Een verwoest Leven FEUILLETON. Sabbathswerk. Een uitgave, waarna verlangd is. Bileams Raad. en Amerika komen in ons vaderland mannen, zonder nu nog te gewagen van vreemdelingen uit ons eigen werelddeel, die voor een talrgk publiek toelichting geven over wat hun na aan 't hart ligt. Oreral is een levendige actie om tot het bewustzijn te doen doordringen, van welk een groote waarde godsdienst is. Lezin gen worden gehouden, vergaderingen belegd om het vuur des gvers voor de geestelijke din gen aan te blazen. Velen hebben het oog op de rijpere jeugd om het zedelijke en geestelijke in hen te versterken. Het zijn inderdaad merk waardige dagen, welke we beleven. De onver schilligheid, welke zoo doodend werkt, maakt plaats voor warme belangstelling en dit werkt door ook in onze kringen. Wie zou zich hier over niet verblijden Doch gelijk het altijd gaat, zoo is het ook thans. Waar licht is, daar is ook schaduw. Allereerst wordt dit duidelijk, als ge de vraag steltBedoelt de beweging in 't algemeen om ons te brengen tot het besef, dat we verlossing behoeven Dan kan er gezegd worden gewis. De vreeselijke machten, zonde, ziekte en dood drukken het menschelijk leven, ontrooven ons den innerljjken vrede en brengen groote on rust. Hoewel niet allen het erkennen, toch hebben de zelfzucht en de heerschzucht wrange vruchten gedragen, welke verderfelijk zijn ge weest voor het leven der volkeren. De druk wordt algemeen gevoeld en de smart is on duldbaar. Vandaar is wel te verklaren, dat er een begeerte is naar bevrijding. Doch erkennen de predikers van de verlossing nu ook, dat de mensch niet bij machte is om haar te verkrij gen? Zoover zijn zij niet gekomen. Velen ge- looven, dat de mensch zichzelf bevrijden kan. De wijze, waarop zij zich dit voorstellen is zeer versehillend, maar in den grond der zaak komen hierin overeen, dat zij de verlossing, zooals het evangelie haar voorstelt, niet behoeven. Dit is naar mijn oordeel een groote schaduw. Verder valt op te merken, dat anderen, die nog altijd prijs stellen op het evangelie, die Jezus roemen en den eenigen naam onder den hemel gegeven eeren, streven naar eenheid. Zjj betreuren het, dat de christenen zoo verdeeld zijn en meenen, dat er eerst betere tijden knnnen aanbreken, als de geschillen in den loop der tijden ontstaan begraven worden. Wijl nu de onderscheiden historische kerken daaraan her inneren, willen zij beproeven om den invloed te weren, welke daarvan nog altijd uitgaan. Zij kannen nauwelijks verdragen, dat er iets goeds van gezegd wordt en wijzen voortdurend op de verschillende gebreken. Onophoudelijk hameren zij op hetzelfde aambeeld en verheugen er zich in, als de afkeer tegen elke kerk toeneemt. Een religie zonder dogma's, zonder bepaalde vermen is hun ideaal, waarnaar zij jagen en dit wordt aangedrongen door de bewering, dat de religie een zaak van 't hart is. Daardoor misleiden zü velen, want allicht zegt men, dat is toch ook zoo. Een godsdienst zonder hart, is een lichaam zonder ziel. Niemand kan dit op goeden grond ontkennen. Wie vasthoudt aan dogma's is een verstandsmensch en wie voorstander is van bepaalde vormen, is conser vatief. Namen, die tegenwoordig opgeld doen. De onde tijden zjjn voorbij en een nieuwe tijd is aanstaande. Laat wat voorbij is los en bereid u op den komenden tgd voor, opdat ge als een eenling niet achterblijft Doet men nader on derzeek, wat men dan eigenlijk wil, dan ver neemt men zoo verschillende