Anti-Kermisvergaderingen
REFERAAT over de vraag
„Hebben we in Handelingen 6 de instelling
van het Diaconaat, en moet op grond daarvan
elke kerk haar diaconie hebben?"
Israëls Doortocht door de Roode Zee.
Officinale Berichten.
gericht houden op het ideaal, en die steeds al
is 't dan langzaam in die richtiDg sturen Het
zou onbillijk zjjn, wanneer we deze bestraften,
veeleer willen we ze aanmoedigen. Meermalen
hebben we het gezien, dat zulke tenslotte de ver
vulling harer begeerte verkregen, en dat zij in
eigen omgeving tot een rijken zegen waren.
Maar ik vrees, dat er enkele zijo, welke niet
eens meer de begeerte koesteren om een eigen
predikant te hebben en die er ook niet om bidden.
Zij leggen zich bij de werkelijkheid neer en
als er eens iemand over spreekt dan zeggen zg
cch het gaat toch niet. Waarom zullen we ons
uitstrekken naarjhet onbereikbare. En als daarbij
nog komt een neiging naar het mysticisme, dan
is er veel kans, dat zjj op den duur wegkwijnen.
Waar een wil is, is een weg, zeggen we, maar
aan zulk een spreekwoord hecht men te weinig.
Vraagt men gelooft ge dat aan Christus ge
geven is alle macht in hemel en op aarde dan
zeggen zij gewis, wie zou daaraan twijfelen,
maar het blijkt, dat men daarmee toch geen
rekening houdt in de practijk. Immers als er
opgewekt geestelijk leven is, een vurig verlangen
naar de middelen dergeüade, dan kunnen we al
onze begeerten biddende bekend maken aan
den Koning der kerk, die voorheen aan de kerk
te Philadelfia liet schrijven„Ik ken uwe
werken zie ik u heb een geopende deur gegeven,
want gij hebt kleine kracht en gij hebt mijn
-woord bewaard." Hij weet, dat een gemeente
kleine kracht kan hebben. Hg oordeelt daar
naar. Hij vergt nooit van ons, wat boven ods
jrermogen gaat. Het komt er niet op aan, of een
gemeente groot of klein is, maar of zij z\jn
woord bewaard en of zjj zijn Naam niet ver
loochend. En als Hij een gemeente ziet welke
trouw is in 't benaarstigen, dan kan Hij haar een
deur openen, waardoor zg uit haar beperktheid
uitkomt en haar vleugelen kan uitslaan. Wie
op den wind acht geeft, zal niet zaaien en wie
alleen ziet op de omstandigheden, waaronder hij
leeft, zal licht den moed iaten zinken. Een
gemeente van Christus behoort echter het oog
omhoog te heffen, vanwaar haar hulp alleen
kan komen en het is nog nooit gebeurd dat
Hij tot dat huis van Jacob gezegd heeftzoek
Mij tevergeefs. Er zou in menige kleine ge
meente zooveel mogelijk zijn, indien de liefde
Christi krachtig drong om te zorgen voor zjjn
huis.
Het is mij niet onbekend, dat de splijtzwam
op de erve der gereformeerden veel kwaad doet,
maar daarin mogen we toch niet berusten.
Niemand gelooft, dat dit goed is. Welnu, ieder
is geroepen om de zonde der verdeeldheid te
bestreden en van daar dat ook deze strijd niet
stilstaan mag, hg moet voortgezet worden in de
kracht des Heeren. Wij moeten allen als Jozef
zijn, die uitging om zijn broeder te zoeken, ook
al dreigt het gevaar dat de broeders ons niet
goed gezind zijn. De tijden zijn te ernstig en er
staat veel op 't spel om ons te vergenoegen met
wat we hebben. Van een kleine gemeente kan
kracht uitgaan als zij waarlijk wandelt in 't
voetspoor van Hem, die gezegd heeftLeer van
Mg, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van
haft. Een stad op een berg kan niet verborgen
zgn.
De kermis wordt weer in Middelburg ge
houden. De voorstanders hebben den strijd ge
wonnen, en allen, die van kermispret houden,
kunnen er van genieten.
