Een verwoest Leven
FEUILLETON.
doob
Vrederust.
Bouma
..Opgang".
K.
Kerk- en Kihstliilsnwi.
Olficiëel* Btrl«ht«n.
S. Gboenevbld, cl. dep.
en er werden voorstellen geformuleerd, be
sproken, aangenomen en verzonden naar de
Generale Synode, welke in 1905 samenkomen
zou. Met een zekere spanning werd uitgezien
naar de beslissing, welke aldaar vallen zou.
We willen nu .alleen uit dat Rapport overne
men het gedeelte dat betrekking heeft op de
onderstelde wedergeboorte. Het is van den
volgenden inhoud: Uwe Synode verklare, dat
volgens de belijdenis onzer kerken het zaad
des verbonds krachtens de belofte Gods te
houden is voor wedergeborenen in Christus
geheiligd, totdat bjj het opwassen uit hun
wandel of leer het tegendeel blijkt dat het
echter minder juist is te zeggen, dat de doop
aan de kinderen der geloovigen bediend wordt
op grond van hunne onderstelde wedergeboorte,
omdat de grond van den doop is het bevel en
de belofte Godsdat voorts het oordeel der
liefde, waarmede de kerk het zaad des verbonds
toor wedergeboren houdt, geenszins zeggen
wil, dat daarom elk kind waarlijk wedergeboren
zou zgn, omdat Gods woord ons leert, dat niet
allen Israël zijn maar van Iaaak gezegd worde
in hem zal u het zaad genoemd worden (Rom.
9 16) zoodat in de prediking steeds op ernstig
zelfonderzoek moet worden aangedrongen, aan
gezien alleen wie geloofd zal hebben en gedoopt
zal zijn, zal zalig worden. Voorts houdt de
Synode met onze belijdenis staande, dat „de
•acramenten niet jjdel noch ledig zjjn om ons
te bedriegen, maar zichtbare teekenen en ze
gelen van een inwendige en onzienlijke zaak,
door 't middel derwelke God in ons werkt
door de kracht des Heiligen Geestes (art. 33)
en dat inzonderheid de doop „het bad der we
dergeboorte" en 9de afwassching der zonde"
wordt genoemd, omdat God ons door dit God
delijk pand en teeken wil verzekeren, dat wij
zoo waarachtigljjk van onze zonden geestelijk
gewasschen zijn, als wij uitwendig met het
water gewasschen worden", waarom onze kerk
na den Doop, God dankt en looft, dat Hij ons
en onzen kinderen door het bloed van Zijn ge-
l.efden Zoon Jezus Christus al onze zonden
vergeven en ons door Zijnen Heiligen Geest
tot lidmaten van Zijnen eeniggeboren Zoon en
alzoo tot Zijne kinderen aangenomen heeft en
ons dat met den Heiligen Doop bezegelt en
bekrachtigt, zoodat onze belijdenisschriften wel
duidelijk leeren dat het sacrament des Doops
beteekent en verzegelt de afwassching der
zonden door het bloed en den Geest van Jezus
Christus d. w. z. de rechtvaardiging en de ver
nieuwing door den Heiligen Geest als weldaden,
die God aan ons zaad geschonken heeft. In-
tusschen meent de Synode, dat de vraag of elk
uitverkoren kind daarom reeds vóór den Doop
wedergeboren is, noch op grond van Gods
Woord noch op grond van de belijdenis met
zekerheid valt uit te maken, zoodat het eisch
is zich hierover met groote omzichtigheid uit
te laten en niet wijs te willen zijn boven het
geen on» God heeft geopenbaard.
Dit laatste gedeelte werd nog duidelijker uit
gesproken, gelijk uit art. 158 bladzijde 86 blijkt
„Intuaschen meent de Synode, dat de stelling,
dat elk uitverkoren kind daarom reeds vóór
den Doop metterdaad wedergeboren zou zöd,
noch op grond van de schrift noch op grond
van de Belijdenis te bewijzen is, dewijl God
zijn belofte vervult naar Zijn vrijmacht op
zijnen tgd, hetzij vóór of onder of na den Doop,
zoodat het eisch is zich hierover met voorzich
tigheid uit te laten en niet wijs te willen zijn
boven hetgeen God ons heeft geopenbaard."
