Weekblad voor de Gier eformeer de Kerken in Zeeland 34e Jaargang. Vrijdag 3 December 1920. No. 49 UIT HET WOORD. RedacteurenDs. L. BOUMA te Middelburg en Ds Q. F. KERKHOF te Oost-Souburg, fisti liJmrkirt0.0. 8. I i. I. VEEI, J. 0. HELENA, F. I v. i EIDE, B. IEIJER, H. P. I. G. DE «ALLE u F. I. J. 1DLF. Hulp aan Weeneo. Ds. Wisse. Zeeuvsche rkbode. Abonnementsprijs: per kwartaal bp vooruitbetaling 90 cent. Afzonderlijke nummers 7 cent. Advertentieprijs t 15 cent per regelbp jaarabonnement ran minstens 500 regels belanfr|ke reductie. UIT6AVI TAS DE PBRSVBRBBN1G1NG ZBEÜWSCHB KERKBODE. Adres vu de Admiiistntie Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Hiddelhug. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiln tel niterlfk Vrfdagmorgen te zenden aan-de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg UW LICHT KOMT. Maalc u op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid dos Heeren gaat over u op Jes. GO 1. Israël was ver van het vaderland ver wijderd. Vrijwillig was het niet naar vreemde oorden vertrokken. Duizenden trekken tegenwoordig uit ons werelddeel naar Amerika, in de hoop, dat zij het daar beter zullen hebben dan in de oude wereld. Maar zoo was het met het volk der be lofte Diet geweest. De machtige wereld- beheerecher Nebucadnezar had hen weg gevoerd en over zijn uitgestrekt gebied verstrooid met de bedoeling om hen in de andere volken op te lossen en hen te be- rooven van al wat hen tot een geheel af zonderlijk volk had gemaakt. Zij misten de vrijheid en waren ballingen geworden. Droevig was alzoo hun toestand, te meer, omdat zij geen plaats meer hadden, waar heen alle stammen konden opgaan. De heilige stad en de heilige tempel lagen in puin de altaren des Heeren waren omver geworpen en er werd geen morgen- en avondoffer meer ontstoken. Hoe treurde het hart, dat Sion liefhad en dat zeggen kon Eén dag in uwe voorhoven is mij beter dan duizend elders. Daarbij kwam de bange vraag: hoe zal het gaan met onze kinderen, die in een heidensche om geving opgroeien en die zoo genegen zijn om te vergeten, wat God aan ons en ons zaad heeft beloofd. Hoe was daarenboven de werkelijkheid in strijd met de plaats, welke God aan zijn volk bad gegeven en hoe getuigde zij tegen hen, die de wetten niet hadden ge ëerbiedigd en 's Heeren dienst versmaad. Dit maakte den toestand des te erger, wijl zij erkennen moesten, dat het de vrucht was van Israels ontrouw en van Gods heilig ongenoegen daarover. Is het vreemd, dat de bange klacht aan den borst ontperst wordto Godheidenen zijn gekomen in uwe erfenis; zij hebben den tempel uwer heiligheid verontreinigd.; zij hebben Jeru zalem tot steenhoopen gesteld. Wij zijn onzen naburen tot een spot. Ondragelijk is het en het in de smaadheid neerge worpen volk kermtHoe lang Heere zult Gij eeuwig toornen, zal uw ijver als een vuur branden Doch daar klinkt het met krachtig ge luidMaak u op, word verlicht! Het ge luid dringt tot hen door, zij zien op, zij beginnen te luisteren. Doch wie heeft hen geroepen en hoe kan er sprake zijn van verlichting in 't midden van een tastbare duisternis. Even goed kan men tot men- achen, die in een stikdonkeren nacht dwalen en die noch een lamp noch olie bij zich hebben, zeggen: maak toch licht. Maar er volgt onmiddellijk: want uwdicht komt en de heerlijkheid des Heeren gaat over u op. Uw licht komt. De bewoners van het diepe dal verkeeren nog in duisternis, dcch in den vroegen morgen is de zon alreeds op gegaan en verlicht reeds de toppen der bergen. Hen kan men opwekken