Een verwoest Leven
FEUILLETON.
Vaste leiding noodig.
Verbetering vao het catechetisch
onderwijs.
De positie van ds. Vonkeoberg.
Verzoening.
Kerk- en ftehttlnleawe.
Elders een ander, die het liefste, 't welk hg
op aarde had, heeft moeten missen en de dagen
gaan voorbjj, maar de wonde van zjjn hare
blijft bloeden. De herinnering aan de vreugde,
welke hg vroeger geüoot, doet zich pijnlijk
gelden en hg gelooft niet meer, dat het leven
hem nog aangename dagen zal kunnen bezorgen.
Ginds een moeder, die met heimwee in haar
ziel voortgaat, omdat een zoon of dochter zoover
Verwijderd is, waardoor zjj niet in de gelegen
heid is om hem of haar te bereiken.
Wg zonden nog veel meer kunne» noemen,
maar dit is niet noodig. Zelf kunt ge de voor
beelden vermenigvuldigen.
Zeg dus niet, dat het leven steeds genoeglijk
is, dat de mensch geen moeieljjkheden heeft.
Er is inderdaad veel zorg en angst.
Onlangs trof mg een woord van Saul, Israels
eersten koning, die eens de held van zijn volk
was, en tot wien het gansche land met bewon
dering opzag. Van de schouders hooger dan
alle anderen en in dapperheid en moed overtrof
hg allen. Hg was een man vol kracht, die voor
geen tegenstander uit den weg giDg. Een kooing
met eer en heerlijkheid gekroond, geboren om
te heerschen en een schild te zjjn voor alle
verdrukten. Fier was hg opzijn macht en stout
in zgn onderneming. Doch ook hij ondervind
teleurstelling. Het bleek hem, dat bjj de omstan
digheden niet beheerschen kon. Het ging niet,
zooals hij wilde en zijn moed verdween en zgn
verwachting kwam niet uit. Hg giDg naar
Endor en daar beleed hg, dat hij beaDgst was.
Welk een afstand ligt er tusschen den man,
die eens op de hoogte stond en zijn vijanden
in 't stof deed buigen en den ellendige, die
klaagt over zgn angst. Scheen het voorheen,
dat hg een leeuwenhart had, 't welk geen vrees
kende, nu kwam het uit, dat hg versaagd was
en alle kracht miste. Ook in hem is het duidelijk,
dat een mensch van een vrouw geboren zwak
van moed en klein van kracht is.
Hg heeft ons zelf ingelicht over de oorzaak,
waarom bjj zoo terneergeslagen was. Hjj zegt
de Philistgnen strijden tegen mg. Nu is dit
dan zoo vreeselijk Ach neen, het is geheel
natuurlijk Het kan niet anders. Deze onbe-
snedenen zgn aartsvijanden van Israël, van
wie niet anders te wachten valt. Als hg had
moeten zeggen, dat Israël vrede had gegoten
met dit volk, dit zou veel erger geweest zijn.
Of indien hg had moeten leven in een tgd,
als, Simson vroeger, waarin deze Philistgnen
heer en meester waren in 't land der belofte,
zoodat zelfs de mannen van Juda den eenigen
held, die voor Israël opkwam, overleverden
aan de PhilistjjneD, dan zou er r jden tot bittere
klachten geweest zgn. Maar dat zg streden
tegen het volk, waarover Saul koniDg was,
sprak van zelf en hg had moeten zeggen, welk
een schoone gelegenheid is dit om hen er gs-
heel onder te breDgen.
Doch er komt nog iets bg de Heere is van
mft, geweken. Nu dit is erg, vooral erg, om
dat Saul een koniDg was, door God zelf aan
gewezen om het volk te regeeren en te be
schermen. Met God kon hg kloeke daden doëD,
dringen door een bende en spriogen over een
muur, doch van Hem verlaten beefde hg bg
het ritselen van een blad.