Laten allen, die haar beschouwen als een
verouderde instelling, en haar schadelijk achten
voor het zedelijk en geestelijk leven, nu toonen,
dat zij niets met haar te maken hebben. Maak
inzonderheid aan de jeugd, voor wie er van
zulk een kermis een bekorende kracht uitgaat,
duidelijk, waarom we haar te vermijden hebben.
De Gereformeerde jongeliogsvereenigiog
zie het ingezonden stuk heeft besloten
om gedurende de week der kermis eiken avond
een openbare vergadering op de bovenzaal van
het Militaire Tehuis te beleggen, welke voor
ieder toegankelijk is. Het is een kloeke daad
en bewijst, dat er nog kracht in de vereenigiog
zit. De vergaderingen zullen echt gezellig en
aangenaam zijn en wij sporen aan, dat velen
er henen gaan. Het isde bsdoeliDg om te laten
zien, dat onze jongelui van het aangename
houden en om in plaats van de kermipjool iets
beters te geven. Ook de ouderen behooren het
te waardeeren; waarom verwacht mag worden,
dat zij eens zulk een samenkomst bijwonen.
Het is ons gebleken, dat de vergaderingen
niet eentoonig zijn zullen en daardoor vervelend,
maar vol afwisseling. Zorg er mede voor, dat
de joBgelingsvereeniging haar doel bereike, en
bidt, dat deze samenkomsten mede een middel
mogen zijn om onze joDge meEschen voor de
verzoeking te bewaren, en deze voor menigeen
tot een rijken zegen zijn.
Boüma.
gehouden op de Provinciale Diaconale
Conferentie der Geref kerken in Zeeland,
te Goes, 7 Juli 1920, door ds. G. F.
Kerkhof, van Oost- en West-Souburg.
Op de vraag, waarom er juist zeven mannen
in Jeruzalem tot dit nieuwe ambt verkozen
werden, is verschillend antwoord gegeven.
Sommigen meenen, dat de apostelen aan een
heilig getal voorkeur gaven. Anderen dat in
Jeruzalem zeven wijken met vergaderplaatsen
der geloovigen, zoogenaamde huisgemeenten,
waren en voor ieder dier huisgemeenten een
afzonderlijke diaken noodig was
Uit de namen der gekozenen, die alle van
Griekschen oorsprong zijn, mag waarschijnlijk
de gevolgtrekking gemaakt, dat de gemeente
juist hare diakenen koos uit de kringen der-
genen, die meenden tenachter gesteld te worden.
Dat was voorzeker een wijze en voorzichtige
manier van handeleD, waardoor terstond alle
reden tot wantrouwen werd weggenomen.
Hand. 6 leert ons dus, dat het diaconaat als
een afzonderlijk ambt is ingesteld in de moe
dergemeente te Jeruzalem onder de onfeilbare
leiding der apostelen, opgekomen uit den drang
der noodzakelijkheid, bedoelende de plicht
matige ambtelijke verzorging van de armen
der gemeente, zich aansluitende bjj soortgelijke
praefiguratie in de Joodsche gemeente, en door
de handoplegging als eene ambtelijke bedie
ning gekenmerkt, zijnde als een levende loot
ontsproten aan den straks wegstervenden stam
van het apostolaat.
In het apostolaat toch waren nog saam be
sloten zoowel het priesterlijke als het koninklijke
en het profetische ambt- Vóór het apostolaat
uitstierf zgn echter die drie loten aan den stam
niet alleen uitgesproten, maar tevens tot ont
plooiing gekomen. Eu daarvan was 't diaken
ambt de eerstgeborene.
Vandaar dan ook dat de instelling van het
diakonaat als de ambtelijke dienst der barm
hartigheid in Christus' gemeente terecht af
geleid wordt uit Hand. 6.
Ik zeg: afgeleidu, want we hebben hier mei
te doen met een direct gebod maar wèl hebben
we te doen met een van God zeiven in den
weg Zijner voorzienigheid te voorschijn ge
roepen levensfunctie der gemeente Het dia
conaat is organisch gegroeid en behoort nu
tot de levensopenbaring van Christus' kerk
naar buiten. Voortaan kon geen kerk goed
geinstitueerd heeten, waar dit ambt niet werd
gevonden. Christus' kerk moet een eigen orgaan
hebben om den dienst der barmhartigheid te
oefenen Een mensch zonder armen en beenen
is ook nog een mensch, maar verre van com
pleet. Hg behoort organen te hebben om te
grijpen en te loopen. Zoo is ook aan Christus'
kerk het diaconaat als een orgaan uitgegroeid,
zonder hetwelk zij geen compleet bestaan voert.
