Vereenïging voor Hooger Onderwijs.
Mattheas 7: 12.
Zendingsdag Geref. Kerken.
uitgebreid en de Germaanscbe volken, welke
door de groote volksverhuizing een ruime plaats
in ons werelddeel innameü, in haar schoot op
genomen. Doch al hadden deze den H. Doop
ontvangen, toch hadden zij van hun heidensche
denkbeelden en levenswijze geen afstand gedaan.
Gevolg daarvan was, dat de wereld de kerk
was binnengedrongen en dat er weinig glans
van het ware geloof blonk De 6troom van het
zedenverderf groeide steeds aan en won almeer
in kracht. De ernstige mannen en vrouwen
begrepen, dat er iets gedaan moest worden om
verdere ontaarding te voorkomen. Er ontwaakte
een ijver, die inderdaad veel goeds tot stand
heeft gebracht.
Eenerzijds waren er mannen, die met groote
helderheid in 't licht stelden de waarheid des
evangelies. Zij predikten wat God ons geopen
baard heeft en legden er zich op toe om de
volken voor te lichten. Zjj deden het met alle
middelen w elke destijds onder hun bereik waren
en verspreidden allerwege het licht der kennis.
Aangetoond werd, hoeveel voortrt ffelijker de
waarheden der H. Schrift waren dan de denk
beelden van de wijzen der heidenen. De historie
leert, dat deze arbeid kostelijke vruchten heeft
gedragen. Veler bewustzijn werd verhelderd en
men begon het onderscheid te zien tusschen het
evangelie en de beschouwingen van het hei
dendom.
Anderzijds waren er, die dezen arbeid wel
waardeerden, maar overtuigd waren tevens, dat
men nog beter slagen zou, indien duidelijk uit
kwam de kracht van 't Christendom in 't leven.
Zij legden den nadruk niet op de kennis, maar
spoorden aan tot de beoefening der godzalig
heid. Sommigen hunner deden afstand van alle
aardsche goederen, ontfermden zich over de
ellendigen en riepen rijken en armen op om
zichzelf te verloochenen en afstand te doen van
alle ongerechtigheid. In hun leven toonden zjj,
dat het koninkrijk Gods niet bestond in woor
den, maar in kracht. Ontegenzeggelijk heeft
zulk een leven gewijd aan den dienst Gods,
indruk gemaakt op de menigte en het valt
gemakkelijk aan te wijzen, dat daardoor het
peil van het zedelijk en godsdienstig leven is
gerezen.
Het ligt voor de hand om te zeggen, dat
het een zoowel als het ander noodig is. Boven
dien leert het verleden, dat als er ontwaking
komt, gelijk b.v. in 't begin der vorige eeuw,
ook altijd weer tweeërlei geschiedt. De geloo-
vigen zullen het betreuren, dat de onwetend
heid aangaande de eeuwige dingen zoo groot
is en dit zal hen er toe brengen om in 't gezin,
in de school, in de kerk en overal, waar zij ge
legenheid vinden de kennis der waarheid te
verbreiden. Zjj kunnen niet dulden dat hun
medemerschen onkundig blijven in betrekking
tot den eenigen Naam, die onder den hemel
gegeven is, door welken wü zalig kunnen worden
en zü zullen zich beijveren om allen die kennis
bjj te brengen. Wijl zij gelooven, dat de H.
Schrift een lamp is voor den voet en een licht
is op het pad, zoo zullen zij pogen om ook dat
licht te laten schjjnen op het gebied van den
staat en de maatschappij.
Wijl allerlei vragen naar voren dringen in
het midden van onzen felbewogen tijd, zoo zouden
zij zich schuldig maken aan nalatigheid, indien
zij niet een antwoord zochten. En waar zij
weten, dat de wetenschap in de handen van 't
ongeloof een machtig wapen is om het evangelie
tegen te staan, daar dringt da nood der tijden
hen om ook wetenschappelijk zich te bekwamen
om den tegenstander te kunnen staan en om
het licht uit te dragen, dat de openbaring Gods
verspreidt. Het komt ons zelfs voor, dat we op
dit gebied nog veel meer moeten doen dan tot
dusver. De prediking van de beginselen, welke
aan de H. Scbrift ontleend zjjn, mag derhalve
niet stilstaan. Integendeel moet zjj nog krach
tiger doorgaan, teneinde aan allen te zeggen,
wat God van ons eischt. Telkens komt het uit,
hoeveel onkunde er nog heerscht, en hoevelen
er zjjn, die in hun gedachten leven zich be-
heerschen later door de Theoriëa van 't onge
loof. Het is derhalve gewenscht, dat alles aan
gewend worde, wat mogelijk is ons allen terug
te brengen tot God en zjjn Woord.
