Weekblad voor de (Gereformeerde Kerken in Zeeland. No. 18 DIT HET WOORD. •35e Jaargang. Vrijdag 6 Mei 192 L Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oo3t-Souburg. »HET IS U NUT, DAT IK WEGGAF). Jezus zegt niet, dat zijn heengaan zijnen discipelen niet zal schadenmaar veel meerhet zal hun zelfs voordeelig zijn. En zijn blijven op de aarde zou zijn dis cipelen niet nut zijn, maar schadelijk. Raadselachtig zouden die woorden ook voor ons zijn, als Jezus niet zelf de reden erbij had opgegeven. Indien ik niet wegga, zoo zal de Trooster tot u niet komen maar indien ik henenga, zoo zal ik hem tot u zenden. En die Trooster zou dan de wereM over tuigen van zonde, van gerechtigheid en van oordeel. Jezus heeft den overste der wereld overwonnen en onttroond. Maar de wereld heeft hem uitgeworpen in den dood en hem niet meer gezien. Schijnbaar heeft Jezus het tegen de wereld verloren. Maar terwijl de wereld nu van Jezus af meent te zijn, krijgt zij in den Heiligen Geest een geduchten wederpartijer, die de zaak van Christus opneemt, die de wereld innerlijk aangrijpt en overtuigt en zoo overwint, dat zij het, gewillig of onwillig, tegen den Christus Gods moet afleggen. Toch blijft ook zoo nog de vraag, wat nut, wat geestelijk voordeel hierin nu voor de discipelen zeiven kan gelegen zijn. Aan de zaak van Christus is het bevorderlijk. En in zooverre als de zaak van Christus ook de zaak van de zijnen hier op aarde is, is het ook hun dienstig. Maar welk nut heeft het nu voor henzei ven? En daarop is Jezu9' antwoord, dat alleen zoo de Trooster tot hen komen zal. De Trooster zal dus, eerdat bij door hen zijn werk in de wereld begint, zich tot hen richten, tot hen spreken. Jezus zelf had nog veel tot hen te spreken in dien nacht, waarin hij van de zijnen zou ge scheiden worden maar zij konden het niet drageD. Doch de Heilige Geest, die zou het hun allen leeren. Die zou hen ook sterken om het alles te dragen. Jezus, en ziehier het onderscheid, draagt alles voor zijn discipelen, in hun plaats; maar de Heilige Geest draagt het i n hen, zoo dat zij het ook zeiven dragen door zijn kracht. Denk dit nu in, en dring hierin met uw geheiligde overdenking verder door. In Jezus is een volheid van genade ge schonken. Wie Jezus heeft, die heeft den Vader. Maar die volheid ligt nog buiten ons. En als het uit die volheid ons niet wordt medegedeeld, blijven wij zei ven arm. Wij zijn dan als zoo velen, ook in deze dagen, die wel Jezus noemen, maar die niet weten, wat zij in hem bezitten. Die de werkzaamheid van hun eigen geest ten opzichte van Jezus in de plaats stellen vin wat de Heilige Geest door het Evangelie in de harten der geloovigen werkt. Alleen de Heilige Geest leert ons dien schat van genade, die in Christus is ge schonken, kennen en gebruiken. Zonder den Heiligen Geest staan wij tegenover dien schat als iemand, die in een klein gehucht komt met geen ander geld dan een bankbiljet van duizend gulden, dat hij niet kan gewisseld krijgen. En nu kan hij zijn rijkdom niet aanwenden, er niets mede uitrichten. Welnu, wat de Heilige Geest doet met den schat die in Christus ons is geschonken, is niet anders dan het omzetten van dien eenen schat in geestelijke pasmunt, die past op al de kloine en groole behoeften van het leven onzer ziel. Zoolang als Jezus nog met de zijnen was, deed hij dat zelf. Telkens deelde bij uit zijn volheid genade voor genade mede. In iederen nood gaf bij de passende hulp en uitkomst. Voor iedere vraag het juiste antwoord. In