om het oog op te hellen en tot hen zeggenuw licht komt, want de zon zal hooger rijzen en haar stralen weldra zenden tot in de donkerste dalen. Zoo roept de profeet om uit het donkere heden op te zien in de stellige verwachting, dat het licht komt en dat de heerlijkheid des Heeren over hen zal opgaan. Donker zijn ook de dagen, welke we beleven. Hoe laat rijst de zon en boe vroeg daalt zij reeds. Zij heeft vaak niet de kracht om door de donkere luchten heen te breken. Doch we troosten ons, omdat we weten, dat zij spoedig den strijd winnen zal. Nevel, mist en damp zullen verdwijnen en het licht zal weer wijd en zijd uitstralen, vrij en blij zal het onze landen bestralen. Die korte en donkere dagen zijn een beeld van het leven der volken in onzen tijd. Het zou ondankbaar zijn, indien we beweerden, dat onze toestand gelijk was aan die van Israël en Babal. Wij zouden miskennen de groote voorrechten, welke we dagelijks genieten. Maar dit neemt niet weg, dat er veel is, 't welk zorg wekt. De maatschappij is ontwricht en elke overheid bemoeit er zich mede om door wetten het leven te sterken en de misstanden weg te nemen. Doch hoewel we waardeeren de uitfiemende bedoeling, kunnen we toch niet zeggen, dat we reeds den weg onder den Voet hebben, waarlangs we zonder vreeze kunnen voorttrekken. Er heerscht nog altijd een verwarring van denkbeelden, welke vrucht baren arbeid haast onmogelijk maakt. Allerwege is er onrust en de verhouding tusschen patroon en knecht is nog verre van goed. Da banden van trouw en liefde laten los en| het wantrouwen neemt nog altijd toe. Het zedelyk leven staat niet op een hoog peil en in weerwil van alle bon den en vereenigingen blijft de zelfzucht zich krachtig doen gelden. Wie leest, wat er voorvalt in engere en breedere kringeD, weet, dat we nog verre zijn van eendracht en vrede. Wie zijn oor te luisteren legt, hoort een klaaglied, dat spreekt van leed en smart, van rouw en droefheid. Wan neer nu het oog open was voor de oorzaken daarvan,dan zou er verootmoediging komen voor Hem, tegen Wien overheden en volk en ook wij gezondigd hebben, maar daar valt helaas weinig van te bespeuren. Donkerheid bedekt de volken, ook die, welke onder 't licht van 't evangelie leven en er zijn velen, die het heil verwachten van allerlei ondernemingen, welke de menschen op touw zetten. Over 't alge meen echter is er van een met schaamte terugkeeren tot God en Zijn woord weinig merkbaar en daar zal het toch heen moeten zal er ware verbetering komen. Er zijn er ook in dezen tijd, die als Israël weleer bekommerd zijn over wat zij zien, hooren en ervaren en die treuren over eigen en anderer overtredingen. Laten zij acht geven op 's Heeren trouw, welke zoo duidelijk uitgekomen is in de vervul ling van de belofte, want gij weet, dat naar zijn woord Draëls licht is gekomen en dat de heerlijkheid des Heeren over hen is opgegaan. Wij bereiden ons weer voor op de Kerstdagen, welke ons terug wijzen naar Bethlehems krib en naar de vel len van Ephrata. In het Kindeke van Maria's schoot is de Zon der gerechtigheid opgegaan en de heerlijkheid des Heeren omscheen den Engel, die de blijde bood schap aan de herders heeft gebracht. Met de geloovigen dier dagen kunnen we juichen Het woord is vleesch geworden en we hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, -de heerlijkheid van den Eeniggeboren Zoon des Vaders, vol van genade en waarheid. Uw licht komt en het is gekomen, zoo helder en klaar, dat het nooit meer zoo donker kan worden als voorheen. En ook