stemmen, dat men er moeilijk wjjs uit worden kan. Ter veront- sehuldiging voert men dan aan, dat het nog niet mogelijk is om positieven arbeid te ver- riehten. Daartoe is de verwarring nog te groot. Boüma. i. Bij de verklaring van het vierde gebod Gedenkt den Sabbathdagdat gij dien heiligt wijst onze Heidelbergsche Catechismus op onzen plicht tot uitwendige Sabbathsviering dat de kerkedienst onderhouden wordeenadat ik inzonderheid op den Sabbath tot de gemeente Gods naarstiglijk komeWe worden door het vierde gebod geroepen tot SabbathsUJfif/c. We moeten op den rustdag wat doen, veel doen zelfs, maar iets anders doen als in de werk- dooe HUGO KINGMAtfS 12.) (Nadruk verboden.) 't Is waar, we zgn daar in lang niet geweest. Dat was een fout. Op onze lauweren mogen we niet rusten. De vijand slaapt niet. Als bij de kans ziet, lokt hg om een hoek.4 „Ja, ik dacht ook, dat het afgeloopen was. Maar den laatsten tijd moet het zaakje weer bloeien. M'n aandacht is er dezer dagen op ge vestigd. Wat zullen we doen Horringa, de Middernachtzendeling, lacht even. sMoet-je dat nog vragen? Er heengaan natuurlijk. Vanavond nog." „Dat dacht ik wel. 'k Heb er op gerekend. Posten „Neen," zegt de andere beslist. „Een paar maal er voorbij wandelen. Posten een andere keer. Eerst eenige zekerheid hebben." „Ik heb zekerheid, man. Madame Machisvelli en Monke Slein Horringa laat een langgerekt gefluit hooren. „Zoo is het dat waardig tweetal Dan opge past. Dat zijn gladde alen. Daar moeten we meer van weten. Vooruit maar. We gaan." Zü gaan de straat op. dagen. Op den dag des Heeren moeten we Zondagswerk verrichten en daartoe behoort wel in de allervoornaamste plaats het getrouw opgaan naar de kerk. 't Is Gods dag, de dog waarop de Heere met zijn volk wil saamver gaderen om het te zegenen, en dan moet dat volk niet wegblgveD, maar verschijnen voor Zgn heilig aangezicht. Daartoe moet de kerkedienst worden ingesteld. De saamkomsten der ge- loovigen moeten gehouden worden. De dienst des Heeren, waartoe die dag ons roept en verplicht, eischt een kerkelijk instituut, waar in 't midden der geloovigen de dienst des Woords en der gebeden en der sacramenten plaats grijpt. De geloovigen op iedere plaats moeten daarom er zorg voor dragen, dat zij hebben een plaats der saamkomst op den Sabbath, opdat zg daar bijeenkomende in heilige Sabbathsstemming den Dag des Heeren zouden wijden. Geen geloovige ter plaatse mag daar in die Verga dering ontbrekeD. Hp of zij hoort er. God roept er hem of haar. Naar een andere plaats moogt ge u alben dan begeven, als er in de plaats uwer inwoning nog geen saamvergadering van geloovigen te vinden is. En dan zgt gij er niet mee af, naar een naburige gemeente ter kerk te gaan, want zoo er in de plaats uwer inwoning meerdere geloovigen gevonden wordeD, rust op u de verplichting met die anderen saam een kerkedienst in te stéllen en te gaan onderhouden. Dat is het allereerste Sabbathswerk, waartoe geloovigen om des Heeren wil verplicht zijn, en dat zü uit dank baarheid hebben te verrichten. Komt niet het vierde gebod tot ons in het stuk der dank baarheidWelnu, dan moet ook de oprecht heid uws geloofs daarin zich opanbareD, dat gij niet alleen van harte zingt„'k Zal Uw geboöo, die ik oprecht bemin, mijn hoogst vermaak, mijn zielsgenoegen achten", maar dat uw Sabbathswerk ook met dat lied van David in overeenstemming is. De kerk als instituut mag daarom door ons niet geminacht worden. Zeker, ze