Dat is de Gereformeerde opvatting omtrent de
beteekenis van Hand. 6 voor Christus' kerk
in alle eeuwen. Jeruzalems gemeente leverde
als moederkerk het model voor haar talloos
vele dochteren in alle landen der aarde.
Onze tegenstanders 5) beweren, dat in Hand.
6 geen sprake is van de instelling van een
vasten dienst, maar meer van een voorloopigen
tjjdelijken maatregel, die in de kerk van
Jeruzalem destijds moest genomen worden.
Hiertegen moet het volgende worden aan
gevoerd
le. Dat bij de iostitueering der verschillende
plaatselijke kerken, zoowel onder de Joden als
onder de Heidenen, door de apostelen de ge
meente van Jeruzalem als model werd genomen
en nagevolgd.
2e. Dat bij de kleinere gemeenten wellicht
aanvankelijk de instelling van het diakenambt
nog achterwege bleef, maar wel degelijk bij
eenige uitbreiding der gemeente aanstonds
ook het diaconaat werd ingesteld, afgedacht
van de vraag of er in die plaatselijke kerk
armen waren, ja dan neen.
3e. In Filippensen 1 1 begint Paulus met
een groet aan al de heiligen „met de opzieners
en diakenendus wel een bewijs, dat in de
kerk van Filippi, de gemeente waar de broe
derlijke liefde zoo heerlijk en rijk opbloeide,
het diakenambt was ingesteld.
4e. In zijn eersten herderlijken brief aan
Timotheus, waarin Paulus voorschriften geeft
hoe de jeugdige kerken moesten worden geïn
stitueerd, handelt de apostel in hoofdstuk 3
breedvoerig over het diakenambt. En als
Paulus daar de vereischten opsomt, waaraan
een diaken moet beantwoorden, gaat hij blijk
baar uit van de veronderstelling, ja, laat ik
liever zeggen van iets, dat als van zelf spreekt,
dat in iedere plaatselijke kerk zoowel diakenen
als ouderlingen gekozen moesten worden 6).
5?. Uit het feit, dat in sommige Schriftuur
plaatsen alleen opzieners genoemd worden, en
geen diakenen, (b v. Hand. 1423 en Titus 1 5),
mag volstrekt nog niet geconcludeerd worden,
dat er dus in die kerken in 't geheel geen
diakenen geweest zijn. De tegenstanders halen
uit dit argumentio e silentio (d.i. een bewijs
grond ontleend aan het verzwegen zijn van iets)
teveel. Bg de organisatie en institueering dier
kerken was in allereerste instantie het ouder
lingschap het voornaamste en allernoodzake
lijkste, maar waar de Geest de3 Heeren in de
kerk woont en werkt, neigt Hij de harten ook
tot barmhartigheid en ontferming, en daar
hebben die pas geinstitueerde gemeenten tot
uitoefening van deze hare levensfunctie onge
twijfeld na langer of korter tijd, ook de noodige
organen (diakenen) gekozen in navolging van
Jeruzalems kerk.
6e. Uit uitdrukkingen als voorkomen in Bom.
12: 7 en 8: „hetzij bediening ia het bedienen
die uitdeelt in eenvoudigheiddie barmhar
tigheid doet, in blijmoedigheid" en 1 Cor. 12 28
„behulpsels" d w.z. „die hulp betoonen" (een
zeer goede omschrijving voor de roeping der
diakenen), terwijl in Rom 16 1 Febé genoemd
wordt als eene diacones in de gemeente van
Kenchreën, Corinthe's havenplaats, waar dus
vermoedelijk ook diakenen geweest zijn, dan
blgkt wel, dat allerwege in de Christelijke
Kerken, uit het Heidendom afkomstig, de
vormen van het diaconaat aanwezig wareD. Om
zichzelven naar haar aard als gemeente van
Christus naar buiten te openbaren had iedere
gemeente den ambtelijken dienst der barm
hartigheid ook noodig.