Dit wilde ik eerst op den voorgrond plaatsen,
opdat we geen voet zouden geven aan het
denkbeeld, alsof de verbreiding van de begin
selen thans reeds voldoende is. Temeer moet
dit aangedrongen, wjjl er in de laatste jaren ook
in onze kringen zooveel gesproken wordt over de
belangen, welke aan de orde komen in staten
en raden) en natuurlijk brengt dit uiteraard
mede, dat er onderzocht wordt, op welke wijze de
beginselen toe te passen zijn, en dit leidt de
aandacht min of meer van de hoofdzaak af.
Studie om de beginselen te kennen en propa
ganda om ze steeds in breederen kring bekend
te maken moeten hand aan hand gaan.
Doch overigens ben ik het met u eens, als u
zegt, dat het eisch isde belijdenis moet haar
kracht in 't leven toonen. Anders zijn we hoor
ders en geen daders des woords. Daartegen
waarschuwt de H Schrift met groote nadruk.
Wij menschen kunnen licht in dit euvel vallen,
gelijk de ervaring het duidelijk te zien geeft.
Wanneer wj ijveren voor Christelijke-sociale
politiek, dan moeten we ook toonen, dat het
ons ernst is en wij moeten ook aan de door
voering van 't denkbeeld, dat daaraan ten
grondslag ligt, medewerken in de practfjk. Ik
geloof zelfs, dat de belijders van 'fc evangelie
daarvan dieper doordrongen moeten zijn, dan
tot dusver. Daarbij Z&1 ook verschil van meening
niet uitblijven, doch dit is niet erg. De een
zal meer verlangen dan een ander. Dit kan
wel niet anders. Maar we behooren ook in de
practijk te toonen dat het ons ernst is met de
waarheid, welke ons leert Godzalig, recht
vaardig en matig te leven in deze tegenwoor
dige wereld.
Laten we daarom het een doen en het andere
niet nalaten. Voortvaren op den ingeslagen
weg, ziet daar de roeping voor allen,
Bouma. I
Verschenen is het Jaarverslag van de Ver-
eeniging, waarvan onze Vrije Universiteit uit
gaat.
Op 30 Juni eu 1 Juli hoopt deze VereenigiDg
haar 40ste Jaarvergadering te houden.
Het is du9 een jubileumjaar. Voor menschen,
met een kortstondig leven, is het 40ste jaar
het hoogtepunt huns levens, voor Stichtingen
als de V. U., die met kwarteeuwen tellen, is
dat niet zoo. Onze V. U. is nog maar in haar
wordiDgsperiode. Ze is nog niet volgroeid. Toch
mag aan dat jubileum belangrijke aandacht ge
schonken, aangezien deze Gereformeerde Hoo-
geschool in dat korte tijdvak reeds zoo veel
nut afwierp voor ons volk in Nederland, in
Transvaal, in O.-Iodië, in Amerika. Haar in
vloed is wijdvertakt naar alle windstreken,
meer dan de verwachting ooit had durven be
vroeden. Zij echoot diep wortel in ons Gere
formeerd volksleven en sloeg haar takken breed
uit. Haar schaduw is op menig levensterrein
voor ons volk reeds nu tot verkwikking.
WeJ kan getuigd worden van vooruitgang
van het aantal leden en begunstigers der V.
want er kwamen in 1919 bij 53 leden en 682 be
gunstigers, maar toch mag vooral in onze pro
vincie die mededeeling niet leiden tot ver
flauwing van de sympathie van actie voor onze
Universiteit. Proportioneel genomen is het aan
tal leden en begunstigers in Zeelond zeer ge
ring en dat niet alleen, maar in 't verloopen
jaar ging 't aantal begunstigers nog met een
veertigtal achteruit, terwijl dat der leden gelijk
bleef. Waaraan ligt die achteruitgang? Doen
de correspondenten nooit hun best om nieuwe
contribuanten te werveD, zoodat door wegster
ven de lijstjes slinken en nooit aangevuld en
vermeerderd worden Laat op iedere plaats de
actie eens worden verlevendigd. De liefde voor
onze Universiteit mag niet dalen, maar moet
juist rijzen, nu zjj meer dan ooit steun noodig
heeft. Het is, zooals in het jaarverslag wordt
opgemerkt: „Het lager onderwijs vraagt bflna
geen geldelijke offers meer"dus kan
gemakkelijk Lts van die offers gebracht wor
den aan 't Hooger onderwijs, dat voor oris
gereformeerd volk een zoo groot bölang ver
tegenwoordigt. We hopen, dat we het volgend
jaar Zeeland in dit opzicht eens een pluimpje
mogen geven voor vernieuwde en verhoogde
activiteit. Liefde voor onze Hoogeschool is er
wel, geld is er ook wel, maar het moet wor
den opgehaald, omdat de bezitters het niet uit
eigen beweging bij de correspondenten brengen.
