Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 35e Jaargang. Vrijdag 4 Februari 1921. No. 5 UIT HET WOORD, Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vuti liimrkirsD.D. R. J. I. i. VEER, J. 0. HELERS*, F. J. li. EIRE, B. IEIJER, H. F. I. 6. DE WILLE n F. W. J. IM. PBRSVBRBEN1G1NG ZBiüWSCHB KERKBODE. Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Mlddelbarr. DAVID EN ADONIA, DE ZOON VAN HAGG1TH. I. »De koning David nu was ouü«, lezen we in 't begin van 1 Koningen 1. David was oud en weibedaagd. Hij was op jaren gekomen, of (zóó staat er letterlijk in het Hebreeuwsch) bij was op dagen gekomen. En men dekte hem met kleeren, of dekens (gelijk men ook vertaalt), doch hij wilde niet meer warm worden. Koning David was een stumperd geworden. Toch was bij nauwelijks zeventig jaar. En er zijn er velen, die nog heel wat jaren méér tellen, die vijfenzeventig of tachtig of daarboven zijn en dan nog flink en frisch en krach tig zijn. Jong opnieuw. Eu jongeren be schamend. Menschen, die ons herinneren aan het slot van Psalm 92. Oude boomen, maar nog groen en vruchtbaar. Grijsaards van een eind in de tachtig. Ge moet er voorzichtig mee zijn. Want ze zetten, als ge niet oppast u, die in de fleur van 't leven zijt, straks in het zonneije door hun kloek en moedig optreden of hun jeugdig- energieke houding. Daarentegen zijn er ook, die oud zijn vóór den tijd. En zoo was 't nu met David eenigszins. Eenigszins. Want hij werd toch nog zeventig, eer hij invalide was. En 't gebeurt, dat op of voor het dertigste jaar avleesch en lijf verteerd" is en moed en kracht er uit zijn. Immers, zóó gaat het wel, als men het begin der wijfchèid, de vreeze Gods vergeet. Eu het pad zoekt, dat helt naar den dood. Dan geeft men zijn jaren sden wreedecc. Dat had David niet gedaan. Hij ging ons voor op den weg des levens. Niettemin is er ook bij David betrekkelijk vroege invali diteit. Want zeventig jaar is toch geen zóó hooge leeftijd, dat men dan in den regel totaal een ruïne zou zijn. En David was toen inderdaad niet veel anders dan een ruïne. Ter verklaring daarvan wijst de een erop, dat David een kind des ouderdoms geweest was; een tweede zoekt de oorzaak in Davids buitensporigheden, vooral zijn vrouwenliefde. Maar zeker is wel, dat Davids ontberingen, zijn strijden en zijn lijdens weg hier in aanmerking komen moeten, vooral de bittere huiselijke ervaringen, die bij in den laatsten tijd bad doorgemaakt, de kastijdingen Gods om zijn zonde. Hoe het zij, David de koning, was lichamelijk geworden een bouwval. De Koheleth, de Prediker van Jeruzalem, Davids zoon Salomo heeft het ons in Prediker 12 geteekend, hoe het is met den mensch op zijn ouden dag, vin de kwade dagen<r, »als de sterke mannen zich krommen en de wachters des huizes beven« en ver verschrikkingen zijn op den weg«. Eu dat deerniswaardig beeld vertoonde David nu. En als w ij oud worden mogen, worden wij ook een wrak, een ruïae, een bouwval, een zeer gebrekkig, hulpbehoevend mensch, een stumperd, die het medelijden wekt. En o zoo spoedig zijn die dagen er, als wij tenminste oud worden mogen. O zoo snel komt dan die ouderdom. Want des menschen dagen zijn als het gras. Wij vliegen daarheneD. Gelukkig, wanneer we als David de eerstelingen onzer jaren den Heere gegeven hebben. Hij heeft recht op onze beste krachten en niet maar op de overgeschoten brokken. Niet maar op onzen ouden dag, maar op onze j*ugd en op de kinderjtren. Eu nooit vroeg genoeg kan men Hem zoeken en op dien Zaligmaker hopen, in Wien ook David heeft geloofd. Zijn we van der jeugd aan des Heeren eigendom, dan zijn ook de kwade dagen van den ouderdom met zijn kwellingen niet erg meer, want dan is zelfs de dood niet erg. Gedenkt aan uwen Schepper in de dagen uwer jonge lingschap, eer dat de kwade dagen komeü. Voor David waren ze gekomen. David was oud. Zeer oud, zegt vers 45. Straks zou hij sterven. Koning David heeft ver derving gezien na zijn troonsbestijging. De Koning, waarvan David het voorbeeld was, echter niet. Die Koning heeft geen ver derving gezien, nadat Hij den troon be klommen had. Die Koning is Davids Zoon en Davids Heere, Christus de Zaligmaker. Die is ook onze Koniog en Heere. Die leeft in eeuwigheid. En wij dan met Hem. En als we door 't geloof dien Jezus toebehooren, dan mogen we weten, dat Hij ons ook