Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 34e Jaargang. Vrijdag 12 November 1920. No. 46 UIT HET WOORD. Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds G. F. KERKHOF te Oost-Souburg luti lidmrkirsD.D. I. I v. L VEEI, J. 0. VIEIEIGA, F. J. v. t EBDE, B. IEIJER, H. P. I. G. DE WALLE n F. J. VDLF. PERSVERBEN1G1NG ZBBUWSCHB KERKBODE. KfiRKSLlJK LEVEN. Ter gedachtenis. Abonnementsprijs: per kwartaal bjj vooruitbetaling 90 cent. Afzonderlijke summers' 7 cent. AdvertfitlaprQl i 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAYl YAH DE Adrei t» dt AdminiitratU Firma LITTIMJIJ A ÖLTHOFF, Wtddelharg Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentien tot uiterljk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOPF, Middelburg. HET HOOGSTE DOEL VAN DEN ZEN DINGS ARBEID. II. Opdat nu door de gemeente bekend gemaakt worde aan de Overlieden en Machten in den liemel de veelvuldige wijsheid Gods. Efeze 3 10. De tweede vraag, die we beantwoorden zullen, iahoe moet de gemeente die veelvuldige wijsheid Gods prediken? Daarop is meer dan één antwoord te geven. Vooreerst predikt die gemeente reeds door haar aanwezig-zijn op aarde de veelvuldige wijsheid Gods. Dat is eene zichtbare prediking ervan. Wie de gemeente van Christus, over den ganschen aardbodem verspreid, met aandacht en opmerkzaamheid beschouwt, moet haar kunstigen Bouwheer roemen. Uit een diep gevallen menschdom zulk een kunstge wrocht op te bouwen als de veelkleurige Christengemeente is, waarlijk dat is een arbeid van Goddelijke almacht, dat is een werk, dat spreekt vóór Dengene, die het gemaakt heeft. Die geestelijke Tempel van levende steenen uit allerlei geslacht en natie en taal, die eerst losgewricht moesten worden uit de groeve des eeuwigen ver- derls, en daarna gebracht op den grond en hoeksteen Christus Jezus en door Hem met eeuwig leven doorademd, dat is een pronkstuk van Gods vrijmachtige ge nade en almachtige herscheppingskracht. Van welk gezichtspunt uit men die gemeente ook beschouwt, altoos weer zal men met een verwonderend oog moeten uitroepen „Hoe groot is Gods wijsheidDie kennis is mij te hoog en te wonderbaarDe reuzenarbeid der herschepping van heel de menschenwereld, waardoor Christus' Kerk uit alle volkeren zonder onderscheid ont staat, voortbestaat, tot opbouw en wasdom komt, ze is eene duidelijk waarneembare prediking, die in schitterende kleurenpracht Gods wijsheid te aanschouwen geeft. Ge moet er oog voor hebben, om dat te zien. Niet ieder neemt den heerlijken glans waar, die van de bonte kleurscha- keering der Christelijke Kerk uitstraalt. Slechts weinig menschen staan daarbij eens in hun gedachten stil. Slechts zeldzaam beluistert ge deswege een toon van aan- biddmg der wijsheid Gods. Men laat het er bij met te zingen van den Eilistijn, den Tyriër en den Moor, die binnen Sion zijn voortgebracht en geborenen bij de be tuiging: „De Allerhoogste zelf zal ze be vestigen en schragen." Dat nu de on- geloovige wereld van die veelkleurige schoonheid der gemeente Christi niets ziet en opmerkt, dat is nog tot daaraan toe, dat is eenigermate te begrijpen, omdat zij geen geopende geestesoogen bezit. Maar dat Gods volk zelf 't niet opmerkt en er zijn God niet voor aanbidt en prijst, dat is een schuldig verzuim. We moesten er te allen dage den mond vol over hebben. l)at Christus zijn Kerk vergadert uit alle werelddeelen en volkstammen, brenge ols tot aanbidding en lofprijzing van Gods wijsheid, die zich voor onze oogen in zulke rijkgeschakeerde tinten en vormen tentoon spreidt. Dat uwe oogen open zijn mogen voor die gansch uitnemende schoonheid van Christus' gemeente, dat zij evenals een veelkleurig bloemtapeet de glansen der genade Gods en der wijsheid des Scheppers uitschittert. Van één ding mogen we ons verzekerd waren Da engelen zien het wél I Die pracht ontgaat hun oogen nietZij letten op het aanwezig zijn van de gemeente onder alle natiea der aarde. En zij ver kondigen deswege den lof des Scheppers en Verlossers. Doch de gemeente moet niet alleen doof haar z ij n Gods veelvuldige wijsheid pre diken, maar in de tweede plaats ook door de Evangelieverkondiging. Dat is hare hoorbare prediking van Gods wijsheid. Eerst is de gemeente doel Gods ge weest Hij riep haar uit de duisternis tot het licht, opdat zij zou worden het licht der wereld. Hij trok haar uit den dood en bracht haar tot het leven, opdat van haar een levenwekkende roepstem zou uit gaan. Wij, die eerst doel Gods geweest zijn, wij moeten nu