Een verwoest Leven
FEUILLETON.
In Vlissiogen.
Pro Rege,
UIT I>K X»K3R«.
Dreigende wolken.
Dat zij schoon waren.
partij er toe brengen om haar wenschen nauw
keurig te formuleeren tegen een volgende ver
kiezing. Wil men de inzinking waarlijk onder
den zegen des Heeren overwinnen, dan zal er
een kloek, manrelfik getuigenis gehoord moe
ten worden. Er komt nu alreeds ritseling in
alle deelen van ons land, nadat de beide lei
ders op vele plaatsen gesproken hebbeD, een
ritseling welke op herleving onder ons wfi9t.
Wij twijfelen dan ook niet, of velen zullen
bereid zjjn om de banden van deze mannen te
sterken en ook in 't stoffelijke te toonen, dat
er nog drang is om het goede voor ons land
te zoeken. De strijd zal zwaar zyo, maar het
ideaal, dat wenkt is ook heerlijk en als we nu
zorgen, dat we slechts in gehoorzaamheid aan
Gods geopenbaarden wil zonder bijoogmerken,
optrekken dan kunnen we de uitkomst gekust
overlaten aan Hem, die Zfiu raad volvoert en
de volkeren als een kudde leidt.
Bouma.
Aan den heer M. te U.
Dat er in het Kerknieuws een kleine leemte
was, mag niet aan opzet toegeschreven worden.
Het is een abuis geweest. Uwe opmerking
spoort aan tot nog grootere nauwkeurigheid.
Bouma.
Het was een prachtavond voor „onze men
schen", die Maandag 31 Januari waren saam-
gekomen in de Middelkerk te Vdissingen.
Zijne Excellentie A. W. F. Idenburg trad er
op om te spreken over de versterking der or
ganisatie van onze antirevolutionaire partij. Of
't er aan lag, dat we in een kerkgebouw ver
gaderden, weet ik niet, maar ik ben gesticht
als door een goede degelijke preek, die een
echte tijdpreek was. 'k Ben wel eens minder
gesticht uit een kerk gekomen, als er een
dominee aan 't woord geweest was. Idenburg
pakte door woord en houding alle aanwezigen,
't Was één oor, één hart, één geest.
Hij wees er ons op, hoe noodig juist nu aan
eensluiting der gelederen was, nu de leider dr.
A. Kuyper was heengegaan naar het hemelsche
vaderland. Met ernst toonde de heer Idenburg
aan welke gevaren heden ten dage ons volk
bedreigen om hen af te trekken van de be
proefde beginselen, welke dr. Kuyper ons heeft
geleerd en uitgestippeld.
Op staatkundig terrein staan we voor de
toepassing der beginselen van Gods Woord.
Wij willen een Christelijke Staatkunde, en de
Bijbel geeft ons daarvoor de heilige beginselen.
Al is van der Brugghen gestorveD, zijn geest
blijft nog altoos leven in de nageslachten.
Maar wjj staan aan de zfide van Groen van
Prinsterer en van Kuyper, en achten den geest
van v. d. Brugghen gevaarlijk en verderfelijk.
De tegenwoordige geestesstroomingen willen
voor allerlei opinies gelijke rechten hebben en
de absoluutheid van het Evangelie van Chris
tus is niet naar den tegenwoordigen smaak.
Allerlei philosophie en wereldbeschouwing
heeft volgens velen evenveel recht van bestaaü,
en wat de waarheid is, dat kunnen we niet
weten, daar mogen we naar zoeken en vragen,
maar zekerheid, absolute zekerheid bestaat er
niet. Hoogstens kan men 't brengen tot zekere
waarschijnlijkheid.
De vijand onzer zielen komt langs allerlei
wegen op ons af om vooral het jongere ge
slacht mee te sleuren in die verderfelijke rich
ting. De vijand onzer zielen verkondigt, dat
men op wetenschappelijk gebied volstrekt niet
weet wat absolute waarheid is, öf dit öf dat.
