Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
35e Jaargang.
Vrijdag 11 Februari 1921.
No 6
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. O. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Vuti Irimrkirs: HO. 0. I i VEEI, J. 0. VIELE08A, F. I I. EIOE, B. IEIJER. H. P. I. 6. DE MALLE ii f. ff. J. ffflj.
UIT&AY1 JAM DE
PERSVBRBBNIGING ZBEUWSCHB KERKBODE.
Air«a Til da Administratie
Aas de Fost-abonaés.
Daar de adresbanden opnieuw ge
drukt worden, verzoeken wij vriendelijk
om, indien noodig, ons met adres
veranderingen omgaand in kennis te
stellen.
LITTOOIJ OLTHOPF.
Middelburg, 10 Februari 1921.
UIT HET WOOKIX
DAVID EN ADONIA, DE ZOON VAN
HAGG1TH.
II.
We vinden hier een beschrijving van
oen echte revolutie. Alle opstand is nog
geen eigenlijk gezegde revolutie. Onze
opstand tegen Spanje was een eerlijke,
rechtmatige en plichtmatige strijd. We
stonden aan de zijde van Prins Willem
van Oranje en die Prins was onze wet
tige overheid, al was hij niet de hoogste
en wij streden met hem voor een goede
zaak, voor vrijheid en voor recht, vooral
voor het dierbaar pand, ons toebetrouwd
in 's Heeren Woord en voor het waar
geloof. Filip3 daarentegen stond aan de zij
der revolutionairen. Hij keerde de ordi
nantiën Gods omver. Neen, iedere opstand
is geen revolutie en iedere onderdrukking
van opstand nog geen wettige verdediging
van de overheidsmacht. Maar de samen
zwering van Adonia was zuiver revolu
tionair.
't Ging erom, of de Gezalfde des Hee
ren Koniüg zou zijn in Israël of een ander.
En Adonia wist het, dat Salomo de
verkorene Gods was en niet hij zelf. En
zoo hij het niet wist, hij kon het weten.
Ook het volk wist het. De Heere had het
voorzegd. Ieder kende de belofte aangaande
Salomo en die belofte heeft bij het volk
groote gedachten opgewekt aangaande de
toekomst. En al zijn die gedachten en die
verwachtingen ten opzichte van Silomo
op den duur beschaamd, en al bleek die
Salomo de ware vredeskoniog niet te zijn,
maar shchts in een zwak beeld te ver-
toonen, hoe de belofte Gods eens in volle
vervulling zou gaan toch moest in de
lijn van Salomo de volheid dier belotte
komen. In Salomo naderde de belofte toch
tot de vervulling. En in die belofte kwam
de Heere tot Zijn volk, om het als Koning
te regeeren. Dat wist men in Israël. De
troon van David en van Salomo was
's Heeren troon onder Zijn bondsvolk.
En wie den troon van David eigenmachtig
in bezit nam, wierp des Heeren troon
omver. Zoo deed Adonia, toen bij sprak
Ik ben koning, ik zal koning zijn. Niet
David en niet Salomo en niet de Heere,
maar Adonia zou het zijn en zou het doen.
De Heere in Israël onttroond, zoo was
Adonia's raadslag.
Bij ons is Oranje ook als van God ge
zalfd. En aanranding van het koningschap
der Oranjes is een weerstaan van de van
God geordineerde macht en die ze weder
staat zal over zich een oordeel halen.
Want we belgden niet de souvereiniteit
van 't volk. Onze koningin regeert niet bij
de gratie van het volk, maar zij is bij de
gratie Gods, koningin der Nederlanden.
David en Silomo evenwel waren ge
zalfden Gods in zeer bijzonderen zin. Met
Israël was het iets anders nog dan met
ons volk en land. Israël was een theocratie,
een rechtatreeksche Godsregeering, ter
voorbereiding en uitwerking van de komst
van Christus in het vleesch. David en
Silomo werden door profeten gezalfd en
geïnstrueerd en tot verantwoording geroe
pen en ze waren typen van Koning Jezus.
Wie Davids of Salomo's regeering weer
stond, deed meer dan de machten weer
staan, die God op aarde besteld had tot
handhaving der gerechtigheid. Hij weer
stond ook het rijk der genade. Hij ver
wierp den Christus Gods. En zoo deed nu
Adonia. Erger revolutie is er niet.
We hebben hier een echte revolutie,
maar een mislukte. Ze zou niet gelukken.
Adonia's aanslag is mislukt. En nooit zal
't ook gelukken aan de menschen omver
te werpen den troon van den waren David
en den waren Salomo.
Die in den hemel woont, zal lachen. Al
overwon en al overwint tijdelijk de revo
lutiegeest, straks komt toch de ontnuch
tering voor de vijanden van Jezuf. De
revolutie drasgt den dood in zich. De
revolutie tegen de heerschappij des Heeren.
