geëischt. Daarin hebben dan
de opzieners een leiddraad, waaraau zg zich
zooveel mogelijk dienen te houden, maar verder
late men het aan de prudentie der opzieners
zeiven over, in welken vorm of in welke volg
orde de onderscheidene zaken dienen behandeld
te worden. Wij gevoelen dan ook weinig voor
het opstellen van een vragenlijst.
Grondige bespreking over de inrichting van
het huisbezoek in den kerkeraad achten wg
voldoende, terwijl dan door de opzieners, voordat
zg hunne bezoeken brengeD, eerst onderling
kan worden of liever moet worden besproken,
op welke wgze zg in elk speciaal gezin hun
werk hebben te doen, waartoe dan van zelf
noodig is, dat men aanteekeDing houde van wat
werd behandeld. Er dient toch continuïteit in
dezen arbeid te zgn, zal de gewenschte vrucht
onder Gods zegen worden verkregen. Bij elk
volgend bezosk houde men daarom rekening
met wat een vorige maal ter sprake kwam, om
na te gaaD, of er ook verslapping in eenig op
zicht plaats vond, of ook om te onderzoeken,
of datgene, wat bg een vorig bezoek te wenschen
overliet, zich ten goede wijzigde Een korte
aanteekening van elk gebracht bezoek is daarom
noodig. En de broeders opzieners, die dan straks
dezelfde bezoeken weder hebben te brengeD,
kunnen dan op grond van die aanteekeningen
samen vaststellen, hoe zg thans dezen arbeid
hebben in te kleeden en te verrichten.
Uit al het gezegde blijkt wel voldoende, dat
deze arbeid in het huisbezoek niet mag opgaan
in hst voeren van gesprekken over de bevin
dingen des geloofs. Meermalen wordt dit wel
eens als de hoofdzaak beschouwd, ja gaat het
huisbezoek daarin geheel op. En nu kan dit
voor sommige opzieners en voor sommigeD, die
bezocht worden, wel heel aangenaam zg'ü, vooral
als men nog al een gevoelig aangelegde natuur
heeft, maar met name de opzieners, die zóó
hunne taak opvatten en verrichten, handelen
in strijd met wat bg dezen arbeid hunne roeping
is. En deze roeping is zeer bepaald bg hunne
herderlijke verzorging der gemeente er aan te
arbeiden, dat heel het leven zal worden door
drongen van en beheerscht door het Woord
van God. God Koning in elke levensverhouding
en op elk levensterreindie gedachte dient den
opzieners bij hun werk steeds levendig voor
oogen te staan.
Vandaar dan ook, dat eerst het godsdienstig
leven in het gezin ter sprake moet gebracht,
waarbij men *n 0Dze dagen wel niet mag ver
geten te onderzoeken wat door de leden van
het gezin gelezen wordt, om dan bg het ont
dekken, dat allerlei schadelijke en zeden-beder
vende lectuur wordt ter hand genomen, daar
tegen ernstig te waarschuwen.
Voorts handele men over de verhoudingen
ia het gezin tusschen ouders en kinderen en
eventueel tusschen de leden van her gezin en
de dienstbaren verder over de opvoeding der
kinderen, en wijze dan de ouders op hunne
rosping met hunne kinderen over de geestelijke
belangen te spreken. Ook spreke men over de
verhouding tot de kerk en de roeping om zijne
geestelijke en stoffelijke gaven te besteden tot
bloei der kerk over het gebruik maken van
de genademiddelen, waarbg men niet uit 't
oog verlieze te wgzen op den veel voorkomenden
misstand, dat men wel voor zgne kinderen den
doop begeert, maar menigwerf het gebruiken
van het avondmaal verwaarloost. Ook handele
men over het vereenigingsleven, aan welks bloei
immers ieder heeft mede te werken over de
verhouding tot het leven in staat en maatschappij
en de roeping der geloovigen in dezen niet te
hinken op twee gedachtenen eindelijk ook
over de persoonlijke verhouding tot God.
Natuurlijk aluite men elk bezoek met gebed,
welk gebed dan de terugslag moet zgn op
hetgeen werd besproken. Aan het begin van
een bezoek kan gebed ook noodig zgn, vooral
als men gevaar loopt den kostbaren tjjd te
verspillen met het handelen over zaken, die met
het herderlijk bezoek niets van doen hebben.
Het doel van het bezoek komt dan terstond iu
het rechte licht te staan.
