Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
34e Jaargang.
Vrijdag 23 Juli 1920
No 80
UIT HET WOORD,
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg,
lasti lidmrktrsD.D. R. J. v. i. VEER, J. 0. SIELEISI, F. I v. i ElOE, B. MEIJER, H. P. I. 6. OE MLLE 11 F. I. j. I0LF.
Abonnementsprijsper kwartaal bp vooruitbetaling 9 0 cent.
PBRSVBRBEN1G1NG ZEBUWSCflB KERKBODE.
Adres vu de Administritie
Firms L1TTOOIJ OLTHOFF, Mlddelbnrg.
IN DEN HEILIGEN GEEST, BIDDENDE.
II.
Het „zichzelf-bouwen op zijo aller
heiligst geloof", waarop onze vorige over
denking de aandacht vestigde, is dan een
eisch van het Woord Gods.
Die eisch stuit nu echter op een tweëer-
lei bezwaar.
Het eer.°te bezwaar demonsteert zich
duidelijk in de tegenwoordige kritiek op
de overheid en de kerk. Die kritiek vindt,
in haar verregaande overdrijving, haar
oorzaak daarin, dat men en van de over
heid en van de kerk meer vraagt, dan
beide overeenkomstig haar aard en karak
ter geven kunnen. En dat teveel vragen
van de overheid, gelijk ook van de kerk,
spruit weer voort uit een verkeerden toe
stand bij die vragers en beoordeelers
een toestand, dien de apostel, in Hebr.
12 12, teekenend aanduidde als een van
„trage handen en slappe knieën."
Daar is bij den zondigen mensch een
groote traagheid des vleesches, die hem
doet schuwen het zelf-doen en het zich-
zelf-aanvatten. Op die zondig-vleeschelijke
traagheid stuit dan reeds de roeping van
het zich-zelf-bouwen op z'n allerheiligst
geloof.
En moet uit de verregaande critiek in
onzen tijd, worden afgeleid, dat die zondig-
vleeschelijke traagheid nu grooter is dan
ooit, dan heeft die eisch van het woord
Gods nu meer dan ooit te kampen met het
bezwaar, dat daarin gelegen is.
Geldt dit eerste bezwaar nu alle han-
deliüg, waartoe de mensch geroepen wordt,
daar komt hier nog een tweede bezwaar
bij, in verband met de bijzondere taak,
waartoe de apostel*) hier opwekt, die van
het zich-zelf-bouwen op zijn allerheiligst
geloof.
Wanneer bij dat woordje „geloof" te
denken was aan uiterlijke kennis der waar
heid, dan zou alleen het eerste bezwaar
gelden. En was dat bezwaar van die
zondige traagheid des vleesches dan over
wonnen, dan kon die mensch zich die
kennis vergaderen. Hoeveel men3chen toch
weten een bewonderingswaardigen schat
van kennis te verzamelen.
Maar het „geloof", waarvan hier sprake
is, zie niet alleen op de „leer" maar ook
op het „vertrouwen op den Zaligmaker
Jezus Christus". De geloofskennis, die moet
opgebouwd worden, is een kennis van ge
heel eigen aard. Die kennis is een werk
zame kennis, die leidt tot ejn steeds vaster
betrouwen op den Heere Jezus Christus.
En tot dat leeren kennen van den Heere
Jezus Christus is de mensch uit zich zelf
niet in staat. Al zou de mensch zich nog
zoo inspannen, al zou de mensch van zich
wegdoen alle traagheid des vleesches dan
nog zou hij, zonder meer, zich die kennis
niet kunnen verwerwen. „Indien iemand
niet wordt wederom geboren, bij kan het
koninkrijk Gods niet zien" (Joh. 3 3.
„Niemand kan zeggen Jezus den Heere te
zijn, dan door den H. Geest", (1 Cor. 12 3.
Nog een ander bezwaar moet dus bij
den mensch worden weggenomen dan dat
van de traagheid van zijn vleeschhet
bezwaar gelegen in zijn geestelijke blind
heid de verduisterdheid van zijn verstand,
de verdorvenheid van zijn hart.
En dat bezwaar wegnemen kan alleen
de Heilige Geest.
Aan die niet-te-missen werking van den
Heiligen Geest herinnert dan ook de apostel,
als bij aan de vermaning „maar geliefden,
bouwt gij u zelve op uw allerheiligst ge
loof" toevoegt„biddende in den
Heiligen Geest."
Ia het oorspronkelijke is de volgorde
van deze woorden juist omgekeerd, n.l.
„in den Heiligen Geest, biddende". Deze
volgorde moeten we ook bewaren in de
vertaling. De apostel wil dat zij zoo bou
wen op hun allerheiligst geloof, dat maar
niet alleen hun kennis grooter wordt, maar
dat het nieuwe leven in ^hen gesterkt
wordt. En daartoe behoeven ze den Hei
ligen Geest.