Correspondenter, aan den gang Een goede
verstaander heeft maar een half woord noodig.
Aan contributies werd ontvangen in 1919
f 50743,47. De bedragen van de collecten in
onze kerken gehouden voor de Theol. Faculteit
worden vermeld, totaal f 28770,39Vi maar
provinciesgewijze niet opgeteld; dus kan ik zoo
in eens niet zeggen of er in dit opzicht in onze
provincie vooruitgang te bespeuren valtmag
geconstateerd, dat schier alle kerken getrouw
waren in 't collecteeren. Alleen een vraag zij
me veroorloofdHandelen wel alle Kerken
naar de gegeven belofte De belofte is, dat
iedere kerk 2 maal per jaar zal collecteeren
voor de Theol. School te Kampen en 2 maal
per j iar voor de Theol. Falculteit aan de V. U.,
dus 4 maal per jaar voor whei onderhouden der
Scholennaar Zondag 38 Heid. Catech.
Toch hoor ik wel eens, dat er kerken zijn,
die dit stillekens weg reduceerden tot 2 maal
collecteeren voor dit doel, en dan de collecte
halveeren, de helft voor Amsterdam, de helft
voor Kampen. Is dat de bedoeling gewefst der
Generale Synode Is dat broedertrouw Ik
meen, hier hapert wel iets. Ik hoop, dat het
geen independentistisehe bacil isen dat in
elke Classis de Kerkvisitatoren in deze zaak
eens nauwkeurig onderzoek instellen.
Elk jaar komt de V. U. nog een aanzienlijk
bedrag tekort. Alleen voor de medische facul
teit reeds bedroeg dit ruim 38-duizend gulden
in het vorige jaar. Er wordt dan ook reik
halzend uitgezien naar Rijkssubsidie voor deze
faculteit.
Op de rekening van het Studiefonds is ook
al een tekort van achtduizend gulden, terwijl
het aantal aanvragen om steun steeds toeneemt.
De tijd is gekomeD, dat het Hooger Onder
wijs evenzeer als vroeger het lager onderwjjs
een voorwerp van aanhoudende zorg voor onze
broeders en zusters zal moeten uitmaken, tot
dat er ook op dit punt algeheele gelijkstelling
zal gekomen zijn.
Reeds jaren lang wordt met recht verlangd
naar een nieuw gebouw, maar Directeuren zijn
nog ver er van af vervulling van dien wensch
te kunnen toezeggen. Het verzamelde bedrag
voor dat doel i9 nu f 59.500 een druppel
aan een emmer
Het aantal dienstdoende Hoogleeraren be
draagt nu 14, waarvan prof. Aalders pas in
Mei zjjn ambt aanvaardde, terwijl J. Wille als
lector fungeert in de Oud-Germaansche talen.
Het aantal promoties bedroeg 8 in de rechten,
1 in de wijsbegeerte, 1 in de godgeleerdheid
en 1 in de letteren.
Dit jaar wordt ook weer een wetenschappe
lijke saamkomst gehouden, en wel op 30 Juni.
De twee referaten verschenen reeds ia druk.
Het eene van prof. Mr. Auema over Relati
vistische Rechtsleer", het andere ook voor ons
van gewicht) van Dr. K. Dijk van 's Gravenhage
over„Buiten de kerk geen zaligheidu (Art.
2729 der Ned. Gel. Belijdenis), en waarvan
ik met groot genoegen bfl de lezing consta
teerde, dat het in de opvatting omtrent dit
geschilpunt geheel overeenstemt met het rap
port in de Classis Middelburg uitgebracht door
v. SchelvenKerkhofGeschiere.
Den volgenden dag is de Algemeene Verga
dering in het Brongebouw, onder leiding van
prof. Grosheide. Prof. Bouman zal inleiden
eene bespreking over plannen aangaande de
Medische Faculteit dus ook al Uitbouw!,
terwijl in de namiddagvergadering door prof.
