FEUILLETON.
Een verwoest Leven
UIT DE FEB®,
Prikkelbaarheid.
Van 's Levensopgang.
Toen ik pas in Magalang was aangekomen
had ik in dien terugtocht niet zooveel zin en
probeerde ik om in zoo'n dorp te overnachten.
Ik had van dat voornemen kenEis gegeven aan
den Javaan in wiens huis ik de samenkomsten
hield en gevraagd of ik dan in zgn huis zou
kunnen overnachten. Deze Javaan vond het heel
goed en deed op zijn manier zijn uiterste best
om dat nachtverblijf zoo geriefelijk mogelijk te
doen z|jn. H|j wist, dat Hollanders niet gewoon
waren om op een matje te slapen en ging er
op uit of bij ook zoo iets als een matras kon
vinden, eindelijk was h|j klaar matras, kussen
en een deken had h|j weten te vinden maar ik
zal U maar niet nauwkeurig beschrijven hoe
dit alles er uitzag, het was in een woord vuil
envies; m^ar eDfiö, er bleef geen andere keus
over en zoo vlijde ik me neer op het bed, dat
deze Javaan met zooveel inspanning had weten
te verkrijgenvan slapen kwam echter niet
veel, de ietwat onaangename geur, die uit deze
matras en hoofdkussen opsteeg belette dit reeds,
maar het slapen werd onmogelijk toen in de
stilte van den nacht de ratten te voorschijn
kwamen en tot hun wandelterrein m|jn slaap
stede schenen uitgekozen te hebben.
Den volgenden morgen toen ik thuis kwam,
leidde mijn vrouw me naar de badkamer opdat
ik van ongewenscht gezelschap zou worden
verlost. U begrijpt, dat ik sedert dien des avonds
maar weer huiswaarts keerde, ik meende aan
eigen welstand verplicht te z|jn het logeeren in
de desa na te moeten laten. Op andere terreinen
z|jn de groote afstanden evenzoo oorzaak van
veel en veel tijdverliesop enkele terreinen
zooals Solo en Poerbolinggo mochten de missio
naire predikanten reeds een auto als geschenk
ontvangen van milde Zendingsvrienden, wat als
bewijs dient, dat z|j, die van nab|j over die
afstanden konden oordeelen, het hebben van een
Zendingsauto noodzakelijk oordeelden. Het heb
ben van een Zendingsa to is ook voor Magelang
noodzakelijk, temeer nu het klimmen der ge
wone uitgaven voor de Zending niet toelieten
een tweede kracht naar Magelang uit te zenden,
die m|j van veel arbeid zou kunnen onth-ffen.
Waar echter zoo'n tweede kracht niet kan ge
zonden worden, zou het heerlijk z|jn, wanneer
door tijdsbesparing in 't reizen, het verlichten
van den arbeid door m|j alleen gemakkelijker
werd gemaakt Andere vervoermiddelen zgn
niet te gebruiken, die gaan of te langzaam of
bieden geen voldoende beschutting in den regen
tijd, zoodat we eerst goed geholpen z|jn indien
we in 't bezit zijn gesteld van een Zendingsauto.
Waar 't chauffeeren door mij zelf zou geschieden,
zouden de telkens wederkeerende uitgaven tot
een minimum beperkt blijven.
Zeer hoop ik, d^t deze mededeelingen U allen
van de noodzakelijkheid der Zendingsauto zullen
overtuigen en ik straks door de vele Zendings
vrienden in Zeeland in staat gesteld zal worden
dezen grooten tijdwinner aan te scheff-n.
Uw br. A. Mkrkelijn.
't Gebeurde in het huisgezin van een predikant.
Hij was in den winter erg druk bezet met
allerlei diDgen. Tot Kerstmis ging het dan ge
woonlijk goed z|jn catechisaties kon hg met
opgewektheid houden, zijne Kerstpreeken maak
te hij met veel zorg gereed, vooral er op bedacht
elk jaar wat nieuws te geven. Oud-en Nieuw
jaar gaven hem gewoonlijk voldoende prikkel,
om met toewijding de gemeente voor te gaan.
Alleen zijn vrouw merkte wel in de vacantie, dat
hij eigenlijk te weinig van de kinderen ver-
drsgen kon. Zij hield ze wel zoo rustig mogeljjk,
maar dat kon ze ook niet alt|jd gedaan krijgen,
en ook niet alt|jd volhouden, vooral met die korte
dagen en ook dat sombere regenweer.