Waarheen was hg gegaan en voor wie stortte
hjj zgn hart uit. Gjj weet het antwoord en
dit is nu het allertreurigste. Een man uit het
volk Israël, waaraan God de heerlijkste belofte
gegeven heeft, bjj een waarzegster zgn hangen
nood klagend Een man, die het woord Gods
kent| een toevlucht zoekend in Endor, en he-
geerend, dat een vrouw voor hem de dooden
zal raadplegen. Wat doet hjj daar? Waarom
niet zjjn bitteren nood geklaagd aan God, zjjn
bange ziel uitgestort voor Hem, bjj wien er
uitkómstèn zgn tegen den dood.
Zie, dit greep me aan en onwillekeurig dacht
ik, hoevelen zjjn er in onze degen aan dezen
Saul geljjk. Het leed kan zwaar drukken, de
moeite veel zjjn en het is niet vreemd, wan
neer een inensch den moed verliest en zjjn
kracht vergaat. Deernis gevoelt men met velen,
dia onder den drnk gebogen gaan en die niet
opgewassen zjjn tegen de zwarigheden, welke
zich vermenigvuldigen, en men zou hen willen
dringen om met hun zorgen te vluchten tot
Ham, die nabjj is aan allen, die schreiend tot
Hein vlieden Helaas echter, hoe groot is 't
aantal van hen, die het niet zoeken, waar al-
doob
HUGO KIAGHANS.
11.) (Nadruk verboden.)
Wat zjj niet begreep, legde hjj haar uit, en
hoewel het meisje hem absoluut niets kon
schelen, verbaasde hjj zich vaak over haar ge
vatheid en haar vermogen om iets vlug op te
nemen en te verwerken.
Eén ding verwonderde Marie echter en ze
zei het hem ronduit) dat hjj, wanneer zjj te
zamen uitgingen, nooit de verlichte hoofdstraten
nam, maar altjjd haar naar de publieke ver
makelijkheden voerde door half-donkere of
donkere stadsgedeelten.
Op haar vraag, waarom hjj dat deed, bleef
hg even verward het antwoord schuldig.
Maar spoedig herstelde hjj zich.
Oeh, hjj deed hat heelemaal niet met opzet,
of, neen, hjj wilde eerljjk zjjn, hjj deed het wel
met opzet. Maar dan alleen om haar te sparen.
Want eh ja, zjj zat wel goed in de
kleeren, maar hjj vond toch eigenlijk, dat zjj
nog meer dame moest wezen, wilde hij met
haar overal voor den dag komen.
Hiermee ging hjj één van zjjn laatste troeven
uitspelen I Als zjj nu maar wilde toebijten,
dan had bjj haar voorgoed aan zich gekluisterd,
leen troost en sterkte te vinden is, maar die
gaan tot waarzegsters, tot her, die beweren,
dat zjj op een bijzondere wgze in gemeenschap
slaan met een onzichtbare wereld en die voor
gever. dat zjj ons den weg kunnen wjjten
waarlangs w« geholpen kuDnen worden. Treurig
is d t, omdat we weten, dat er daar geen bron
nen van ware verkwikking gevonden worden,
en dubbel treurig, als het mannen en vrouwen
zjjn, die eertjjds met het woord der Apostelen
en der Profeten in aanraking geweest zjjn.
Wjj weten zeer wel, dat een mensch bezwijken
kan van vreeze, vooral indien hjj te midden
van de ellende klagen moet, dgt God van Hem
geweken is Ook nu komt het voor. Zjj zeggen
we hebb«n gebeden, maar wjj vinden geen ge
hoor. Hun hart is door en door moe en hun
ziel geheel dor. Door zorg en moeite omringd
kwjjnen zjj geestelijk weg. Moedeloos, omdat
zjj uitzagen naar licht en er was geen licht,
vallen zjj zoo licht hen in de armen, die voor
geven nog raad te kunnen verschaffen.
Niet naar Endor, laat dit voor U vaststaan,
wat er ook gebeurt, zelfs niet als God van u
geweken is, maar een toevlucht gezocht bg
den eenigen Naam, onder den hemel gegeven
en uw hart uitgestort voor den eenigen Hoo-
gepriester, die medeljjden kan hebben met onze
zwakheden en Hem gevraagd waarom hebt
Gjj mjj verlaten, waarom bljjft gjj op zoo
grooten afstand van mjj en aangehouden, ook
al daairt er geen licht en al bljjft de uitkomst
ver. Hg is getrouw en Hg heeft gezegd wie
bidt, ontvangt en wie zoekt, zal vinden.