Dr. A. Goslinga behandeld zal worden een
zeer interessant punt, n.l. „Het Conflict Groen
en Van der Brugghen".
De aan de vergadering voorafgaande bid
stond zal geleid worden door Ds. R. E. van
Arkel, de veelgeroepene maar nochthans te
Soest blijvende Dienaar de3 Woords.
God zegene den Haarlemschen toogdag
Groeie en bloeie onze Vrjje Universiteit op
Gereformeerden grondslag!
Kbkkhof.
In de Standaard van Maandag 21 Juni kwam
onder „Kerknieuws" een ingezonden stukske
voor inzake het verdedigingsgeschrift van ds.
Netelenbos, dat we meenen ook ter kennis te
moeten brengm van onze lezers. Het luidt als
volgt
Geachte Redactie
De aandachtige lezing van het verdedigings
geschrift van ds. Netelenbos doet me zien, dat
ds. N. herhaaldelijk mededeelingen doet uit de
vergaderingen met de commissie van advies,
buiten het beiderzijds goedgekeurde rapport om.
Dit verwondert me zeer. Ds. N. zelf heeft er
zich vroeger over beklaagd, dat het laatste deel
van het rapport niet door hem gelezen werd
alvorens het aan de classis toegezonden werd.
Door ons is de billijkheid dezer klacht terstond
beaamd. Het is aan ds. N. toegezonden en op
zijn verzoek eenigszins gewijzigd. En thans
doet ds N. verschillende mededeelingen, zon
der aan ons gevraagd te hebben, of wij de
juistheid dezer mededeelingen erkennen. Dit is
weinig consequent.
Daarbij moet ik verschillende mededeelingen
wraken. Ik denk hier geenszins aan kwade
trouw, maar soms schoot het geheugen van
ds. N. te kort, soms is hij onvolledig, soms
laat hij 't verband weg, dat een ander licht
op de zaak zou hebben geworpen, enz.
Met de meeste hoogachting verblijf ik
Uw dw. dnr.
A. G. Honig.
Kampen, 19 Juni 1920".
Rede van den heer Lauwer s.
Ons rest nog in 't kort weer te geven de
rede van den heer Lauwers.
Spr. begon met te zeggen dat op 't Programma
zjjn te behandelen onderwerp minder jui&t
vermeld staaten dat de Zeeuw heeft aange
kondigd „Uit het diensthuis uitgeleid". Spr.
zal trachten beide te eombineeren. Hij wil
eerst een woord over zjjn uitgang uit de R.-K.
kerk sprekeD, en daarna over de Evangelisatie
onder zjjn geliefd Vlaamsche volk. Spr. acht
't zich tot een plicht te vertellen wat de Heere
aan hem deed, opdat men zou begrijpen waarom
hij wil werken in 't belaDg van zijn arme
Vlaamfche volk.
Ik heb een vrome Roomsche moeder gehad.
Eene dier velen, welke in de R.-K. kerk rozen
mogen heeten, ook waar deze kerk zeer vele
doornen en distels telt- Er is in die kerk
veel kaf, doch gelukkig ook veel koren. Moeder
heeft mij reeds als klein kind gewezen op Gods
ontfermende liefde voor ellendige zondaren en
op het offerbloed van Zijnen lieven Zoon. Zoo
kon ik al vroeg zeggen Jezus lief te hebbeD.
