Een verwoest Leven
FEUILLETON
„De herderlijke verzorging der gemeente
in het huisbezoek",
E«irb- en Keheelnlenwa.
REFERAAT over
gehouden op de Zeeuwsche Onderliogeo-CoDfe-
rentie te Goes, 20 April 1921, door
ds. J. Brinkman van Vlissingen.
II.
Deze herderlijke verzorging is nu opgedragen
aan de opzieners der gemeente en behoort dus
niet alleen te geschieden door de ouderlingen
in eD geren zin, maar ook door de dienaren des
Woords. Wel is soms de gedachte uilgesproken
en verdedigd, alsof het huisbezoek eigenlijk
het werk van de ouderlingen was en de dienaar
des Woords daarmede niet van noode had. Onze
Kerkenordening (a t. 23) gaf tot die gedachte
wel eenige aanleiding door bepaaldelijk aan de
ouderlingen dezen arbeid op te drageD, terwijl
in art. 16, als daar de taak van de dienaren
des Woords omschreven wordt, met name het
huisbezoek niet wordt genoemd. Men vergete
echter niet, dat in art. 16 alleen de hoofdlijnen
van de ambtelijke taak van de dienaren des
Woords aangegeven worden, terwijl wat art. 23
betreft, als daar de taak van de ouderlingen
omschreven wordt, niat moet worden vergeten,
dat de dienaar des Woords ook ouderling is.
Wij zijn het echter eecs met ds. Jansen, als hij
in zijne verklaring van de Kerkenordening zegt,
dat het zuiverder gedacht en logisch juister
ware, dat in art. 16 alleen de taak van den
dienaar in zijne qualiteit van dienaar des Woords,
en dat in art 23 alles, wat tot het ouderlingen-
ambt behoort, omschreven ware. Dan ware alle
misve-stand voorkomen.
Wie echter goed heeft ingezieD, dat een
predikant een ieerend ouderliog is, begrijpt wel,
dat het huisbezoek even goed als het regeeren
der kerk, het oefenen van tucht, enz. mede tot
ZQD6 taak behoort en de Kerkenordening dus
nooit bedoeld kan hebber, dat de dienaren des
Woords van dezen arbeid verschoond moeten
blijven. De meeste kerkelijke vergaderingen,
vóór de Dordtsche Synode gehouden, oordeelden
den ook, dat dit weik zoowel door de dienaren
des Woords als door de ouderlingen moet
worden verricht. Ook na Dordt spraken meer
dere kerkelijke vergaderingen zich in dien zin
uit. Zoo werd op de Synode van Goes in 1620
gezegd: ,om nu dit heilig werck meer te be
vorderen, is raedtsaem gevonden, dat de predi-
canten (haere gemejjnte besouckende) gheen
huijsen ofte personen zooveel doenlijk is, en
zullen voorbijgaan". Deze bepaling werd op de
Synode van Tholan, 1688, hernieuwd.
Ook Voetius, onze grootste Canonicus gaat
in zijn .Politica Ecclesiastica" van dezelfde ge
duchte uit en weerspreekt, dat het alleen het
werk der ouderlingen zou zijn, en wel, omdat
de prediksnt ook verplicht is tot elles, waarin
de ouderling hem bij te staan heeft, opdat de
gemeente goed worde verzorgd. Gezamenlijk
zijn de dienaren des Woords en de ouderlingen
dan ook te beschouwen als de opzieners der
gemeente, die met het opzicht, de regeering en
de leiding der gemeente belast zijn en aan wie
dus ook gezamenlijk de private toepassing des
Woords aan de huizen is opgedragen.