middel Gods worden, om door de Evangelieprediking in allerlei vreemde talen anderen te roep3n uit dé' duisternis tot het licht en over te brengen uit de doodsschaduwen tot de genieting van het eeuwige zalige leven. De kerk te Efeze was eerst doel ge weest. Uit het volk der Efeziërs had Christus de zijnen gezocht, geroepen, bij een vergaderd, bearbeid, gezegend. Dat doel was nu bereikt. Nu moest die gemeente te Efeze middel worden, predikster van Gods veelvuldige wijsheid aan anderen, om ook die te brengen tot aanbidding van Gods heiligen Naam. En zoo staat het met alle kerken op aarde, uit alle landen en uit alle tijden. Elke gemeente moet op haar beurt predikster worden van Gods veelvuldige wijsheid. Die gedachte heeft in vroeger eeuwen te weinig geleefd bij Gods volk. Zij hebben maar al te vaak gedacht, dat zij alleen doel Gods waren zoo zij maar roemen mochten in Gods genade, dan vergaten zij geheel en al, dat God hen nu ook als middel wilde gebruiken. Daarom is door de Kerk des Heeren in vorige eeuwen betrekkelijk zoo weinig aan zendingsarbeid gedaan. Zij gevoelde niet genoegzaam hare verplichting, hare roeping om aan allen, die van het genade licht nog verstoken waren, Gods veel vuldige wijsheid te prediken. Het is de Heilige Geest, die daartoe de gemeente van Christus eerst moest verwakkeren, de oogen ervoor openen, de harten ervoor bezielen en haar tot dien arbeid uitdrijven. In het bizonder in de laatste eeuw en vooral in onze dagen gaan de geloovigen het meer en meer beseffen, wat hun heilige roeping is, n.l. medearbeiders en medearbeidsters te zijn om over de lengte en de breedte der aarde Gods Sion te bouwen, zóó dat daarvan uitstraalt de schoonheid der veelkleurige wijsheid Gods. Met ons heeft God de Heere (om zoo te zeggen) nu zijn doel bereikt. We zijn uit de duisternis overgebracht tot Zijn wonderbaar licht. Christus' kerk is in ons midden geplant. Ons volksleven is ge- christianiseerd. Er straalt ook uit het gedoopte en belijdende Nederland iets uit van de veelkleurige wijsheid Gods. Dat kon veel meer geschieden dan inder daad gebeurt, we stemmen het u aanstonds toe. 't Is tot onze beschaming, dat het zoo weinig geschiedt. Daarom worden wij ook dagelijks geroepen tot bekeering en heiligmaking, tot het dienen van God met alle krachten ons verleend, tot het door dringen van heel ons volksleven met de kracht der genade, want we zijn naar Jezus' woord het zout der aarde, het zout dat de spijze van ons volksleven ook smakelijk maken moet voor onzen God en Vader in de hemelen. Persoonlijk heeft een ieder zich de vraag te stellen: Ben ik doel Gods geweest? Heeft de Heere Zijne genade al aan mij grootgemaakt Is dat doel al met mij be reikt, dat Gods wijsheid ook in mij wordt verheerlijkt Doch hoe belangrijk die vraag ook moge zijn en zóó belangrijk zelfs, dat gij niet rusten moogt vóór gij er een bevestigend antwoord op kunt geven op 't oogen- blik kunnen we en mogen we daarbij niet langer blijven stilstaan. Niet de zaliging van een zondaar is Gods einddoel, maar de verheerlijking van Zijne deugden, met name van Zijn veelvuldige wijsheid. En daarom, gij die den Heere liefüebt en van ganschen harte dient, gij behoeft niet verlegen te staan met de vraag, tot welk middel de Heere u thans gebruiken wil. In Christus Jezus zijt ook gij geschapen tot goede werkeü, in 't bizonder tot verkondiging van Gods veelvuldige wijsheid, m.a.w tot Zendings arbeid. Niemand uwer behoeft ledig te staan op de markt, want er is werk in overvloed om mee te doen aan de uitbreiding van Gods Koninkrijk. Er is groote en er is kleine arbeid, waardoor gij mee bouwen kuat aan Gods S'on, waardoor gij bekend maken kunt Gods veelvuldige wijsheid. Groote arbeid is zooals onze broeder Merkelijn namens onze kerken in Mage- lang onder Javanen en Chineezen ver richten moctt met rijken zegen Gods. Tot allerlei kleinen arbeid wordt gij verwaardigd, want ook ieder uwer moet middel in Gods hand willen zijn tot bevordering van het groote werk. Laat u door den Geest des Heeren dringen tot medearbeiden in de Zending. Offert er mild en gewillig uwe gaven voor. Spreekt er over en stelt er belang in. L9est ons Zendingsblad en bidt voor onze arbeiders in Indië. Zamelt er voor in kleine en groote giften. Als de Heere het van u vraagt, h3bt er dan ook gaarne uw zonen en dochters voor over. Zij kunnen bij het onderwijs en voor den medischen dienst zoo heerlijke hulp verleenen. Geeft dus aan dezen schoonen arbeid uw krscht en tijd, uw steun