Een verwoest Leven
FEUILLETON
min of me«r een heilig karakter droeg en velen
zich voor hun leven aan dezen arbeid wydden.
Dit li®t natuurlek niet in onze ly*d, maar toch
bedenke elke joDgedochter, dat van de verple
ging een eigenaardige bekoiiog uitgaat. Wan
neer zjj gedreven wordt door de liefde van
Christus, is zij niet zelden in de gelegenheid
een weinig lafenis te breDgen voor hen, die
naar lichaam of ziel door krankheid werden
aangetast. Zij heeft dan een hooge roeping in
den arbeid van Gods Koninkrijk, en kan er toe
medewerker, dat Christus kerk in deze rumoe
rige en moeilijke tyden een licht op den kan
delaar blijft.
Het is daarom zoo noodig hierop nog eens
in het bijzonder te wijzen, omdat vele jonge
meisjes eigenlijk niet recht weteD, wat zij zullen
beginnen om door het leven te komen. Thuis
blijven en zich aan het huishouden te wijden,
trekt de meesten al bijzonder weinig aan en het
liefst weüschen zij een werkkring buitenshuis.
Velen zoeken een betrekking op het kantoor of
in een magazijn, waar zij vaak met geest-
doodenden arbeid worden overladen. Anderen
gevoelen neiging voor de studie, bezoeken een
Hoogere Burgerschool of een Gymnasium en
laten zich inschrijven aan een onzer univer
siteiten, maar vergeten daarbij, dat slechts
zelden de vrouw geschikt blijkt voor de beoefe
ning der wetenschap Zoo zijn er allerlei wegen,
waarlangs de joDge meisjes bevrediging zoeken
voor haar begeerte naar meer zelfstandigheid.
Ilelaas moet worden erkend, dat de verpleging
voor de meesten weinig aantrekkelijkheid schoot
te hebben en toch bestaat hier zulk een groote
behoefte aan meisjes, die meerdere ontwikkeling
hebben verkregen.
Voor velen was het vroeger een groot bezwaar
d^t men zwaren licbamenlijken arbeid moest
verrichten, maar dit bezwaar werd meestal zeer
overdreven en is nu bijna overal weggenomen.
Het is een groot voordeel, dat men terstond een
behoorlijk inkomen krijgt in den vorm van kost
en inwoning, een jaarlyksche toelage en boven
dien een kostelooze opleiding. En als men dan
na driejarige opleiding het diploma heeft ver
kregen, staan allerlei wegen open om een eer
volle positie in bet maatschappelijke leven te
verwerven.- By de enorme uitbreiding die het
ziekenhuiswezen in de eerste jaren zal kragen,
zullen onze inrichtingen 6en zwaren strijd hebben,
en veel zal daarbij afhangen van de vraag, of
het gelukken zal beschaafde en tevens hoofd
verpleegsters te krijgen.
Wenscht men een meer zelfstandige positie,
ook daarvoor komt ruimschoots gelegenheid
open als wijkverpleegster, schoolverpleegster,
inspectrice, of hoe dan ook. Mocht men de ver
pleging vaarwel zeggen en zelf een huisgezin
beginnen, welnu, dan zal men zelf meestal in
zijn naaste omgeviDg gelegenheid hebben de
verpleging practisch toe te passenmenige
huismoeder beklaagt zich thans terecht, dat zy
zoo weinig van de verpleging weet.
Ik zou dus alle jonge meisjes, die den ver-
eisehten leeftijd van 20 jaar hebben bereikt, nog
eens met allen ernst op het hart willen druk
ken de groote behoefte, die er bestaat in de
verpleegwereld aan ontwikkelde en geloovige
medearbeidsters, die als dienende Martha's
althans enkele jaren van haar leven willen geven
om het Ijjden van zoo vele ongelukkigen te
verzachten. Zoowel in de ziekenhuizen als in de
gestichten en in de sanatoria zullen zij met
open armen worden ontvangen.