elke behoefte de rechte voor ziening. Dat was een rustig en een rijk leven voor zijn jongeren. Maar dat mocht zoo niet blijven. Zij moesten zeiven tot den strijd worden ingeleid. Daarom had Jezus hen te voren ook reeds uitgezonden, twee aan twee, om van hem te getuigen onder Israël, en hen aldus voor te bereiden op huu latere taak. Die taak ving nu aan, maar ze was nog veel zwaarder na Jezu9'dood dan te voren. Ze moesten nu optreden niet meer onder een volk, dat zijn Messias nog verwachtte, maar dat zyn Messias gekruisigd had, en in een wereld, die tegen God en zijn ge zalfde vijandig over stond. Tot die ongemeen zware taak zou de Heilige Geest hen sterken door hen in die, volheid der genade van Christus in te leidon en daaruit tot hun beschikking te stellen alles wat zij telkens noodig hadden. Maar daarvoor was het noodig, dat Jezus zelf eerst wegging. Anders kon de Heilige Geest, de Trooster, niet komen. Niet alsof de Heilige Geest gedurende Jezus' leven op de aarde werkeloos of zelfs afwezig was. Integendeel, ook toen Jezus op aarde was, heeft niemand in hem ge loofd, dan door den Heiligen Geest. Ook toen was de Heilige Geest de kracht van hun geloof, hun liefde, hun hope. Maar het hing nog te veel aan Jezu9' zichtbare tegenwoordigheid op de aarde. En dat moest anders worden. Het moest worden, zooals Jezus tot Thomas zeide na de opstandingniet zien en nochtans ge- looven. Of zooals Paulus aan die van Co- rinthe schreef: Wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen (2 Cor. 57). En zooals Petrus zegtDenwelken gy niet gezien hebt, en nochtans liefnebt (1 Petr. 1:8). Wel bleef ook zoo de afhankelijkheid van Christus. Want hij zegtIk ben de wijnstok, en gij zijt de ranken die in mij blijft, en ik in hem, die draagt veel vrucht want zonder mij kunt gij niets doen (Joh. 15:5). Maar het werd dan nu toch zoo, dat zij niet meer als kinderen, maar als mannen zouden staan, om te getuigen in deze wereld. Dit geestelijk nut van Jezus' henengaan van deze aarde, wordt voor zijn kerk van alle eeuwen bestendigd door den Heiligen Geest. Zelfs als wij vergelijken het getuigenis van de Apostelen sedert den Pinksterdag met hun uitlatingen van vroeger dagen, valt het op, hoeveel hun inzicht is verrijkt In den rijkdom van Christus, hoeveel rijper hun kennis is. Dezelfde Petrus, die te voren wel vast stond in de belijdenis: gij zijt de Christus 5 maar die nog zoo weinig van den inhoud dier belijdenis verstond, dat hij Jezus met alle kracht wilde bewegen om toch niet in den dood te gaan diezelfde Petrus roemt straks in de kracht en de vrucht van Christus' lijden en sterven. En zoo is het met allen. Zoo blijft het tot aan het einde der dagen. Altijd de Heilige Geest de Trooster, die tot ons ge komen is, die bij ons blijft, die tot ons van Christus spreekt, en door ons van Christus getuigt, die hem heerlijk maakt op de aarde. KERKSLÏJM LEVEN. Hemelvaart. Visti Iriiwirkiri: D.D. R. J. v. 4. VEER, J. D. «KELEIEA, F. I v. 4. EROE, B. HEIJER, n F. J. «QlF. AboBi«m«Btflprys rü«: per kwartaal bg vooruitbetaling 90 cent. Af zonder lyke nummers 7 cent. 15 cent per regelby jaarabonnement van minstsns 500 rafels belangrijke redactie UIT0AY1 VAU DE P1RSVBRBBN1GWG ZEBUWSCHB KERKBOD!. Airti tbb d« Administratie Firms LITTOÖIJ OLTHOFF, Middelbar*. Berichten, Op* aven Pre likbeurten en Advertentiën tot u i t e r 1 k Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkere LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. Doch ik zeg u