Uit het herhaald handelen over deze herder
lijke verzorging op de kerkelijke vergaderingen
en door vele Geref. theologen blijkt duidelijk,
dat in de Geref. kerken het hooge belang van
dezen arbeid werd ingezien. De Calvinistische
Reformatie heeft in onderscheiding vandeLu-
thersche het presbijteraat weer tot volle eere
zoeken te brengen met het gevolg, dat deze
herderlijke arbeid, welke naar de Schrift zoo
duidelijk aan dit ambt verbonden is, weer met
ernst en trouw werd ter hand genomen en over
't algemeen tot dusver in de Geref. kerkeD, met
name in ons vaderland, in eere werd gehouden
èn, wij mogen er bijvoegen, van onberekenbaren
zegen ia geweest voor die kerken ia 't algemeeü,
maar ook voor hare afzonderlijke leden. Het
is dan ook van harte te hopen, dat onze Geref
kerken op dezen weg blijven voortgaan, vooral
in onze dagen, waarin de geestelijke inzinking
bij velen toeneemt en de afval al grootere af
metingen gaat aannemen. Indien ooit, dan
dient thans deze arbeid met de uiterste nauw
gezetheid te worden verricht. Wel heeft de
doob
HUGO KINGNAXS.
18.) (Nadruk verboden.)
Ieder moment rinkelde de telefoon en de
bezoekers kregen een flauw idee van de werk
zaamheden der politie in een groote stad. Baas
Sinke ging een weinig anders over de „soesah"
denken
Weer rinkelde de bel.
„Alloh".
„Ja
.Ja, ik kom".
Én tot de bezoekerstIk ben zoo terug, heeren".
Hij spoedde zich door de corridor naar de
rachercheurskamer, waarde rechercheur
Van Beveren reeds terug was.
.Iets ernstigs vroeg de inspecteur vlug.
.Ik weet nog niet veel, mijnheer. Maar toch
wel wat. En ik meende, het u eerst te moeten
zeggen, want voor die twee moet het pijnlijk
zijn dunkt me. Zij moeten het natuurlijk weten,
maar dat moet u maar zeggen. De weduwe
Horing weet niet, waar zij ia. Daarvan ben ik
overtuigd. Zij heeft daar een kamer gehad, heeft
gemeente des Heeren steeds behoefte aan deze
geestelijke verzorging barer ledeü. Immers
zij heeft strijd van binnen en van buiten,
staat steeds t9n prooi aan allerlei aanvallen
van zonde en leugeD, en loopt Sieder oogen-
blik gevaar om af te dwalen ter rechter- of
ter linkerzijde. De gemeente is, naar het
woord van dr. Bavinck, „een akker, die voort
durend gewied, een boom, die op zijnen tijd
gesnoeid, eene kudde, die altijd door geleiden
geweid moet wordeD, opdat zij geestelijk op-
wa8se in de kennis en geDade van den Heere
Jezus Christus". Maar deze behoefte is thaDS
wel zeer dringend vanwege den boosen tijd, dien
wij beleven, waarin alle fundamenten van
godsdienst en zedelijkheid worden ondergraven
en door de zuigkracht van de ongoddelijke be
ginselen, welke allerwegen gepredikt worden
en allerwegen doordringen, velen, zeer velen
in de gemeente des Heeren wankelen ten doode.
Men beluistert gedurig, vooral met betrekking
tot de grootere gemeenten de klacht,.dat zoo-
velen afvallig worden en geestelijk wegzinken;
zou dit niet voor een deel ook hierin zijne
oorzaak vindeD, dat juist de herderlijke ver
zorging aan de huizen veel te wensehen overlaat,
niet vanwege de mindere toewijding der op
zieners, maar omdat er te weinig personen zijn,
die voor dezen arbeid beschikbaar zijn Daarom
is het heilige roeping van de kerkeraden dezen
tak van arbeid ernstig onder de oogen te zien
en wegen en middelen te zoeken, dat deze
ai beid niet vermindert, maar met verdubbelden
ijver worde ter hand genomen. Het geldt het
zieleheil van zeer vele kerkleden, alsook de
toekomst van onze Geref. kerken, haar welstand
en bloei.