Hij wekt op 't erf der religie een afkeer van
dogma's, van geloofsverzekerdheid, van belijde
nisschriften, van vaste beginselen, waarvan men
moet uitgaan. Hjj wekt twfifel aan de Schrift.
Hg zegt, dat ge gerust kunt loslaten den vorm,
waarin de openbaring tot u kwam dat was
immers maai een Oostersche inkleedingals
gij maar vasthoudt de geestelijke werkelijkheid,
die hoofdzaak isMet die listige verleidende
taal vervoert de vijand onzer zielen ons van
het rechte pad op allerlei doolpaden, die van
God en Zjjne ordinantiën afvoeren. De vastig
heid wordt afgekeurd overal is losweeking aan
de orde van den dag. Spreker wees op de ver
slapping in 'fc geloof, welke tegenwoordig voor
beter wordt aangezien dan de vroegere verze-
door
HUGO KINGMANS.
8(Nadruk verboden.)
„Ja, manheer, met plezier. Maar waar is de
Javastraat. U moet wetenik ben nog niet
lang in de stad."
„Neen, dat weet ik. Je moest hier al veel
langer zijn. Aan zulke knappe, lieve meisjes,
als jij, hebben we hier in de stad behoefte."
En toen hjj zag, dat Marie kleurde, d6els van
verlegenheid, maar grootendeels (we kennen
haar immers van trots, ging hjj lachend voort
„Nu, nu, bloos maar niet. Het is waar. Maar
je weet niet, waar de Javastraat is? O, dat is
doodeenvoudig. Hoor maar. Je weet de Visch-
markt natuurlijk?"
En op Marie's toestemmend geknik„Ja,
welk meisje weet de Vischmarkt Diet. Ze wan
delen er wat graag, omdatenfio, ik weet
dat wel. Welnu, op de Vischmarkt staat, zoo
als je weet, Luxor. Wat, ken-je de bioscoop
Luxor niet? Nog niet er geweest? Schaam je
watNou, dan wordt het tijd, zeg Apropos,
je moet mijnheer Van Oostrum maar eens lief
aankfikeD. Dan heb-je kans, dat-ie je meeneemt.
Nu, 't is een goeie partij, zeg. Als je dien het
hoofd op hol kan brengen! Maar ik zeg je, dat
kerdheid. Hij teekende het verschijnsel, dat ons
welbekend is onder den naam „Synthese*, hoe
breede kringen meeneD, dat men met allerlei
slappe richtingen eenige toenadering moet
zoeken. In dit verband wees de heer Idon-
burtr ook op het gevaarlijke standpunt van
de N C. S. V. Maar hetzelfde verschijnsel, dat
zich voordoet op het terrein van wetenschap
en godsdienstig leveD, datzelfde dreigende ge
vaar is er ook op zedelijk gebied is er niet
te constateeren een ontwrichting van de or
dinantiën Gods, van de christelijke grondslagen
onzer saamieving Voorts wees spreker op de
ontaarding van de kunstsmaak, bijv.bij de
letterkunde-minnende jeugd; en hij haalde aan
de voorbeelden door dr. B. Wielenga in „de
Reformatie" gegeven van de boeken gelezen
door jeugdig» catechisanten. De booze geesten
iu de lucht, waarmee we te strijden hebbeD,
zijn de geesten van twijfel, ongeloof, critiek,
niet-zeker-willen-weten, liever aarzelen.
Tegen die gevaren moet ons volk worden
gewapend door de antirevolutionaire beginselen.
Wij moeten van oud en jong toeroepen Tot
de Wet en tot de Getuigenisen anders zult gij
geen dageraad hebben.
We hebben in onz9 dogen niet te doen met
enkelendie afdwalen en dalen, neen, duizenden
en nog eens duizenden in onze dagen zijn aan
gegrepen door den verkeerden geest, die los
maakt van Gods Woord, van Gods ordinantiën,
van elke belijdenis, van de oude beproefde
paden.
Kuyper heeft 't kenteekenend gezegd Het
tegenwoordige geslacht wil een vermenging
van ijzer en leem. Dat gaat niet
Tegen die gevaren moeten wjj waken en
bidden en strijden. Daarom moeten joügen en
ouden versterkt worden in de beginselen die
de leider onzer antir. partij 5fi zfln leven zoo
kostelijk ons onderwees en voorhield.