biedt een uitwendigen vorm, maar die van groote waarde is. De uitwendige vorm is ook noodig voor het inwendige wezen van den dienst des Heeren. Om de innerlgke Sabbathsviering te onder houden, is de uitwendige Sabbathsviering voor ons menschen du eenmaal onmisbaar, ontont- beerlijk. Gezonde geloovigen zullen dan ook de kerk als instituut waardeeren en met alle kracht den kerkedienst in stand houden. Dat doen zü om 's Heeren wil, uit liefde tot hun Ontfermer, opdat z\j Hem op Zijn Dag zouden kunnen dienen naar het gebod. De kerkedienst is dan ook het van God zeiven verordineerde middel om Hem den Sabbath te wijden. In onze dagen wordt door velen, die zeggen dat ze bizonder religieus gevoelen, het kerkelijk instituut geminacht en als gevolg daarvan worden de bijeenkomsten in de kerk verzuimd. Daarin gaan üiet onkundige menschen voorop, maar (gelfjk we wel weten) zich met studie bezighoudende personen. Niet onbekend is de richting, welke vele leden van de N. C. S. V. zgn toegedaaD. Saamkomsten van wil lekeurige clubjes eu gezelschapjes worden van hooger waarde geschat dan de kerkelijke bij eenkomsten. Dat verschijnsel van oaze dagen is niet iets nieuws onder de zon, maar heeft zich op kerkelijk gebied telkens voorgedaan in tgden van verwereldlijking of verslapping. De oorzaak daarvoor zou kunnen liggen bij de kerknamelijk wanneer zü niet het brood des levens uitdeelde. De oorzaak daarvoor kan ook liggen bü hen, die zich in zulke clubjes af zonderen want meestal komt dat daaruit voort, dat zü aan ziekelijke neigingen toegeven dat zjj, met loslating van den band der belijdenis en met een schün van recht zich beroepende op enkele bijbelteksten, liever dan de gezonde woorden Gods te hooren, enkele op de golven van religieuse aandoeningen wenschen te dob beren. Zjj verlangen geen dienaren des Woords maar dienaars huns gemoeds te beluisteren. Is het, dat de kerk niet de zuivere bediening des Evangelies laat hooren,wat het geval zou kunnen zjjn, dan zjjn die geloovigen niet verantwoord voor hun God, tenzg zjj eerst niet alle middelen beproefd hebben de kerk tot refor matie te brengen. Maar geenszins zjjn zjj te verontschuldigen wanneer zjj dit nalaten, en in Er valt een motregen, die hen doet huiveren, even. Diep in de kragen hunner jassen gedoken, begeven zjj zich, zonder veel te spreken, naar de straat, waar de woning is gelegen. In de nabijheid gekomen, stond Horringa stil. Zjjn metgezel weet, wat dit beteekent. Horringa is de generaal. Niar hem luisteren allen. Hü loopt reeds jaren in de beweging, maar nog steeds met vol enthousiasme, gedreven als hjj wordt door oprecht medelijden met de schip breukelingen op de levenszee, die hjj wil brengen tot Jezus, zjjn fleer en HeiLnd. „We gaan er niet voorbjj," zegt hjj kort... Men mag ons niet zien. Ik moet eerst zekerheid hebben De andere glimlacht. Zoo is HorriDga altjjd. Men kan hem alles vertellen en dan zit hjj met de grootste belang stelling te luisteren en doet, alsof-ie alles gelooft. Maar als de puntjes op de i's gezet moeten worden, moet hü eerst zélf overtuigd zjjn, zélf gezien hebben. Maar als hg dan ook zekerheid heeft, pakt hg aan met ongekende geestdrift en practisch doorzicht. Daarom laten al zgn helpers hem kalm begaan, want zg weten, welke kronkelpaden de heer HorriDga ook volgt, welke in hun oog snaaksche invallen hg ook heeft, het komt altgd goed uit. „Ik weet nog van vroeger", vervolgt Horringa, dat schuin er tegenover