Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Vrijdag 15 April 1921
No. 15
DIT HET WOORD.
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. Gk F. KERKHOF te ®ost-S©uburg.
taste letawerkersD.D. R. J. i. 4. VEER, J. 0. HELERS*, F. I v. 4. ERSE, I. MEIJER, ei F. J. B3LF.
UITGAVI VAN DE
PBRSVBRBEN1G1NG ZEBUWSCHB KERKBODE.
Aires van ie Administratie
Firma IiTTOOIJ ft OLTHOFF, MidieUarff.
KENNEN EN VERVOLGEN TE KENNEN.
Het volk van Israël in welks midden de
profeet Hosea optrad, was zeer verre van
het spoor der godsvrucht afgegleên. En in-
plaats van in Juda een tegenwicht te vin
den, liet Juda zich allengs achter Efraim
lokken. Met kracht treedt Hosea op om
's volks consciëntie wakker te schudden.
En terwijl hij tot Efraim zijne boetpre-
diking richt, wendt hij zich van ter zijde
ook naar het rijk van Juda.
Hij heeft die afhoereerende volken niet
veel goeds te verkondigen. Hij roept het
oordeel des Heeren over hem uit en kon
digt de gerichten aan. Tevergeefs zullen ze
met gemaakte vroomheid en de veelheid
van offeranden God tevreden zoeken te
stellen. Met offers moge men Bsal voldoen,
de Heere vraagt gehoorzaamheid. Geen
runderen of schapen, het hart moet Hij
hebban.
Ontroerend is de dreiging, die de profeet
doet hooren. God zal Israël op zijn zon
denpad langzaam doen vergaan, zooals een
kleed, dat door een mot verteerd wordt.
En Juda zal 't niet beter zijn, want den
huize Juda zal de Heere zijn als een ver
rotting. Als een felle leeuw zal de Heere
op hen aanvallen. »Ik, Ik zal verscheuren,"
zegt Hij, »en henengaan Ik zal wegvoeren
en er zal geen redder zijn."
Maar te midden van den donder zijner
gerichten laat de Heere toch nog de stem
Zijner genade hooren. De profeet roept
het volk tot bekeering, met deze woorden
»Komt, en laat ons wederkeeren tot den
Heere, want Hij heeft verscheurd en Hij
zal ons genezen Hij heeft geslagen en Hij
zal ons verbinden. Hij zal ons na twee
dagen levend maken, op den derden dag
zal Hij ons doen verrijzen en wij zullen
voor Zijn aangezicht leven. Dan zullen wij
kennen, wij zullen vervolgen, om den
Heere te kennenZijn uitgang is bereid
als de dageraad, en Hij zal tot ons komen
als een regen, als de spade regen en vroege
regen des lands."
Een oogenblik scheen het, dat het volk
zou hooren. Maar 't was geen ware weder
keer. 't Was slechts een terugkeer met
schoone woorden, en goede voornemens
en uiterlijke plichtsvervulling.'t Verdween
weer gelijk het gekomen was. 't Was »als
een morgenwolk, een vroegkomende dauw,
die henengaat."
En toch, neen 't was niet te vergeefs.
Daar was toch een klein deel des volks,
dat het ter harte nam. Dat was de kern
van Israël, het ware zaad Abrahams. Dat
deel des volks was verbroken onder de aan
kondiging van Gods oordeelen. Ze riepen
ais DavidMij is baüge 1" Ze beleden hunne
zonden voor Hem, die hen kwam tuchtigen
en wierpen hunne smeekingen voor Zijn
aangezicht. Ze bekenden »God heeft ons
verscheurd als een felle leeuw," maar ze
vertrouwden »Hij zal ons genezen." Naar
recht heeft Hij ons ^geslagen," maar in
genade zal Hij ons verbinden." Na twee
dagen zal Hij ons weder levend maken,
dat is na zeer korten duur. Al is het, dat
Babel en Assur ze als in den dood werpen,
de Heere zal wonderen doenHij zal ze
als uit de dooden doen opstaan, als Hij ze
uit de gevangenis wederbrengt. En dan
uit dien dood verrezen zullen ze voor des
Heeren aangezicht leven. Want dan zul
len ze Hem kennen, en vervolgen te ken
nen. En zullen Hem meer en beter kennen
dan te voren en ootmoedig voor Hem
leven.
Zoo wijst deze profetie naar den tijd
des N. Testaments, wanneer de kennis
Gods tot zaligheid, door de komst van Gods
Zoon en de uitstorting des Heiligen Geestes,
overvloediger zou zijn dan onder de bedee
ling der schaduwen. Maar teekent het ons
niet te gelijk de heerlijke kracht der op
standing van Christus, waardoor 't van
God afgedoold hart bewogen wordt weder
te keeren tot Hem, om den Heere van
wien 't vervreemd geworden was weder te
mogen kennen en toe te nemen in kennis?
Immers de hoogste en de heerlijkste ken
nis want God te kennen is het eeuwige
leven.