We wisten reeds lang, dat het Blad der
Christelijke Gereformeerden „De Wekker"
telkens er weer op wees, dat de Gereformeerde
kerken zich schuldig maakten door te leeren,
dat de Doop der kinderen werd toegediend op
grond van de onderstelde wedergeboorte, hoewel
deze kerken zich duidelijk hadden uitgesproken.
Wijl echter door het uittreden van ds. Wisse
er zijn optreden in onderscheiden vergadering®a
deze beschuldiging opnieuw ook in onze kringen
doordrong, oordeelden we nog eens de officieele
verklaring van de kerken te moeten laten
afdrukken, opdat ieder in de gelegenheid zij te
oordeelen over een dergelijke aanklacht.
We vinden het treurig dat hierover thans
nog geschreven moet worden en we verstaan
niet, hoe iemand, die weten kan wat de Gere
formeerde kerken op dit punt getuigen den
moed heeft met zulke verwijten nu nog aas te
komen.
HUGO KINGHANS.
6.) (Nadruk verboden.)
HOOFDSTUK VI.
Wist moeder dan niet, dat een dienstmeisje
in de groote stad veel meer verdiende Welnu
dan, dan zou z$ toch meer geld naar huis kunnen
sturen, dan zij nu afgaf Al ging zij moeder en
het dorp verlaten, zij zoo toch nog wel denken
aan haar en haar geboorteplaats. Moeder moest
dat niet zoo donker inzien. Zooveel meisjes gingen
immers in een groote stad dienen Boer Jansen
gaf haar volkomen geljjk. Zjj was geen meisje,
dat haar leven op een dorp moest verslijten.
Wijselijk verzweeg ze, dat de boerin bij die
woorden het hoofd had geschud. Neen, moeder
moest daar niet zoo tegenop zien. Het liep best
los. Heusch, zoo erg was het niet.
Zoo redeneerde zij aldoor.
De [zwakke moeder worstelde, worstelde als
Jacob met God.
En aanvankelijk weigerde zij het meisje te
laten vertrekken. Hoe Marie ook mokte, zij bleef
volhouden, tot het kind, dat ongenietbaar werd,
eindelijk toestemming kreeg wat het meisje
in de wolken bracht.
Het is misschien overbodig ontneem me deze
hoop niet maar het kon eens zijn, dat
iemand niet lette op de kennisgeving onder de
predikbeurten, zoodat bh later tot zijn spijt
ontdekte, dat het reeds voorbij was. Daarom
whs ik er even op dat Woensdagavond 7 uur
den £6 Januari in de Gasthuiskerk te Mid
delburg een vergadering gehouden wordt in 't
belang van de Stichting „Vrederust", waarin
hoopt op te treden ds. Sunderme\jer van Ritthem,
die een warm pleidooi houdt voor onze gees
telijke kranken, van wie in Jezus' Naam het
werk der barmhartigheid verricht wordt.
De zaak verdient aller steun, het opwekkend
woord kan goed zijn en het verlevendigt in
ons het bewustzjjo, welk een groote weldaad
we g8nieteD, dat God ons de beschikking laat
over onze verstandelijke vermogens.
In onze omgeving is dezer dagen gecolpor
teerd met het tijdschrift tot beoefening van
Christ. Kunst en Letterkunde, dat wordt uit
gegeven door den heer van Schaick te Sch8-
veningen.