Ea deze arbeid strekke zich dan niet maar
uit over een deel der gemeente, maar over heel
de gemeente, niet alleen over de bekommerden
en de geestelijk-kranken, maar over alle leden
der gemeente: de zwakken en de sterkeü, de
aaDgevochtenen en verzekerden, de beproefden
en gezegendenallen hebben behoefte aan
onderwijzing, leeriDg, verbetering, vertroosting
naar de Schriften. Niemand in de gemeente
mag van dezen arbeid buitengesloten. Gods
Woord geeft hier zeer duidelijke wenken zpo
in Hd. 2028zoo hebt dan acht op uzelven
en op de geheele kudde Gods, over welke u de
Heilige Geest tot opzieners gesteld hseftook
1 Petr. 5:2: weidt de kudde Gods, die ondor
u is, hebbende opz'cht daarover. Hieruit vol&fc,
dat belijdende leden èn doopleden in deze her
derlijke zorg moeten deelen. De praktijk brengt
nog al eens mede, dat men zich bepaalt tot de
belijdende ledeD. Echter ook de kinderen en
jonge men8chen behooren voorwerp van de
herderlijke zorg te zyo. Want ook zij behooren
tot de gemeente, al zijn zij dan nog geen com
plete leden en ook aan hen dient gearbeid,
opdat zij worden opgewekt te wandelen in de
weg des verbonds en er naar te staan straks
in den weg van belijdenis toegaDg te ontvaDgen
tot het heilig avondmaal.
Daarom is het roepiDg van het hoofd des
gezins te zorgen, dat ook de kinderen natuur
lijk ook de dienstbaren aanwezig zijn, als
de opzieners tot verrichting van hun taak het
gezin bezoeken en de opzieners hebben er bij
het hoofd des gezins op aan te dringen, dat
deze zorge, dat de kinderen tegenwoordig zijn,
wat ook voor de dienstbaren geldt (indien dezen
Gereformeerd zijn), want in Christus is noch
dienstbare noch vrije. Het is juist dringend
noodig, dat de gezinnen bearbeid worde en dat
met alle leden van het gezin worden saamge
sproken. Helaas wordt in vele gezinnen bijna
nimmer onderling gesproken over de geestelijke
dingen en de belangen van Gods Koninkrijk
met het droeve gevolg, dat de leden van het
gezin geestelijk vervreemd staan naast elkander
en de geestelijke band steeds minder gevoeld
wordt. Men leeft geestelijk en godsdienstig naast
elkaar en Diet met elkaar. De man spreekt niet
met zijne vrouw, de ouders spreken niet met
de kinderen over de geestelijke belangen, en
zoo ziükt het geestelijk peil al dieper. Daarom
late men niet af als opzieners of herders om
juist met de gezinnen samen te spreken, opdat
de geestelijke band onderling weer worde aan
geknoopt of versterkt.
Natuurlek kunnen er zich gevallen voordoen,
waarin afzonderlijke samenspreking noodig is,
betaald en is weggegaan, zonder adres achter
te laten. Zij heeft daar vijf maanden gewoond
en ontving geregeld bezoeken van een heer. Het
wijf zegt, dat zij niet weet, hoe die heette. Maar
dat liegt ze. Eofio, dat kom ik nog wel te
weteD. Maar wèl kwam ik te weten, dat zij
tijdens haar wonen daar, winkeljuffrouw was
in een banketbakkerswinkel. Waar, wist het
mensch ook niet Maar dat weet ik al. Ik heb
een paar zaken opgebeld en de derde was het,
Otto de Vriep, in de Heerenstraat. Die heeft
haar weggejaagd".
De inspecteur peinsde.
„Dat is een ingewikkeld zaakje".
„Zooals u het noemen wilt, mijnheer".
„Dacht-je van niet?"
„Ik weet het nog niet. Misschien wel, mis
schien niet".
„Heb je vermoedens?"
„Ik heb onderweg loopen denken, of het niet
verstandig was, met mijnheer Horringa te over
leggen. Wat dacht u er van?"
„Ik dacht er ook over. Ik zal de twee heeren
in kennis stellen en ga er dan mee naar mijn
heer HorriDga".
„Goed, mijnheer".