Hoe zouden de lezers van zijn brief zich
vergissen en dwalen wanneer zij meenden,
dat wij dat noodige, maar ook teere en
moeilijke werk van het zich-zelf-bouwen
op hun allerheiligbt geloof, konden ver
richten zonder den Heiligen Geest. Alleen
in den H. Geest is dat mogelijk. Alleen
de H. Geest kan het uit Christus nemen
en het hun verkondigen. Alleen de H.
Geest kan ons Coristus en alle zijne schat
ten en gaven deelachtig maken. Hun zich-
zelf-bouwen op hun allerheiligst geloof
moet dan zijn een bouwen in den
Heiligen Geest.
Dan als zij bidden om Gods Geestdan,
als, op hun gebed, Gods Geest hen leidt,
dan zullen ze bekwaam zijn tot dat noodige
zich-zelf-bouwen op hun allerheiligst
geloof. Dan alleen zullen ze veilig kunnen
gaan door de geestelijke branding van hun
tijd. En dan ook alleen zullen ze zichzelven
bewaren in de liefde Gods en kunnen
blijven verwachten de barmhartigheid van
onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen
leven.
Naast het verschijnsel van hyper-
critiek, gevolg van gebrek aan energie
om zelf aan te vatteD, is in onzen tijd
waar te nemen een ander verschijnsel.
Opmerkelijk was de meer dan buiten
gewone belangstelling, waarmee in ons land
ontvangen werd de bekende dr. Montessori.
Do zalen, waarin zij sprak stroomden vol.
Voor baar spreekbeurten werden de lokalen
van de academiegebouwen beschikbaar
gesteld. Onder haar gehoor zag zij maar
niet Jan en alleman, maar mannen en
vrouwen van naam en beteekenisprofes
soren en doctoren in onderscheiden weten
schappen.
Vraagt ge, waaruit die beweging, die
haar optreden deed ontstaan, te verklaren
is dan is het antwoorddaaruit, dat zij
kwam als de brengster van een nieuwe
methode op onderwijsgebied. En uit
die belangstelling voor die nieuwe bood
schap van dr. Montessori blijkt dan twee
ërlei; daaruit blijkt, dat men algemeen
ontevreden is over de resultaten van het
onderwijs en ook, dat men, om daarin
verbetering te brengen, al zijn hoop heeft
gevestigd op de betere methode. Als
die betere methode maar gevonden is
zoo denkt men dan zal ook het
onderwijs wel meer vrucht dragen.
En in dat alles demonstreert zich dan
een andere eigenaardigheid van dezen tijd,
die van het overdreven-waarde-
hechten aan de methode. Sprak
Da Costa eens van „de wetenschap, de
kunst en de industrie" als van de goden
van dezen tijd, in die godengalerij zou men
dan nu ook wel kunnen opnemen „de
methode".
Geen congres op onderwijsgebied komt
saam, of een groot deel van den tijd wordt
gewijd aan de besprekiüg van de beste
methode. De strijd over de beste me
thode van werken op onze Jongelings-
vereenigingen is bekend. En nu verwachten
ook velen alle heil voor het kerkelijk leven
van het is nu wel te gissen een
andere preek-methode.
v Nu spreekt het van zelf dat een goede
methode van groote beteekenis is. Het
ligt dus ook in den aard der zaak, dat over
die goede methode moet nagedacht en
gesproken. Het is al verder dus een oorzaak
van blijdschap, wanneer een betere me
thode gevonden wordt, die mag doen ver
wachten, dat de resultaten van het onder
wijs beter zullen zijn.
Maar als men, gelijk nu, alles gaat ver
wachten van de „methode", en aan de
„methode" overdreven waarde gaat hechten
dan openbaart zich daarin een andere
zonde. Als, en voorzoover, de mensch af
schudt de zonde van geestelijke traagheid?
vervalt hij in een andere zonde, de zonde
van hoogmoed; de zonde van het zich-
zelf-geheel-willen helpen. Dan belegt die
mensch wel congressen om te beraadslagen
over de betere methode voor zijn eigen
handelen. Maar dan hoort ge dien mensch
niet roepen om een vergadering, waarin
men zal saamkomen tot g e b e d om den
H. Geest, opdat God zou werken.
Hoe noodig is het dan, dat we luisteren
naar het woord van den apostel, die oproept
tot gebed. En hoe noodig is het dan, dat
we ons door hem ook laten aanwijzen,
waarom we bidden moeten, om den Hei
ligen Geest. Als we naar dat Gods
woord luisteren, dan verwerpen we niet
het goede, dat er ook is in dat roepen
om een betere methode, maar dan zullen
we het daarvan toch niet in de eerste
plaats verwachten. Dan zullen we ons her
inneren hoe er mannen des gebeds zijn
geweest, ook op het terrein van het on
derwijs, die, met nu geminachte metho
den, toch wondere resultaten bereikten.