Het was dan ook alleen uit liefde tot den
Heere Jezus, dat ik op mijn vijftiende jaar
brak met alles wat ik in de wereld liefhad,
inzonderheid met mijn lieve moeder, om mij
in de eanzaamheid van een klooster der Car-
melieten op te sluiten. Hoe kon ik 't doen
op een leeftijd, wanneer 't kind nog zoo gaarne
het hoofd tegen moeders hart legt en hare
liefde indrinkt? Enkel om in de voetstappen
van Jezus te wandelen. Veel van Zjjn Woord
kende ik niet, en wat ik er van kende, was
vrucht van de prediking onder een deksel. Wel
kwam ik in 't klooster in aanraking met Gcds
Woord, dat in mijn cel of tafel lag, en las ik
daar de woorden uit Efezen 2„Uit genade
zjjt gij zalig geworden", maar ik boog mij niet
voor dat Woord. Ik aanvaardde het wel, doch
ik voegde er aan toe hetgeen mfl geleerd was
en ook de overtuiging mijner ziel was, gelijk
van de Roomsch Katholiekendat die genade
o s deel slechts wordt, bijaldien wij zuchten,
onze goede werken naast het bloed van het
Lam leggen. Zoo had mijn moeder 't mij geleerd,
ik had 't, gelijk alle Roomsch-Katholieken
en duidt hun dit daarom niet ten kwade, mijne
Broeders en Zustersals met de moeder
melk ingezwolgen de kerk leerde het en die
kan niet dwaleE. Vader bevestigde steeds wat
moeder zegde; van den kanssl werd (wordt)
het ons gepredikt, in de leering wordt het ons
geleerd wij kunnen niet anders weten dan dat
het zoo is. Eu boven alles de levende, onfeil
bare kerk met haar hiërarchisch gezag, bij
hetwelk alles in eu buiten u den mensch toe
roept buig u voor wat zjj leert. Zoo zjjn deze
leeriügen een innig bestanddeel geworden van
de Roomsch-Katholieke overtuiging. Zoo ging
het dus ook mü- En toch lieten deze woorden
mij niet los: „Uit genade zaligniet uit u;
Gods gave niet uit de werken opdat niemand
roeme!" Maar ik las en overdacht dit alles,
terwijl ik de vensters had dicht gedaan, opdat
het licht van Gods Woord mij niet zou bestralen.
Op mijn 23ste jaar word ik priester gewijd.
Vier jaar later werd ik benoemd tot docent
om een cursus te geven in Wijsbegeerte en
Kerkgeschiedenis in het College der Karme
lietenorde te Genten dit zou het middel wor
den om tot klaarheid te komen. Ik moest toch
de geschriften bestudeeren van de Kerkvaders,
inzonderheid van de Apostolische vaders
Romanus, Polycarpus Ignatius, Irenaeus, Ter-
tullianus, Origenes, Clemens van Alexandrië;
vooral Cyprianus, bisschop van Karthago. Uit
deze geschriften leerde ik verstaan, dat deze
onfeilbaarheid der kerk slechts een ontwikke
lingsproces geweest was dat de kerk met haar
autoritair gezag niet uit de historie, maar uit
de menscheljjke verzinning van later eeuw was
opgekomen dat het oorspronkelijk altemaal
plaatselijke kerken geweest zijn met een eigen
leven, en zelfstandig naast elkander staande,
en waarin de leeraars niet optraden met een
opgelegd zeggenschap over de broederen, ook
waar zij vermaanden en somwijlen ingrepen,
maar krachtens goddelijke roeping, naar Gods
Woord. De kerken hadden geen kerk boven
zich zjj waren onderling verbonden door het
zelfde geloof en de liefde, dus ook geen opper
herder, geen autoritair gezag. Dit kwam vooral
uit in de brieven van Clemens aan de kerk
van Corinthe, en van Polycarpus aan die te
Filippi. Eu zoo brak bij mij het licht door,
dat geen gezag der Kerk mfl een uitlegging
kon opdringen, ook niet van dat heerlijke woord
uit genade zijt gij zalig geworden, en dat niet
uit u, het is Gods gave, niet uit de werken,
opdat niemand roemeDat woord drong mfl
diep in de ziel. En van nu af stond het voor
mü vast, dat ik moest breken met mün ver
leden. Maar nu deed zich ééne moeilükheid op
hoe zou ik mflne lieve moeder van deze ver
andering verwittigen? En nu is dit mijn zonde,
dat ik ter wille mü'ner lieve moeder zweeg. Zjj
zou nog een, hoogstens twee jaar kunnen leven
moest ik nu, zoo overlegde ik, die weinige
jaren levens haar bedroeven Dat kostte mjj
veel strfld. Telkens wilde ik 't haar gaan zeg
den, doch dan hield da gedachte aan haar
witte haren en betraande wangen mü terug.
En toch wist ikwie vader of moeder lief
heeft boven Mü Daarbp komtik was
priester. En de priester is in de R. K. kerk
een heilige verschflning van Jezus Christus in
hun midden. Hü knielt dagelpks in de liturgie
en in den cultus voor de beeldenzün zegen
doet den wün in de kelk veranderen in het
bloed van Christus. Wat zfln hand aanraakt bjj
den Doop, bfl de Mis, is heilig. Zü'ne machtige
handen, bekleed met Goddelg'k gezag, dalen
verzoenend neer over de gemeente, zegent met
vergeving in den biechtstoel, en bjj het geven
van den ouwel. Mün lieve ouders knielden voor
mfl de eerste maal, toen ikin de ouderlüke woning
terug kwam, om mflu zegen te ontvangen.