In bovenstaand artikel van Dr. D. Schermers,
Geneesheer-directeur van het Christelijk Sana
torium voor Zenuwlijders te Zeist, in Rafsjah,
Aug. 1919, hebben we enkele alinea's onder
schrapt. Om daarop bijzonder de aandacht te
vestigen. De arbeid in Ziekenhuizen van onder
scheiden aard is zeer geschikt voor vrouwen en
meisjes Ea aan vrouwen en meisjes, die in dit
werk den Heere Jezus willen dienen, is groote,
dringende, behoefte. Jonge Christinnen, die dit
leest, wat dankt u klinkt in deze behoefte en
deze opwekkiDg ook niet tot U een stem des
Heeren Zal het U, die in Hem aanbidt den
Zaligmaker, die U van de schuld uwer zonden
en' het eeuwig verderf heelt verlost door den
prijs van Zyn eigeD^bloed, niet een heilige plicht
en een kostelijk voorrecht zyn. Hem te dienen
in Zyne kranken en ellendigen Is er grooter
voorrecht dankbaar dan te mogen medearbeiden
met den barmhartigen Hoogepriester onzer
DOOB i
HUGO KINGHANS.
3.) (Nadruk verboden.)
HOOFDSTUK III.
Marie Lokkerse was geen gewoon dorps
meisje. Toen ?y nog klein was, zeide vrouw
Lokkerse vaak tot haar man „ik begrijp dat
kind niet. Van wie heeft zij toch dat karakter
De kinderen uit de buurt zjjn te min voor haar.
Die houdt ze op een afstand. Ik begrijp er
niets van. We kunnen op den duur nog veel
last met haar krijgen."
Zij gaven het kind ook geen opvoeding, als
meer in het dagelijksche leven valt op te
merken.
De ouders zuchten en klagen dan over hun
ongezeggelijke kinderen, over de karakterge
breken van hun ondeugden, maar intussehen
ziet meD, dat van een werkelijk trachten, om
die gebreken, die ondeugden te bestrijden, al
bitter weinig komt. Ja, maar al te vaak worden
de kinderen er. willens of onwillens, in gesteund.
Hoe ouder Marie werd, hoe meer haar hoog
hartig karakter op den voorgrond trad. Toch
werd zij op school de lieveling der onderwijzers,
want zy had een bevattingsvermogen, als de
oude hoofdonderwijzer, die al menig jaartje op
belijdenis? En Hij, die niemand noodig heeft,
stelt zulk een medearbeid uit geloof en liefde
op zulk een hoogen prijsJoh. 1226.
Tot aanmoediging en aansporing moge ook
dienen de aanbeveling van den arbeid onder
krankzinnigen, die niet minder voor al den
anderen arbeid der barmhartigheid geldt, van
een vropgere verpleegster, zuster J. J. Limburg
Bastin#. te Voorschoten, in de Sandaard van 7
Oct. 1919. Onder den titel „Onze Chr. verzor
ging van krankzinnigen" schrijft deze zuster
aldus
Geachte Redactie.
„Op een te Utrecht gehouden vergadering
van de VereeDigini? tot Chr. Verzorging van
Krankzinnigen in Nederland werd door Prof.
Lindeboom gewezen op het tekort aan ver-
pleegpersoneel in verband met de regeling van
deD arbeidsduur. „Als men ons geen menschen
bezorgt, die krankzinnigen willen verplegen",
aldus Prof. Lindeboom, „moeten we vele patiën
ten naar huis sturen." Geachte Redactie, ik ben
7Vs jaar Ms verpleegster in de Stichting „Bloe-
daal" te Loosduiüen werkzaam geweestenkan
dus met eenige ervaring over het verpegiogs-
W8rk onder kraDzinnigen spreken. Welnu, het
verheugt my, dit werk te hebben mogen doeD,
en nu rayn roeping elders ligt, zy het mjj ver
gund ilangs dezen weg een beroep te doen op
onze Chr. jongedochters en ongehuwde vrouwen
uit alle standen, opdat onze Stichtingen niet
genoodzaakt worden onze kranken van ziel weg
te zenden naar een openbare inrichting. In de
overtuiging en door dit beginsel gedrongen,
dat de Heere Jezus voor deze lyders een Chr.