De wereld weet niet wat het is »den
Heere te kennen." Ze is er blind voor en
ziet Hem niet. Ze is doof en hoort Hem
niet. 't Hart is verstokt en merkt Hem
niet. Ze meent, dat God, niet gekend kan
worden. Maar de Zijnen verstaan het wel,
Jezus zeide»Ik ken de Mijnen, en Ik word
van de Mijnen gekend 1" En hoorden we
niet het woord»Alle zijne kinderen zullen
van den Heere geleerd zijn. En zij zullen
niet meer zeggen, een iegelijk tot zijn
broederken den Heerewant zij zullen
Mij allen kennen van hunnen kleinsten tot
den grootsten toe."
Deze kennis is niet maar een bloot we
ten met het verstand of een waarnemen
met de zintuigen, maar een aanschouwen
met het zielsoog, een kennis der ervaring,
een kennis des harten. Den Heere kennen,
is dan ook niet maar al het in de Schrif
ten van Hem geopenbaarde te weten,
maar in eigen leven de waarheid der open
baring Gods bevestigd te zien. Den Heere
te kennen, dat is de kracht Zijner genade
in het hart te ervaren door het bloed en
den Geest van Christus. Hem zóó te ken
nen, dat de verborgenheden van Zijn hart
ons ontdekt worden en wij ingaan door
het geloof in de lengte en de breedte, de
diepte en de hoogte der liefde van Chris
tus, die de kennis te boven gaat.
Dat leert geen bespiegeling noch onder
wijs. 't Is do kennis, die God zelf in het
verborgen des harten geeft door Zijnen
Geest, 't Is het heilgeheim, dat Hij zijnen
vrienden doet kennen.
Maar die kennis Gods is zeer wijd. Niet
op eenmaal bereikt ge hierin de volle
hoogte. Eerst in den hemel zal het zijn
een kennen gelijk wij gekend zijn. Er is
ook in dezen een voortgang, een klimmen,
een toenemen in kennis. Een voortdurend
verkeeren in Gods nabijheid, doet voort
gaan in kennis. Dieper wordt het hart
daar ingeleid in de wijsheid, die van Boven
is. In Gods licht zien wij het licht.
Heel de weg van Gods verlosten door
dit leven is om voort te gaan en toe te
nemen in kennis. Daarom gaat de waar
schuwing uit, dat we van den Heere niet
zullen afwijken. Hoe verder van God, hoe
minder kennis Gods. Evenals we in het
duister zitten, als we 't zonnelicht afslui
ten, zoo wandelen we in het duister als
we van den Heere afdwalen. Maar wie
voor Zijn aangezicht in oprechtheid wan
delt, zal toenemen in de kennis en de ge
nade Gods.
De profeet beloofde aan Efraim het licht
der kennis Gods, in den weg der bekeering.
Maar niet alsof op eens het volle licht zou
rijzen. Neen, 't zou gaan gelijk de dage
raad, die oprijst uit de nevelen van den
nacht en allengs toeneemt in klaarheid.
Wij kunnen de zon niet zien, zoolang
zij zichzelve niet vertoont. En zoo kun
nen we ook God niet kennen, zoolang Hij
zich niet aan ons openbaart. Maar dat is
nu de genade Gods belofte is, dat Hij
zich zal openbaren dat Hij zich zal doen
zien, zoo zeker als de zon oprijst uit de
donkerheid van den nacht, voor elk, die
Hem zoekt.
De dageraad heeft zijn bestemden tijd.
De zon rijst op haren tijd op. Zóó is ook
des Heeren uitgang bereid. De ziele, die
Hem zoekt mag niet alleen, maar moet
zelf Hem verbeiden. Hij wordt gewisselijk
van zijne heiligen gevonden. De ziele, die
Hem zoekt, wachte op den Heere, gelijk
de wachters op den morgen.
Zeker, de morgen kan wel eens lang
toeven voor wie er op wacht. Misschien
kent ge 't wel in slapelooze nachten, of
wakend aan een krankenleger dat ver
langend uitzien naar den morgenden
morgen die nog maar niet komt. Dat
wachten maakte u wel eens ongeduldig.
Het duurde zoo lang. Maar ge bleeft
uitzien, want ge wist, dat die morgen toch
komen moest. Welnu zoo is ook de
uitgang Gods bereid als de dageraad. Hij
komt even zeker als de morgen, om u te
verlossen uit den nacht waarin ge verkeert,
ook uit den nacht van zonde en dood.
Wacht dan op den Heere 1 Zoo Hij ver
toeft, verbeidt Hem. Hij zal gewisselijk
komen.
Hij komt niet alleen zeker, maar ook
möt liefelijke verkwikking. Want Hij zal
komen als een regen, als de spade regen
en de vroege regen des lands. Hoe ver
kwikkend is het als op een dorren akker
de regen nederdrupt. Als het lentegroen
met die malsche droppels bevochtigt wordt
is 't alsof er nieuwe levenskracht komt.
