Weekhlad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 34e Jaargang. Vrijdag 20 Augustus 1920 No 34 UIT HET WOORD, Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vasts lidmrkirs01 R. J. i. VEEH, J. 0. BIELEIKI, F. I v, i. EIOE, B. MEIJER, H. P. M. G. DE WALLE «1 F. R. J. ROLF. PERSVERBENIG1NG ZBEUWSC3B KERKBODE. Adres v*h ds Administratis Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. ALLE DINGEN TEN GOEDE. »Alle dingen werken ten goede zamen bén, die God liefhebben, hén, die naar Zijn voornemen geroepen zijn", deze groote, troostrijke waarheid,waaromtrent do Apos tel en zijn geloovige lezers verzekerd waren, en alle kinderen Gods door eigen bevinding in den geest huns gemoeds verzekerd zijn, met u nader te beschouwen, dat is, lezer I het doel dezer overdenking. »AUe dingen werken ten goede samen hén, die God liefhebben, hén, die naar Zijn voornemen geroepen zijn. Het is dus niet allen dat alles ten goede samenwerkt; neen, de belofte heeft op be paalde personen betrekking en wel op hen die God liefhebben en die naar zijn voor nemen geroepen zijn. Die naar Gods voornemen geroepen zijn, zij die de roeping des Heiligen Geestes in hunne harten zijn deelechtig geworden, en die Hem liefhebben, zijn in hot wezen der zaak dezelfde. Het groote kenmerk der geroepenen is de liefde. In hun hart is de liefde Gods uitgestort door den Heiligen Geest, die hen gegeven is. Ea God, den volzaligen God liefhebben, wat zegt het? Wat het is God lief te hebben, o een hart, met de liefde Gods begenadigd, kan dat eerst recht verstaan. Geen pen kan u dat beschrijven, we kunnen er slechts van stamelen. God liefhebben toch, dat is een hartelijk loven en prijzen van den Heere en al zijn heerlijke deugden het is een innerlijke blijdschap, gepaard met lust en bereidwilligheid der ziel om Hem te gehoorzameo, een betrachten van zijn wil, een zoeken van zijn eere, een waken en bidden om met hart en mond en wan del Hem welbehagelijk te zijn. Ziet, dezen zijn geroepenen, dezen, die Hem lief hebben, zal alles medewerken ten goede. Ja, ten goede! Maar vaarin be staat het goede, dat hier bedoeld wordt? Is dat al wat door de kinderen der wereld goed en begeerenswaardig wordt geacht tijdelijke voorspoed, rijkdom van welige landerijen en gevulde schuren, goud en zilver, eer en aanzien bij de menschen Maar, de ondervinding leert immers dat juist deze dingen aan velen, die God lief hebben, niet ten deel zijn. De ervaring is immers daar, om u te onderwijzen dat niet zelden alles schijnt saam te werken om de geroepenen des Heeren de goederen dezer aarde te doen ontvallen en dat zij manigwerf ongelukkig zijn, die zich baden kunnen in een overvloed van 't geen de wereld geeft. Of meent ge dat alles hem ten goede medewerkt, voor wien alles samenloopt om zijn vermogen te doen aanwasscheD, maar die intusschen door hebzucht wordt verteerd of komt dien man alles ten goede, die naar de wereld niets meer te wenschen heeft, doch wien de stem der ontruste consciëntie voortdrijft, zonder dat bij vrede vinden kan en die met vreeze des doods is omvangen Hoe wisselvallig altijd, hoe verderfelijk niet zelden de voorspoed der wereld. Soms is zij veel meer een kwaad, dan een goed voor den mensch of is 't niet menig werf gebleken, dat naar mate de voorspoed iemand hooger opvoert voor 't oog der wereld, zij hem tevens dieper dalen doet in verachtelijkheid voor het oog van God. Ea wat kan aardsche voorspoed aanbrengen, om de ziel in haar smarten te troosten en haar hier en eeuwig te zaligen? Neen, niet wat goed schijnt in 's menschen oog, maar wat door God wordt goed geacht, verdient den naam van goed te dragen. Dat is goed wat u afbrengt van de zonde en u den hemel nader brengt, dat wat der ziele, ook als het rund uit de stalling wordt weggerukt en de oogst mislukt, nogthans in den Heere van vreugde doet opspringen en zich ver heugen in den God des heils. Als de Heere zijn gunstgenoten toezegt »dat alles hen ten goede zal medewerken", wat zou er dan anders bedoeld zijn, dan wat in nood en dood, waarlijk doet ge