een donkere uitbouw is. Daar gaan we staau en wachten af, wat er te zien is." eigen gevormde kringetjes meenen saam te mogen vergaderen. Het apart saamvergaderen van sommigen mag nooit iets willekeurigs zjjD, maar mag alleen voortvloeien uit gehoorzaam heid aan Gods Woord. Wat onze vaderen ge daan hebben in de dagen van Afscheiding en Doleantie berustte niet op iets willekeurigs, maar op de ordinantiën van Christus. Zjj toon den daarin hun sabbathsroeping te verstaan en die met opoffering van wat hun lief was te willen betrachten. Ook weer: om Heeren wil, uit dankbare wederliefde. Uit de stoffelijke middelen, die God aan zgee kinderen op aarde schenkt, moeten zg een ieder naar vermogen zooveel afzonderen als noodig is tot onderhouding van den kerkdienst. Het betalen van zjjne jaarljjksche contributie voor de kerk is ook Sabbathswerk. Voor den ker kedienst moet in de saamkomsten eigenljjk niet gecollecteerd worden, wel voor den dienst der barmhartigheidmaar ieder lid der ge meente behoort vrgwillig zjjne bjjdragen te geven tot onderhoud van den eeredienst. Het is eene schuldige verplichting, die hjj heeft te vervu len. Om a<n Gods gebod te kunnen beantwoorden, is de geloovige verplicht het zijne bjjtedragen tot de onderhouding van het kerkeljjk instituut te zjjner plaatse. Dat is een heilige roepiDg, en het vervullen daarvan be hoort tot de gehoorzaamheid aan het vierde gebod. Daarom is het betalen van zjjn bijdragen voor den kerkedienst door ons Diet anders te beschouwen dan als een onderdeel van onzen sabbathsarbeid, ook al is het dat niet juist op Zondag die som wordt betaald. Kerkhof. (Wordt vervolgd)» Bjj den uitgever Bosch te Baarn is een be langrijk werk verschenen, waarop wjj in het bizonder de aandacht vestigen van broeders ambtsdragers in onze kerken. We bedoelen het boek van ds.Joh. Jansen, predikant bij de Geref. Kerk te Ten Boer. Verklaring en Toelichting der KerkenordeningDeel I. Van de Diensten waarin art. 1 28 K. O. worden behandeld. De uitgave verdient onze belangstelling en onzen steun. Er is jarenlang gevraagd naar voor lichting op kerkrechtelgk gebied. Van dezjjde waarvan men zoo gaarne een handboek zou ont vangen hebban, is het niet gekomen. Prof. Rut gers ging van ons heen zonder iets dergelijks natelaten. Des te meer moet het gewaardeerd wordeD, indien nu één onzer Dienaren des Woords zich aangordt, om op dat gebied voorlichting te geven. Er behoort moed en durf toe bjj schrijver en uitgever beiden. Laten kerkeraden en ambts dragers nu toonen, dat zjj dezen arbeid met sympathie begroeten. De schrijver heeft zich de moeite getroost alle bronnen, die hem ten dienste stonden, in dit boek te verwerken. Hjj heeft ook gebruik gemaakt zoowel van de collegedictaten van prof. Rutgers als van de menigte artikelen die in de verschillende jaargangen van de Heraut verschenen. Voorts is nota genomen van al de besluiten onzer Genarale Synodes tot op heden. Reeds in 1918 kwam de eerste aflevering in 't licht en nu is met de 15de of 16de aflevering het Eerste Deel compleet. En dit Deel vormt op zichzelf een geheel. De vraag of de uitgever deze uitgave straks zal voortzetten, zal saam- haDgen met het debiet, dat hjj krjjgt. Het zou o.i. alvast gewenscht zgn, dat iedere kerkeraad een exemplaar in zjjn archief opnam om het bg voorkomende gevallen te raadplegen. Behandeld worden bjjv. de vraagstukken over de beroeping en het werk der Dienaren, de verkiezing van ouderlingen