Als ze haar man dan zoo vurig hoorde preeken
tot het laatst toe, dan beklemde haar voort
durend de angst, dat h|j het straks na Nieuw
jaar weer moest bezuren, 't Was wel gebeurd,
dat hij begin Jannari met zware kou in bed
zeilde en och, neen ze had haar man natuurlijk
niet graag ziek, maar z|j had het zoo toch liever,
dan dat h|j om dien t|jd moest hoesten, zoo
onder het weer begonnen werk door, dat hg te
veel van zichzelf gevergd had. Alles prikkelde
hem dan. De kinderen aan tafel waren h m
altijd druk; als er een op het orgel speelde, al
waren het de onschuldigste oefeningen, 't moest
dadelijk ophouden zoodra hg den sleutel in de
deur stok.
De catechisanten, waar hg anders nooit over
klaagde, vond hg in die dogen echt vervelend:
ze werkten niet en waren nog onbeleefd op den
koop toe. Het eten was te zout en de thee was
te slap kortom, de wereld was in de war.
Zijn vrouw beleefde dan weer moeilijke dagen.
Ze kende baar man al langer en als hij dan
later zgne verwondering er over uitsprak, dat
ze zoo geduldig zgn knorrige buisn had afge
wacht, dan zei ze ,Och lieve mau, ik had het
wel begrepen, dat je weer te veel op je zenuwen
gewerkt had. Je bad den voorraad arbeidskracht
reeds vooruit gebruikt en toen kwam je in
Januari te kort 1"
Zgn kinderen hielden er niet zooveel levens
wijsheid op ca en vonden vader in zoo'n tgd
wat vervelend. Ze kwamen hem niet tegemoet
in de gang, ze klauterden hem niet op de knie
en niet zelden bracht die houding van de kin
deren hem tot bezinning en begreep hg, dat
zgn brombeersstemming hen van hem wegjoeg.
Zoodra hg dat begreep, kwam meestal de
kentering, de zenuwen kregen weer hun gewone
draagkracht, nadat h|j wat meer rust genomen
had.
Of deze prikkelbaarheid in dezen tijd alleen
Is*-
wanneer ze zoo druk zgn en ons zenuwach ig
en prikkelbaar maken, dan is er maar één
plaats waar we bestendige rust en onuitput
telijke kracht kunnen vinden in de binnen
komer, waar we onzen God niet te vergeefs
zullen zoeken.
Zouden we dat wel genoeg doen
G. Meima.
(Overgenomen uit de Gron. Kerkbode).
Voor een goed Gereformeerde staat de kerk
altoos nog in het middelpunt van zgn leven.
De kerk is zgn geestelijke moeder. Aan haar
zgn de woorden Gods toebetrouwt. Zg heeft
dat Woord te doen uitgaan in en voor het volle,
rgke en veelzijdige mensehenleven. Daarom kan
't niet anders of de kerk als kerk heeft een
hooge en heilige roepiüg ook voor de .rijpere"
jeugd.
Dit mag wel zeer sterk op den voorgrond
gezet, vooral in onzen tijd, en moet zonder op
houden én aan de kerk én aan dejeugd herinnerd-
De kerk is naar odzc belijdenis de vergade
ring der christ.-geloovigen. Tot die christ.-ge-
loovigen behooren ook de nog jonge menschen,
de nog niet geheel volwassenen. Als kinderen
werden die in de kerk geboren. Op grond van
de beloften van Gods genadeverbond ontvingen
heid is al mooi genoeg, maar meer mo t niet
geeiseht worden. En wat hun levensopenbi-ring
betreft, wat al klacht wordt daarover Diet ge
klaagd Losheid in levensgewoonten, meedoen
met de wereld, bezoeken van allerlei publieke
vermakelijkheden en zich uiten in een t3al aan
alle godsvrucht gespeend, is dat alles niet het
kenmerk van vele jonge kerkleden
Maar ook de jeugd spreekt nu jaist niet in
waardeerende taal over de kerk. Ook zg meent
heel wat te klagen te hebben.
De preek duurt veel te lang en is gewoon
lijk dor en het tegendeel van boeiend. De
catechisatie is saai en mist alle aantrekkelijk
heid. De dominees begrijpen de jeugd niet en
doen net alsof z|j zelf nooit jong geweest zgn.
De ouderlingen spreken als had de jeugd haar
eigen nooden en behoeften niet. Zeker er is nog
wel een enkele goede dominee en een enkele
geschikte ouderling, maar over 't algemeen, neen,
'fc is wat duf in de kerk, alles zoo uit de oude
odos en zoo aarts-conservatief, 't Is hoog noodig,
dat er wat frissche lucht in de kerk komt, dat
het altoos hetzelfde eens eindelijk ophoudt.