de waarheidliet is unut, dat ik wegga; want indien ik niet wegga, zoo zal de Trooster tot n niet komen maar indien ik henenga, zoo zal ik hem tot u zenden. Joh. 16 7. Zoowel deze meditatie, als die in ons vorig nummer, werd overgenomen uit het amtirev. dag blad „De Ketterdamraer". Eq daarbij dan de zalige zekerheid, dat van al wat hij getuigt de realiteit aanwezig is in hem, die aan de rechterhand des Vaders is gezeten, vanwaar bij eens komen zal om te oordeelen de levenden en de dooden. Het ligt voor de hand, dat de Christenen leven, in het verledeD, vooral in dageü, waarin herdacht wordt de arroote gebeurtenissen van Jezus sterven, van Zijn opstanding en van Zyn hemelvaart. Hoewel deze gebeurtenissen ons meegedeeld zyn in het N. Testament, toch brengen zy ons ook in aanraking met de boeken der O. Testament. En dit is noodig, want wy zien dan een eeuwen-lange voorbereiding en we waardeeren temeer de geheele vervulling Boven dien leeren we ook verstaan, welke een rijke beteekenis zy hebben voor het tijdperk, dat afgesloten werd, waarvan de gevolgen nog duren tot op dezen dag. Op die wijze wordt de weg gebaand, waarlangs we tot een helderder inzicht komen en tot een grondiger verstaan van de groote werken Gods. Myn aandacht viel op een merkwaardig woord uit de profetie van Ezecheël„En de heerlijk heid des Heeren rees op van het midden der stad en stond op den berg, die tegen het Oosten der stad is". De uitdrukking „de heerlijkheid des Heeren" is bekend. Reeds is het eerste hoofdstuk, waarin we een bsschryving van het wonderlijk visioen vinden over den geheimzin- nigen wagen, wordt ons gezegd: „Gelijk de gedaante aan den boog, die in de wolk is ten dage des plasregens, alzoo was de gedaante van de gelijkenis der heerlijkheid des Heeren". Ook vroeger is er sprake van. We herinneren alleen aan wat er gebeurde bij de inwydiDg van Sakuno's tempel. En het geschiedde, als de priesters uit het heilige uitgingen, dat een wolk het huis des Heeren vervulde. En de priesters konden niet staan om te dienen vanwege de wolk, want de heerlijkheid des Heeren had het huis des Heeren vervuld. Deze wolk is het teeken van 's Heeren bizondere tegenwoordigheid by zyn volk en leerde Israël, dat God inderdaad onder hen woonde en dat de tempel het kruis was, dat Hg verkoren had. Dit is zeker het grootste voorrecht, 't welk Israël te beurt is gevallen in onderscheiding van alle andere volken der aarde. Johovah is Israels God en Hy had onder dit volk zyn troon, waarop Hy zich aan hen vertoonde en waarvan Hy tot hen sprak van vrede en van vriendschap Doch Ezecheël ziet, dat de heerlijkheid des Heeren het heilige der heiligen verlaat en staan blyft op den drempel aan het voorhef. Zy maakt zich blijkbaar tot het vertrek gereed en het mag wel een ernstige waarschuwing heeten. Hy is groot van lankmoedigheid, maar er kan een einde aan komen, en daarom mag Zyn volk zich wel haaiiten om terug te keeren tot Hem, die de eenige Springkader des levens is. Als Hjj voorgoed heengaat, dan is het met de eere en heerlijkheid van Israël gedaan. Helaas het volk 'heeft deze waarschuwing niet ter harte ge nomen. Later verhaalt de Profeet ons, dat de heerlijkheid des Heeren zich nit den tempel verwijdert, en zelfs de stad verlaat en zich nederzet op den berg, die tegen het Oosten der stad is. Jeruzalem was gebouwd op heuvelen en was haast oninneembaar voor vyandelyke legerscharen, die haar in hun macht wilden krengen. Nu was de hier bedoelde berg zeker het Olyf-gebergte, welks