Een verwoest Leven FEUILLETON min of me«r een heilig karakter droeg en velen zich voor hun leven aan dezen arbeid wydden. Dit li®t natuurlek niet in onze ly*d, maar toch bedenke elke joDgedochter, dat van de verple ging een eigenaardige bekoiiog uitgaat. Wan neer zjj gedreven wordt door de liefde van Christus, is zij niet zelden in de gelegenheid een weinig lafenis te breDgen voor hen, die naar lichaam of ziel door krankheid werden aangetast. Zij heeft dan een hooge roeping in den arbeid van Gods Koninkrijk, en kan er toe medewerker, dat Christus kerk in deze rumoe rige en moeilijke tyden een licht op den kan delaar blijft. Het is daarom zoo noodig hierop nog eens in het bijzonder te wijzen, omdat vele jonge meisjes eigenlijk niet recht weteD, wat zij zullen beginnen om door het leven te komen. Thuis blijven en zich aan het huishouden te wijden, trekt de meesten al bijzonder weinig aan en het liefst weüschen zij een werkkring buitenshuis. Velen zoeken een betrekking op het kantoor of in een magazijn, waar zij vaak met geest- doodenden arbeid worden overladen. Anderen gevoelen neiging voor de studie, bezoeken een Hoogere Burgerschool of een Gymnasium en laten zich inschrijven aan een onzer univer siteiten, maar vergeten daarbij, dat slechts zelden de vrouw geschikt blijkt voor de beoefe ning der wetenschap Zoo zijn er allerlei wegen, waarlangs de joDge meisjes bevrediging zoeken voor haar begeerte naar meer zelfstandigheid. Ilelaas moet worden erkend, dat de verpleging voor de meesten weinig aantrekkelijkheid schoot te hebben en toch bestaat hier zulk een groote behoefte aan meisjes, die meerdere ontwikkeling hebben verkregen. Voor velen was het vroeger een groot bezwaar d^t men zwaren licbamenlijken arbeid moest verrichten, maar dit bezwaar werd meestal zeer overdreven en is nu bijna overal weggenomen. Het is een groot voordeel, dat men terstond een behoorlijk inkomen krijgt in den vorm van kost en inwoning, een jaarlyksche toelage en boven dien een kostelooze opleiding. En als men dan na driejarige opleiding het diploma heeft ver kregen, staan allerlei wegen open om een eer volle positie in bet maatschappelijke leven te verwerven.- By de enorme uitbreiding die het ziekenhuiswezen in de eerste jaren zal kragen, zullen onze inrichtingen 6en zwaren strijd hebben, en veel zal daarbij afhangen van de vraag, of het gelukken zal beschaafde en tevens hoofd verpleegsters te krijgen. Wenscht men een meer zelfstandige positie, ook daarvoor komt ruimschoots gelegenheid open als wijkverpleegster, schoolverpleegster, inspectrice, of hoe dan ook. Mocht men de ver pleging vaarwel zeggen en zelf een huisgezin beginnen, welnu, dan zal men zelf meestal in zijn naaste omgeviDg gelegenheid hebben de verpleging practisch toe te passenmenige huismoeder beklaagt zich thans terecht, dat zy zoo weinig van de verpleging weet. Ik zou dus alle jonge meisjes, die den ver- eisehten leeftijd van 20 jaar hebben bereikt, nog eens met allen ernst op het hart willen druk ken de groote behoefte, die er bestaat in de verpleegwereld aan ontwikkelde en geloovige medearbeidsters, die als dienende Martha's althans enkele jaren van haar leven willen geven om het Ijjden van zoo vele ongelukkigen te verzachten. Zoowel in de ziekenhuizen als in de gestichten en in de sanatoria zullen zij met open armen worden ontvangen. In bovenstaand artikel van Dr. D. Schermers, Geneesheer-directeur van het Christelijk Sana torium voor Zenuwlijders te Zeist, in Rafsjah, Aug. 1919, hebben we enkele alinea's onder schrapt. Om daarop bijzonder de aandacht te vestigen. De arbeid in