Met 't oog daarop werd reeds vóór twee jaar
gekoesterd het zoogenaamde miljoenplan.
We kregen vervolgens te hooren een korte
en duidelijke uiteenzetting, van wat de heeren
Colijn en Idenburg met dit plan beoogden
Daarvoor mo6t ons volk een offer, Diet een
gave, maar een offer brengen, een vrijwillig
offer.
De Joden na de ballingschap geven een
schoon voorbeeld. De heer Idenburg leest ons
voor het resultaat van het miljoenplan van
Ezrate vinden Ezra 2: 69: „Zij gaven naar
hun vermogen tot den schat des werks aan
goud, een en zestigduizend drachmen, en aan
zilver, vijftienduizend ponden, en honderd
priesterrokken."
Volgens de berekening van de Kantteeke-
naren der Statenoverzetting, welke 1 gouden
drachme schatten op f 13 en een t>oüd zilver op
ftO. bedraagt die som dus: 61000 X f 13 -f—
5000 X f90 f 7*3.000 -f f450.000
f 1.243.000, dus nog meer dan een miljoen.
Precies wat wij ook noodig hebben behalve
't miljoen 20 pCt. voor de onkosten. In Ezra's
dagen werd die som bijeengebracht door ruim
42 duizend Joden.
Zouden dan onz* meer dan 180 duizend
antirevolutionairen dat niet gaarne als een
vrijwillig hefoffer brengen voor de beginselen^
die hun lief en dierbaar zijn, en die zij ook in
de toekomst trouw willen bewaren
De heer I. liet duidelijk bemerken, dat 'fc niet
in de eerste plaats te doen was om ons geld,
als hjj voor ons optrad, maar allereerst om onze
liefde voor de beginselen. Dan komt het offer
in geld er vanzelf en gemakkelijk. Ieder brengt
zijn bankbiljet aan; de één een bankbiljet met
drie nullen, de ander met twee, en de derde
met één nul. En de overigen hun zilveren
„ponden",.... tot grootmaking van den Naam
onzes Gods, tot versterking van onze antir.
organisatie, die het heil van land en volk
beoogt.
Nog meer goeds werd beluisterd.
Dit meende ik evenwel aan de lezers van
onze Kerkbode, die daar te plaatse niet aan
wezig waren, te moeten verhalen.
Het deed ons goed, ééu onzer beide leiders
op staatkundig gebied aldus te hooren spreken
en pleiten. We weten nuDe leiding is in
vertrouwde handen. God zegene onze nieuwe
leiders 1
Spontaan zong de vergadering den heer Iden
burg toe de zegenbede van psalm 1343.
het niet gemakkelijk gaat. 't Is een halve
vrouwenhater. Intusschen draaf ik door, als een
hollend paard. Nou dan, op de Vischmarkt is
Luxor. Het is een schitterend-verlicht gebouw,
dat goed in de gaten loopt. Twee straten voorbij
Luxor is de Heerenstraat. Die sla je in. Ver
volgens de eerste straat links en je bent inde
Javastraat. Het is no. 22. Ik zal dan even een
briefje schrijven, dat je straks wel wilt halen.
Je moet op antwoord wachten."
Toen Marie vertrokken was, grijnslachte de
officier en wreef zich vergenoegd de handen.
„Wat 'n gelukkige inval was dat daar zooeven.
Ik ben toch onder een goed gesternte geboren.
Dat ik daarom niet eerder heb gedacht. Op een
dood-eenvoudige manier breng ik ze bij mekaar.
Die Van Oostrum valt er natuurlijk op aaD,
als een leeuw op z'n prooi. Komaan, vlug even
geschreven."
Hij zette zich aan z'n ech'fiftafel, nam een
carte-correspondence en schreef', terwijl de pen
krassend over het papier gleed
Amice frater.