Door de innigste liefde en den diepsten eerbied
waren zü aan mü verbonden. En nu de toe
komst Die was voor mü donkere nacht. In
het oog van allen was ik de renegaat, de Judas,
de verrader. En waar zou ik heen Ik zocht
in het woord van God, doch God zelf was er
niet. Ik hongerde, en vond geen brood O, gü
die hier steeds wittebrood gegeten hebt, gü
verstaat niet wat honger is.
Dit duurde tot mü het woord uit mü'n jeugd
in de ziel viel, datzelfde woord waarmee ik
in 't klooster wr-s gegaan Wie vader of moeder
liefheeft boven Mü, is müns niet waardig. Ik
schreef een brief aan den Overste van 't klooster.
Hiermede begon een periode van veel leed
voor mü. Iedereen brak met mü- Doch hiervan
zwüg ik, dewü'l ik alleen roemen wil van Gods
genade, doch waar ik van mü zelf zwüg, wil
ik alleen dit groote leed voor u uitzeggen
men heeft mü onkundig gelaten omtrent de
krankheid müner lieve moeder, ik heb haar
derhalve niet meer kunnen spreken en van
anderen moest ik vernemen, dat zü gestorven
wasKort daarop werd ik ziek. Ik trok op
den 24 Dec. naar Zwitserland tot herstel
van gezondheid te Valangin bü Neufchatel. Ik
kwam in aanraking met een predikant, aan
wien ik mü'n zieltoestand bloot legde, doch hü
lachte mü uit. Jezus, Gods Zoon, noemde hü
onzin, het plaatsbekleedend lüden „bloedtheolo
gie". Het bedroefde mü, zoo dicht bü Genève,
waar Calvü'n geleerd had, zulke grove taal uit
den mond van een predikant te hooren. Te
Brussel teruggekeerd, zocht ik den Waalschen
predikant op, wien ik mü'n ervaring meedeelde,
doch ook deze lachte en zeide, dat zün collega
mü, armen stakker, veel te hard aangepakt
had. Als wü 't maar goed bedoelen, zei hg',
komt alles terecht, en zal die goede Vader in
den hemel ons wel eenmaal bü Zich nemen.
Ik schrok er van en was zeer ontmoedigd
ik meende in de kerk der reformatie slechts
verwaterde kerken en een onbelünde leer te
zien. Twee jaar heb ik hierop in eenzaamheid
doorgebracht, den dag van Gods genade of-
wachtende. Op een Zondag liep ik door Brussel
en kwam op de Nieuwe Groenmarkt langs een
huis, een gewoon woonhuis, waarop met groote
letters de woorden Gereformeerde Kerk te lezen
stonden. Ik aarzelde er in te gaan, want ik
dacht dat 't ook wel niets zou zün. Ik ging
door. Doch een stem in mü'n binnenste drong
mü terug te keeren en binnen te gaan. Ik
hoorde den prediker spreken over den Zone
Gods, het vleesch geworden Woord, en diens
plaatsbekleedend lüden ik gevoelde, dit was
de waarheidik zag den ernst der gemeente
in houding en blik, zoo geheel anders dan de
8potblikken, waarmee anderen mü hadden be
jegend. Deo volgenden dag ging ik tot be
doelden leeraar, wü spraken en baden langen
veel. Het licht brak door, en ik wist mü be
houden. Latere studie van Kuypers en Bavincks
theologie bevestigden mü in de gereformeerde
waarheidstraks werd ik na onderzoek door
de classis Dordrecht toegelaten om te staan
naar den Dienst des Woords in de Geref. ker
ken ik werd beroepen te Brussel en meende
die roeping te moeten opvolgen, en te trachten
mün arme, geliefde Vlaamsche volk, nageslacht
van de vromen der zestiende eeuw, met 't
Evangelie bekend te doen worden. Gü zult 't
billüken, dat ik niet naar Noord-Nederland
kom, maar onder mü'n broederen wensch te
blü'ven wonen. Ik ken dat volk in zü'n zwak-
Eigenaardig, dat prof. Los zoo juist her
innerd had aan den Dingaansdag, ook op 24
Dec., welken dag hü (heden juist vüf maanden
geleden) nog voor zün vertrek naar Nederland,
met duizenden Boeren, volgens de instelling
der Vaderen, had mogen vieren.