Op zichzelf genomen is het noodzakelijk,
dat een dergelijk tijdschrift onder ons verschijnt,
't ls jammer dat „Bloesem en Vrucht" moest
verdwijnen. Daarom zouden wh gaarne „Op
gang" met alle kracht steunen en in onze
kringen verbreid zien. Als de Radactie maar
toonde wat meer ruggegraat te bezitten. En
het christelijk karakter in alle stukken die
opgenomen wordeD, een onmisbaar element
wareDat laat evenwel wel wat te wensehen
over. Zeker, er staat veel goeds in „OpgaDg",
maar ook veel dat niet deugt. Eigenaardig
is, dat de colporteur o.a. den naam noemt van
Dr. de Moor als iemand, die zich ook voor dit
tijdschrift wilde geven als medewerker om 't
in goede banen te leiden. Evenwel in de
Noord-Hollandsche Kerkbode van 7 Januari
j.l. raadt Dr. de Moor juist op grond van den
inhoud der Decemberaflevering aan tot voor
zichtigheid Hij schrijft: „men houde ons dus
ten goede, dat we met leedwezen vooralsnog
een gereserveerde houdiüg tegenover dit tijd
schrift innemen".
Ook al heeft Dr. de Moor vroeger eens toe
gezegd een artikeltje van zjjn hand voor .Op
gaDg", dat geeft nog geen recht zijn naam te
noemen ter aanbeveling van dit tijdschrift,
vooral niet wanneer h|j zelf op den inhoud
gegronde critiek levert door er op te wijzen
le. dat Adama van Scheltema genoemd wordt
de groote sociaal-democratische dichter als een
loffelijk iets en zijn gedichten een 6den druk
wordeD toegewenscht2e. dat Tagore genoemd
wordt met eere als „de prediker, die een bood
schap brengt van liefde en vrede door het
evangelie der Eenheid boven rasverschil".
3e. dat als een medewerker bekend maakt,
dat het Christendom voor hem een „probleem"
is, de Redactie zegt dat deze openhartigheid
haar sympathiek is.
Op dergelijke gronden moet terecht tegenover
„Opgang" een gereserveerde houding aange
nomen, ondanks de klinkende namen der vele
bekende medewerkers.
Indien het zout smakeloos geworden is,
waarmee zal het gezouten worden
Een tijdschrift voor kunst en letterkunde,
dat zich als Christelijk komt aanmelden, moet
in alles 't zoutgehalte des evangelies in zich
dragen. Dat moet te proeven zijn. We hopen,
dat „Opgang" in 't vervolg daarmee rekening
zal houden en in onze kringen onvoorwaardelijk
zal kunnen worden aanbevolen.
Tot zoolang dit niet blijkt, neme men „een
gereserveerde houding" aan. Kebkhof.
Nadat bovenstaande reeds geschreven was,
ontving ik een brief van den uitgever met
verzoek aan deze zaak geen ruchtbaarheid te
geven en de schoons belofte, dat hij zijn uiterste
best zal doen het tijdschrift op het peil te
breügeD, waarop een Christelijk tijdschrift be
hoort te staan.
Tegenover die belofte zullen we ook een
gereserveerde houding aannemen. Indien blijkt
dat „OpgaDg" onzen steun verdient, zullen we
niet nalaten onze lezers daarop te wijzen.
Een dienst was gauw gevonden. Een dagblad,
dat ,in die stad verscheen en door enkelen op
het dorp gelezen werd (zij mocht het wel inzien)
bevatte annonce op annonce.
Eén trok al heel gauw haar aandacht
„Mevrouw A Vischstraat 39, vraagt zoo spoe
dig mogelijk een dienstbode, liefst van buiten.
Hoog loonveel verval. Hulp van een werk
vrouw."
Zg besloot er op te schryveD, in spanning het
antwoord afwachtende, dat al heel spoedig
kwam Mejuffrouw Lokkerse werd verzocht eens
te komen, op kosten van Mevrouw, om eens
kennis te maken.
En Marie giDg naar de groote stad, stond ver
legen in de warrelige drukte op het perron en
wist niet zoo gauw, waarheen te gaan.
Op haar toe kwam plots een juffrouw, met een
band om den arm. Later zag zij, dat op dien
band stond het woord: „Stationswerk."
„Ik bemerk, dat ge hier vreemd zijt," zei de
dame beleefd. „Als ik u van dienst kan zijn, met
pleizier hoor." En, wijzend op haar band om
haar arm „U kunt gerust zijn, ik breng u
niet op dwaalwegen".