lukkig zijn, wat het hart verkwikt en de ziel zaligt. Gelijkvormig worden aan het beeld van Christus, gerechtigheid, heilig making, vergeving van zonden, zaligheid op aarde bij aanvang, en eenmaal vul komen in den hemel, zietdaar dit, dit is het goede, waarloe den liefhebbers des Heeren alle dingen zullen samenwerken. Alles zal strekken tot bevordering van hun zaligheid in leven en sterven, tot hun tijdelijk en eeuwig heil. En welk goed i3 meer begeerenswaardig dan dit? Ten goede zullen heD, die God liefhebben alle dingen medewerken. Ja, alle dingen! Maar hoe? Van alle dingen, zegt ge, zijn immers ook hun zonden zelfs niet uitgesloten en zullen dan ook deze hen nog ten goede dienstbaar zijn Als gij, lezer, het woord »alle dingen" alzoo drukken wilt, dan zeg ik, y\ ook hun zonden. Maar zullen Gods kinderen dan het kwade doen, opdat het goede daaruit voortkome, en de genade te meerder worde? Dat zij verre, want Gods kinderen, zij zullen den Heere hunnen God, niet ver zoeken. Wat hun aangaat, elke zonde is misdaad tegen de hoogste Majesteitmaar wat den Heere aangaat, uit duisternis doet Hij licht geboren worden. Hij kan de zwakheden van zijn kinderen doen strekken om ze tot een Hem welbehage- lijke verbrijzeling te brengen. De afdwa lingen zijner gunstgenooten kan Hij dienst baar maken om ze met een nieuwen ijver de toevlucht te doen nemen tot Zijn ge- nadetroon. Zie dat maar aan David denk hier maar aan Petrus. Maar, de Apostel bedoelt allermeest de lotgevallen, die den godvruchtige op zijn levensweg wedervaren, zoo tegenspoed als voorspoed, zoo blijdschap en gewin als in 't bijzonder ook droefenis en smart. Ar moede, ziekte, verlies van goed en bloed, teleurstellingen en smarten, maar ook ge zondheid, aanwinst van tijdelijke goederen en stof van vreugde, als er in gezin en bedrijf menigwerf ontvangen wordt, niets, niets van dit alles overkomt iemand bij toeval. Het een zoowel als het ander wordt hun, die geroepen zijn en God liefhebben, beschikt door de hand van hun liefderijken vader, die zijn kracht volbrengt in hun zwakheid en 't hen geeft onder alle wedervaren met goeden moed den loop te voleindigen. Aangaande de smarten des levensde droefheid de3 aangezichts maakt het hart gezond en in de school des lijdens wordt het meest en het best geleerd. Bidden, in besef van volslagen afhankelijkheid, onder de krachtige band Gods zich vernederen, en zich overgeven aan zijnen raad; alleen op Hem vertrouwen en alles van Hem verwachten, dit wordt geleerd in de oefen school des lijdeDS allermeest. Daarom, „dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geeselt een iegelijken zoon, dien Hij aanneemt". De voorspoed is voor velen een blind doek der ziel, een blinddoek, waardoor zij God en de eeuwigheid uit het oog verlie zen. Maar voor den godvreezende is ook de kelk van vreugde, dien zijn God hem toedient, heilzaam. Ook daardoor wordt hij aangevuurd om ziju God te danken en te verheerlijken als den God van alle ge nade. Iq de hand van dien God is ook de voorspoed een middel tot voeding van zijn verlangen naar het land der storelooze blijdschap en eeuwige rust. Alles werkt samen om hem voor dat land te bereiden, om hem rijp te maken voor den hemel. „Zoo God voor hem is, wie zal tegen hem zijn?" „Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods „Wat zal hen scheiden van de liefde Gods, welke is in Jezus Christus hunnen Heere?" Niets, niets ter wereld, maar „alle dingen zullen hun medewerken ten goede". Alle dingen werken mede, alle din gen die des Heeren kinderen uit de hand huns hemelschen vaders overkomen, span nen samen om hun het heerlijkste doeleinde te doen bereiken. Het leven van Gods kind, met al, wat zich daarin opdoet is een gebéél. In dat geheel bekleedt alles zijn eigene plaatsen elke bijzonderheid heeft daarin haar eigene bestemming. Het vormt alles te samen een keten, die uit verschillende schakels be staat, waarvan niet één kan worden ge mist, en die de Heere alzóó heeft te samen gevoegd, dat elke schakel juist die plaats inneemt, die daarvoor de geschikte