Alles bloeit en glanst er door in volle
pracht. Zóó liefelijk is de komst des Hee
ren tot de zijnen, hetzij zij voor het eerst
uit den zwarten nacht des doods zijn licht
zagen verrijzen of bij vernieuwing uit duis
ternissen werden gevoerd.
Allerschoonst is dat beeld als we ver
staan wat in het Palestijnsche land de
vroege en de spade regen is. Daar toch is
niet als hier gedurig regen, maar zijn er
in 't algemeen twee regentijden, de eene
in de herfst, de andere in de lente. De
herfstregen heette de vroege ge weet, dat
bij Israël het jaar in den herfst begon.
De lenteregen heet de spade. De vroege
regen viel op den akker, waar zooeven het
zaad in de voren was gestrooid, en deed
het ontkiemen en uitspruiten. De spade
regen viel op het staande koren en gaf
het kracht tot vollen wasdom te komen,
in den oogsttijd, die reeds vroeg in den
zomer was.
Zooals nu die regen was voor die dor
stende akkers, zoo is de komst des Heeren
tot zijn volk. Ziet nauwelijks is het zaad
in de voren gestrooid of Hij zendt een
milden regen. Zóó liefelijk, zoo vruchtbaar
makend is Zijne komst. Zoo frisch, zoo
krachtvol als uit zulk een gewaterden hof
het koren uitspruit, zoo heerlijk treedt het
leven der genade te voorschijn, na die
eerste vertroostende ontmoeting Gods. Hij
geeft kracht om te wortelen en te groeien.
Maar ook de spade regen daalt straks neer,
kort voor den oogst om het koren tot rijp
heid te brengen en het met volle aar in
de schuren te kunnen inzamelen. Nu wil
dat niet zeggen, dat de Heere slechts twee
maal vertroostend komt, eerst bij de be-
keering en daarna kort voor het sterven.
Maar de kracht van het beeld zit in het
liefelijke en verkwikkende van den regen.
In het komen op zijn tijd. Da Heere weet
wanneer de regen noodig is. En voor het
hart, dat bij Hem schuilt, deelt die regen
zijner genade ter bestemder tijd en geeft
rijke zielsverkwikking.
Doch waar het hart afwijkt wordt de
regen ingehouden en komen er dorre tijden.
De rijkdom dezer belofte wordt gekend
door de harten, die tot Hem gevloden zijn
en voor Zijn aangezicht leven. Dicht in
Gods nabijheid wordt Zijn heil genoten, en
door zijn milden regen en liefelijke zonne
warmte, worden de Zijnen als het koren
des velds tot den oogst toebereid om straks
in de schuren te worden ingezameld.
Is het heil dan niet groot dergenen, die
den Heere kennen? Keere dan ons aller
hart zich tot Hem en schuile het in Zijne
nabijheid, »dan zullen wij kennen, wij
zullen vervolgen den Heere te kennen
Zijn uitgang is bereid als de dageraaden
Hij zal tot ons komen als een regen, als de
spade regen en de vroege regen des lands."
SEBKKL1JK LETfiN.
Ouderlingen Conferentie.
Abonnementsprijs: per kwartaal bp voornitbetaling 90 cent.
Afzonderlijke nummers 7 cent.
AivcrteitlcprQl 15 cent per regelbp jaarabonnement yan
mingtene 500 regels beanfrfke reductie.
Berichten, Opgayen Predikbeurten en AdyertentiSn tot
uiterl|k Vr(dagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Dan zullen wij kennen, wij zullen
vervolgen, om den Heere te kennen
Zijn uitgang is bereid als de dage
raad en Hij zal tot ons komen als
een regen, als de spade regen (en)
vroege regen des lands.
Hosea 6 3.
P. Staal Pz.
Het is reeds geruimen tijd geleden, dat er
een Zeeuwsche OuderliDgen-Conferentie ge
houden is. Er was na die vergadering naar
't schjjnt weinig lust om een volgende te hou
den. We willen thans niet nagaan, hoe dit
verklaard kan worden, wijl het voor niemand
eenig nut kan hebben. Doch nu kwam er uit
de Classis Axel een actie op, welke geleid heeft
tot de bjjeenroeping van een Conferentie, welke
aanstaande week gehouden wordt. De vraag
is nu of er thans meer animo zal zijn? We
vermoeden het wel en ik ga even zeggen op
welken grond ik het verwacht.
De geschiedenis leert ons, dat alle goede
dingen ,hier in Zeeland slechts langzaam tot
stand komen. Wie iets ondernemen wil, mag
bfj de eerste moeilijkheden den moed niet op
geven. HÜ behoort voort te gaan en te trachten
alle tegenwerpingen te ontzenuwen. Haast en
spoed is zelden goed, zegt een oud spreekwoord,
en of zij er in andere provinciën nog waarde
aan toekennen weet ik niet met volkomen
zekerheid, maar wij in ons gewest doen het nog
altijd. Wij hebben daarbij gemerkt, dat het