Mario, wat vermoeid van de lange, ongewone
reis, zag haar dankbaar aar.
„Ik moet naar Mevrouw A. in de Vischstraat",
zei ze.
„Zoo", was het antwoord van haar geleidster,
die inmiddels den uitgang had bereikt, „dat is
niet bij de deur. 't Is in het nieuwe gedeelte.
Ik zal er u heenbrengen".
Zij praatte over alles en nog wat, Marie op
haar gemak brengend. „Past u op de tram"j
TWEETAL
te FranekerJ. de Waard te Ferwerd eu J. G'
Feenstra te Dirkshorn
te Kornhorn A. Dekkers te Stroobos en Cand.
D. van Dijk te Ooster-Nijkerk.
BEROEPEN
te Renkum G. Elshove te Rotterdam
te Hardenberg F. W. H. Bramer te Hoogeveen
te Soerabsja H. S. Bouma te Leeuwarden
te Beilen P. Hekman ts Gorredijk.
AANGENOMEN
naar den Haag: Dr. D. H. Th. Vollenhoven te
Oostkapelle
naar MeppelD. J. Couvéa te Ridderkerk.
BEDANKT
voor FijnaartJ. L. v.d. Wolf te Haastrecht,
Ds. A. S. Sehaafsma te Grjjpskerk (Gr.)
herdacht zijn 25-jarig ambtsjubileum met
Joh. 3 30.
Fijn geantwoordEen dame uit A. had
ds. Gunning van Serooskerke beklaagd wegens
het vele, dat hij op zijn dorp missen moest van
de cultuurvoordeelen in een groote stad. Maar
deze klacht wijst bij af met de woorden
„Beangstig u niet over mijn gemis aan uw
steedsche beschaving. Wij hebben hier maar
een boeren-gemeenteraad, doch tooneelen en
scheldpartijen, zooals ze bij u in den Amster-
damschen Raad voorkomen, zijn hier onbekend.
Daar zijn mijn Walchersch8 landlieden te fat
soenlijk voor."
Intree te Koog-Zaandijk ds. J. S. Post
met Matth. 14 52, na bevestigd te zijn door
Prof. dr. H. H. Kuyper met R'cht. 16 14
Zevenhuizen ds. F Felderhoff met Ef. 4: 16;
te Velsen c \nd. J. D. Boerkoel met Ps. 22
2325, na bevestigd te zjjn door ds. Datema
van Haarlem met Jer. 23 28.
Afscheid van Westervoort en Eist ds. S.
de Vries met 1 Petr. 5 1011.
Intree te HarliDgen ds. R. W. Huizing
met Mare. 42629, na bevestigd te zijn door
ds. E. A. Groenewegen van Halfweg met Joh.
2115-17.
Op de e.v. classicale vergadering van
Groningen komt in behandeling het verzoek
van Bedum A en B om goedkeuring der acte
tot ineensmeltiDg.
Vermoedelijk keert ds. J- F. Colenbrander
in Maart terug naar Soemba-Melolo
Bg gelegenheid van een spreekbeurt voor
de zendiDg te Magelang in Raamsdonkveer
door ds. Merkelijn, werd een bazar gehouden
onder leidiDg van Mevr. Koopmans ten bate
der zending, welke opbracht ruim f400,
Na korte ongesteldheid overleed te Hel
mond ds. E. Hopma in den ouderdom van 35
jaren slechts 15 maanden mocht hij die kerk
dienen.
Ds. P. Zijlmans van Hengelo is ernstig
ziek, zoodat het ergste gevreesd wordt.
Tijdens de prediking van ds. de Jonge
te Dordrecht stond een man op en riep Heilig,
heilig is de HeereDaarna viel hij neer en
werd weggebracht. Het roepen van den door
zenuwen overspannen man bracht groote ont
steltenis.
Te Tijnje vond de eerste cementstorting
plaats voor de nieuwe Ger. Kerk. Ds. Bruinsma
nam de schop ter hand en stortte „Ia den Naam
des Vaders en des Zoons en des Heiligen
Geestes" het eerste cement op de daarvoor
bestemde plaats, en sprak daarbij in enkele
welgekozen woorden den wensch uit voor het
welslagen van den bouw.