verzorging vraagt, zyn onze vaderen dezen
arbeid begonnen, en zouden wjj hen beschamen
Dö arbeid in onze Chr. inrichtingen, van
welken aard dan ook, mag daarom niet in de
eerste pla»ts een broodvraag zjjn. De arbeider
is zfjn loon waardig dat moet betracht worden
niet kariger dan de wereld het doet, maar met
de opmerking aan 'ieder, die zich aanmeldt
elke loondienaar blyva verre van hier; ieder
gevoele iets van de liefde voor Christus, om
om Zijnentwille barmhartigheid te bewijzen*
Men spreke ook niet te spoedig„Ik gevo 1
er geen roeping voor". Doet het met pijnlijk
aaD, dat er vrouwelijk kantoorpersoneel te over
is, dat er geen gebrek is aan onderwijzeressen,
terwijl onze Chr. verplegingsinrichtingen 'n
noodkreet doen hooren
Geachte Redactie, ik hoop, dat deze regeleu
onze Stichtingen ten goede zullen komen. Wié
lust heeft tot dezen arbeid, leze het boekje:
„Karakter en doel der Vereenigiog en hare
dienende broederschap." Het zal aan haar of
höra zeker gaarne worden toegezonden door het
Centraal Kantoor der Vereeoiging tot Chr. Verz
van Krankz. Hollanderstraat, Den Haag."
Alle gewenschte inlichtingen aangaande den
arbeid en de arbeidsvoorwaarden zijn te bekomen
bij de Besturen der Vereenigingen en de
Directeuren der Stichtingen, die nu zijn ver-
eenigd in den „Gereformeerden Bond van Ver-
eenigiDgen en 'Stichtingen van Barmhartiheid
in Nederland." Deze zqd, behalve de boven reeds
genoemde Vereeniging tot Christelijke Verzor
ging van Krankzinnigen met hare Stichtingen
„Veldwijk" te Ermelo, „Bloemendaal" teLoo<-
duinen „Dennenoord" te Zuidlaren, „Wolfheze"
te Wolfheze, en de Psychiatriseh-Neurologische
Kliniek te Amsterdam, Valeriusplein de Ver
eeniging „Eudokia" met haar Stichting voor
lijders aan chronische en acute ziekten te Rot
terdam, Bergweg 323; de V. tot Chr. hulp
betoon aan Tuberculoselijders met hare Stich
ting „Sonnevanck" bij Harderwijk; de V. tot
Chr. verzorging van Zenuwlijders met haar
Sanatorium te Zeist; de V. tot Christ. Verz. v.
Krankzinnigen in Zeeland met haar Stichting
„Vrederust" te Bergen op Zoom; de V. tot
bevordering van Gereformeerde Ziekenverzor
ging in Nederland met haar Ziekenhuis „Salem"
te Ermelo en Ziekenhuis-OpleidiDgsschool
„Bethesaa" te Hoogeveenen de Vereen, tot
opvoeding en verpleging van Idioten en achter
lijke kinderen, 's Heerenloo met hare Stich
tingen te Ermelo.
Dat deze Stichtingen met de overige, wier
toetreding tot den Gereformeerden Bond zeer
gewenscht is en verwacht worden mag, weldra
het dorpje gesleten, nog niet had meegemaakt.
Hij moest volmondig erkennen, dat hij haar
niet genoeg kon leeren op school, daar ze de
andere kinderen, zelfs de meest „pientere" er
vaD, ver vooruitstreefde.
Hij besloot dan ook maar, omdat hij schik
had in haar vorderiügeD, haar geheel belange
loos privaat-les te geven.
Vader en moeder hadden er eerst wel wat
op tegeD, dat Marie na schooltijd weer een paar
uurtjes les nam, maar op het dringend verzoek
of liever gezeur van het meisje, gaven
zij, ook al, omdat het toch geen geld kostte,
hun toestemming.
Dat waren voor de kleine Marie de gelukkigste
uren van den dag. In alle vakken werd zij
onderwezen. En de oude onderwijzer, die wel
literaire smaak b8zat, trachtte ook die haar bij
te brenger, wat hem wonderwel gelukte.
Hij gaf haar boeken, die niet boven haar
krachten gingen, mee naar huis en in haar
vrijen tijd werden die door haar gelezen met
evenveel vuur als zij alles deed.
Tegen huiswerk maakte zij niet de geringste
tegenwerping. Als het maar geen boerenwerk
waal Zij wilde niet, gelijk de andere meisjes,
des zomers met een grooten stroohoed op naar
het land gaaD, werken in h8t gewas, tot de avond
vielj om dan vermoeid terug te keeren, het bed
optezoekeD, terwijl het daglicht nog niet van
den hemel was. Ze had zich, kind, onervaren,
onmondig, als ze nog was, vast voorgenomen,
dat werk niet te doen. Je krijgt er maar een
zon-verbrand gezicht van en op de handen
kwamen blaren van het werken.
verblijd worden door een breede schare jonge
dochters die ook al mocht het haar opoffering
kosten, uit liefde tot den Heere en de lijdenden
blümoedig betuigenZie, hier zyn wij. Wij zullen
ons opmaken en dienen in dit heerlijk werk.