7e. Lucas zou in 't Boek der Handelingen
hoofdstuk 6 niet zoo uitvoerig geweest zijn in
de meedeeling van de instelling der apostelen
te Jeruzalem tot stand gebracht, als 't niet een
zaak ware van blijvende kracht en beteekenis
voor de kerk van Christus. De nauwkeurigheid,
waarmee hg in deze zes verzen alles beschrijft,
doet ons gevoelen, dat dit ingestelde Diaconaat,
uit het apostelambt als loot ontsproten, voortaan
een integreerend deel van het gemeentelijke
leven zou vormen en in alle geïnstitueerde
kerken moest worden gevonden. Ia de Chris
telijke kerk was van den aanvang af het oefenen
van barmhartigheid een allereerste levensbe
hoefte, waarom dan ook de particuliere liefda
digheid in hooge eere stond (denk aan Dorcas),
maar als gemeente in haar geheel kon zij dezen
dienst pas oefenen, indien zg daarvoor had een
afzonderlijk orgaan. Vanzelve werd door iedere
plaatselijke kerk de behoefte gevoeld om in
navolging van de Jeruzalemsche gemeente ook
zelve 't diakenambt in te stellen. Ea voor deze
haar daad zullen zg zich dan, en terecht
beroepen hebben op de instelling van het
Diaconaat te Jeruzalem door de apostelen.
Ondanks de beweringen onzer tegenstanders
houden wg dus vast, dat iu Hand. 6 de instel
ling van hat diakenambt is vermeld, ook al
giDg er niet een gebod uit tot elke plaatselijke
kerk om dit ambt in te stellen. Dat zou door
den drang der omstandigheden vanzelve wel
komen. 7)
Uit de geschriften der oudste schrijvers in de
Christ. Kerk blgkt, dat iu de Kerken allerwege
gevonden werden armverzorgers, die den spe-
eialen naam „diakene droegen. Bijv. uit den
Brief van Clemens 95 n. Chr.) uit den
Pastor Hermae 100 n. Chr.), uit een brief
van Ignatius (die 115 n. "Chr. als martelaar
stierf), uit een geschrift van Polycarpus (die in
166 als martelaar stierf), uit de Canones Apo-
stolorum (een soort kerkenordening uit het
einde van de 2e eeuw), uit het Biblion Cle-
mentos (uit de le helft der 3a eeuw), uit de
werken van Cyprianus (die in 258 den martel
dood stierf) en van Hieroriymus (die in 420
stierf), terwijl het Concilie van Neocaesarea in
314 met een beroep op Hand. 6 bepaalde, dat er
in d8 kerken zeven diakenen moesten zgn.
Genoeg om u te doen zien, dat in de kerk der
eers'e eeuwen na Christus Hand. 6 werd opge
vat als een instelling verhalende, die niet weer
spoedig van het tooneel moest verdwijnen, maar
in de geïostitueerde kerken alom moest worden
overgenomen als eene instelling van blijvend
karakter, als een integreerend deel van het
kerkelijk instituut.
5). Daarmee worden bedoeld allen, die in
Hand. 6 niet de instelling van het diaconaat
zien. Dus ook de genoemde Heraut-artikelen.
6). De Heraut beweert, dat „Paulus dit
diakenambt officieel in de kerk heeft opge
nomen
Hoe weet de Herautschrijver dat zoo? Toch
niet uit de Schrift. Stelde Paulus maar op eigen
houtje zoo'n nieuw ambt in? Dan zouden de
andere Apostelen hem wel op de vingers getikt
hebben Dan mocht er wel een tekst te vinden
zijn: „Petrus weerstond Paulus in het aange
zicht omdat hij te bestraffen was." (Zie Gal.
2 11) Die Paulinische instelling van het
diaconaat berust niet op bewijzen uit de Schrift
is eene veronderstelling, meer niet. Waarom dan
niet liever Hand. 6 aanvaard, als de instelling
van dit ambt door alle apostelen, waarmede
later Paulus' handelwijze accordeerde? Dat is
geen hypothese
7). De Heraut acht het onverklaarbaar, dat de
apostelen niet aanstonds te Antiochië tot de
instelling van het diaconaat overgingen. Een
argumentum e silentio. De Schrift meldt even
min of Paulus in Antiochië het diaconaat
instelde. Ook daar zal wel de drang der nood
zakelijkheid geleid hebben tot de instelling
ervan.