De inspecteur keerde in zijn werkkamer terug
en telefoneerde
„2427".
„Alloh, met mijnheer Horringa?"
„Prachtig, U spreekt met het politiebureau,
met inspecteur Hinderman. Ik heb U in lang
niet gezien. Hoe maakt u het
wat in elk bepaald geval op zich zelf dient
beoordeeld te worden
Ook ga deze pastorale zorg over die doopleden,
die in dienstbetrekking zjjn bij gezinnen buiten
de gemeente. Ook dit wordt nog al eens na
gelaten. Maar juist zulke jonge menschen hebben
dringend herderlijk toezicht noodig, vooral in
dien zij verkeeren in eene ongeloovige omgeving.
Deze herderlijke zorg dient o. i. ook te om
vatten degeneD, die, ofschoon niet door doop
of belijdenis leden der gemeente, toch met de
gemeente medeleven en medevergaderen, al kan
dit nu niet bepaald als ambtelijke arbeid aan
gemerkt. Ook Voetius wil dezen arbeid uit
breiden tot de auditores of hoorders, d. i. de
Diet-leden. Zelfs gaat Voetius en ook onze K.O.
in art. 23 nog verder. Aan 't slot van art. 23
wordt n.l. gezegd, dat de opzieners „ook anderen
tot de christelijke religie hebben te vermanen".
Deze woorden bedoelen, zooals ds. Jansen in
zijne verklaring van de Kerkenordening opmerkt,
naar de historische beteekenis, dat de kerkeraad
ambtelijk over alle bewoners der plaats te zeggen
had. De Geref. kerk was de eenig erkende kerk
en alle burgers waren geroepen zich bij haar
te voegen. Dit standpunt is thans niet meer te
handhaveD. Als niettemin deze woorden niet
geschrapt zijn in on?e K.O., is daarvoor een
goede reden, n.l., deze, dat de ambtsdragers
leiding hebben te geven aan de bearbeiding van
de afgedwoolde Christenheid. Wat hier aan het
slot van art. 23 staat, moet thans beschouwd
als een onderdeel der evangelisatie.
(Slot volgt)
TWEETAL TE
Winaum-Obergum O. Boersma to Koudum
S. Idema, te Ysselm^nde.
J utrijp-HommeitsF. Wiersmate Oosterbierum;
J. Duiven, cand. te Rottum
(bij Heerenveen).
te Herwijnen R. J. Aalberts, te Wormerveer
Dr. D. K. Wielenga, cand
te Rotterdam.
BEROEPEN TE
Zaam^lag A. G. Wolff, te Loenon-Vreeland
Warffum W. J. J. Velders, te Rottevalle.
Beilen Dr. D. K. Wielenga, cand. te Rotterdam
Opeinde-NijegaJ. Hoekstra te Ten Post
Glanerbrug J. van Henten, te Oldekerk (Gron).
Kornhorn en PieterburenJ. Duiven, cand.
te Rottum
AANGENOMEN NAAR
Siddeburen H. Lanning, te Nieuw-Weerdinge
HardenbergG. Verrij, te Hellevoetsluis.
BEDANKT VOOR
Soerabaja: G. R Kuyper, te Haarlem;
Broek onder AkkarwoudeG H. Dijkstra,
te Lioessens
Lopik J. E Westerhuis, te Ond-Loosdrecht
't ZandtH. Lanniüg, te Nieuw-Weerdinge
Ridderkerk en SleeuwijkG. Verrij,
te Hellevoötsluis
Driebergen W. Breukelaar, te Zaandam.
Paesens c.a.A. J. Fanoy, te Oosterzee.
IlollandscheveldA. de Boer, te Garrelsweer*
INTREE TE
Bunschoten en Spakenbrug B M. Post (van
Nieuw-Dordrecht) met Hebr. 12 28, 29.
LeerdamS. O. Los (van Giessendam) met
1 Cor. 2 1, 2.
Ds. v. d. Ende van Westkapelle en Dom
burg hoopt op 29 Mei van beide gemeenten
afscheid te preeken, en 12 Juni intree te doen
te Kamperland, na bevestigd te zijn door ds.