Zie het aan Adonia. Adonia moest vluch
ten. Straks moet hij sterven. Zoo komen
alle vijanden van Christus om, die zich niet
bekeeren bijtijds. Want onze Koning leeft
in eeuwigheid. Hij zal ten laatste komen
in Koninklijken triomf. Hoe trotsch Zijn
vijand wezen moog, Hij zal voor Zijn ont
zaglijk oog al sidderende vluchten 1 Salomo
zit op den troon. Hij zal regeeren. Zijn
Naam zal tot in eeuwigheid zijn. En Zijn
Naam is geschreven op Zijn kleed en op
Zijn dijenKoniDg der Koningen en Heer
der Heeren.
Weg met de revolutie. Tegenover de
revolutie het evangelie Wie Hem needrig
valt te voet, zal van Hem Zija wegen leeren.
Adonia verhief zich, ziedaar de zonde
tegen het vijfde gebod. Zelfverheffiog te
gen de van God boven ons gestelde macht
de hoogmoed, die zich emancipeert aan
's Heeren ordinantiën, ilk zal Koning zijn",
was zijn leuze. En zulke taal is oud. Als
we ze hooren, denken we aan 't Paradijs.
We denken dan aan't woord van de slang
»Gij zult als God zijn" en aan de vrouw,
die de slang geloofde en op 't aanbod in-
giüg, en we denken aan ods eerste hoofd
Adam, die naar Eva luisterde. »Ik zal
groot en hoog en heerlijk zijn, ik zal Koning
zijn, ik zal als God zijn"die taal is oud.
Maar ze is ook nieuw, en algemeen is
heden ten dage even goed als vroeger de
hoogmoed der zonde en van 't ongeloof,
die God en met Hem Zijn Gezalfde, Zijn
gebod, Zijn Woord en dienst veracht en
verwerpt en zich zelven op den troon plaatst.
Slechts daar is die hoogmoed gebrokeD,
waar 't hart gebroken is en dat gebroken
hart door dien Jezus wordt geheeld, Die
de dienstknechtgestalte heeft aaDgenomen
en zich zelven vernederd heeft tot de ge
hoorzaamheid dos kruises en die gekomen
is, niet om gediend te worden, maar om
te dienen en Zijn ziel te geven tot een
rantsoen voor velen.
Slechts daar, waar genade leerde buigen
6n vallen in zelfveroordeeling voor den
Souvereinen God en in overgaaf des har
ten alle heil leerde zoeken in den Zalig
maker Jezus, daar maakt de hoogmoed
plaats voor ootmoed. Wel is ook bij Gods
kinderen nog hoogmoed genoeg. En helass
komt deze ook menigmaal voor den
dag en meer dan we onszelf bekennen,
drijft hij ons bij ons handelen. Het ik, dat
koning wil zijn, doet nog veel kwaad onder
de broederen en zusteren en weerstaat
den Heiligen Geest, die ootmoed en onder
danigheid wil. Maar waar 't geloof komt
kan de hoogmoed van het ik, dat koning
wil zijn, het toch niet houden. En zoo
oud nu onder de menschen de laatste is,
zoo oud is ook de genade, die den hoog
moed des menschen breekt en zoo oud
't Woord Gods, dat er tegen ingaat. »Zijt
met ootmoed bekleed", zegt de Schrift,
*want God wederstaat de hoovaardigen,
maar den nederige geeft Hij genade. En,
op een andere plaatsHoovaardigheid is
vóór de verbreking en hoogheid des geestes
vóór den val". En Adonia leert het ook.
Onderdanigheid is geen woord voor
onzen tijd. Wie spreekt er nog van ge
hoorzaamheid Emancipatie" is meer in
eere. Wegwerping van allen band. Vrij
making van alle gezag. Emancipatie in
het klein en in het groot, emancipatie in
staat en in gezin, emancipatie aan God,
aan Zijn Woord, aan Zijn geboden van
het eerste tot het laatste, emancipatie aan
Gods machten, amancipatie, doorgezet
naar allen kant. Gelijk de Christen naar
de eere Gods begeert te staan op alle
terreinen des levens, zoo wil de tijdgeest
ook niet rusten voor hg alles doordringt,
't Is de geest van Adonia, die zich ver
hief en zeide»lk zal Koning zijn".
Men behoeft dikwijls niet verder te gaan
dan tot het gezinsleven, om te zien, hoe
die geest tot heerschappij kwam. Met de
gehoorzaamheid der kinderen is het dik
wijls treurig gesteld. Opstand tegen het
ouderlijk gezag dag aan dag. Opstand
als van Absalom en van Adonia. Al is
het in anderen zin, men zegt het in de
gezinnen telkens Adonia na»Ik zal Ko
ning zijn en niet mijn vader of mijn broer".