In den brief, die uitging van het Convent te
Jeruzalem, Hand. 15 23, worden wel de apos
telen en de ouderlingen genoemd, maar niet de
diakenen. Dat spreekt nog al van zelfwant
het ging over een leergeschilover de onder
houding der ceremoDieele wet, niet over
diaconale zaken. Uit Hand. 15 kan toch
moeielgk geconcludeerd worden, dat er te Jeru
zalem geen diakenen waren. Evenmin bshoefde
het Convent te Jeruzalem aan de gemeenten op
te leggen 'fe diakenambt in te stellen dat zou
er vanzelf wel komen, zoodra de noodzakelijk
heid 't gebood.
't Was volstrekt niet noodzakelijk overal
direct diakenen te kiezen en te bevestigen,
evenmin als dat heden ten dage direct 't geval
is bg onzen missionairen arbeid onder de hei
denen. Daar verloopt gemeenlijk eenige tijd
over.
En aangenomen de veronderstelling, dat te
Antiochië en elders 't lang geduurd heeft, eer
er een diaconie kwam, dat bewijst nog niet,
dat in Hand. 6 de instelling ervan ons niet
wordt meegedeeld.
(Wordt vervolgd).
Een Kerkbodelezer verzocht mg op de vol
gende vraag in onze Kerkbode een antwoord
te willen plaatsen, omdat hij de aangehaalde
Schriftplaatsen niet best met elkander kan over
een brengen. Gaarne voldoe ik aan zgn verzoek.
De vraag luidt aldus
„Uit Exodus 14 is op te makeD, dat de tocht
der Israëlieten door de Roode Zee 1 nacht ge
duurd heeft (12 uur). Hoe is dit te verklaren,
als men aanneemt, dat de Israëlieten bij vijven
uittogen, Ex. 13 18 Wanneer hier de gewone
orde van optrekken voor korten tgd verlaten
is, hoe is dan nog uit te leggen, dat de Isra
ëlieten met hun have, vee, enz. het idee hebben
gehad van muren (Ex 14 22).
Hoe moeten deze schijnbare tegenstrijdigheden
voor tegenstanders veiklaard worden?"
Op het eerste deel van de vraag geeft reeds
de kantteekening van onzen Statenbijbel licht.
Daar toch leest men Bij vijvenHebrgevijfd
d.i. bg vgven nevens malkander óf in vgf
groepen of heiren. And.gewapend of geharnast
gelijk Jozua 114 en 4:12, Richteren 7 11.
In den Franschen Bijbel is Ex. 13 18 ver
taald „Les enfants d'Israël montèrant en armes
du pays d'Egypte".
IIu den Engelschen Bijbel staat„The chil
dren of Israël went up harnessed out of the
land of Egypt".
De Leidsche Vertaling heeft„Wel toegerust
trokken de Israëlieten uit Egypteland".
De Statenvertaling „bg vgveD" berust op een
minder goede woordafleiding. De voorstelling
is niet dat die lange stoet van 600.000 man
„bg vgven" tegelgk opmarcheerde, want dan
zou het waarlijk een toer zgn geweest binnen
12 uren dien doortocht te volbrengen, maar
behoorlijk toegerust, van wapenen voorzien.
Op het tweede deel van de vraag vind ik
een bevredigend antwoord in het onder ons
welbekende boek van prof dr. G. F. Wright,
Wetenschappelijke Bijdragen tot bevestiging
der Oudtestamentische Geschiedenis, vertaald
door ds. C. Oranje, met een voorrede voorzien
door dr. A. Kuyper, uitgegeven bij D. A. Daamen,
en wel op blz. 105 in het hoofdstuk„De Uit
tocht". Daar staat te lezen
„In Exod. 14:22 wordt gezegd, dat „de
wateren hun een muur waren, aan hunne rech
ter- en aau hunne linkerhand". Deze uit
drukking nu baart geen moeilijkheid, als wg
behoorlijk letten op het gewone rhetorische ge
bruik van het woord „muur". In Spreuken
18:11 lezen wjj„Des rjjken goed is de stad
zgner sterkte, en als een verheven muur in
zgne inbeelding". In Jesaja 26:1 heet het:
„God stelt heil tot muren en voorschansen".