F. Staal van Coljjnsplaat.
De bladen meldeD, dat de missionaire
predikant van Soemba, ds. D. K. Wielenga,
thans met verlof in het vaderland, niet weer
naar zijn post zou kunnen terugkeeren, omdat
bij afgekeurd is wegens oogeüzwakte. We
hopen, dat dit bericht nog moge worden tegen
gesproken.
„Dank-u. Maar, mijnheer HorriDga, hebt u
direct gelegenheid om een rechercheur en twee
menschen uit een ver-verwijderd dorp te ont
vangen. Ik geloof, dat het een ernstige zaak is".
„Mooi, zjj komen onmiddellijk. Dag, mijnheer
Horringa".
„Mijnheer Horringa", zich wendend tot baas
Sinke en Jan Folmer, die er niets van begrepeD,
„is hier de leider van de MiddernachtzendiDg.
De rechercheur is al terug. Ik heb hem reeds
gesproken en hij weet al wat mee te deelen.
Ik zal het u vertellen, maar het is pijnlijk, dat
moet ik u vooraf zeggen. U is wildvreemd aan
het meisje en komt hier alleen om de moeder,
die weduwe is, te helpen?"
En op het toestemmend knikken van beiden
„Welnu, dan zal ik u alles vertelleD. wat
Van Beveren reeds is te weten gekomen".
Onder het vertellen werd Jan Folmer bleek.
Hij balde de vuisten krampachtig samen, wat
de rechercheur, die binnengekomen was, op
merkte en waaruit hij een gevolgtrekking maakte,
die niet ver van de waarheid was.
Baas Sinke draaide zenuwachtig de pet in
de hand. Hö dacht momenteel niet aan het
meisje, maar aan de moeder, die in spanning
zat uit te zien naar berichtMaar dat kon
hij toch niet schrijven?
Toen de inspecteur zijn kort verhaal geëindigd
had, slaakten zij beiden een diepen zucht.
„We vinden het nu verstandig om met de
Middernachtzending te overleggen, die in zulke
gevallen met ods samenwerkt", besloot de in
specteur. „De rechercheur zal u naar diens
Uit het verslag van de Deputaten voor de
Soem^a-Zending blijkt van deze afkeuring niets.
Integendeel, besloten werd, dat ds. W. wegens
overlading met werk ontslagen wordt van
hulpdiensten en zich zal mogen beperken tot
den hoofddienstgemeentelijke a beid, 't mis
sionaire werk in het hospitaal, en het werk
onder de Soembaneezen in het binnenland.
Van de Algem. Vergad. op Soemba zal nader
advies worden gevraagd.
Voor de uitzending van een tweeden mis-
sionairen arts naar Soemba, zal noodig ziin
f 10,000. w
Te Kralingsche veer werd het nieuwe
kerkgebouw 28 April in gebruik genomen,
waarbij ds. Oadkerk voorging. Het is een
fraaie kerk met toren en klok, die de gemeente
door gelui oproept tot de saamkomst. In kor
ten tijd kwam daar de kerk tot openbaring
en bloei, 't Zal niet lang duren of zij kan
overgaan tot beroeping van een eigen leeraar.
De toestand van Prof. Bavinck is in den
laatsten tijd iets gunstiger. Minder benauwd
heid. Eokele uren per dag zit professor op
en mag korte bezoeken ontvangen.
In de N. R. Ct. kwam voor een „In
Memoriam" van ds. G. W. Heesen, in leven
Herv. pred. te Leeuwarden van de Groninger
richting. Daarin staat o s. te lezen
„In het bijzonder moge in het geheugen
blijven Heesens voorzitterschap van het Friesch
Godgeleerd Genootschap, stille kweekplaats
van geruchtmakende bewegingen en ketterijen.