En God van den hemel zal het ons doen ge
lukken L L.
UIT ID® P1BS.
Ds. G. Wisse heeft aan de classis
Utrecht der Geref. Kerken het volgende
schrijven gezonden
„Niet in bitterheid maar wel in alle beslist
heid van overtuiging meld ik uw geachte ver
gadering dat ik heb opgehouden lid en predi
kant te zijn bij de Geref. Kerken. Ik kan niet
langer saamwerken in een milieu waar de leer
der veronderstelde wedergeboorte c.a. zóó
algemeen is ingedrongen en hetwelk m.i. de
geestelijke ondergang der Kerk wordt. Ik ben
tot de Chr. Geref. Kerk als lid wedergekeerd.
Inmiddels enz".
Het is eenigszins vreemd dat Ds. Wisse zjjn
uitgang uit de Gereformeerde kerken met zulke
argumenten dekt. Immers zooals reeds van
onderscheidene zijden is opgemerkt, heeft Ds.
Wisse nimmer eenig bezwaar ingebracht tegen
verkeerde leeringen, die in de Gereformeerde
kerken zouden worden gehuldigd Hij heeft op
de verschillende kerkelijke vergaderingen, ook
als lid van de Generale Synode van Zwolle,
met de andere broeders medegewerkt, zonder
ooit van eenig bezwaar blijk te geven. En
thans, nu by overgaat tot de Chr. Geref. kerk,
waarin vooral in latere jaren als grond voor
de scheuring van 1892 wordt uitgesproken dat
in de Gereformeerde kerken leeringen worden
gehuldigd als de verontstelde wedergeboorte
enz, nu acht hij deze bedenkingen ook zoo
gewichtig, dat hij om die reden niet schroomt
het kerkverband te verbreken.
Maar weet Ds. Wisse Diet dat deze keringen
volstrekt niet door de Gereformeerde kerken
als zoodanig geleerd worden Het is waar dat
indertijd wel eens door sommige predikanten
keringen omtrent het verbond werden gedreven,
die aan rechtmatige bedenking onderhevig
waren, dat men uit de prediking van sommige
leeraren, den indruk ontving alsof alk ge-
doopten wedergeboren waren, en dat het niet
noodig was ernstig aan te dringen op geloof
en bekeering. Maar deze verkeerde prediking
was niet in overeenstemming met de leer van
de Gereformeerde kerken en evenmin van Dr.
A. Kuyper, op wien deze eenzijdig voorwerpe-
lyke predikers zich beriepen.
Wy citearen daartoe een gedeelte vati de
uitspraak van de Utrechtsche Synode van 1905,
die ten opzichte van het stuk der wederge
boorte het volgende verklaarde.
Wat het derde punt de onmiddellijke weder
geboorte aangaat, spreke de Synode uit, dat
deze uitdrukking in goeden zin gebruikt kan
worden in zooverre onze kerken steeds tegen
over de Luthersche en Roomsche Kerk hebben
beleden, dat de wedergeboorte niet geschiedt
door het Woord of de Sacramenten als zoodanig,
maar door de almachtige en wederbarende
werking des H. G. dat deze wederbarende
werkiDg des H. Geestes echter niet in dien zin
mag losgemaakt worden van de prediking des
Woords alsof beide van elkander geseheiden
zouden zijn want al leert onze Belijdenis, dat
wij aangaande de zaligheid onzer' jonggeborene
kinderen niet te twijfelen hebben, alhoewel ze
de prediking des Evangelies niet hebben ge
hoord en aangaande de wyze, waarop deze
wedergeboorte by jongere kinderen geschiedt,
nergens in onze belijdenisschriften uitspraak
wordt gedaan, toch aan de andere zijde vast
staat, dat het Evangelie een kracht Gods is
tot zaligheid een iegelijk die gelooft en dat by
de volwassenen de wederbarende werking des
Heiligen Geestes de prediking des Evangelies
vergezelt. Al betwist de Synode niet, dat God
machtig is ook buiten de prediking des Woords
om, met name in de heidenwereld, degenen
die Hij wil tot wedergeboorte te brengen, toch
oordeelt de Synode dat wy op grond van Gods
Woord over de vraag of dit ook werkelijk
Bovendien moest zy zich dan vereenzelvigen
met de arbeidersmeisjes, waarboven zy zich
verheven achtte.