Ziehier het meisje in kwestie. J9 zult aao
haar een gemakkelijke overwinning hebben,
want ze is grenzeloos verwaand en wil veel hooger
dan dienstbode. Maak haar wijs, dat zfi advo
caatsvrouw wordt. Wat zeg je van de snoes.
JANSONIÜS.
„Hier is het briefje, Marie", zei de luitenant,
eenige oogenblikken later. Je zult bij mjjnheer
Van Oostrum wel op de kamer moeten komen.
Hij is nu eenmaal zoo beleefd. Maar als je met
Ontroerd door den diepen indruk gingen de
broeders en zusters huiswaarts. Kerkhof.
De Burgerafdeeling Middelburg van „Pro
Rege" hield Woensdagavond baar le Jaarver
gadering in het Tehuis voor Militairen. De
vergadering was druk bezocht. De voorzitter
opende de vergadering op de gebruikelijke wijze
en r iep de aanwezigen een hartelijk welkom
toe. Het ledental klom van 16 bij de oprichting
tot 125. De fioantien leverden een batig saldo
van f 4.21 op.
Ds. Bouma sprak een opwekkend woord, hij
vergeleek den strijd van de Oost-Gothen tegen
het Romeinsche Keizerrijk met den strijd die
de Christenen te voeren hebben op alle terrein
des levens voor de eere van hun Koning en
eindigde met een waarschuwing en oproep aan
alle Christenen om pal te staan in dien strijd
om niet evenals de Ooet-Gothen onder te gaan,
maar alle terrein voor den KoDiug der Koningen
te veroveren. Inzonderheid onze jonge broeders
die hun plicht jegens het vaderland te ver
vullen hebben, te steunen gedurende hun
diensttijd om in het leger en op de vloot de
kruisbanier hoog te houden en daar dit het
doel van Pro Rege is, zich aan te sluiten bij
de Vereeniging. Het een en ander werd afge
wisseld door muziek en zang.
Aan het einde der vergadering bracht de
voorzitter den dank der aanwezigen over aan
den spreker en aan hen die voor het muzikaal
gedeelte zorgden.
Een collecte werd gehouden voor het Tehuie
voor Militairen te Middelburg.
Voor het vrije onderwijs, met name voor het
onderwijs met den Bijbel dreigt van Over
heidswege gevaar.
Tal van Overheidsbesluiten moeten worden
uitgevaardigd met het oog op het in werking
treden van de wet op het lager onderwijs.
Daaronder valt ook eene regeling voor de
benoeming van hen, die onderwijs hebben te
geven.
Men zou zoo zeggen, dat de eenvoudige, de
aangewezen weg ware, dat het bestuur eener
vrije school uit de lijst der sollicitanten koos
den persooD, welken het 't meest geschikt acht
te zijn.
Voor de generale eischen geldt, dat allen
zich hebben moeten onderwerpen aan het
examen en daaraan hebben voldaan.
Voor de verdere bijzonderheden in verband
met eiken persoon kon immers aan het bestuur
vrijheid en beslissing overblijven.
Hoogstens ware dan wellicht nog aan het
overheids-schooltoezicht een advies te vragen
maar zonder verderen band.
Doch zie nu, hoe deze zaak geregeld wordt.
Sollicitanten worden opgeroepen de geheele
ljjst wordt met de stukken aan den inspecteur
gezondendeze wijst aan wien hjj geschikt
acht; indien het bestuur hiervan wil afwijken
kan het bezwaar inbrengen bij den inspecteur,
aan wien wederom een termijn wordt gegeven
om nader te adviseeren.
Zulk eene regeling dunkt ons niet slechts
omslachtig maar erger, een aan banden leggen
van de vrijheid.
Feitelijk kan het er op uitloopen, dat het
bestuur voor zijne school niet veel meer zal
zijn dan eene commissie van advies, terwijl de
schoolopziener de man wordt
Is die wel gezind, dan speurt men geen
gezaar; maar er zijn ook andersoortige ge
vallen mogelijken dan heeft zulk een ambte
naar eenen sterken arm om onwilligen
onder zjjne macht te doen buigen.