En aan dat alles zullen we ook moeten
denken bij dat ons-zelf-bouwen op ons
allerheiligst geloof.
Als Gods Geest niet werkt in ons, dan
zal al ons werken geen wezenlijke vrucht
brengen. Dan is nog mogelijk, dat we
kennis vergaderen, maar dan zal diejkennis
opgeblazen maken. Als Gods Geest niet
in ons werkt, dan zal er niet komen dat
opgebouwd worden in het levend geloof
des harten, dat ons waarlijk doet ver
trouwen op onzen Heere Jezus Christus,
en zoo doet kennen den waarachtigen
troost in leven en sterven. En om dien
Geest wil God gebeden zijn.
Dat we dan niet in zondigen hoogmoed
steunen op ons eigen werken, hoe metho
disch dan ook. Dat we ons voor God
verootmoedigen. Dat we Hem bidden. Dat
we Hem bidden om den Heiligen Geest.
Dat we God bidden, dat Hij aan ons en in
ons werke. Dan zal naar den regel, dat
het God is, die werkt beide het willen en
het werken, bij ons gevonden worden dat"
heerlijke zich-zelve-bouwen op het aller
heiligst geloof.
Heij.
Als we hier van Judas spreken als
van «apostel», willen we daarmee niet
geacht worden partij te kiezen voor hen,
die meenen, dat de schrijver van dezen
brief de apostel Judas was. Met Vele
uitleggers meenen we, dat deze Judas, die
zichzelf niet apostel noemt, maar
dienstknecht van Jezus Christus (vs.l)
een broeder des Heeren was. Alleen ge
makshalve houden we ons aan het gewone
spraakgebruik en spreken dan van hem
als van apostel.
Kleine gemeenten.
Afzonderlijke nummers 7 cent.
AdTertentieprtJc15 cent per regelbp jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UIÏGAYK VAN DE
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterl|k Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Maar, geliefden, bouwt gij uzelve
op uw allerheiligst geloof, biddende
in den Heiligen Geest.
Jodas 20.
Eq behoeven ze voor dat zich-zelf-bouwen
den Heiligen Geest, om dien Heiligen Geest
moeten ze dan bidden. Dien Geest kunnen
zij niet zichzelven geven. Dien kan God hun
alleen schenken en om die gave wil God
van hen gebeden zijD.
Eq ook hier wijst de apostel op een
beginsel, waaraan we ons, vooral ook in
dezen tijd, door hem wel mogen laten
herinneren om er aan te geven de belang
stelling, die het verdient en om ook daar
door ons handelen te laten besturen.
KBBKBLIJK LDYBN.
Het was reeds geruimen tgd mjjn voornemen
om iets over het beroepen van predikanten te
schrqven. Nu ik me rekenschap gaf, op welke
wijze ik het doen zou/oordeelde ik, dat ik vooraf
mijn aandacht moest wijden aan kleine'ge
meenten om alle misverstand te voorkomen.
Of het komt, dat op mijn geboorteplaats een
kleine gemeente was, waartoe ik ook eenigen
tijd behoord heb, durf ik niet met zekerheid te
zeggen, maar feit is, dat ik nog al eens aan
deze denk. Kleine gemeenten hebben iets voor
bij de groote. Alle leden kennen elkander, levan
in den regel met elkander mee en komen voor
elkander op. Ontbreekt er in de samenkomst
deze of gene, dadelijk wordt er gevraagd^ hoe
zou dit zoo zijn en blijkt, dat ongesteldheid de
oorzaak der afwezigheid is, dan zoekt men hem
op om te vernemen, van welken aard de krankte
is. De meesten beoefenen de vermaning om op
elkander acht te geven tot opscherping der
liefde en der goede werken Dikwerf verwondert
men er zich over, wat zulk een kleine gemeente
tot stand brengt.
W e zeggen dit niet, alsof er in 't geheel geen
schaduwzijden aan verbonden zijn. Doch we
gevoelen geen behoefte om daarop thans te
zwijgen. Aan een daarvan moet ik wel denken.
In ons gewest zijn er enkele, die in geen jaren
een beroep hebben uitgebracht. Zij big ven, wat
zg zgn. Behalve enkele classisbeurten hébben
zjj bijna geen bediening des Woords Eiken
Zondag bijna worden er twee of ook nog wel
drie predikaties gelezen. Wij hebben een woord
van waardeering voor de volharding welke z#
aan den dag leggen. Maar het is toch drosvig,
dat er ten leste alle actie ontbreekt om san
eigen leeraar te hebben. Het is ons wel duidèlRk
hoe dit komt en we willen niemand hard vallen,
maar wjj oordeelen toch ook, dat er eigen schuld
is. Wjj zonderen die gemeenten uit, die het oog