In Christelijke gezinnen moest meer dan
in andere gezinnen uitkomen, dat men
kent gehoorzaamheid, omdat men kent
het gebod®Eert uwen vader en uwe
moeder, opdat uwe dagen verlengd worden
in het land, dat u de Heere uw God u
geeft".
Maar onderzoek ook niet te veel, hoe
het met de opvoeding staat in de
Christelijke gezinneu, of ge viudt veel
teleurstelling. Vader en moeder moeten
toch ook het ouderlgk gezag eeren waar
mee God hen bekleedde. Vele ouderi
eerbiedigen echter ook niet of zeer alecht
dat gezag. Want ze handhaven het niet.
En zulk kwaad zien we reeds en zelfa bij
David.
David was een kind van God, een man
naar Gods hart. Doch de Heilige Schrift
verzwijgt zijn zonden niet en onder die
zonden behoort vermeld te worden, dat
hij Adonia al zijn dagen niet berispt had,
zeggende: Waarom hebt gij alzoo en
alzoo gedaan?" Daaria mag David niet
gevolgd worden en de ouders, die naar
dit slechte voorbeeld doen, moeten weten,
dat de kastijding des Heeren dan niet
achterwege zal blijven, die ook bij David
niet achterbleef. Want Davids zwakke
optreden tegenover Absalom en tegenover
Adonia werd door den Heere bestraft met
opstand tegen 't vaderlijk en tegen 't ko
ninklijk gezag en met den ondergang van
zijn kinderen. Onmiddellijk na de mede-
deeling, dat Adonia zich verhief lezen we
in 1 Koningen 1:6: »Eq zijn vader had
hem al zijn dagen niet bedroefd, zeggende:
Waarom hebt gg alzóó gedaan 't li,
of de Schrift daar zegtWat was nu
anders toch te verwachten, 't Viel alles
op een heel natuurlijke manier te ver
klaren, wat er gebeurde. Ver behoeft
men de oorzaak niet te zoeken. Wat
viel bij zoo'n opvoeding anders te vreezen.
Wie zijn kinderen niet regeert en niet
naarstiglijk bestraft en uit zwakheid ie
maar laat geworden, bewerkt den onder
gang, het verderf, den dood van zijn
kinderen. Zoo wat de mensch zaait, dat
zal hij ook maaien.
F. J. van den ende.
M DBKELIJK LETSJV.
„Gelouterd".
Zeeuvscne
AbOMtmtltsprfflper kwartaal b$ vooruitbetaling 90 cent.
Afzonderlijke Hammer? 7 cent.
AiyerUltleprtJl t 15 cent per regelb$ jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
Firma LITTOOIJ ft OLTBOFF, HfMelbnrr
Berichten, Opgaven Pre likheurten en Advertentiin tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ k OLTHOFF, Middelburg.
Adonia nu, de zoon van Haggith,
verhief zich, zeggende: „Ik zal koning
zijn".
1 Koningen 1 5.
De tijd, waarover het boek, waarvan we de
titel hierboven plaatsten, ligt nog niet ver van
ons af en de omgeving, waarin het one ver
plaatst, is ons niet vreemd, want het bevat een
verhaal uit ons eigen volksleven. Het kost ons
derhalve geen groote inspanning om te verstaan,
wat ons hier wordt voorgehouden. De toeken
ning van de maonen en vrouwen, met wie de
schrijver ons in aanraking brengt is zoe dui
delijk, dat we met hen kunnen meeleven. De
ouderen onder ons zullen, als zg dit werk lezen,
moeten zeggen: ja, zoo waren de menschen
destijds, en voor de jongeren is het goed om te
weten, hoe het leven in die dagen was. Dit is
niet te sterk gezegd, want het komt ons voor
dat de werkelijkheid getrouw weergegeven
wordt.
Men moet echter niet denken, dat we hier
een beschrijving vinden zullen van het volks
leven uit dien tijd, neen we worden enkel
binnen geleid in sommige kringen, maar juist
door deze beperking wordt het inzicht verhel
derd. Het is er blijkbaar om te doen geweest
om ons hen te doen kennen, die aan de H.
Schrift vasthielden, die de rechtzinnige predi
king zochten en die er behoefte aan hadden
om ook in „het gezelschap" met elkander te
spreken over 's Heeren werken en wegen. Die
menschen meenden het goed, verstonden den
ernst des levens en zochten het Kooinkrjjk
Gods, maar hadden weinig licht en werden
daardoor zeer eenzijdig. Z(j, die den meesten
invloed in zulke kringen uitoefenden, leden
aan een zekere arrogantie, waardoor zjj eerder
afstieten dan aantrokken. Z\j hadden geen eog
voor de algemeene goedheid Gods, waardoor
het menschelijk leven in menig opzicht nog
veraangenaamd en verrijkt wordt. Nagedacht
hadden zij over de werking der genade in het
hart en het leven van den bekeerde, en daar-