Neuzen. Ds. Merkelijn trad in de classis
Axel op, om iets te verhalen van den zegen Gods
op ons zendiDgsterrein Magelang, in de kerken
van Oostburg, NeuzeD, Axel en Zaamslag.
„Daar komt een auto, denk er aan", „U is
zeker niet vaak in een groote stad geweest
„Nog nooit", antwoordde Marie, wat bang
voor de ontzettende drukte in den omtrek van
het stationsplein".
„Nog nooit? Neen dan valt het niet mee.
Och, wij stadsmenschen, zijn onverschillig voor
die drukte. We zijn er zoo aan gewoon, hé?"
En dan plots: „Vondt u het niet onverant
woordelijk, zoo alleen te komen".
„Ik ben geen kind meer", zsi Marie, wat
trotscb.
„O, ik zeide het niet, om u te beleedigen",
haastte de ander zich, maar heusch, u weet
nog niet, wat gevaren jonge meisjes bedreigen,
als ze daar zoo alleen arriveeren, en ze er gansch
onbekend zijn. Dacht gij dan, dat wij dit werk
voor ons plezier deden Daar moet immers een
reden voor zijn En die is daarin gelegen, dat
zoo vaak jonge meisjes gelokt worden naar
plaatsen, waar ze zedelijk ten onder gaan. Iemand,
die daarvan zijn werk maakt, ziet gauw, dat
hij een vreemde eend in de bijt heeft. Ik be
merkte immers ook direct, dat ge hier vreemd
waartO, de gevaren zijn zoo groot. En daarom
zou ik u willen vrageD, wat ge hier komt doeD.
Gij behoeft mij geen antwoord te geven. Dat
staat u natuurlijk vrij. Ik vraag het niet uit
ODgepaste nieuwsgierigheid. Maar ik heb den
indruk gekregeD, dat ge een bespreking zult
hebben met Mevrouw A. betreffende een dienst
bü haar"
Verwonderd keek Marie haar aanHoe wist
zjj dat?
De dame vermoedde, wat zij dacht„Ge vraagt
Met stille aandacht werd geluisterd naar zijn
belangrijke mededeeÜDgen. Wij zijn dankbaar
dat wij onzen jjverigen en trouwen arbeider in
Magelang mochten zien en hooren verhalen.
Wij wensehen nu des te meer in gebed en offe
rande onze zending op Magelang te gedenken.
Tot ons leedwezen kunnen wij nog geen
volledig verslag geven van de opbrengst der
buitengewone collecte voor het tekort. Binnen
kort hopen wij ook hierover verblijdende be
richten te doen.
Oostkapelle. Tot onze teleurstelling deelde
Zondagmorgen onze geliefde Leeraar ds. D. H.
Th. Vollenhoven aan de gemeente mede, dat
hfj de roepiDg door de kerk van 's Gravenhage
op hem uitgebracht wenschte op te volgen.
Namens den Kerkeraad,
J. db Voogd Wzn, Scriba.
KORTE NOTULEN van de vergadering
der Classis Goes op 13 Jan. 1921.
1. De voorzitter der roepende kerk opent de
vergadering, nadat gezongen is Morgenz. 2 3,
4 en gelezen Ps. 91.
2. De lastbrieven worden nagezien. Alle ker
ken zijn wettig vertegenwoordigd.
3. In het moderamen nemen zitting ds v.
Dijk, praeses ds. Lanting, assessor ds. Mejjer,
scriba.
4. De praeses spreekt een welkomstwoord en
wenscht de kerk van Y. geluk met 't bedanken
door haren D. d. W. voor verschillende roe
pingen.
5. De notulen worden gelezen en goedgekeurd.
6. Ingekomen stukken a. een missieve van
de classis D. met mededeeling, dat aan ds. V.
veroorloofd is, volgens Art. 12 D K. tot een
anderen staat des levens over te gaan b. een
missieve van de classis U, uitsprekende haar
oordeel, dat ds. W. langs een onwettigen weg
zijn dienst heeft verlaten. Beiden voor kennis
geving aangenomen.