Ziekenhuizen van onder scheiden aard is zeer geschikt voor vrouwen en meisjes Ea aan vrouwen en meisjes, die in dit werk den Heere Jezus willen dienen, is groote, dringende, behoefte. Jonge Christinnen, die dit leest, wat dankt u klinkt in deze behoefte en deze opwekkiDg ook niet tot U een stem des Heeren Zal het U, die in Hem aanbidt den Zaligmaker, die U van de schuld uwer zonden en' het eeuwig verderf heelt verlost door den prijs van Zyn eigeD^bloed, niet een heilige plicht en een kostelijk voorrecht zyn. Hem te dienen in Zyne kranken en ellendigen Is er grooter voorrecht dankbaar dan te mogen medearbeiden met den barmhartigen Hoogepriester onzer DOOB i HUGO KINGHANS. 3.) (Nadruk verboden.) HOOFDSTUK III. Marie Lokkerse was geen gewoon dorps meisje. Toen ?y nog klein was, zeide vrouw Lokkerse vaak tot haar man „ik begrijp dat kind niet. Van wie heeft zij toch dat karakter De kinderen uit de buurt zjjn te min voor haar. Die houdt ze op een afstand. Ik begrijp er niets van. We kunnen op den duur nog veel last met haar krijgen." Zij gaven het kind ook geen opvoeding, als meer in het dagelijksche leven valt op te merken. De ouders zuchten en klagen dan over hun ongezeggelijke kinderen, over de karakterge breken van hun ondeugden, maar intussehen ziet meD, dat van een werkelijk trachten, om die gebreken, die ondeugden te bestrijden, al bitter weinig komt. Ja, maar al te vaak worden de kinderen er. willens of onwillens, in gesteund. Hoe ouder Marie werd, hoe meer haar hoog hartig karakter op den voorgrond trad. Toch werd zij op school de lieveling der onderwijzers, want zy had een bevattingsvermogen, als de oude hoofdonderwijzer, die al menig jaartje op belijdenis? En Hij, die niemand noodig heeft, stelt zulk een medearbeid uit geloof en liefde op zulk een hoogen prijsJoh. 1226. Tot aanmoediging en aansporing moge ook dienen de aanbeveling van den arbeid onder krankzinnigen, die niet minder voor al den anderen arbeid der barmhartigheid geldt, van een vropgere verpleegster, zuster J. J. Limburg Bastin#. te Voorschoten, in de Sandaard van 7 Oct. 1919. Onder den titel „Onze Chr. verzor ging van krankzinnigen" schrijft deze zuster aldus Geachte Redactie. „Op een te Utrecht gehouden vergadering van de VereeDigini? tot Chr. Verzorging van Krankzinnigen in Nederland werd door Prof. Lindeboom gewezen op het tekort aan ver- pleegpersoneel in verband met de regeling van deD arbeidsduur. „Als men ons geen menschen bezorgt, die krankzinnigen willen verplegen", aldus Prof. Lindeboom, „moeten we vele patiën ten naar huis sturen." Geachte Redactie, ik ben 7Vs jaar Ms verpleegster in de Stichting „Bloe- daal" te Loosduiüen werkzaam geweestenkan dus met eenige ervaring over het verpegiogs- W8rk onder kraDzinnigen spreken. Welnu, het verheugt my, dit werk te hebben mogen doeD, en nu rayn roeping elders ligt, zy het mjj ver gund ilangs dezen weg een beroep te doen op onze Chr. jongedochters en ongehuwde vrouwen uit alle standen, opdat onze Stichtingen niet genoodzaakt worden onze kranken van ziel weg te zenden naar een openbare inrichting. In de overtuiging en door dit beginsel gedrongen, dat de Heere Jezus voor deze lyders een Chr. verzorging vraagt, zyn onze vaderen dezen arbeid begonnen, en zouden wjj hen beschamen Dö arbeid in onze Chr. inrichtingen, van welken aard dan ook, mag daarom niet in de eerste pla»ts een broodvraag zjjn. De arbeider is zfjn loon waardig dat moet betracht worden niet kariger dan de wereld het doet, maar met de opmerking aan 'ieder, die zich aanmeldt elke loondienaar blyva verre van hier; ieder gevoele iets van de