en diakenen, de EmeriteeriDg en overgang tot een anderen staat des levens, enz. De bewerking ia populair-wetenschappeljjk, en tegeljjk practiscb, zoodat het voor ieder ver staanbaar is. Vreemde uitdrukkingen worden in 't Nederlandsch vertaald, zoodat gebrek aan taalkennis niemand behoeft te hinderen bjj 't naslaan. Ter vergemakkelijking is er aan het einde aan toegevoegd 8en „Register van Namen en Zaken. Het is een standaardboek geworden van plm. 780 bladzgden. Menigmaal werd door ouderlingen op ker kelijke vergaderingen de wensch geuit, dat zg in het bezit mochten komen van een dergelgk Zg loopen door. „O, die schurken," zegt hg dan plots, aan het waardig „tweetal" denkend. „Wie weet, wat slachtoffers zij weer hebben gemaaktMaar met Gods hulp zullen we het uitroeien, het nest. We zullen zien, wat ons te doen staat. Dat kan werken worden, Jansen. Het gaat ver scheidene nachten onze nachtrust kosten man." Eu dan opeens over 'n ander onderwerp „Heb ik je de geschiedenis van het kind met de spelden al verteld Neen 't Is treurig Jansen. Vóór het postkantoor stond de laatste weken een vrouw te bedelen je hebt het natuurlijk óók gemerkt. Op den arm had zij een kind, dat wanneer zg het stevig in de armen drukte hevig begon te schreieD. Maar anders schreide het kind niet, naar ik opmerkte. Ik moest er het mgne van hebban en heb den hoofdcommissaris opgebeld en hem gevraagd, dat mensch even op het bureau te doen onder zoeken. En wat wil-je De kleertjes van het arme schaap zaten vol speldeD, dus als het mensch het kind aan haar borst drukte:.... nou, je snapt het wel. Zou-je zoo'n onmensch niet „Van wie dat kind?" vraagt de helper, die wel begreep. „Juist, goed gezien", luidde het antwoord. „Natuurlijk niet van die helleveeg. Zjj had het kind gehuurd of misschien wel gekregen van een deerne, die er geeD raad mee weet. Ik ken haar. Gisteravond drentelde zg vóór „De Kroon." Het kind is vier maanden." „Wat doe-je er mee „Ik weet nog niet." handboek. Nu het er is, verwachten we dan ook, dat zg het zich zullen aanschsffm. Ea wanneer kerkeraden hun predikant een genoegen willen doen, zullen zg goed doen hem een present exemplaar te sehenkeD, want in de bibliotheek van een pastorie mag dit bosk niet ontbreken en helaas stellen de traktementen niet iederen Dienaar in staat zich alle dergelijke uitkomende boekwerken voor de theologische studie aan te schaffen. Hoevelen moeten zich op dat gebied altoos met groote zelfverloochening beperken, bezuinigen, om hun gezin niet tekort te doen Welnu, als kerkeraden dit bevroeden kunnen, weten zg nu, wat op hun weg ligt om een goed werk te verrichter. De schrijver heeft zooveel mogeljjk bijeen gebracht uit oude en nieuwe aeta wat op de verschillende artikelen betrekking heeft, en geeft bg de vraagstukken ook eigen principiëele be schouwing. Met vertrouwen kan ieder dan ook dit boek raadplegen, al zal nu en dan het geval zich voordoen, dat omtrent een of ander onder geschikt punt sommige theologen wel eens oen anderen kgk orop hebben als ds. Jansen. Te recht wees onlangs de Heraut erop, dat dit geenszins afbreuk behoeft te doen aan waar- deering van het geheel. Moge dit werk nog worden voortgezet en voltooid door den schrijver. Deel IV over de Kerkelijke Tucht werd reeds door hem gegeven. Niemand, die Deel I aanschaft, behoeft zich te verbinden ook da andere deelen te koopen. De uitgever laat ieder vrg. Toch hopen we, dat het niet lang zal duren of