Zoo oordeelt tegenwoordig de jeugd over de
kerk. En zeker dat oo deel vindt wel geen
instemming b|j alle jonge menschen.
Er zgn gelukkig ook iu onze dagen nog
jeugdigen van jaren, die de kerk liefhebben,
prediking en catechisatie met lust bezoekeD,
maar toch is het een niet te ontkennen feit dat
de kerk en de jeugd niet bijzonder over elkander
den zgn.
eer °P z*ckze^* Hangt
1 De papieren der
DOOR
HUGO KIKGMANS.
7.)
(Nadruk verboden.)
Peitelgk mocht ze hem niet. Hg betaalde
echter goed, was een zoon van schatrijke ouders
en had bovendien een aardige practgk
Ze had er wel eeES over gedacht, hem de
huur der kamers op te zeggen, maar schrikte
er dan ook weer van terug, want steekhou
dende argumenten, geldige redenen kon zg toch
eigenlijk niet opgeven.
Zg kon toch niet zeggenj dat zg hem niet
vertrouwde, dat zg wel eens had vernomen, dat
hg het in z'n privaat leven zoo nauw niet nam.
Hg zou onmiddellijk bewijzen vragen en daa
stond z|j met den mond vol tandeD, want die
had zg niet. Zg vond het dus wel wat gewaagd.
Bovendien zou dan een goede bron van inkomsten
haar ontgaan, want hg betaalde enorm. Zoodat
zg telkens van haar voornemen werd terugge
roepen en hem de huur niet opzei.
De advocaat Van Oostrum wist van die over
leggingen Diets. Het beviel hem daar best en hg
dacht er niet aan, heen te gaan.
Terwgl de hospita aan het afnemen was en
hg met haar praatte over koetjes en kalfjes,
ging de schel over.
,0, juffrouw, dat zal mgnheer Jansonius zgn.
Tiraer is een middel: zich niet zoo gauw
over iets op te winden. „Mensch, erger je niet",
is een gezonde leefregel. Vooral wie met kin
deren moet omgaan of met jonge menschen
moet werkt'd, vindt zooveel reden tot ergernis,
dat h|j m. ar nitt bg alle gelegenheden kan
opvliegeü.
En voorts denk ik hier aan den raad, die
mevr. H. Baecher Stowe ergens geeftleer
tegen de menschen te zwijgen en tegen God te
spreken. Dat is inderdaad de beste raad. Wan
neer we in de opvoeding onzer kinderen met
de moeilijkheden worsteleD, iederen dag weer,
Laat u hem op m|jn kamer."
„Ja, mgnheer", was het korte antwoord en
z|j mompelde half-luid „Daar komt die misse
lijke vent ook weer."
Die „misselijke vent" was de ver-van-liefelijke
benamiDg, die de le luitenant der infanterie,
Jansonius van de juffrouw ontving.
Niettemin liet zij hem vriendelijk binneD. 't Is
ODgeloofelgk, hoe de mensch iü staat is zgn ge
dachten en gevoelens te verbergen
„Bonsoir, amice, bonsoir", druk doende de
officier, rinkelend met de wandels-ibel.
„Bonsoir, Jansonius. Ga zitten, man. Je be
grijpt, dat ik voorloopig nog niet ga wandelen,
want ik ben zoo lui na mgn copieus diner, dat
ik de onbeleefdheid heb, niet op te staan bgje
hoog-gewaardeerde komst. Apropos, hoe bevalt
het je in de Vischstraat
„Tot heden uitstekend, man. Ik ben er nu ruim
veertien dageD, laat 'es zien, ja veertien dagen
maar het gaat best. Aardige kamers, het pe.r sion,
uitstekend en een dienstbode, man, om van t
snoepen. Is er nog niet erg lang, geloof ik.
Meisje van buiten, als ik het goed heb begrepeD
die het stadsleven nog niet kent. Maar ee
fideele meid, jo, 'n snoes, in één woord."
„Kerel, maar waarom
„Zwgg D0U- Maak het niet erger, dan het a
is. Je weet toch wel, dat ik voorloopig een voor
beeldig leven moet leiden. Pipa wil me beslis
uithuwelijken met, nou je kent immers de dime!
in kwestie Ik voel er natuurlijk niets voor, maa
de centeD, maar, de centen. Ik heb nu eenmaal
geea ouders, die lieden in bonis z|jn, zooals jjj.
Maar om op het meisje terug te komeD, 't is