toppen gelegenheid boden om de stad te overzien. Van hier uit kon men dan ook het gemakkelijkst ontdekken, op welke wyze men haar sterkten kon aanvullen en haar tot onderwerping brengen. Als de heerlijkheid des Heeren den tempel en de stad verlaat, is dit een bewijs, dat God zyn onge hoorzaam volk aan zich zelf overlaat en hen niet meer helpen wil ten dage der benauwdheid en als zy plaats neemt op den Olijfberg, zegt het, dat zy zich voortaan keeren zal tegen de heilige stad en den tempel. Is het vreemd, dat vele uitleggers hier den ken aan den veertigsten dag na Jezus' opstan ding en aan al wat daaraan onmiddellijk voor afgegaan is. Wij kennen het woord Het woord ia vleesch geworden en heeft onder ons gewoond en wy hébben Zyn heerlijkheid aanschouwd als den Eeniggeboren Zoon des Vaders, vol van genade en waarheid en ook dit andere Breekt dezen tempel af en Ik zal hem in drie dagen weder oprichten. Wat de tempel aanduidde tn wat de wolk afbeeldde, was Hg. In Hem had den de schaduwen hun volle vervulling ont vangen. Heeft Israël het erkend Neen, zy hebben Hem verworpen en buiten de heilige stad aan het kruis geklonken. Hy heeft na langdurigen strijd den tempel moeten verlaten en ofschoon Hij opgestaan is van den dood, keert Hy niet tot de heilige stad en den hei ligen tempel terug, maar Hg wandelt op den veertigsten morgen met Zyn discipelen naar Jeruzalem en beklimt met hen het Olyvenge bergte, vanwaar Hy het heilige land verlaat en opvaart naar den hemel. Daarmede is de beslissing voor Israël gevallen en gekomen, wat Ezechiël met vreeze en schrik reeds heeft ver vuld. De hemelvaart van den Koning Israels is het seiD, dat God Zyn stad en Zyn huis overgeeft in 't geweld der vijanden. Dit is de ontzachlyke beteekenis voor het volk des Oude Bedeeling en al wat nu volgt is de wrange bittere vrucht van Isreëls zonde. Maar is er dan een einde aan Gods toezeg ging Breekt Hy dan zyn eens gegeven ver bond Deze vraag kwam ook op bij Ezechiël en hy ging er mede tot God. Daaruit blijkt, dat hy geloofde aan 's Heeren trouw en liefde had tot zyn volk. Hy was niet alleen een pries ter in naam maar hy bad een echt priesterlijk hart. Zoo behoort het ook bij ons te zyn, en dit moge ons aanmoedigende Ontfermer Is raels hoorde hem en opende hem het uitzicht op een schoone toekomst. Immers God zal by het overblijfsel wegnemen het steenen hart en Hy zal door Zyn geest hen zoo bewerken, dat zij lust hebben in Zyn wegen te wandelen. Wy zien het dan ook op den Olijfberg. Jezus gaat heen en het oude volk des verbonds wordt ver strooid over de aarde en nog blyft de verhar ding welke over Israël gekomen is, voortduren, maar er staan elf mannen gereed om op de eerste wenk van hun Koning het evangelie te prediken te Jeruzalem en in verschillendelan den en dan gebeurt het, dat niet enkele maar vele zich bekeeren tot den ïïèere hun God. Er komt een vernieuwing van hart en leven, zooals de wereld nog nimmer aanschouwd heeft. Het heengaan van Jezus is wel het teeken, dat Israël eindelijk wordt afgehouwen, maar het geschiedt tevens, opdat de Christus de gaven, welke Hy genomen heeft kan uitdeelen aan een menigte, die onder alle volken ZynNaam belijdt en Zyn deugden verkondigt. Zoo baant elk oordeel den weg, waarlangs de zegeningen van Abrahams God komen tot de kinderen der belofte, en ook nu gaat door de handen van den verhoogden Middelaar het werk Gods voorspoedig voort. Bouma.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1921 | | pagina 1