Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
No. 41
UIT HET WOORD
34e Jaargang.
Vrijdag 8 October 1920.
Redacteuren Ds. L. BOTJM.A te Middelburg en Ds G. F. KERKHOF te Oost-Souburg,
faxte HzdewerkirsO.D. B. J. i. lEEi, J. 0. VIELEI6A, F. I i. i. EBBE, 8. MEIJER. H. P. M. C. OE WALLE rb F. V. J. SOLF.
PERSVERBBN1GING ZBEUWSCHB KERKBODE.
KBBKSLIJK LJKVEM.
Art. 13 D. K. O.
Een heerlijke middag.
Zeeuvsclie Kerkbod
Abonnementsprijsper kwartaal bp vooruitbetaling 90 cent.
Afzonderlijke Bummers' 7 cent.
Advertentieprijs t 15 cent per regel bp jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
ÜITttAVI VAH DE
Adres tss dc Administratie j
Firma LITTOWJ OLTHOFF, Htddelbnrg
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlpk Vr jdöjfmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOTJ OLTHOFF, Middelburg.
BEKEND IN JUDA.
God is bekend in Juda, zijn naam
is groot in Israël.
Psalm 76 2.
Israël bco^ zich niet voor een der vele
goden, zooals de heidenen die eerden. Het
diende ook niet een nationalen god, die
de goden van andere volken in macht en
gunst verre te boven ging. Het kende en
beleed den waren God, den Waarachtige,
die den hemel en de aarde gemaakt heeft.
Was deze k*nnis bij hen vrucht van
studie en nadenken Of indien niet was zij
dan te danken aan zekeren religieusen
aanleg, eigen aan de Semiotische volken in 't
gemeen en aan Israël in't bizonder Neen,
ze was een gave van God, een gave zijner
genade en groote ontferming, naar zijn
eeuwig welbehagen. Israël las met andere
volken ook in het wondere boek der schep
ping en der voorzienigheid. Het gaf mede
acht op de gangen Gods in de geschiedenis.
Het hoorde evenals allen de stem zijner
majesteit en heiligheid in de consciëntie.
Maar daarboven had het nog iets anders
en meer. God maakte zich zelf op bizondere
wijze aan hen bekend. Hij openbaarde
zich aan hen door verschijning, profetie en
wonder. Hij ontdekte zich als de God van
genade en barmhartigheid, die de schuld
vergeeft en de ongerechtigheid toedekt.
Hij richtte zijn Verbond met hen op. Hij
maakte zich zelf tot hun God en nam
Israël aan als zijn volk. Hij sprak woorden
des levens en openbaarde zich tegelijkertijd
door daden van verlossing. Daarom werd
Hij door de vromen geëerd en g< prezen.
God is bekend in Juda en zijn naam i*
groot in Israël.
Toen A9af dit zong, waren de twaalf
stammen reeds uiteengegaan. De hartklop
van de kennis en dienst Gods was in zijne
dagen in Juda, want te Jeruzalem stond
des Heeren tempel. Maar er was een na
trilling in gansch Israël, onder al het volk
dat in de besnijdenis het teeken droeg,
dat het in het Verbond met God was op
genomen. Daarin lag de heerlijkheid van
Juda en Israël. Bij Babel was de wereld
macht. Griekenland zou later door fijnen
kunstzin zich een naam maken. Rome
mocht de wereld dienen met haar diepe
rechtskennis. Maar Israël was verkoren om
drager van de kennisse Gods te zijn. Hij
maakt Jacob zijne woorden bekend, Lraël
zijne inzettingen en rechten alzoo heeft
Hij geen volk gedaan, en zijne rechten die
kennen zij niet. Halelujah 1 (Ps. 147 19,20).