niet verlaat, wanneer het einde nadert en dat voor ons op den klaagzang van den ouder dom volgt het lied der onsterflijke, eeuwige jeugd. Adonia, de zoon van David en van Hag- gitb, maakte schandelijk misbruik van den toestand van zijn ouden vader om weder rechtelijk te staan naar 't bezit van den troon. Adonia verhief zich, zeggende»Ik zal koning zijn". Hij volgde het voorbeeld van Absalom na. En bij bereidde zich staatsiewagens en escorteerde ruiters en vijftig mannen, loopende voor zijn aange zicht. Zoo deed Absalom ook, vroeger. En Adonia had blijkbaar ni9t veel geleerd uit hetgeea met Absalom gebeurd was. Even min als de tegenwoordige revolutionairen wijzer geworden zijn door hetgeen de laatste jaren in Europa geschied is. Rijke zegeniügen waren beloofd door de mannen der revolutie. Maar wat de arme volkeren plukten, die zich hadden laten misleiden door de leugenachtige leuzen en valsche idealen, bleek zeer duidelijk de giftige vrucht van een giftige plant. Niettemin gaan de revolutionaire misleiders der vol ken door in het oude spoor. Ze hebben niets geleerd. En nu is het wel een ver blijdend verschijnsel, dat Da de koude ontnuchtering het volk althans in ons land, in zijn meerderheid zich meer afkeert van die leiders en er genoeg van heeft voorloopig, maar gerust kan men niet zijn. Want als het volk zijn oor blijft afkeeren van de wet Gods te hooren, daa heeft ook het volk niets nog geleerd. Als men zich niet keert tot de wet en tot het getuige nis, hoe duidelijk daa de ontvangen lessen ook zijn, men heeft er dan nog niets van verstaan. Doch 't geen d i e groote omme keer bij de menschen bewerken kan, is niet minder dan verandering van hart en zin en oog en oor, is wedergeboorte, ge loof en bekeering, tot het evangelie van Jezus Christus. Adonia verhief zich. Revolutie was het wachtwoord bij hem. En met hem spande samen Joab, een wreed heerschzuchtig man van grooten invloed en onbegrijpelijk ook Abjathar, de hoogepriester. Wat zal het een opspraak gegeven hebben in Israël, dat hij met Adonia meeging. Aan de zij der revolutie zien we in tijden van gisting wel mannen staan, van wie we het tevoren nooit konden bevroeden. Tijden van be proeving brengen soms smartelijke ver rassingen. Dan gingen velen ook terug van achter Jezus. Dan bleek een discipel Judas de verrader van den Heiland. Dan komt het uit, wat men aan den mensch heeft. Maar dan komt ook uit, wat het geloof beeft aan den Heere en aan Zijn Woord. Dat kwam ook uit in de dagen der mis dadige woeling van Adonia. Revolutie was het wachtwoord voor Adonia. En revolutie is het wachtwoord voor velen in onzen veel bewogen tijd. Adonia zeideIk zal koning zijn. Hij zei dat niet maar in zijn hart. Hij zei dat in het openbaar. En zoo schaamt men zich ook heden niet voor revolutionaire begin selen en ideëen en woorden en daden. Maar velen schamen zich wel voor de a n t i-revolutionaire beginselen. Revolutie is in de mode. En hetgeen in de mode is, vindt veel aanhang. Mode is echter Diet het rechte woord voor het tegenwoordig heerschen der revolutionaire begrippen. We hebben hier te doen met meer dan mode. Hier ligt een groot verschil tusschen Davids tijd en onzen tijd. Toen was alleen maar sprake van een handig gebruik ma ken van een gunstig lijkenden toestand door een heerschzuchtig man als Adonia en een paar andere raddraaiers. Niets meer. Maar n u hebben we te doen met den geest, waarin het volk of althans een aan zienlijk deel van het volk allerwegen werd opgevoed, een eeuw en langer. En nog wordt opgevoed op de openbare scholeD. Onmerkbaar. Zonder dat het gros van het volk het zag. Terwijl zeer velen in hun blindheid het nog niet gewaar worden. Ofschoon ze waarschuwing genoeg ont vingen. Honderd jaar en meer werd stel selmatig het volk onderwezen, hoe het zich te emancipeeren had aan den dienst des Heeren, en onder vele valsche leuzen werd het vertrouwd gemaakt met de omkeering der ordinantiën Gods, met de revolutie beginselen. En zoo was de revolutiegeest er al, voor de revolutie zelf er was. En thans hebben de voormannen der revolutie het gemakkelijk, naar het schijnt. Ze hebben slechts de vrucht te plukken van den boom, die zoo zorgvuldig werd gekweekt en verzorgd en zoo lang. Ze hebben alleen den tijd aan te geven van revoltuionaire actie en te beoordeelen of de gewenschte