liefde voor Christus, om om Zijnentwille barmhartigheid te bewijzen* Men spreke ook niet te spoedig„Ik gevo 1 er geen roeping voor". Doet het met pijnlijk aaD, dat er vrouwelijk kantoorpersoneel te over is, dat er geen gebrek is aan onderwijzeressen, terwijl onze Chr. verplegingsinrichtingen 'n noodkreet doen hooren Geachte Redactie, ik hoop, dat deze regeleu onze Stichtingen ten goede zullen komen. Wié lust heeft tot dezen arbeid, leze het boekje: „Karakter en doel der Vereenigiog en hare dienende broederschap." Het zal aan haar of höra zeker gaarne worden toegezonden door het Centraal Kantoor der Vereeoiging tot Chr. Verz van Krankz. Hollanderstraat, Den Haag." Alle gewenschte inlichtingen aangaande den arbeid en de arbeidsvoorwaarden zijn te bekomen bij de Besturen der Vereenigingen en de Directeuren der Stichtingen, die nu zijn ver- eenigd in den „Gereformeerden Bond van Ver- eenigiDgen en 'Stichtingen van Barmhartiheid in Nederland." Deze zqd, behalve de boven reeds genoemde Vereeniging tot Christelijke Verzor ging van Krankzinnigen met hare Stichtingen „Veldwijk" te Ermelo, „Bloemendaal" teLoo<- duinen „Dennenoord" te Zuidlaren, „Wolfheze" te Wolfheze, en de Psychiatriseh-Neurologische Kliniek te Amsterdam, Valeriusplein de Ver eeniging „Eudokia" met haar Stichting voor lijders aan chronische en acute ziekten te Rot terdam, Bergweg 323; de V. tot Chr. hulp betoon aan Tuberculoselijders met hare Stich ting „Sonnevanck" bij Harderwijk; de V. tot Chr. verzorging van Zenuwlijders met haar Sanatorium te Zeist; de V. tot Christ. Verz. v. Krankzinnigen in Zeeland met haar Stichting „Vrederust" te Bergen op Zoom; de V. tot bevordering van Gereformeerde Ziekenverzor ging in Nederland met haar Ziekenhuis „Salem" te Ermelo en Ziekenhuis-OpleidiDgsschool „Bethesaa" te Hoogeveenen de Vereen, tot opvoeding en verpleging van Idioten en achter lijke kinderen, 's Heerenloo met hare Stich tingen te Ermelo. Dat deze Stichtingen met de overige, wier toetreding tot den Gereformeerden Bond zeer gewenscht is en verwacht worden mag, weldra het dorpje gesleten, nog niet had meegemaakt. Hij moest volmondig erkennen, dat hij haar niet genoeg kon leeren op school, daar ze de andere kinderen, zelfs de meest „pientere" er vaD, ver vooruitstreefde. Hij besloot dan ook maar, omdat hij schik had in haar vorderiügeD, haar geheel belange loos privaat-les te geven. Vader en moeder hadden er eerst wel wat op tegeD, dat Marie na schooltijd weer een paar uurtjes les nam, maar op het dringend verzoek of liever gezeur van het meisje, gaven zij, ook al, omdat het toch geen geld kostte, hun toestemming. Dat waren voor de kleine Marie de gelukkigste uren van den dag. In alle vakken werd zij onderwezen. En de oude onderwijzer, die wel literaire smaak b8zat, trachtte ook die haar bij te brenger, wat hem wonderwel gelukte. Hij gaf haar boeken, die niet boven haar krachten gingen, mee naar huis en in haar vrijen tijd werden die door haar gelezen met evenveel vuur als zij alles deed. Tegen huiswerk maakte zij niet de geringste tegenwerping. Als het maar geen boerenwerk waal Zij wilde niet, gelijk de andere meisjes, des zomers met een grooten stroohoed op naar het land gaaD, werken in h8t gewas, tot de avond vielj om dan vermoeid terug te keeren, het bed optezoekeD, terwijl het daglicht nog niet van den hemel was. Ze had zich, kind, onervaren, onmondig, als ze nog was, vast voorgenomen, dat werk niet te doen. Je krijgt er maar een zon-verbrand gezicht van en op de handen kwamen blaren van het werken. verblijd worden door een breede schare jonge dochters die ook al