Zy prees zich daarom dan ook gelukkig, dat
„meester" zich over haar ontfermde en haar les
gaf. Ze was feitelijk al een jaar laDger op school
dan noodig was.
De meDschen op het dorp vonden het een
schandaal. Lokkerse was waarlijk niet ryk, in
tegendeel, hy had moeite genoeg, op te worstelen
tegen het lever, met z'n talrijk kroost, waarvan
Marie de oudste was.
Het was vonden de dorpelingen van
de ouders niet meer dan plicht, het kind van de
school te halen en haar aan het werk te zetten.
Zoo'n nuf was toch ook niets meer dan de andere
dorpskinderen. Het schaap moest maar eens
flink aangepakt. Dan gingen die streken er
wel uit
Maar die ouders (en vooral de moeder) waren
zwak. Het kind speelde in huis de baas, vooral
als vader niet thuis was.
Maar opeens kwam er verandering. Lokkerse
vond, dat het nu mooi genoeg was. Hy vernam
zelfs, dat de meester van plan was, haar Duitsch
te doen leeren. Dat paste nu heelemaal niet
voor een meisje, vond hy. Bovendien de winter
was gekomende verdiensten waren zeer ge
ring en baas Jansen, by wien Lokkerse arbeider
was, kon wel een aankomend meisje gebruikeD,
die by de boerin een uitstekende opleiding zou
krygen. Toen baas Jansen dit, zonder eenige
bybedoeliDg had gezegd, had Lokkerse onmid-
delyk aan Marie gedacht en er met z'n vrouw
over gesproken, die er in toestemde, terwijl
geschiedt, geen uitspraak kunnen doen en
daarom ons te houden hebben aan den regel,
dien het geopenbaarde Woord ons geeft, en de
verborgene diDgen hebben over te laten aan
den Heere onzen God.
Ea wat eindelijk het vierde punt de onder
stelde wedergeboorte aangaat, verklare uwe
Synode, dat volgens de Belijdenis onzer Kerken
het zaad des verbonds krachtens de belofte
Gods te houden is voor wedergeboren en in
Christus geheiligd, totdat by het opwassen uit
hun wandel of leer het tegendeel blijktdat
het echter minder .juist is te zeggeD, dat de
doop aan kinderen der geloovigen bediend
wordt op grond van huu onderstelde weder
geboorte, omdat de groDd van den doop is het
bevel en de belofte Godsdat voorts het oor
deel der liefde, waarmede de Kerk het zaad
des verbonds voor wedergeboren houdt, geens
zins zeggen wil, dat daarom elk kind waarlijk
wedergeboren zou zyn, omdat Gods Woord
ons leert, dat niet allen Israël zijn, die uit
Israël zyn eu van Izak gezegd wordtin hem
zal u het zaad worden genoemd (Rom. 9 6, 7),
zoodat in de prediking steeds op ernstig zelf
onderzoek moet worden aangedrongen, aange
zien alleen wie geloofd zal hebben en gedoopt
zal zyn, zal zalig worden. Voorts houdt de
Synode met onze Belijdenis staande, dat „de
sacramenten niet ijdel noch ledig zyn om ons
te bedriegen, maar zichtbare teekenen en zegelen
van eene inwendige en onzienlijke zaak, door
't middel derwelke God in ons werkt door de
kracht des Heiligen Geestes" (Art. XXXIII)
en dat inzond'rheid de doop „het bad der
wedergeboorte" en „de afwasschiug der zonden
wordt genaamd, omdat God „ons door flit
Goddelijk pand on teeken wil verzekeren, dat
wy zoo waarachtigljjk van onze zonden geestelyk
gewasschon zyn, als wy uitwendig met water
gewasschen worden"waarom onze Kerk ia
het gebed na den Doop, „God dankt en looft,
dat Hy ons en onze kinderen door het bloed
van Zijnen geliefden Zoon Jezus Christus al
onze zonden vergeven en ons door Zijnen
Heiligen Geest tot lidmaten van Zijnen eenig-
goboren Zoon en alzoo tot Zijne kinderen aan
genomen heeft en ons dat met den heiligen
Doop bezegelt en bekrachtigt, zoodat onze