Van die kennisse Gods is de kerk des
N. T. de erfgename. Ja, zij is nog rijker
gemaakt. Want God, voortijds veelmaal en
op velerlei wijze tot de vaderen gesproken
hebbende door de profeten, heeft in deze
laatste dagen tot ons gesproken door den
Zoon. De Zoon is tot ons gekomen en
heeft ons den Vader verklaard. Hij is vit e?ch
geworden en op aarde verschenen, opdat
wij den Waarachtige zouden kennen. Die
Hem gezien heeft, die heeft den Vader
gezien. Zooals Hij is, zoo is de Vader, even
rechtvaardig en heilig, maar ook evèn vol
van genade en waarheid. Bij zijn kruis
ontvouwt zich de volle inhoud van het ge
loof des Ouden VerbondsGenadig en
barmhartig is de Heere, langmoedig en
groot van goedertierenheid. Hij doet ons
niet naar onze zonden en vergeldt ons niet
naar onze ongerechtigheden. Want z 'O
hoog de hemel is boven de aarde, is zijne
goedertierenheid geweldig over degenen
die Hem vreezen. Zoo verre het Oosten is
van het Westen, zoo verre doet Hij onze
overtredingen van ons. Gelijk z ch een
vader ontfermt over de kinderen, ontfermt
zich de Heere over degenen, die Hem
vreezen. En de heerlijkheid van Christus
in den spiegel van zijn Woord aanschou
wende, roepen wij in opgetogenheid uit
wij kennen Hem, omdat wij door Hem
gekend zijn wij hebben Hem lief, omdat
Hij ons eer9t liefgehad heeft.
Gods kerk leeft bij die openbaring, die
baar van God in Christus geschonken is.
Wie buiten haar zijn, zoeken en vragen
naar God of ze Hem tasten en vinden
mochten, hoewel Hij niet verre is van een
iegelijk van ons. Met al hun vragen naar
waarheid blijft de nacht van onkunde en
dwaling. God zegtzij hebben mijn Woord
verlaten, wat wijsheid zouden zij dan heb
ben In de H. Schrift toch heeft God
zijne bizondere openbaring voor ons neer
gelegd. De kerk zelf is op het Woord van
Apostelen en Profeten gebouwd en zij
belijdt die Schrift als Gods Woord, beide
naar inhoud en vorm, naar gedachte en
inkleeding. Al de Schrift is van God in
gegeven. Daarin ligt de heerlijkheid, de
vastheid en de troost der kerk. Zij leeft
niet bij de meening van menscben. Zij
ontsteekt haar licht niet bij de studeerlamp
van geleerden en wijsgeeren. Maar zij eert
de H. Schrift als Woord van God. Zij zingt
van haar Uw Woord is mij een lamp voor
mijnen voet en een licht op mijn pad. Zij
grondt alles op dat Woord. Zij toetst alles
aan dat Woord. Zij regelt haar gansche
leven, haar belijdenis en wandel naar dat
Woord. En daarom staat in haar banier
geschreven God is bekend in Juda, zijn
naam is groot in Israël.
Indien uw ziel hierop amen zeggen mag,
zijt ge zalig. Maar niemand kent den Zoon
dan de Vader, noch iemand kent den Vader
dan de Zoon, en dien het de Zoon wil
openbaren. Hij doet het door zijn Geest.
Die ontsluit het wonderwoord der zelf-
getuigenis Gods en ontsteekt het licht der
kennisse Gods in het aangezicht van Jezus
Christus. Daarin komt het leven tot ons,
want naar Jezus'woord is dit het eeuwige
leven dat wij den Valer kennen en Jezus
Christus, dien Hij gezonden heeft.
Zeker, als bet licht der kennisse Gods
instraalt in uwe ziel, ziet go u zelf schuldig
en verloren voor een heilig en rechtvaardig
God. Maar in dat licht aanschouwt ge ook
Hem, die de Middelaar is, vol van genade
en waarheid, die in den diepen nood van
uw hart u toeroeptkomt herwaarts tot
mij, die vermoeid en belast zijt, Ik zal u
rust geven. En door't geloof vrede in Hem
vindende, zet ge uw voet op den weg,
die den Heere welgevallig is, waarop de
dwazen zelfs niet dwalen en die den ver
standige naar bovrn leidt.
Naar die kennisse Gods te staan, is dure
roeping. Helaas, do kennis van de waar
heid, die naar de godzaligheid is, gaat
gestadig achteruit. De belangstelling in de
verborgenheden van het Koninkrijk Gods
vermin iert bij den dag, niet alleen buiten
maar ook binnen do christelijke kringen.
En het getal neemt gaandeweg af van hen,
die met hun gansche hart en ziel uit de
waarheid leven en er zich mee voeden dag
bij dag. O, zij er een wederkeereu tot de
verlatene paden. Zooals de lichtbeminnende
bloem den zonnestraal zoekt, zoo keere
uw ziel zich tot den Heere om het licht
en de hulp van zijn H. Geest. Uw bede
zijai, neig mijn hart en vurig zielver-
langen, o Heer, naar uw getuigenis alleen.