mocht het haar opoffering kosten, uit liefde tot den Heere en de lijdenden blümoedig betuigenZie, hier zyn wij. Wij zullen ons opmaken en dienen in dit heerlijk werk. En God van den hemel zal het ons doen ge lukken L L. UIT ID® P1BS. Ds. G. Wisse heeft aan de classis Utrecht der Geref. Kerken het volgende schrijven gezonden „Niet in bitterheid maar wel in alle beslist heid van overtuiging meld ik uw geachte ver gadering dat ik heb opgehouden lid en predi kant te zijn bij de Geref. Kerken. Ik kan niet langer saamwerken in een milieu waar de leer der veronderstelde wedergeboorte c.a. zóó algemeen is ingedrongen en hetwelk m.i. de geestelijke ondergang der Kerk wordt. Ik ben tot de Chr. Geref. Kerk als lid wedergekeerd. Inmiddels enz". Het is eenigszins vreemd dat Ds. Wisse zjjn uitgang uit de Gereformeerde kerken met zulke argumenten dekt. Immers zooals reeds van onderscheidene zijden is opgemerkt, heeft Ds. Wisse nimmer eenig bezwaar ingebracht tegen verkeerde leeringen, die in de Gereformeerde kerken zouden worden gehuldigd Hij heeft op de verschillende kerkelijke vergaderingen, ook als lid van de Generale Synode van Zwolle, met de andere broeders medegewerkt, zonder ooit van eenig bezwaar blijk te geven. En thans, nu by overgaat tot de Chr. Geref. kerk, waarin vooral in latere jaren als grond voor de scheuring van 1892 wordt uitgesproken dat in de Gereformeerde kerken leeringen worden gehuldigd als de verontstelde wedergeboorte enz, nu acht hij deze bedenkingen ook zoo gewichtig, dat hij om die reden niet schroomt het kerkverband te verbreken. Maar weet Ds. Wisse Diet dat deze keringen volstrekt niet door de Gereformeerde kerken als zoodanig geleerd worden Het is waar dat indertijd wel eens door sommige predikanten keringen omtrent het verbond werden gedreven, die aan rechtmatige bedenking onderhevig waren, dat men uit de prediking van sommige leeraren, den indruk ontving alsof alk ge- doopten wedergeboren waren, en dat het niet noodig was ernstig aan te dringen op geloof en bekeering. Maar deze verkeerde prediking was niet in overeenstemming met de leer van de Gereformeerde kerken en evenmin van Dr. A. Kuyper, op wien deze eenzijdig voorwerpe- lyke predikers zich beriepen. Wy citearen daartoe een gedeelte vati de uitspraak van de Utrechtsche Synode van 1905, die ten opzichte van het stuk der wederge boorte het volgende verklaarde. Wat het derde punt de onmiddellijke weder geboorte aangaat, spreke de Synode uit, dat deze uitdrukking in goeden zin gebruikt kan worden in zooverre onze kerken steeds tegen over de Luthersche en Roomsche Kerk hebben beleden, dat de wedergeboorte niet geschiedt door het Woord of de Sacramenten als zoodanig, maar door de almachtige en wederbarende werking des H. G. dat deze wederbarende werkiDg des H. Geestes echter niet in dien zin mag losgemaakt worden van de prediking des Woords alsof beide van elkander geseheiden zouden zijn want al leert onze Belijdenis, dat wij aangaande de zaligheid onzer' jonggeborene kinderen niet te twijfelen hebben, alhoewel ze de prediking des Evangelies niet hebben ge hoord en aangaande de wyze, waarop deze wedergeboorte by jongere kinderen geschiedt, nergens in onze belijdenisschriften uitspraak wordt gedaan, toch aan de andere zijde vast staat, dat het Evangelie een kracht Gods is tot zaligheid een iegelijk die gelooft en dat by de volwassenen de wederbarende werking des Heiligen Geestes de prediking des Evangelies vergezelt. Al betwist de Synode niet, dat God machtig is ook buiten de prediking des Woords om, met name in de heidenwereld, degenen die Hij wil tot