7. Aan de orde komtDe nieuwe regeling
Art. 13 D. K. Na eenige bespreking, wordt
het volgende voorstel aangenomen De classis,
met voldoening van haren Dep. naar Art. 13
D. K. vernomen hebbende, dat de Prov. depp.
naar dit art. hun voorgestelde regeling hebben
teruggenomen, draagt haren Dep. op, daar deze
op verschillende vragen geen voldoende inlich
ting kan geved, nadere informaties in te win
nen, om op de April-classe van antwoord te
kunnen dienen.
8. De vacatuur-beurten worden geregeld.
9. Bij rondvraag naar Art. 41 D. K. wordt
door verschillende kerken mededeeling gedaan
van verhooging der predikantstractementen. Op
verzoek van de kerken B. en D., wordt ds. B.
aangewezen, om de classe bij de intree van ds.
B. te vertegenwoordigen.
10 Aan een verzoek van de kerk van G.
wordt niet voldaan.
11. Gerapporteerd wordt, dat de kasboeken
van den Quaestor, van de Zending, van kas
voor hulpbeh. kerken en Emer. pred. zijn na
gezien en in orde bevonden.
12. De kerken worden opgewekt om de col
lecte voor de Hulpbeh. Stud, bijzonder aan te
bevelen.
13. De Zendingsdep. doet mededeeling van
de kerken in welke de miss. D. d. W. ds. M.
D.Y. zal optreden en dient voorts de broeders
van antwoord op onderscheidene vragen.
Tot depp. voor regeling van den Zendingsdag
worden benoemd D.D. Seheele en van Dijk en
de broeders Bastmeijer, de Jager en Geelhoed.
De e. k class.-verg. zal D.Y. saamgeroepen
worden op 14 April door de kerk van Borsele.
Na lezing en goedkeuring der korte notulen
sluit de praesis de vergadering.
Op last der Classis,
A. P. Lantimg, Assessor.
HERPLAATSING
De classis Zierikzee zal D.V. vergaderen
Woensdag 9 Februari.
Punten voor 't agendum in te dienen vóór
30 Januari.
Namens de roepende kerk,
C. J. Wielenga, Praeses.
D. Muldeb, Scriba.
u natuurlijk af, hoe ik dat weet. Ik weet het
niet. Maar ik vermoedde het. Is het zoo?"
Marie knikte bevestigend en vertelde dan, dat
zij geschreven had op een advertentie van Me
vrouw A. waarin deze een dienstbode vroeg.
Nu moest ze er heen, om kennis te maken.
„Ik dacht het al. We z\jn er zóó. Wilt u me
eens een genoegen doen? Ik zal in het tram
huisje, daar aan het eindpunt, wachten tot ge
terug zijt. Wilt ge dan naar mü toekomen?
Intusschen zal ik inlichtingen vragen omtrent
mevrouw A. Dat hebt ge zeker nog niet ge
daan
„Inlichtingen gevraagd? Neen, moet dat?"
vroeg Marie, onschuldig.
Haar geleidster werd niet meer driftig hij
zoo'n onkundige vraag. Dit kind was niet de
eerste, die zonder inlichtingen een dienst aan
vaardde
Daarom zei ze heel kalm „Och, 't is wel zoo
verstandig, vindt u niet Men moet toch weteD,
waar men terecht komt, dunkt me zoo. Vooral
in een groote stad".
„Maar ik begrijp u niet', antwoordde Marie,
openhartig, „een mevrouw, die een dienstbode
vraagt is toch wel te vertrouwen
„Volgens u wel, ja. Maar ik heb daaromtrent
andere ervaringen, dat voorzeker ik u. Maar we
zjjn er. Belooft ge me straks op de afgesproken
plaats te komen Ik zal u tegemoet komen en
u weer veilig aan het station brengen, nadat
ge in een lunchroom wat gebruikt hebt".
„Ik dank u voor uw vriendelijkheid".
„Geen dank. Tot straks!"