Ten slotte meenen wg nog te moeten op
merken, dat, indien eenigszins mogelgk, voor
afgaande aankondiging van den kansel behoort
te geschieden, op welken dag en in welk ge
deelte der wgk deze arbeid in de daarop volgende
week zal plaats hebben, opdat ieder zorge thuis
te zijnanders wordt menigmaal het gezin óf
in 't geheel niet óf slechts ten deele ontmoet,
waardoor de goede orde in dezen arbeid wordt
gebroken, velen steeds buiten deze herderlgke
verzorging blgven, de gewenschte vrucht niet
wordt verkregen, en de tgd, door de opzieners
aan dezen arbeid besteed, voor een goed deel
verloren gaat
Laat ik besluiten met te zeggen, dat op vele
zaken niet in den breede kon worden ingegaan.
Niettemin hoop ik door mgne uiteenzetting er
toe medegewerkt te hebben, dat ons aller aun-
dacht weder eens zich bgzonder richte op de
herderlgke verzorging der gemeente in het
huisbezoek. Deze verzorging is een stuk van den
ambtelgken arbeid der opzieners, hetwelk van
het hoogste gewicht is voor den bloei van het
christelgk en ketkelgk leven.
Van dezen arbeid in biddende geloofstrouw
verricht kan een machtige reformatorische in
vloed uitgaan in het midden der gemeente tut
geestelijken welstand van het geheel en vau
elk harer leden, en alzoo tot sterking van 's
Heeren volk in de bange worsteling, die in onze
verwarde tgden op alle terrein moet worden
gevoerd tegen de macht van ongeloof en revolutie.
God make oos allen getrouw eu bekwame
ons allen steeds meer in het herderambt, ous
gegeven, en schenke op onzen herderlgken arbeid
eene rgke vrucht tot grootmaking van Zjjnen
heiligen Naam
Ik vatte mgn referaat samen in 14 stel
lingen, die te vinden zgn in het no. van 8 April
j.l. van dit blad.
DRIETAL TE
Arnhem H. L. Both, te Spgk
G. Elshove, te Rotterdam
J. L. v. d. Wolf, te Haastrecht;
TWEETAL TE
Hallum Dr. J. J. van Baarsel, te Deventer
A. G. Wolf, te Loenen-Vreeland
Renkum J. Wyminga, te Dronrgp
H. Z. de Miidt, te Spgkenisse
Franoker H. L. Both, te Spgk
R. K. M. Hummelen, te Heereveen,
MeliskerkeP. van Dgk, te Heinkeaszand
A. Scheele, te Kapelle-Biezelinge
Wildervank: N. Duursema, te Nieuw-
Amsterdam.
P. H. de JoDge, te Heerde.
BEROEPEN TE
KraliDgen (3e pred.)J. L. van der Wolf, te
Haastrecht;
HerwgnenR. J. Aalberts, te Wormerveer
Vroomshoop J. H. Broek Roelofs, te Stedum
BerkelDr. S. P. Dee, te Dwingeloo
SleeuwgkG. Menken, te Seherpenzeel
Oostburg en Bruinisse Dr. D. K. Wielenga,
cand. te Rotterdam;
Elburg G. Veenendaal, te Putten;
Jutrgp-HommertsF. Wiersma, te Ooster-
bierum
Winsum-Obergum S. Idema, te Yselmonde
Stadskanaal (Pekelderweg)H R. Pel, cand.
te Schraard
MeedenJ. Duiven, cand. te Rottum.
AANGENOMEN NAAR
Breukelen Chr. Bruins, te Winschoten
Iluizum (bg Leeuwarden): W. H. den Houting,
te Giessen-Nieuwkerk.
BEDANKT VOOR
HarmeienJ. E. Westerhuis, te Oud-Loos-
drecht.
INTREE TE
IJsselstein C. de Kruyk (leerend ouderling),
met Gal. 6 1416, na bevestigd
te zgn door ds. v. d. Veeu van
Vreeswgk.
AFSCHEID VAN
Ridderkerk D. J. Cou?ée (gaande naar Meppel),
met Fil. 2 12, 13.
De Classis Groningen heeft zich inzake
de aanvraag van den Amerikaanschen Student
om praeparatoir-examen te mogen doen, gewend
tot de professoren te Kampen en te Amsterdam,
volgens het besluit der Leeuwarder Synode,
zie art. 29.
Door br. B. van Alkema te Apeldoorn,
vroeger zendeling in Indië, thans leeraar aan
de Koloniale Landbouwschool te Deventer, die
verlof kreeg om nu en dan een stichtelgk woord
te spreken in de kerken, wordt thans toelating
tot het predikambt volgens art. 8 K.O. verzocht
(met steun zgner classis) bg de Part. Synode
van Gelderland.
Ds. C. Bouma van Haarlemmermeer, die
het beroep aannam naar Zwolle, promoveerde
aan de V. U. met een dissertatie over: „De
literarische vorm der Evangeliën*.