wedergeboorte te brengen, toch oordeelt de Synode dat wy op grond van Gods Woord over de vraag of dit ook werkelijk Bovendien moest zy zich dan vereenzelvigen met de arbeidersmeisjes, waarboven zy zich verheven achtte. Zy prees zich daarom dan ook gelukkig, dat „meester" zich over haar ontfermde en haar les gaf. Ze was feitelijk al een jaar laDger op school dan noodig was. De meDschen op het dorp vonden het een schandaal. Lokkerse was waarlijk niet ryk, in tegendeel, hy had moeite genoeg, op te worstelen tegen het lever, met z'n talrijk kroost, waarvan Marie de oudste was. Het was vonden de dorpelingen van de ouders niet meer dan plicht, het kind van de school te halen en haar aan het werk te zetten. Zoo'n nuf was toch ook niets meer dan de andere dorpskinderen. Het schaap moest maar eens flink aangepakt. Dan gingen die streken er wel uit Maar die ouders (en vooral de moeder) waren zwak. Het kind speelde in huis de baas, vooral als vader niet thuis was. Maar opeens kwam er verandering. Lokkerse vond, dat het nu mooi genoeg was. Hy vernam zelfs, dat de meester van plan was, haar Duitsch te doen leeren. Dat paste nu heelemaal niet voor een meisje, vond hy. Bovendien de winter was gekomende verdiensten waren zeer ge ring en baas Jansen, by wien Lokkerse arbeider was, kon wel een aankomend meisje gebruikeD, die by de boerin een uitstekende opleiding zou krygen. Toen baas Jansen dit, zonder eenige bybedoeliDg had gezegd, had Lokkerse onmid- delyk aan Marie gedacht en er met z'n vrouw over gesproken, die er in toestemde, terwijl geschiedt, geen uitspraak kunnen doen en daarom ons te houden hebben aan den regel, dien het geopenbaarde Woord ons geeft, en de verborgene diDgen hebben over te laten aan den Heere onzen God. Ea wat eindelijk het vierde punt de onder stelde wedergeboorte aangaat, verklare uwe Synode, dat volgens de Belijdenis onzer Kerken het zaad des verbonds krachtens de belofte Gods te houden is voor wedergeboren en in Christus geheiligd, totdat by het opwassen uit hun wandel of leer het tegendeel blijktdat het echter minder .juist is te zeggeD, dat de doop aan kinderen der geloovigen bediend wordt op grond van huu onderstelde weder geboorte, omdat de groDd van den doop is het bevel en de belofte Godsdat voorts het oor deel der liefde, waarmede de Kerk het zaad des verbonds voor wedergeboren houdt, geens zins zeggen wil, dat daarom elk kind waarlijk wedergeboren zou zyn, omdat Gods Woord ons leert, dat niet allen Israël zijn, die uit Israël zyn eu van Izak gezegd wordtin hem zal u het zaad worden genoemd (Rom. 9 6, 7), zoodat in de prediking steeds op ernstig zelf onderzoek moet worden aangedrongen, aange zien alleen wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zyn, zal zalig worden. Voorts houdt de Synode met onze Belijdenis staande, dat „de sacramenten niet ijdel noch ledig zyn om ons te bedriegen, maar zichtbare teekenen en zegelen van eene inwendige en onzienlijke zaak, door 't middel derwelke God in ons werkt door de kracht des Heiligen Geestes" (Art. XXXIII) en dat inzond'rheid de doop „het bad der wedergeboorte" en „de afwasschiug der zonden wordt genaamd, omdat God „ons door flit Goddelijk pand on teeken wil verzekeren, dat wy zoo waarachtigljjk van onze zonden geestelyk gewasschon zyn, als wy uitwendig met water gewasschen worden"waarom onze Kerk ia het gebed na den Doop, „God dankt en looft, dat Hy ons en onze kinderen door het bloed van Zijnen geliefden Zoon Jezus Christus al onze zonden vergeven en ons door Zijnen Heiligen Geest tot lidmaten van Zijnen eenig- goboren Zoon en alzoo tot Zijne kinderen