Sla op mjjn ellenden d'oogen,
Zie mjjn moeite, mjjn verdriet
Neem mjjn zonden uit meedoogen
Gunstig weg, gedenk die niet. Boüma.
Het is welbekend, dat in de Gereformeerde
Kerken over het algemeen een welbewust mee
leven is van de gemeenteleden met de kerke
lijke zakeD. Gevolg daarvan is ook, dat ieder
omtrent die zaken een eigen opinie er op na
houdt. Een Redactie van een Kerkbode ver
wacht dan ook geenszins, dat zjj bg hare artikelen
altoos de instemming van alle lezers of leze
ressen zal oogsten. Nu zgn er dikwerf Kerkbode
lezers, die zoodra zjj met een artikel van een
Redacteur het niet eecs zjjD, aanstonds naar
de pen grjjpen en een ingezonden stuk naar de
Redactie zenden (nog al eens juist aan den
Redacteur, tegen wien ze 'tniet hebben) mét
dringend verzoek om plaatsing, soms ook met
een dreigement: „Als U 'tniet opneemt, laat
ik 't in een ander blad plaatsen". Dergelijke
ingezoDdenstukkenechrjjvers beleven gemeenljjk
niet veel genoegen van hun werk. Zg achten
zich al verongelijkt, wanneer hun stuk niet op
genomen wordt. Heusch, een Redactie begrjjpt
wel, dat sommige kerkleden anders over de
zaken denken, dan in haar artikelen werd uit
eengezet. Doch els zulke andersdenkenden be
hoefte hebben om hun gedachten te publiceert,
moeten zjj niet denken daarvoor de kolommen;
van den Kerkbode, die in hun schatting tot
al niet hoog aangeslagen staat, te kunnen ge
bruiken. Een Kerkbode heeft leiding te geven
aan het kerkelijke leven, 't Is geen vergaderbak
van de opinies van jan-an-alleman. En eehe
Redactie gevoelt ook te dien opzichte hare
verantwoordelijkheid. Juist, wanneer ieders oor
deel aan de lezers maar voorgezet wordt, zou
er in 't kerkelgk leven de grootste verwarring
komen. Eigenaardig is ook dat zg, die 't minst
diep doordenken het eerst er bjj zgn om hun
opinie in een ingezonden stuk te willen publiek
makeD, er op rekenende dat hier en daar nog
wel meer oppervlakkig oordeelende lezers met
hen zullen instemmen. Wanneer inderdaad bjj
iemand ernstige bezwaren rjjzen tegen een of
ander Redactfie-artikel, dan kan door een inge
zonden stuk en naar aanleiding daarvan ge
voerde gedachtenwisseliDg die zaak breeder be
sproken, en meer tot klaarheid gebracht worden.
Tegen het opnemen van zulke stukken, mits
niet al te breedsprakig, zal dan ook geen be
zwaar bjj de Redactie bsstaan, wjjl zjj gaarne
verantwoording zal geven van de wgze, waarop
zjj de zaken beschouwt.
Vaak echter zit alleen de gedachte voor bg
de inzenders„Ik wil aan het publiek eens
dat wil zeggeü, zoolang het hem beliefde.
Marie was teleurgesteld, en liet die teleur
stelling ook blijken.
Het was niets voor hem om te zeggeD, dat
zjj mooiere en duurdere kleereu moest hebben,
maar waar moest zjj het geld vandaan halen
Zoover wilde hjj haar juist hebben.
En met ware geroffineerdheid begon hg zjjn
pleidooi
't Was wel geen regel, dat een minnaar zjjn
meisje kleedgeld verstrekte. Meisjes zjjn daar
te trotsch voor. Hjj kon dat heel goed begrijpen.
Maar hier was het een heel bizonder geval.
Vond zjj het nu zoo verschrikkelijk, dat hjj
haar geld gaf, om nieuwe en betere kleeren te
koopen Als zjj boven dat vooroordeel, waarvan
hg zooeven sprak, zich kon uitwerkeD, was het
immers afgeloopen
Ea de arme Marie werd steeds meer en meer
aan hem gekluisterd. Want zjj stemde er in
toe, dat hjj haar kleedgeld gaf, als gevolg
waarvan zjj spoedig op en top een dame was.