Gjj kunt aan den vogel op den kruk een
lang touw geven of een kort, maar het eene
einde zit toch altijd aan den kruk verbonden.
Zoo hapert er ook iets aan de regeling in
verband met het leerplan.
Dit moet opgemaakt worden naar den regel
van het „voortdurend voortschrijdend onder
wijs."
mg goede vrienden wil blijven, nog eens, breng
hem het hoofd niet op hol. We zijn beiden
vrijgezel en we moeten van de meisjes niets
hebben.
Marie wist natuurlijk niet, wat te antwoorden.
Inderdaad verlegen bloosde zij en verliet maar
gauw de kamer. De luitenant deed zoo gek
vond zij dat zij liever maar uit z'n nabij
heid bleef.
Wat 'n onzin. Dien mijnheer Van Oostrum
was het zoo Zij bekeek even het adres. Ja,
Van O strum dien zou zij het hoofd ophol
brengen? Hij zou zeker van denzelfden stand
als mijnheer Jansonius z\ja. Welnu, wat bazelde
die kerel dan Een dienstbode en dan dien
vriend van dien officier, 't Was immers onzin
Plots herinnerde zjj zich dan de waarzegster,
die op de kermis had voorspeld, dat zfi een goede
partij zou doen in de stad. Mijnheer Van Oostrum
zou wel van goeden stand zijn. Misschien had
hjj wel geld. En hjj was nog vrijgezel. Zou
dat
„Kom, wat ben ik dwaas," lachte zjj dan bjj
zichzelf, „wat 'n onzin."
Maar toch bleef het haar bjj onderweg, en
toen zij, na eenig zoekeD, in de Javastraat voor
no. 22 stond, klopte het hart van het dwaze,
trotsche meisje en kleurde een hooge blos haar
wantren.
„Mr. A. van Oostrum, Advocaat en Procu
reur," las zjj op het bordje, terwjjl zjj aan
schelde.
Een stevige dienstbode deed open.
„Ik heb hier een brief voor mjjnheer Van
Oostrum", zei Marie, „en moet op antwoord
Deze uitdrukking is er niet eenp, die op
het eerste hooren voldosnde fduideljjk is er
kan 0 i. veel uit worden gehaald.
Ook hier is de gezindheid van den inspecteur
een machtige en onberekenbare factor.
Nu reeds schjjnt grond aanwezig te zjjn
voor klacht over ongeoorloofde inmenging
althans bedreiging |met proces-verbaal, indien
niet naar 's mans begeeren wordt gehandeld,
moet reeds zjjn voorgekomen.
Op den duur kan dat wat worden.
Men kan wel bezwaar maken en beden
kingen inbrengenmaar het staat aan den
inspecteur om het geval aan den onderwijsraad
te onderwerpen, welke dan beslist.
Wjj verstaan de moeilijkheden, waarmede
de minister heeft te rekenen maar de oplossing
is verre van gelukkig.
O i. had de mogelijkheid geopend moeten
worden voor particuliere inspectie, welke, aan
zekere regelen gebondeD, voor eenen kring van
scholen kon gelden
Nu dreigt gevaar; ja eigenlijk is het er
reedswant van de mogelijkheid tot de wer
kelijkheid ia maar ééne schrede vaak.
De wacht moet betrokken bjj het begin ie
de wissel gepasseerd, dan wordt de fout onher
stelbaar.
Dat wie invloed kunnen en moeten oefenen,
waken, eer het te laat zjj en het verkeerde
vasten voet hebbe verkregen.
En het geschiedde, als de menschen op den
aardbodem begonnen te vermenigvuldigen, en
laun dochters geboren werden, dat Gods zonen
de dochteren der menschen aanzagen, dat zjj
schoon waren en zjj namen zich vrouwen, uit
allen, die zjj verkoren hadden.
Aldus wordt ons in Genesis beschreven de
eerste heillooze vermenging van kerk en wereld.
Het mag een uitgemaakte zaak worden geacht,
dat met Gods zonen niet de engelen worden
bedoeld, maar de mannen uit de heilige linie
van Seth, die huwden met vrouwen uit het
geslacht van Kbïd, omdat deze zeer schoon waren.