aan genomen heeft en ons dat met den heiligen Doop bezegelt en bekrachtigt, zoodat onze belijdenisschriften wel duidelijk leeren, dat het Sacrament des Doops beteekent en verzegelt de afwassching der zonden door het bloed eu den Geest van Jezus Christus, d.w.z. de recht- vaardigmaking en de vernieuwing door den Heiligen Geest als weldaden, die God aan ons zaad geschonken heeft. Intussehen meent de Synode, dat de vraag, of elk uitverkoren kind daarom reeds vóór den Doop wedergeboren is noch op grond van de Belijdenis met zekerheid valt uit te maken, zoodat het eisch is zich hierover met groote omzichtigheid uit te laten en niet wijs te willen zyn boven hetgeen ons God heeft geopenbaard, En Dr. A. Kuyper, ofschoon hy leerde dat de geestelijke grond voor den doop in de weder geboorte moest worden gesteld, verklaarde uitdrukkelijk iu De Heraut van 4 October 1898, dat men moest rekenen met „het feit dat onder de schaduw van het genadeverbond ook dezulken wonen die er geestelyk geen deel aan hebben en dat dus. ook de kerk niet enkel geloovigen, maar ook uit hypocrieten bestaat, zoodat de uitwendige vorm van het genadeverbond slechts ten deele door zyn geestelijke realiteit gedekt wordt", en dat dus „de geestelijke grond niet by elke doopeling aanwezig is". Ds. Wisse zal toch zeker met deze leer het wel eens zyn. Ook kan het hem bekend zyn dat, sedert de synode van 1905 zich inzake de leergeschillen uitsprak, de eenzijdigheden al minder voorkwamen. Al moge het waar zyn, dat de eene predikant meer voorwerpelyk en de andere meer onderwerpelyk is in de voor stelling, dat by de eenen het warme leven en de Christelijke bevinding meer naar voren treedt dan by den ander, Ds. Wisse zal moeten toestemmen, dat ditzelfde verschil ook by alle christenen uitkomt, en dat ook onder de predi kanten van de Chr. Geref. Kerk een onder- werpelyke en een voorwerpelyke richting is op te merken. Het gaat dus niet aan om met de beschul diging „Ik kan niet langer samenwerken in een milieu waar de leer der veronderstelde vader op zich nam, het Marie aan te zeggen. Moeder zag daartegen op, want zy vreesde van het dertienjarig meisje een uitbarsting, als nooit vertoond zou zyn Dat was dan ook verschrikkelijkde eene huilbui volgde op de andere. Het was al te erg Zy, het knapste kind uit school, die door „meester" meermalen als onderwijzeres of mis schien nog wel hooger was voorgesteld, zy zou moeten gaan dienen by een boer Al heel gauw liep het kind met haar „ver driet" naar „meester", die het verkeerd vond en nog dienzelfden avond naar het huisje der Lokkersen ging, trotseerende de kou, die dat jaar al heol streng was de laatste dagen had het tamelyk gesneeuwd om te pleiten voor z'n „lievelingsleeriDg", het knapste kind van z'n school. „Het knapste kind van z'n school" lag resds te bed toen de hoofdonderwijzer kwam, maar het hoorde zyn stem, verliet het bed, zonder be weging te maken en legde het oor op een gaatje in den verweerden zolder, rillend van de kou. Het hoorde, dat „meester" pleitte voor het kind, dat toch veel te knap was, om als dienst meisje te worden gebruikt. Werkelijk zy moesten haar onderwijzeres laten worden. „Maar dat kost zooveel geld, zei vader. „Och, kom, dat loopt wel los. Op de normaal school krygt ze gratis les. Boeken kun je altijd voor een prijsje overnemen, in den regel voor den halven prys, van leerliDgeü, die de school verlieten of naar een hoogere klasse gingen. Dan hadden ze alleen het tramgeld naar de naburige stad te betalen. Dat was ook niet zooveel8

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1920 | | pagina 2