De ellendeling was er echter nog niet. Hjj
wilde nog een stapje verder en hjj twjjfelde er
niet aan, of ook dat zou hem gelukkeu.
Reeds lang had-ie gemerkt, dat het dienen
haar tegenstond. Dat vuurtje moest flink worden
opgestookt
Deze dienst, waar zjj veel te weinig vrjje
uren had naar zjjn zin, moest zjj verlaten en
dan moest zjj trachten op een atelier te komen
of als winkeljuffrouw geplaatst te wordeD, wat
spoedig gebeurde
Een groote moeilijkheid was echter zoo
deelde zjj hem mede, toen zjj op die betrekking
laten hooreü, dat ik er heel anders over denk
daa Redacteur A of B". Zulke menschen
moesten veeleer een eigen orgaan in het leven
zien te roepen en in stand zien te houden.
Da anonieme schrijvers van zoogenaamd ge
reformeerden kant in de vrijzinnige bladen be
weren (o.a. de heer Gjjban uit den Haag, in
de „Wachter"): „De Kerkbodenredacteurs slui
ten voor ons hun kolommen, dus wenden wjj
ons tot de Redacties van zulke bladen, welke
ons met open armen ontvangen" Zulk bedrjjf
ljjkt ons nooit tot bloei van ons kerkeljjk leven
bevordeljjk, maar alleen voort te komen uit
eene vijandige gezindheid jegens de personen,
die in onze kerken de leiding in handen hebben.
Is er waarljjk een broederlijke welgefundeerde
opinie, dat ons ksrkeljjk leven in andere banen
geleid moet worden, dan 't tegenwoordig gaat,
dan echrjjve men daarover niet in vrijzinnige
bladen, die eigenljjk aan ons kerkeljjk leven
gram zjjn, maar dan hebbe men den moed
zelfstandig op te treden met een eigen blad.
En als men dan waarljjk zoovele Gereformeerden
aan zjjn zjjde heeft, als men waant of uitkraamt,
dan zal dat blad levensvatbaarheid genoeg
hebben. Voorloopig evenwel twjjfelen we
daaraan. Denk maar eens aan het succes van
de Utrechtsche vergadering. De enkele onte
vredenen zetten wel een grooten mond op en
msenen heelwat in de melk te brokken te
hebben, maar juist als zjj in de gelegenheid
gesteld worden van een publieke tribune te
spreken, veroorzaken ze verwarring.
Daarom wordt bjj een Redactie vooral ook
in onzen tjjd geeischtvoorzichtigheid en wijs
heid in het al of niet opnemen van ingezonden
stukken.
Zoo allerlei losse, door dezen of genen op
geworpen opinies maar gepubliceerd worden,
is een vaste leiding onmogeljjk, en zou daar
door de bloei van 't kerkelgk leven meer
tegengewerkt dan bevorderd worden. Men
klage niet over „eenzijdigheid" van de Redactie,
want als eene Redactie zoo „veelzijdig" is, dat
zjj ieders ingezonden stuk opneemt, kon ze wel
haar positie als leiding-gevende laten varen.
Zoo er allerlei koetsiers op den bok de teugels
eens in handen willen nemen, raken paard en
wagen van den wal in de sloot.
Op de ouderlingencoDferentie, die deze week
te Arnhem gehouden is, werd door prof. Aal-
ders een referaat gehouden over de vraag wat
onze ouderliogen hebben te doen met het oog
op de catechesatie. Hg vatte zjjn referaat saam
in de volgende stellingen
„1. Noch de materieel-paedagogische, noch de
idt-ëel-paedagogische condiditiëa waaronder het
catechetisch onderwgs gegeven wordt, noch*de
belangstelling die het over het algemeen geniet,
,;zjjn geëvenredigd aan de waarde en beteekenis
van dit onderwjjs.