politieke situatie er is. En dan te roepen, zooals dat ook gedaan is in Rusland eerst en daarna in Duitschland en andere landen: „Weg met brandkast en troon en altaar". En dan komt de revolutie. Ja, wel zeker, dan komt ze, ja, als dan tenminste ons a n t i-volk er niet meer mocht zijn, of als dat slapen zou, dat volk, dat naar de trouw en de genade Gods over ons verwakkerd werd nu reeds van voorlang om ook scholen te bouwen voor zijn kinderen en die te onderwijzen in den geest der Heilige Schrift. Maar deze week nog was dat volk er, en 't sliep nog niet en 't kwam hier en daar in ons ge west in groote scharen bijeen en 't was nog bezield door een ander beginsel dan dat der revolutie, door het geloof in den machtige Jacobs, en het werd in dat ge loof gesterkt, dank zij 's Heeren ontfer ming. En a 1 8 dat volk in tijd van span- nenden nood onder het weerklinken der revolutieleuzen eens, wie weet, niet vermocht door de kracht des geloofs den revolutievloed onder de al te sterke zui ging van den tijdstroom te keeren^ dan zal het waarschijnlijk toch blijken dat dat volk er i s Wij blijven ook bij 't zinken Der vaad'ren God gewijd 1 F. J. VAN DEN ENDE. KEBKEMJK LBTBH. Colijn en Idenburg. AboimnentaprUsper kwartaal b$ vooruitbetaling 9 0 cent. Afzonderlijke Dammers 7 cent. AlYtrUltUprtyfl t 15 cent per regelbü jaarabonnement van minstens 500 regels belangrfke reductie. UITGA Y1 YAH DE Adres de Administratie Berichten, Opgaven Pre likbeurteu en Advertentiën tot u i t o r 11 k Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkere LITTOOIJ OLTHOFF, Middolburg. Adonia, nu, de zoon van Haggitli, verhief zich, zeggende„Ik zal koning zijn". 1 Koningen 1 6. De Kerkbode heeft met geen enkel woord melding gemaakt van de vergaderingen welke in Goes, Middelburg en Ylissingen gehouden werdenwaarin de leiders der antirevolutionaire partjj optraden. Eensdeels omdat ons Blad niet politiek is, maar anderdeels omdat we een op wekking voor die samenkomsten overbodig achten. De oud-ministers zjjn nu geweest en het is gebleken, dat we juist gezien hebben. Er was in drie plaatsen, waar zg spraken een groote schare opgekomen om eens naar deze mannen te luisteren en we kunnen zeggen, dat de opgewekte verwachting niet te hoog ge spannen was. In Middelburg sprak de heer Coign, en we hebben hem van 't begin tot het einde met groote instemming gehoord. Ofschoon hij ver klaarde, dat hg en de heer Idenbnrg niet tot de knieën van dr. Kuyper reikten, toch was de teekening, welke hg in enkele woorden gaf over den buiten- en binnenlandschen politieken toestand keurig en ieder gevoelde, dat deze man op de hoogte was. Het meest trof me de zuiverheid van toon, welke in heel de rede doorklonk, en welke tot aller hart wel moest doordringen. Aan zulk een woord is er inderdaad behoefte, want het is maar al te waar dat ook in onze staatspartij de rechte bezieling gemist wordt. Er is een verschil tusschen voorheen en thans, 't welk hen vooral met droefheid vervult, die de geestdrift van vroeger hebben gekend. Het was niet noodig, dat al de oorzaken genoemd werden, welke het vuur hebben gedoofd, maar het was wel goed, dat de spreker aandrong tot een nauwgezet oüderzoek van aan eigen hart Als dit laatste gebeurt, dan zal het gevolg zgn, een algemeene verootmoediging voor God en een verwakkering van de liefde tot de beginselen, welke we voorstaan op staatkundig gebied. Het is volkomen waar, dat we niet tevreden zijn met de resultaten, welke de samenwerking van de rechtsche partijen ons gebracht heeft, ook al weten we zeer goed, dat we slechts een tiende gedeelte van de bevolking uitmaken en daarom dringt zich de vraag steeds meerop of de tgd niet nadert, waarop we weer in ons isolement onze kracht hebben te zoeken. Hoe dit ook zg, indien maar allen, die met ons staan op denzelfden bodem zich helder bewast zgn van onze staatkundige belijdenis, dan kunnen we gemoedigd den strgd voortzetten. Alleen de gewortelde overtuiging, dat ons volk terug moet tot de wet en het getuigenis kan ons stalen tot den moeielijken arbeid welke ons in de toekomst wacht, en kan ons pal doan staan tegen de opdringende revolutionaire denkbeelden. Het optreden van zulke mannen kan niet anders dan kalme bezinning wekken en zal de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1921 | | pagina 1