is. Van alle dingen, die zich in het leven zijner kinderen voordoen, is het een met het ander zich richtende naar hetzelfde doe), gelijk de saamwerking is van alle raderen en veeren, die tot hetzelfde werktuig be- hooren. Het is de Heere die alle ding, en alle dingen te samen, beweegt. God is het die 't een doet grijpen in 't ander, en die 't al doet voortgaan naar het einde, door Hem bepaald. Alleen onder zijn onnaspeur lijk wijs bestel, alleen door zijn zegenende hand is het, dat hun, die God liefhebben, alle dingen samenwerken ten goede, den genen namelijk, die naar zijn voornemen geroepen zijn. Lezer 1 als gij nu tot u zei ven zult in- keeren, dan moet ge aanvangen met een oprechte zelfbeproeving of ge den Heere liethebt. Een van beiden, öf gij hebt God lief, öf gij staat buiten zij q gemeenschap. Die God liefheeft, die haat de zonde. Die de wereld liefheeft, is een vijand Gods. Gij kunt niet twee heeren dienen. Aan een van beiden, aan God of aan de wereld behoort uw hart. Indien gij God niet liefhebt, is door al zijn beminnaars u niets vuriger toe te bid den, dan dat de liefde God in ook uw hart nog moge uitgestort worden door den Heiligen Geest. En indien gij den Heere wél liefhebt, zoo zult gij voorzeker erken nen, dat ge den alle liefde waardigen God, veel hartelijker liefhebben moest en hier mede instemmen, dat, die het hartelijkst begeert, overvloedig te worden in de liefde, daarin het kenmerk draagt, dat hij het meest met de liefde begenadigd is. Welaan dan, lezer, onderzoek u zelf of gij den Heere liefhebt. Verre zij het daarbij van u, dat ge u zelf lichtvaardiglijk zoudt toe schrijven, wat ge mist, maar ook het zij van u verre, onnadenkend te miskennen wat God u gaf. Denkt gij dikwijls en gaarne aan den Heere en zijn woonplaats, den hemel? Verblijdt ge u in God en zijn gemeenschap? Gevoelt uw hart zich dikwerf gedrongen Hem te ontmoeten, met Hem te spreken en te overleggen en is dat de verkwikking uwer ziel? Is zijn Naam uw heilig, zijn wil, zijn woord, zijn eere u dierbaar? Draagt ge in u een hartelijke lust om te doen wat Gode welbehaaglijk is? Is zijn goedkeuring u boven alles waard en zijn misnoegen u smartelijk Is het uwe be geerte Hem lief te hebben met uw gansche hart, uw gansche ziel en alle krachten Of is deze begeerte u vreemd en uw hart verre van God Zietdaar wat ge te beant woorden hebt voor Hem, die weet wat er in uw binnenste omgaat, uw gedachten kent en voor wien uw hart open ligt als een opgeslagen boek. Zoo gij geen lust hebt aan zelfbeproe ving, ach, hoezeer is 't te vreezen dat de liefde Gods vreemd is aan uw hart. Maar wél u, die, bij oprechte beproeving van u zeiven, getuigen moogt, dat de liefde jegens Hem in u is gewrocht. Ja, wél te recht dat uw hart is aangedaan van ootmoed, omdat ge Hem, die al uw liefde waardig is, niet vuriger bemint, maar ook wat reden van dankbaarheid, dat gij uit 's harten diepsten grond op de vraag „hebt gij mij lief", moogt antwoorden „Heere gij weet alle dingen, gij weet dat ik u liefheb". Hoe zoudt ge u niet benaarstigen, om Hem te verheerlijken door de offerande van een Hem geheiligd leven. In uw liefde toch draagt gij het ken merk van uw roeping, als een die veror dineerd zijt, om den heelde des zoons van God gelijkvormig te worden. U geldt de belofte, u door uwe liefderijken en ge trouwen God en vader gedaan, dat u alle dingen zullen medewerken ten goede. O ontvang dan al wat u in dit land uwer vreemdelingschap wedervaart met dank zegging uit de hand uws vadere en versta dat Hy 't u alles doet toekomen tot uw eeuwig heil. Zeenvsche Kerkbode. Abonnementsprijs: per kwartaal b® vooruitbetaling 90 cent. Afzonderlgke nummers 7 cent. Advertentieprijs t 15 cent per regelb® jaarabonnement van minstens 500 regels belangrfke redactie. UITGAYS TAN DE Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot niterlgk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg. En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn. Romeinen 8 23.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1920 | | pagina 1