Zoo ook in Nahum 38 wordt Egypte beschreven
als „de volkrijke, gelegen in de rivieren, die
rondom heoen water heeft, welken voormuur
de zee is, haar muur is van zee". In al deze
gevallen bemerkt men aanstonds dat het doel
van verdedigingwaartoe een muur dient, de
gedachte is, welke hier haar figuurlijke uit
drukking vindt En nu komt het ons voor, dat
dezelfde gedachte de uitdrukking iu Exodus
beheerschtde Israëlieten werden beschermd
aan den eenen kant door de diepe wateren van
de Bittere Meren, en aan den anderen kant
door de Golf van Suez. En zoo trokken zij als
tusschen twee „muren" in veiligheid van den
eenen oever naar den anderen. Farao had
geenerlei kans, om hun door een flankbeweging
den pas af te snijden. Qjj kon alleen op hun
achterhoede aandringen, geljjk hij ook deed, en
daarmee kwam hij in de beddiog, waar de
terugkeerende wateren hem met zgn legermacht
overweldigden".
In genoemd boek wordt in den breede ge
wezen op de tweede oorzaken, welke gewerkt
hebben to8n Israëls God op wonderlijke wgze
zgn volk door de Roode Zee deed doorgaan.
Gaarne vestigen we daarop de aandacht van
belangstellende en nadenkende Bijbellezers.
Kerkhof.
K«rk- «ii ft«h99lnifvw«.
DRIETAL
te StadskanaalF. W. H. Bramer te Hooge-
veen
T. Gerber te Oenkerk
W. L. Milo te Kollum.
TWEETAL
te Oostburg J. G. Fernhout te Amsterdam
D. de Wit cand. te Leidschen-
dam
te UtrechtD. Hogenbirk te Charlois
Dr. H. Kaajau te Rotterdam
te De BildtC. A. van Nood te Lopik
G. v. d. Zanden te Renkum.
BEROEPEN
te Andel en te OostburgD. de Wit cand. te
Leidschendam
te Baambrugnre, te Leidschendam en te Zalk
J. G. Fernhout cand. te Amsterdam
te Pieterburen M. A. van Pernis te Schoon-
rewoerd
te Ureterp: J. Tonkens te Lutjegast;
te HasseltM. Uijtenhoudt te Emlichheim
te UtrechtH. Kaajan te Rot'erdam.
BEDANKT
voor TreebeekM. Elzenga te Grootegast
voor OppenhuizenG. Ploos van Amstel te
Elburg.
De heer A. J. Bouma, cand. te Middel
burg, kan voor 1 Nov. geen beroep in ern
stige overweging nemen, maar wil wel gaarne
voor vacante kerken optreden. Zijn adres is in
de maanden Aug. en Sept. te Leeuwarden,
Oudeman de Yriesstraat 8.
Te Zwartemeer wordt een Geref. Kerk
gebouwd voor f 35.000, en te Workum de
Geref. Kerk vergroot voor ruim f 14,000te
Anna Jacoba Polder is het bouwen van een
nieuwe consistorie aanbesteed voor ongeveer
f 4000
Ds. G- H. Toebes, die eervol emeritaat ver
kreeg, hoopt Zondag 29 Aug. afscheid van de
gemeente van St. Laurens te nemen.
W.
Oostburg. Heden werd alhier beroepen tot
Herder en Leeraar dezer Gemeente de Eerwaar
de heer D. de Wit, cand- te Leidschendam.
Moge de Koning der Kerke deze poging zegenen
en dit deel van Zijnen Wijngaard verblijden.
Namens den kerkeraad,
J. Boidin, scriba.
VERGADERING Classis Goes 15 Juli
1920.
1. Namens de roepende kerk opent ds.Lan-
ting met te laten zingen Ps. 19 4, voorlezing
van Ps. 19 en gebed.
2. De lastbrieven, door de brs. Minnaar en
Geelhoed nagezien, blgken in orde te zgn.
3. Als moderamen nemen zitting ds. Brou
wer, praesesds. van Dijk, scriba ds. Doekes,
assessor.