nu, ofschoon duisternis de volken be dekt, toch kleurt het nog de toppen der bergen, dringt het tot in de diepste dalen, en brengt schijnsel in het eenzame ver trek, waar een man of vrouw in waarheid bidtZend uw licht neder. Al meer ver breidt het zich tot de meest donkere oorden der aarde en de verstgelegenen aan de zee zullen het aanschouwen. Wij behoeven niet te vreezen dat de duisternis het winnen zal, want het licht heeft altijd de donkerheid verdreven en dit zal ook nu zoo zijn. Word verlicht gij, in wiens hart de donkerheid woont en klaagt, dat gij geen licht hebt. Maak u op, zie uit uw leed en moeite, uit uw droefheid en neerslach tigheid omhoog en versta, dat er in Christus leeniging is van al uw smart, troost in al uwe droefenis en kracht in al uw zwak heden. Luister gij, die neergebogen zijt en die in de moeite den toorn Gods gevoelt wegens uwe zonden, naar wat de waar achtige tot u zegt, opdat gij van uwen last bevrijd u verheugt in Hem, die u uwen last wil verlichten. Al ziet ge het nu nog niet, geloof, dat ook over u het licht zal verrijzen en dat de heerlijkheid des Heeren over u zal opgaan. De Heer is zoo getrouw als sterk, Hij zal zij a werk voor u volenden. Bouma. KERKELIJK LKTEJT. Het Comité, dat er zich voorgespannen heeft om aan Weenen hulp te verleenen en een cir culaire heeft verspreid, waarin duidelijk de toestand geteekend wordt, verzocht ons de aan dacht hierop te vestigen. We voldoen hieraan gaarne want hulp is er noodig. Als ieder wat doet, dan kan er eenig licht ontstoken worden in de donkerheid. Leg dus de circulaire niet ter zijde, maar leest haar en vraag u af of ge niet bedragen kunt, dat het doel bereikt wordt. De heer H. Dronkers, Middelburg, Lange Delft is bereid om gaven in geld of goed in ontvangst te nemen. fgHet is algemeen bekend, dat ds. Wisse zijn ambt bij de Gereformeerde kerk van Driebergen heeft neergelegd en dat hij den band met die kerk en derhalve met de Gereformeerde kerken gebroken heeft. Naar de Nieuwe Rotterdamsche courant bericht is hij overgegaan tot de Chr. Gereformeerde kerk en heeft hij zich aange sloten bij een dier gemeenten te Zeist. De vraag, welke men deed, waarheen zal hij gaan, is aan vankelijk beantwoord. Daarmede is deze zaak voorloopig tot beslissing gekomen. Van een oordeel over deze zaak wensch ik me te onthouden, maar ik veroorloof me de vrijheid een paar opmerkingen te maken. Vol gens de bladen moet hij zich reeds lang be zwaard gevoeld hebben met het oog op de verbondsopvatting, welke in de Gereformeerde kerken heerscht en dit schrijft hij ten deele toe aan zijn opgroeien ia de gemeente onder het kruis en hij bedoelt daarmede de gemeente welke vroeger in de St. Pietestraat (vergaderde en sedert 1892 op het Hofplein te Middelburg. Nu zou men kunnen zeggen dat dit ten ver gissing is, want deze gemeente heeft zich gelik vele anderen welke onder dien naam bekend hebben gestaan, in 1869 vereenigd met de meeste kerken der afscheiding, en van dien t$d stond z! bekend als de Chr. Gereformeerde. Doch dit acht ik van minder belang. Toen de. Wisse hier onderwezen werd, stond hier ale predikant ds. Keulemans, die het althans in zijn laatste jaren geheel eens was met ds. Littoop, bekend o.a. om zjjn boekje „Doop Avondmaal en Tucht." En vervolgens ds. van Oosten, die evenzeer in dit voetspoor heeft ge wandeld. Het zal hem moeielpk vallen om duidelijk te maken, dat het onderwijs hier genoten verschilt met dat van de Gerefor meerde kerken nit onzen tpd. Bovendien da kerken hebben nog precies dezelfde