Netelenbos noch Veltenaar zouden Gereformeerd
Holland in last hebben gebracht, zoo niet
Heesens vaderlijk opzicht hun het verblijf in
het Friesch Godgeleerd Genootschap mogelijk,
ja, maar al te aantrekkelijk had gemaakt*.
We laten dit oordeel over aan den schrijver.
Ds. Netelenbos stond te Heerenveen en ds.
Veltenaar te Suawoude, en waren bijgenoemd
genootschap aangesloten. Zij hebben die „stille
kweekplaats van geruchtmakende bewegingen
en ketterijen" dus reeds destijds gezocht. Af
wijkende opinies komen niet in één dag te
voorschijü, maar zijn vruchten van een reeds
lang werkende energie van uit verkeerden
wortel.
Daar de Her?, kerk te Serooskerke moet
geschilderd worden, heeft de kerkeraad der
Geref. kerk aan de Hervormden welwillend
afgestaan iederen Zondag één dienst in hun
gebouw te houden, te beginnen 22 Mei, en
wel om de beurt 's morgens te 9lA, 's namid
dags te 2 en 's avonds te 7 uur. De beide
andere diensten worden dan door de Gerefor
meerden gehouden.
De Kerkeraad te Haarlem besloot geen
vergunning te verleenen tot het zingen van
een solo door een zangeres bij gelegenheid
eener huwelijksbevestiging.
Door de Classis Den Bosch is besloten
voortaan gedurende het zomerseizoen te zorgen
voor Geref. bediening des Woords in Valken
burg in 't Geuldal. De kerken van Heerlen
en Treebeek ontvingen opdracht hiertoe de
noodige stappen te doen.
Daar de huurpastorie te Wageningen
verkocht is en er daar ter plaatse groote woning
nood heerscht, omdat de Regeering voor de
H. Landbouwschool alle huizen en gronden
opkocht, komt de Geref. kerk met haar Dienaar
des Woords in groote verlegenheid.
De Kerkeraad van Amsterdam slaagde
er in eene predikantswoning aan te koopen in
de Ruyschstraat bij de Weesperzijde.
Te Den Bommel werd besloten een nieuwe
pastorie te bouwen.
Ook dr. Veltenaar zal, evenals ds. Netelen
bos reeds deed, zich onderwerpen aan een col
loquium doctura, om predikant te kunnen
worden in de Herv. Kerk.
Aan hen, die de brochure van dr. Visscher
contra dr. H. H. Kuyper „Heilig Evangelie
of Pseudo-Schrift' lazen of lezen, zou ik gaarne
in gedachten brengen het welbekende spreek
woord Als de vos de passie preektboer 1
pas op je kippen 1" K.
woDing breDgen. We kunnen dan later verder
zien".
Zij stonden op.
Baas Sinke reikte den inspecteur de hand.
Hij dacht nog steeds aan de moeder, ,'tls
vreeselijk", steunde hij. Jan Folmer voelde een
steek door het hart gaan.
Z|j gingen mee met den rechercheur, die op
de tram stapte. Naar de Middernaehtzending.
Zü wisten niet, wat dat was.
Willoos volgden zij hun geleider.
Z\j begrepen het niet
HOOFDSTUK XVII.
„Wel, mijnheer Van BevereD, krijg ik het
met u aan den stok vroeg de heer Horringa.
Ea dan„Komt binnen, heeren". Tot baas
Sinke en Jan Folmer„Mijn naam kent u
zeker al
En onmiddellijk vattend, dat zjj de omgangs
vormen niet gewoon waren: „Ik zou graag uw
namen weten".
„Mijn naam is Sinke. Hij heet Jan Folmer.
We komen van B".
„B?"
HorriDga denkt even na. Hoe is dat ook
O, daar komt Jan Boer ook vandaan. Da'a
waar ook.
„Juist. Komt u in mijn kamer. Dan kunt u
rustig vertelleD, wat er te vertellen is".
Als de bezoekers gezeten zijn, heerscht even
een pijnlijk zwijgen, die Horringa dan verbreekt
door tot den rechercheur te zeggen „Inspecteur