God is bekend in Jnda, zijn naam is groot
in Israël, gelde dat woord ook in be
trekking tot u
Van der Vebn.
Toen ik in 1889 uit Friesland naar Zeeland
kwam, werd ik spoedig gewaar, dat het in
sommige opzichten hier anders was dan daar.
Dit verplichtte me tot nadenken, omdat ik
wel begreep, dat ik op den duur een oordeal
daarover behoorde te hebban. Op dit oogen-
blik denk ik alleen aan wat men noemde het
vrijwilligheidsbeginsel, inderdaad een woord,
waarvan bekoring uitging. Daar zat het ideale
in, en dit sprak tot de verbeelding. Hoe
menigmaal heb ik het met bezieling hooren
verdedigen, indien deze of gene daartegen be
denking opperde. De Overheid legt aan het
volk lasten op en eischt, dat het de opgelegde
lasten dragen zal. Menigeen is wel genegen
om die lasten van den schouder te werpen,
maar hij weet, dat de regeeriüg macht heeft
om hem te dwiogen, en de meesten schikken
zich dan ook in het onvermijdelijke zonder het
tot een strijd te laten komen. Doch in de
kerk kan en mag dit niet daar is alleen
plaats voor de vrijwilligheid. JSu zou daar
over niet zooveel gesproken zijn, indien in de
toepassing daarvan geen moeilijkheden waren
ondervonden.
Bij sommige gemeenten bestond destijds nog
de gewoonte, dat een predikant geen vast
tractement had, maar dat hij leven moest van
wat de kerkgangers vrijwillig in een daarvoor
bestemde bus deden. Niemand dan de dominé
wist, wat daarin kwam, tenzij bij het zelf ver
telde. Langzamerhand verdween deze gewoonte
uit onze kerken en bleef nog alleen over in
de kerken, welke naar ds. Ledeboer genoemd
werden. Doch ook daar is zij bijna verdwenen
naar ik meen.
Voor de pensioenen van Emeriti-predikanten,
weduwen en weezen werden destijds collecten
gehouden en deze werden gestort in de algp-
meene kas. Wanneer er nu op gewezen werd,
dat volgens art. 13 D K. O. de plaatselijke
kerk verplicht was voor haren Emeritus-dienaar
te zorgen en dat hij derhalve recht had op
een behoorlijk levensonderhoud, dan werd dit
nier ontkend, maar het was nu eenmaal ge
woonte het op deze wijze te doen en men
achtte dit de beste weg. Op deze wijze werd
voldaan aan de verplichting en de kerken deden
het geheel vrijwillig. Wat wilde men nog
meer? Het bleek echter, dat de predikanten,
die wegens ouderdom of ziekte eervol ontslag
hadden gekregen, een zuchtend leven moesten
leiden, omdat zij van het uitgekeerde geld niet
leven konden. Men gevoelde wel, dat dit niet
°P8ÓD£ en de Deputaten, aan wie opgedragen
was de gelden te beheeren, luidden de alarm
klokken en drongen op mildere bijdragen aan.
Dit hielp voor een oogenblik, maar het duurde
niet lang, of er kwam weer eb. Dit was ver
velend en daarom zeiden eenigen een van
beiden of de kerken moeten artikel 13 uit de
D. K. O. wegnemen of zij moeten beter zorgen
Daarin hadden zij naar 't me voorkwam vol
komen gelijk, te meer, omdat de wijze, waarop
vastgesteld werd, wat een emeritus-predikant,
een weduwe en weezen ontvangen zou, waarlijk
niet verdedigd kon worden.
Dit gaf dan ook aanleiding tot veelvuldigen
strijd op kerkelijke vergaderingen en het was
duidelijk, dat de mannen van de oude koers
zienderoogen terrein verloren. Met de vereeni-
ging der kerken kwam er op eens een geheele
verandering en onder de leiding van Prof.