Deze vermenging van kerk en wereld, zoo
heilloos in hare gevolgen, is een verschijnsel,
hetwelk zich gedurig herhaalt. Godes zonen
zien nog zeer dikwjjls de dochteren der men
schen aan, dat zjj schoon zjjn, en nemen zich
vrouwen uit allen, die zjj verkoren hebben.
De kinderen der wereld in bijzondere mate
bedeeld met de gave der schoonheid. Dit geldt
niet alleen van het lichamelijk schoon. Onder
hen vindt ge de mannen van naam en groot
talent op het gebied der schoone kunsten
dichters, zangers, musici, schilders, literatoren,
acteurs, declamatorenmannen, zooals ge er
onder de kinderen Gods slechts enkelen vindt.
Wie kunstgenot wil smaken, ziet de edelste
gerechten der schoonheid op den disch der we
reld uitgestald met een weelde, die,verbijstert,
en een overvloed, welke op de tafel der kerk
niet te vinden is.
Ia deze eeredienst der schoonheid ligt nu
voor de kerk de verzoeking tot vermenging.
De zonen Gods zagen de dochteren der men
schen aan, dat ze schoon waren. Ook in het
vrome geslacht van Seth waren natuurlijk wel
vrouwen, maar toeu Godes zonen éénmaal de
dochteren der menschen hadden gezien, toen
oordeelden ze, dat zulk vrouwelijk en welver
zorgd schoon onder hun geloofsgenooten een
voudig niet gekend werdzoo iets was in de
heiligo linie niet te vinden. Ze zochten toenade
ring. Ze verlangden in die wereld van schoon
heid te leven, te genieten. En ze werden er ook
met vreugde ontvangeD, want de dochteren der
menschen gaven zich aan Godes zonen ter vrouw.
Edoch, deze genieting van het schoone der
wereld moest met den duren prjjs van het offer
der vroomheid worden betaald.
De vrome mannen trokken niet hun schoone,
wereldsche vrouwen uit de wereld tot de kerk,
maar de schoone, fidele vrouwen lokte hunne
vrome mannen uit d9 kerk in de wereld.
De wereld van het vrome en de wereld van
het schoone dekken elkander nog niet in deze
bedeeliug. De tempel des Heeren is nog niet
de tempel der kunst, en de tempel der kunst
is nog niet de tempel des Heeren. Er komt
wachten."
„Komt u maar even in de vestibule, dan kunt
u daar wel op antwoord wachten", zei het
meisje.
Eenige oogenblikken later kwam zfi terug
„Wilt u maar op mfinheer's kamer komen?"
En toen Marie boven kwam: „Da tweede deur
rechts".
„Dag juffrouw", verwelkomde Mr. van Oostrum
haar. „Neemt u een stoel. Sommige dienstboden
kuDnen zoo lomp zjjn. Wat is dat voor een
manier van doen, om u in de vestibule te laten
wachten. Ik zal even een antwoord voor mjjnheer
Jansonius schrfiven."
Marie keek intusschen de weelderig gemeubi
leerde kamer rond, waaruit zfi concludeerde,
dat de bewoner zoo niet rfik, dan toch bemid
deld was.
„Is u een kennis van mfinheer Jansonius
wekte de stem van den advocaat haar uit haar
mfimering. „Hjj heeft mfi toch nooit over u
gesproken."
Marie zat op heete kolen. Zou zfi zeggen, dat
zfi dienstbode is of vlug wat anders verzinnen
Maar dat was immers onzin. Hfi kwam het toch
van zjjn vriend te weten."
„Neen, mfinheer, maar ik ben de dienstbode
van de mevrouw, waar mfinheer Jansonins zfin
kamers heeft", zei ze, hem vast aanziend, even,
een ondeelbaar oogenblik.
„U een dienstbode?" vroeg Albert van
Oostrum op zoo een ongelooflijken toon, dat
Marie hevig bloosde. „Nu houdt u mfi toch
voor den gek."
„Neen, mfinheer, waarom zou ik dat? Het is