2. Het is de roeping der ouderlingen met alle
krachten mede te arbeiden om in dezen ern-
stigen en voor het zaad der Gemeente hoogst
schadelijken achterstand verbetering aan te
breDgen, door
a. persoonlijk hun belangstelling in het cate
chetisch onderwjjs te verlevendigen en in
meerdere mate te doen bljjken
b. bjj ouders en kinderen het belang der
catechisatie overtuigend te bepleiten
c tot verbetering der materieelpaedagogischa
conditiën onverpoosd werkzaam te zjjn
d. tot verheffing van het ideëelpaedagogische
peil aan de Dienaren des Woords hun krach-
tigsten steun te verleenen."
Ia hoeveel catechisatiekamers is geen gele
genheid om te schrgven tenzjj dan op de kniëen
Hoe weinig predikanten hebben een bord tot
hunne beschikking om vreemde woorden voor
te schrjjven of door enkele kr|talrepen iets
dnideljjk te maken AU een predikant voor
stelt een bord aan te schaffen, zjjn dikwerf de
ouderlingen er tegen „het ljjkt wel of 't een
schooltje moet worden." 't li goed, dat op zulke
zaken en op verbetering van localiteit en leer
middelen voortdurend de aandacht gevistigd
wordt.
was uitgeweest dat zjj extern was. Er kon
dus niets van komen, want zg moest toch een
onderdak hebbeD.
Heelemaal geen moeilijkheid vond hjj,terwjjl hjj
inwendig juichte. Hjj had dat natuurlijk voor
zien en er een oplossing voor gevonden, naar
hg meende.
Dacht zjj dan, dat hjj haar in den steek zou
laten Neen, hjj kende een weduwe, die kamers
verhuurde.
Z|j giDg op die kamers wonen en was dan
geheel onafhankelijk. Dan kwam hjj haar daar
bezoeken. Dat was wel gezellig, als zjj dan
's avonds thee zette bjj voorbeeld.
„Ja, maar, dat is veel te duur", had zjj ge
zegd, „zooveel verdien ik niet".
Mr. Van Oostrum vond dat ook geen bezwaar.
Hjj had immers geld genoeg? Hjj betaalde
geheel of gedeeltelijk haar kamerhuur eu de
zaak was gezond.
Het dwaze, kortzinnige meisje stemde toe. Hjj
meende het immers goed met haar? Zoolang
zou het ook niet meer dureD, had hjj haar ver
eden week npg verzekerd, 't Was toch wel
leuk, als je, je eigen kamer had? Nu moesten
zjj elkaar altjjd op straat of in het plantsoen
ontmoeten. Enkele malen was zjj eens op zjjn
kamer geweest, maar de hospita van Mr. yan
Oostrum had haar zoo wantrouwend aangezien,
dat het Marie niet beviel. Bovendien had de
advocaat het zelf ook niet graag, met het oog
op de clientèle, die kwam.
Maar nu was de zaak in orde Zjj kreeg nu
een eigen kamer, waar bjj geregeld kon komen.
Hjj verzweeg natuurljjk, dat hjj da kamer-
In de Reformatie bespreekt ds. Hepp de
zaak-Vonken berg, en wel naar aanleiding van
de hem toegezonden en nu in de Reformatie
afgedrukte instructie van den Bondsdirectenr,
waaruit klaar bljjkt, dat de arbeid van ds. V.
een zuiver geestelijk karakter draagt. Er behoeft
o.i. in 't geheel geen sprake van te zgn, dat
ds. V. tot een anderen staat des levens zou
moeten overgaan, indien hjj door Zwjjndrechts
kerk als emeritus wordt aanvaard om hem af
te staan voor den geestelijken arbeid onder de
Gereformeerde jongelingschap.
Er is dan ook wel eeDige rede, dat de classis
Dordrecht op haar genomen besluit terugkome.
Misschien ware eene saamsprekiDg van den
betrokken Bondsdirectenr en de betrokken
classis de beste weg om deze kwestie tot eene
bevredigende oplossing te breDgen Ds Hepp
raadt de classis Dordrecht aan hem daartoe uit
te noodigeD.
We hopen spoedig daarvan het goede te
hooren.
Tot onze tevredenheid en blijdschap kunnen
we onderstaand ingezonden stuk opnemen
„Men meldt ons, dat vóór de Classis daar
omtrent uitspraak behoefde te doeD, de quaestie
der predikanten Brussaart en Geelkerken contra
ds. van der Meulen door verzoening der partjjen
beëindigd is.