belijdenis als toen, zoodat het niet al te duidelijk is, wat.hl daarmee op 't oog heeft. Het is me dan^ook alleen er om te doen om weg te nemen den indruk, welke een dergelijke mededeeling kon wekken alsof er verschil zou zpn tusschen wat destfds hier in zake het verbond onderwezen werd en wat tegenwoordig geleerd wordt. Het is echter mogelijk, dat hp hieraan ook niet heeft gedacht, maar dat hp meer het oog heeft op de mentaliteit in dien vroegeren kring en van de tegenwoordige. Dit wil ik het liefst gelooven, omdat er dan wel eenig onder scheid is- Destpds werd er meer dan tegen woordig gesproken over het bevindelijk leven en er was meer warmte. Maar dat is niet een verschijnsel, dat zich bepaalt tot de Gere formeerde kerken alleen en komt voor, zoover ik kan nagaan ia allerlei kringen, welke nog vasthouden aan de belijdenis dus ook ia de Chr. Gereformeerde. Ik hoorde reeds jaren geleden van Professor Bavinck eenswat we winnen in de breedte, verliezen - we .in de diepte, en zelf heb ik het wel eens zoo uitge drukt, dat hoofd en hart voorheen meer ver vuld was met de particuliere genade, ter wil tegenwoordig de „gemeene gratie" de geesten meer bezig houdt. De geloovigen leefden meer naar binnen en gingen zorgvuldig na, wat de H. Geest deed om een zondaar heilbegeerig te maken naar de verlossing en hoe Hgket deed, maar de belijders hebben thans het QQg meer naar buiten en vragen, welke roeping WA hebben jegens maatschappij en staat. Best kan ik me begrijpen, dat iemand naar* zulk een verleden met heimwee terugriet en dat hl zegtoch, mochten we nog eens beleven, wat' voorheen het hart zoo verkwikte, maar ge kont dit niet verkrijgen door naar een andere kerk over te gaan. Het zon goed zpn, indien er meer indruk was over de zonde en meer door brekende kracht van 'fc geloof. Het jnag wel een oorzaak van droefenis zpn, dat velen zoo oppervlakkig heen glijden over het éêae noodig e en zich tevreden stellen met wat alleen of althans uitsluitend het uiterlijke raakt, ^.f!Mjhar het getuigt ook van groote oppervlakkijgïfóid, wanneer men daarvoor een kerk of een opvat ting van sommige aansprakelijk stelt en daarom betreuren we het dat ds. Wisse aanleiding geeft tot een voorstelling, welke anderen mis leiden kan. We weten tooh, dat sommigen te goeder trouw niet ophouden de Gereformeerde kerken verdacht te maken, als zouden deze.een verbondsgedachte huldigen, welke zelfbeproe ving overbodig maakt. Dat er gereformeerden zijn, die eveneens als wp gebroken hebbende met het Hervormd kerkgenootschap niets schpnkn te gevoelen voor hereeniging van allen in -ééu kerkverband is reeds treurig .genoeg.. Maar laten we ons althans wachten met zonder eenig oorzaak elkander te veroordeelen en te specu- leeren op het wankelbare van sommigqr- over tuiging. Walgelijk is dit, als het daarbl ge schiedt onder een vromen schpn. Wie waarlijk leed gevoelt over- het.«gemis van een krachtig geloofsleven, zal: hidden in de binnenkamer om een mildere -werkingvan Gods Geest, die alleen het leven kan .wekken en versterken. Bomtk Acta. Reeds zpn de Acta van de Generale-Synods verschenen en aan alle kerken verzonden. -Den beiden scriba's der Synode komt een woord van lof toe voor den bekwamen spoed, waarmee zp hun arbeid afleverden. Niet minder-ijpast lof voor de schoone uitgave van den heer.Kok. Papier en druk zpn keurig... De eigenlik* Handelingen beslaan groot gedrukt ongeveer honderd, de Bplagan met Rapporten,- kleia

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1920 | | pagina 1