belijdenisschriften wel duidelijk leeren, dat het
Sacrament des Doops beteekent en verzegelt de
afwassching der zonden door het bloed eu den
Geest van Jezus Christus, d.w.z. de recht-
vaardigmaking en de vernieuwing door den
Heiligen Geest als weldaden, die God aan ons
zaad geschonken heeft. Intussehen meent de
Synode, dat de vraag, of elk uitverkoren kind
daarom reeds vóór den Doop wedergeboren is
noch op grond van de Belijdenis met zekerheid
valt uit te maken, zoodat het eisch is zich
hierover met groote omzichtigheid uit te laten
en niet wijs te willen zyn boven hetgeen ons
God heeft geopenbaard,
En Dr. A. Kuyper, ofschoon hy leerde dat
de geestelijke grond voor den doop in de weder
geboorte moest worden gesteld, verklaarde
uitdrukkelijk iu De Heraut van 4 October 1898,
dat men moest rekenen met „het feit dat onder
de schaduw van het genadeverbond ook dezulken
wonen die er geestelyk geen deel aan hebben
en dat dus. ook de kerk niet enkel geloovigen,
maar ook uit hypocrieten bestaat, zoodat de
uitwendige vorm van het genadeverbond slechts
ten deele door zyn geestelijke realiteit gedekt
wordt", en dat dus „de geestelijke grond niet
by elke doopeling aanwezig is".
Ds. Wisse zal toch zeker met deze leer het
wel eens zyn. Ook kan het hem bekend zyn
dat, sedert de synode van 1905 zich inzake de
leergeschillen uitsprak, de eenzijdigheden al
minder voorkwamen. Al moge het waar zyn,
dat de eene predikant meer voorwerpelyk en
de andere meer onderwerpelyk is in de voor
stelling, dat by de eenen het warme leven en
de Christelijke bevinding meer naar voren
treedt dan by den ander, Ds. Wisse zal moeten
toestemmen, dat ditzelfde verschil ook by alle
christenen uitkomt, en dat ook onder de predi
kanten van de Chr. Geref. Kerk een onder-
werpelyke en een voorwerpelyke richting is op
te merken.
Het gaat dus niet aan om met de beschul
diging „Ik kan niet langer samenwerken in
een milieu waar de leer der veronderstelde
vader op zich nam, het Marie aan te zeggen.
Moeder zag daartegen op, want zy vreesde van
het dertienjarig meisje een uitbarsting, als nooit
vertoond zou zyn
Dat was dan ook verschrikkelijkde eene
huilbui volgde op de andere. Het was al te erg
Zy, het knapste kind uit school, die door
„meester" meermalen als onderwijzeres of mis
schien nog wel hooger was voorgesteld, zy zou
moeten gaan dienen by een boer
Al heel gauw liep het kind met haar „ver
driet" naar „meester", die het verkeerd vond
en nog dienzelfden avond naar het huisje der
Lokkersen ging, trotseerende de kou, die dat
jaar al heol streng was de laatste dagen had
het tamelyk gesneeuwd om te pleiten voor
z'n „lievelingsleeriDg", het knapste kind van
z'n school.
„Het knapste kind van z'n school" lag resds
te bed toen de hoofdonderwijzer kwam, maar
het hoorde zyn stem, verliet het bed, zonder be
weging te maken en legde het oor op een gaatje
in den verweerden zolder, rillend van de kou.
Het hoorde, dat „meester" pleitte voor het
kind, dat toch veel te knap was, om als dienst
meisje te worden gebruikt. Werkelijk zy moesten
haar onderwijzeres laten worden.
„Maar dat kost zooveel geld, zei vader.
„Och, kom, dat loopt wel los. Op de normaal
school krygt ze gratis les. Boeken kun je altijd
voor een prijsje overnemen, in den regel voor
den halven prys, van leerliDgeü, die de school
verlieten of naar een hoogere klasse gingen.
Dan hadden ze alleen het tramgeld naar de
naburige stad te betalen. Dat was ook niet zooveel8