we krijgen een compleete toelichting op onze Kerkenorde, op de hoogte van onzen tgd. Daar aan hebben onze Kerken en ambtsdragers met terdaad behoefte. Kerkhof. UIT MM FIBS. Men kent de historie van Bileam. De kinderen Israëls legerden zich in de vlakke velden van Moab. Balak, ds zoon van Zippor, de koning der Moabieten, had van Israëls laatste krijgsbedrijven gehoord, en van vrees vervuld, zendt hij samen met de Midianieten hunne oudsten tot Bileam, den zoon van Beor te Pethor, een bekend profeet in Mesopotamië. Mbd noodigt hem om ove- te kom«d, oplat hij met zgn tooverspreuken Israël zou vloeken, Een groote belooning wordt hem daarbij toe gezegd. Door Balaks goud verlokt, is Bileam wel geneigd om aan diens wensch te voldoen. Maar God verbiedt hem met de gezanten mede te gaan. Andermaal zendt Balak zijn boden tot den pro feet. Ea dan trekt Bileam met hen op, doch de Heere waarschuwt hem niets anders te spreken, dan wat God hem in den mond zal leggen. Zoo komt hjj bg Balak. Deze leidt hem tot driemaal toe op een hoogte, vanwaar hg het leger der kinderen Israëls kan aanschouweu, eerst op de hoogte van Baal, dan op die van Pisga, en daarna op die van Peor. Doch als de profeet zijn mond opent om te spreken, dan vloeien inplaats van vervloekingen heerlijke zegenspreuken over zgn lippen. Balaks toorn ontstak. Zonder het begeerde goud kon Bileam ver trekken. Maar dat hjj het rgke „loon der ongerechtig heid" moest derven, kon de geldgierige profeet niet verkroppen. Hg zint op wraak. Op weg naar huis verblijft hij eenigen tgd bg de Mi dianieten. Ea aan dezen geeft hij nu den god vergeten raad om de kinderen Israëls met vriend schap te bejegenen, hen op hun feesten te noodigen en door die feesten hun tot een valsstrik te zgn- De raad van Bileam vindt ingang bg de Midianieten. Het plan gelukt. De Midianieten bewgzen den kinderen Israëls ongemeene vriendelgkheid. Zg winnen het ver trouwen. De vriendelijke kennismaking leidt tot een uitnoodiging om deel te nemen aan een feest, dat door de Midianieten stond te worden gehouden. De uitnoodiging wordt aangenomen. Ia grooten getale stroomt het volk van Israël er heen. En eenmaal op het feest aanwezig, deden Zjj naderen den donkeren uitbouw. Geen woord wordt meer gewisseld. In den donker zgn ze als het ware één met de muur. Toen ziet hen het oog van een passeerend politie-agent. „Wat moet dat hier klinkt het, wat barseh. „St. HorriDga, middernachtzendeling." „Mijnheer", tikt de agent aan z'n pet en loopt door. 't Is stil in de straat. Weer naderden schreden. „Vrouwen", fluistert Jansen. „Ja,- ik geloof het ook", zegt Horringa. De naderenden praten. De eene vrouw (want het zgn inderdaad vrouwen) druk, de ander vragend. „O, liefje, het zal-js meevallen, 't Is er heel' gezellig. D'r zgn verschillende meisjes. Je bent je eigen baas en verdient goed geld. Hier is het", hooren de Middernachtzendelingen, als de vrouwen rakelings voorbij hen gonsen. De twee steken de straat over en gaan het bewuste huis binnen. „Madame Machisvellie", zegt Horringa dan heesch, „de kaartlegster met een nieuw slacht offer. O, 't wordt tgd, dat we ons er mee gaan bemoeieD. Waarschuw morgen de anderen. Van morgenavond af gaan we posten. In de half-donkere straat klinkt een stap Een jonge man nadertmatigt zijn gang staat stil vóór huis, waarvan de deur half open staat Dan spreekt Horringa hem plots aan.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1921 | | pagina 2