De? 3 verzoening bljjkt uit onderstaande ver
klaring
De ondergeteekenden, eenerzjjds ds. J. C.
Brussaard te Bloemendaal en dr. J. G. Geel
kerken te Overtoom, anderzijds ds. D. Van der
Meulen te Reitsum verklaren,
dat zij op Dinsdag 22 Februari 19^1'H tarnen
zgn gekomen, ten einde te trachten wedér%jjds
tot verzoening te komen
dat zjj ieder van hun kant alle bezwaréh, die
zjj tegenover elkander hadden, in den géést der
broederlijke liefde zonder eenig voorbehoud
hebben uitgesproken
dat daarbjj gebleken is, dat ds. van der Meulen
de bedoeliog niet heeft gehad, noch thans keeft,
om naar aanleiding van het adres der predi
kanten Brussaard en Geelkerken aan de Generale
Synode in zjjn stukje in het Friesch Kerkblad
vau 13 Augustus 1920, getiteld „Afschuwelijk
misverstand?", te zeggen, dat de beide broe
ders aan de zjjde van ds. Netelenbos zich stel
den, hetgeen ook in hun schrjjven. aan de Synode
niet te lezen valt, waarna de broeders Brussaard
en Geelkerken aan de Classis Hallum hebben
bericht, dat zjj hun aanklacht wenschen in te
trekken
dat daarmede wederzijds alle bezwaren zgn.
weggevallen en de broeders in •nderlingan
vrede zjjn gescheiden.
Dr. J. G. Geelkerken.
22 Febr. 1921. D. van der Meulen.
Joh. C. Brussaard".., -
Daarmee is de kerkelijke dampkring weer
wat gezuiverd. rs
Er komt een betere mentaliteit onder de
broederen, Gods zjj dank. En moge die verder
bewaard bljjven. Kerkhof.,
ACHTTAL
te DelftH. de Bruin te Nieuwendjjk
Dr S. P. Dee te DwiDgeloo
J. G. Feenstra te Dirkshorn
J. A. Tazelair te Haarlemmermeer
A. Thielen te Axel;
E J. Wientjps te Oudshoprnj l,
J. L. v. d. Wolf te Haastrecht
J. van der Zee te N-Vennip.;,
TWEETAL
,'j.fe is?»
te Uithuizen: A. Scheelete Kapelle-Biezelinge
en R. Haitsma te Gaast;
te WesterbroekJ. E. Westerhuis te Oud->
Loosdrecht en J. L. v. d.
Wolf te Haastrecht.
verhuurster heel goed kende, dat die het met
de moraal zoo nauw niet nam, „omdat zjj oud
en wjjs genoeg wareD, om te weten, wat zjj
deden", naar zjj altjjd opmerkte; en dat de
advocaat meermalen een kamer bjj haar had
gehuurd, al was het dan maar voor ééa avond
of voor enkele.
Hjj liet het zilver maar rinkelen en dan vond
zjj het reeds lang goed. Zjj werd alleen wat
voorzichtiger, want zjj meende, dat de politie
in haar doen en laten op de hoogte was en ook,
dat die vervelende Middernachtszending „die
zich altjjd bemoeide met eens andermans zaken",
ongemeen belangsteldein haar rendez-vous-huis.
De vriendschap met de dienstbode-er-onder
was reeds lang uit.
Die had Marie eens fliok de waarheid gezegd.
In haar trots had Marie niet kunnen ver-
zwjjgeD, dat zjj betrekking had aangeknoopt
met een advocaat en dat binnenkort haar enga
gement met den advocaat publiek zou worden,
de tegenstand zjjner familie ten spijt. Dat zag
je toch niet veel, dat een dienstbode de vrouw
van een advocaat werd.
Haar vriendin verklaarde haar met de haar
eigen woordenvloed en minderbeschaafde uit
drukkingen, voor stapelgek.
„Denk-je soms, dat die „gannef" er iets van
meent? Meid, gebruik je verstand. Snap je dan
niet, waar het om te doen is. O, wat ben jjj
kortzichtig, 'k Waarschuw je. Je zult het te
laat inzien".
(Wordt vervolgd.)