Rutgers werd aan de kerken duidelijk gemaakt,
wat er voortvloeide uit het reeds meermalen
genoemde artikel. De tijd brak aan, dat we
kregen de bekende regeling van Utrecht en
daarmee een zoo groote verbetering, dat we
daarvoor erkentelijk hebben te blijven. Dit
wordt dan ook allerwege ingezien en gewaar
deerd. Wanneer we vergelijken den toestand
vóór 1905 en daarna, dan springt het onder
scheid allen duidelijk in 't oog. Uitgangspunt
was, dat de kerk, welke een Emeritus kreeg,
ook voor hem zorgen moest. Van dien tijd af
hebben alle classes de kerken op deze roeping
gewezen en daartegen is nooit verzet gerezen.
Het was een beschreven recht, waarvan men
algemeen geloofde, dat het in de H. Schrift
rustte. Het lag echter voor de hand, dat niet
elke kerk, welke voor uit deze bepaling voort
vloeiende lasten kwam te staan ze dragen kon.
Daarom werd tevens de weg aangewezen, waar
langs men in zulk een geval gaan moestr.
De voorzitter van de laatste Synode herin
nerde er aan dat ds. Hoekstra van Arnhem
indertijd artikel 13 genoemd had den acht-en-
dertig-jarigen kranke, die nog altijd niet ge
nezen was, maar we kunnen er aan toevoegeD,
dat hij dan toch behoort tot de herstellenden
en er hoop bestaat, dat hij zijn zwukte nog
wel eens te boven zal komen. In zoover echter
is het waar, dat alle kerken nog niet tevreden
zijn met wat we verkregen hadden. Telkens
kwamen er van Classis en Particuliere Synodes
voorstellen in, welke wijziging wilden aan
brengen in de bestaande regeling, welker uit
voering niet alle bezwaren had kunnen weg
nemen. Op de Generale Synode van Rotterdam
was het tot een uitvoerige en belangrijke dis
cussie gekomen, welke geëindigd was met de
aanneming van de conclusies, welke de com
missie, in wier handen deze zaak was gesteld,
voorgesteld had, en die ons bij de regeling van
Utrecht wilden doen blijven. Ten overvloede
drukte de Synode in haar acta nog af het
Rapport, dat Prof. Rutgers indertijd over deze
materie had gegeveD, en dat de bezwaren, tegen
de bestaande regeling ingebracht, ontzenuwde.
Iudien zij gemeend heeft, dat de zaak daarmee
nu uit zou zijn, dan heelt zij zich vergist. On
derscheidene provincies toch hadden reeds een
eigen regeling ontworpen eu anderen waren
gevolgd. Ook de kerken in Zeeland hebben zich
dit veroorloofd, onder den naam van onderling
hulpbetoon, waarvan zij meenen, dat de be-
bezwaren tegen bestaande regeling ingebracht
ondervangen zijn.
Op de Synode te Leeuwarden kwam de zaak
opnieuw aan de orde en de voorzichtig gestelde
conclusie der commissie werd zoDder strfld
aanvaard. Ia overeenstemming met haar werd
een commissie benoemd, waaraan opgedragen
is om te onderzoeken, of afwijking van de door
Utrecht aanbevolen regeling niet in strjjd is
met het beginsel van artikel 13. Als deze com
missie tot een eenparig advies komt, dan zal
het verschil van gevoelen, dat nu nog bestaat,
waarschijnlijk wel verdwijnen en plaats makeu
voor een eenzelfde gedragslijn in alle kerken.
Bouma.
De Walchersche Zendingsbijeenkomst op
Donderdag 30 September slaagde uitnemend.
Het was heerlijk herfstweer. De liefelijke zonne
stralen speelden door 't gebladerte in dan tun
van het Schuttershof te Middelburg. Tusschen
1000 en 1200 belangstellende broeders en zusteis
waren opgekomenslechts weinigen uit Mid
delburg zelf, schier allen van buitenaf. Df.
Kerkhof opende de vergadering te half twee op
de gebruikelijke wijze en heette alle aanwezigen,
inzonderheid d Merkelijn, hartelijk welkom.
Daarna deelde hij mede, dat ds. Brinkman
verhinderd was op deze samenkomst te spreken
door 'c verzetten vaa den datum, iu zyn
plaats hield nu ds. Kerkhof een opwekkende
rede over: „Het hoogste doel van den Zen-
dingsarbaid" naar aanleiding van Paulus'
woorden iu Efeza 3 10, dat door de gemeente