en geld. Leeft er dagelijks in mee, omdat het gaat om de verheerlijking van den Naam uws Gods, om de verkondiging van Zijn veelvuldige wijsheid. Slot volgt.) Kerkhof. Maadag werd te Utrecht het stoffelijk over schot van ds. Klaarhemer aan de groeve der verteriDg toevertrouwd en het zal niemand be vreemden, dat we een woord ter gedachtenis wijden aan dezen overleden dienaar des Woords, die ofschoon hij slechts enkele jaren gearbeid heeft in Zeelands hoofdstad, toch van groote beteekenis is geweest. In het jaar 1886 kwam hij uit Hilversum naar hier. De beweging, welke reeds een geruimen tijd in de Hervormde kerk was gewekt, en welke i a den laatsten tijd gestaan had onder de leiding der professoren Kuyper en Rutgers, had geleid tot de Dole antie. Ook in Zeeland waren er in die kerk gereformeerden, die meeleefden met den strijd dier dagen, maar het ontbrak aan een vaste leidiüg. Onder deze omstandigheden was ds. Klaarhamer de rechte man op de rechte plaats. Ofschoon hij gestudeerd had aan de Universi teit te Utrecht, toch was hg van Gereformeerde belijdenis en reeds als student las hij met groote nauwkeurigheid de Heraut, zoodat hij op de hoogte was met al wat er in de Her vormde kerk omging. Het was dan ook van meetaf duidelijk, welk standpunt ds. Klaar hamer innam. Door zijn krachtige prediking trok hij een groote menigte en hij verheelde niet, hoe hij dacht over de daad van de Haagsche Synode, nit het jaar 1816, waardoor de gere formeerde kerken omgezet waren in een Her vormd Kerkgenootschap. Hjj toonde duidelijk aan, dat de Kerk alleen den verhoogden Chris tus als Koning had te erkennen en dat de synodale organisatie geheel in strijd was met de H. Schrift. Hg droDg er op aan, dat de kerk breken zou met de onwettige banden en dat zij terugkeerde tot de leer, den dienst en de tucht der vaderen. Niet alleen op den kansel maar ook in de kerkeraadsvergaderingen, deed hy zich gelken, waarvan het gevolg is geweest, dat het kerkbestuur hem eerst schorste in zijn bediening en later afzette. De overige predi kanten, die hier waren, kozen tegen hem partij, alleen enkele ouderlingen en diakenen stonden aan zijn zijde. Hij was er echter de man niet naar om het daarbjj te laten. Zijn schorsiogs- en afzettingsbul door Professor Brummel- kamp een eere-diploma genoemd legde hij kalm ter zijde en zette zijn arbeid voort. Eerst predikte hij in de groote zaal van het Schut tershof, het aantal ouderlingen en diakenen werd aangevuld en in de Bogardstraat werd de Nooderkerk gebouwd, waar de gemeente weldra samenkwam. Rusteloos was hij bezig op heel ons eiland om ook daar de Gereformeerden tot getrouw heid aan te sporen en in Gapinge, Vrouwe polder, Seroo8kerke, Oostkapeile, Koudekerke, Souburg, Vlissingen en Arnemuiden luisterden velen naar zijn ernstige vermaning en wierpen het j uk der synodale organisatie af. Eveneens werkte hij in 't land van Axel en op 't eiland Tholen, waar zijn optreden rijke vruchten droeg. Zelfs een Gereformeerde gemeente van Ter- neuzen sloot zich bij de kerken der doleantie aan, alsmede een te Poortvliet. Daarbij riep hij de Zuider Kerkbode in 't aanzijn, waarin de pittige artikelen de aandacht trokken ver buiten onze provincie. We kunnen gerust zeggen, dat hjj de bezielde leider der doleantie in ons gewest is geweest, die onvermoeid werkte aan de verbreiding van de beginselen, welke de volle liefde van zijn hart hadden. Later heb ik hem persoonlijk nader leeren kennen. Tijdens de Generale Synode van de Gereformeerde kerken in 't jaar 1908 te Am sterdam gehouden, had ik het genoegen met hem te mogen zitten in de commissie, waaraan o.a. opgedragen was de concept-regeling aan gaande het verband tusschen de Theol. Facul teit der V. Universiteit en de Geref. kerken te overwegen en daarover advies te geven. Hij stond nog op het oude standpunt. De Uni versiteit moest niet alleen vrjj zjjn van den Staat, maar ook van de kerk. Warm werd er avond na avond gediscussieerd en ds. Klaar hamer poogde aan zijn meening de overwinning te bezorgen. In den grond der zaak wilde hjj van een nauwer verband niets weten. Met een zeldzame taaiheid verweerde hjj zich tegen eiken aanval en tot het laatst toe bleef hjj volhouden. De meerderheid ging echter niet met hem mede, en aan de Synode werd een voorstel voorge legd, waarin hjj zich niet vinden kon. Met zjjn medeafgevaardigde ds. Fernhout diende hjj een zestal amendementen in, waarvan da

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1920 | | pagina 1