Vereenïging voor Hooger Onderwijs. Mattheas 7: 12. Zendingsdag Geref. Kerken. uitgebreid en de Germaanscbe volken, welke door de groote volksverhuizing een ruime plaats in ons werelddeel innameü, in haar schoot op genomen. Doch al hadden deze den H. Doop ontvangen, toch hadden zij van hun heidensche denkbeelden en levenswijze geen afstand gedaan. Gevolg daarvan was, dat de wereld de kerk was binnengedrongen en dat er weinig glans van het ware geloof blonk De 6troom van het zedenverderf groeide steeds aan en won almeer in kracht. De ernstige mannen en vrouwen begrepen, dat er iets gedaan moest worden om verdere ontaarding te voorkomen. Er ontwaakte een ijver, die inderdaad veel goeds tot stand heeft gebracht. Eenerzijds waren er mannen, die met groote helderheid in 't licht stelden de waarheid des evangelies. Zij predikten wat God ons geopen baard heeft en legden er zich op toe om de volken voor te lichten. Zjj deden het met alle middelen w elke destijds onder hun bereik waren en verspreidden allerwege het licht der kennis. Aangetoond werd, hoeveel voortrt ffelijker de waarheden der H. Schrift waren dan de denk beelden van de wijzen der heidenen. De historie leert, dat deze arbeid kostelijke vruchten heeft gedragen. Veler bewustzijn werd verhelderd en men begon het onderscheid te zien tusschen het evangelie en de beschouwingen van het hei dendom. Anderzijds waren er, die dezen arbeid wel waardeerden, maar overtuigd waren tevens, dat men nog beter slagen zou, indien duidelijk uit kwam de kracht van 't Christendom in 't leven. Zij legden den nadruk niet op de kennis, maar spoorden aan tot de beoefening der godzalig heid. Sommigen hunner deden afstand van alle aardsche goederen, ontfermden zich over de ellendigen en riepen rijken en armen op om zichzelf te verloochenen en afstand te doen van alle ongerechtigheid. In hun leven toonden zjj, dat het koninkrijk Gods niet bestond in woor den, maar in kracht. Ontegenzeggelijk heeft zulk een leven gewijd aan den dienst Gods, indruk gemaakt op de menigte en het valt gemakkelijk aan te wijzen, dat daardoor het peil van het zedelijk en godsdienstig leven is gerezen. Het ligt voor de hand om te zeggen, dat het een zoowel als het ander noodig is. Boven dien leert het verleden, dat als er ontwaking komt, gelijk b.v. in 't begin der vorige eeuw, ook altijd weer tweeërlei geschiedt. De geloo- vigen zullen het betreuren, dat de onwetend heid aangaande de eeuwige dingen zoo groot is en dit zal hen er toe brengen om in 't gezin, in de school, in de kerk en overal, waar zij ge legenheid vinden de kennis der waarheid te verbreiden. Zjj kunnen niet dulden dat hun medemerschen onkundig blijven in betrekking tot den eenigen Naam, die onder den hemel gegeven is, door welken wü zalig kunnen worden en zü zullen zich beijveren om allen die kennis bjj te brengen. Wijl zij gelooven, dat de H. Schrift een lamp is voor den voet en een licht is op het pad, zoo zullen zij pogen om ook dat licht te laten schjjnen op het gebied van den staat en de maatschappij. Wijl allerlei vragen naar voren dringen in het midden van onzen felbewogen tijd, zoo zouden zij zich schuldig maken aan nalatigheid, indien zij niet een antwoord zochten. En waar zij weten, dat de wetenschap in de handen van 't ongeloof een machtig wapen is om het evangelie tegen te staan, daar dringt da nood der tijden hen om ook wetenschappelijk zich te bekwamen om den tegenstander te kunnen staan en om het licht uit te dragen, dat de openbaring Gods verspreidt. Het komt ons zelfs voor, dat we op dit gebied nog veel meer moeten doen dan tot dusver. De prediking van de beginselen, welke aan de H. Scbrift ontleend zjjn, mag derhalve niet stilstaan. Integendeel moet zjj nog krach tiger doorgaan, teneinde aan allen te zeggen, wat God van ons eischt. Telkens komt het uit, hoeveel onkunde er nog heerscht, en hoevelen er zjjn, die in hun gedachten leven zich be- heerschen later door de Theoriëa van 't onge loof. Het is derhalve gewenscht, dat alles aan gewend worde, wat mogelijk is ons allen terug te brengen tot God en zjjn Woord. Dit wilde ik eerst op den voorgrond plaatsen, opdat we geen voet zouden geven aan het denkbeeld, alsof de verbreiding van de begin selen thans reeds voldoende is. Temeer moet dit aangedrongen, wjjl er in de laatste jaren ook in onze kringen zooveel gesproken wordt over de belangen, welke aan de orde komen in staten en raden) en natuurlijk brengt dit uiteraard mede, dat er onderzocht wordt, op welke wijze de beginselen toe te passen zijn, en dit leidt de aandacht min of meer van de hoofdzaak af. Studie om de beginselen te kennen en propa ganda om ze steeds in breederen kring bekend te maken moeten hand aan hand gaan. Doch overigens ben ik het met u eens, als u zegt, dat het eisch isde belijdenis moet haar kracht in 't leven toonen. Anders zijn we hoor ders en geen daders des woords. Daartegen waarschuwt de H Schrift met groote nadruk. Wij menschen kunnen licht in dit euvel vallen, gelijk de ervaring het duidelijk te zien geeft. Wanneer wj ijveren voor Christelijke-sociale politiek, dan moeten we ook toonen, dat het ons ernst is en wij moeten ook aan de door voering van 't denkbeeld, dat daaraan ten grondslag ligt, medewerken in de practfjk. Ik geloof zelfs, dat de belijders van 'fc evangelie daarvan dieper doordrongen moeten zijn, dan tot dusver. Daarbij Z&1 ook verschil van meening niet uitblijven, doch dit is niet erg. De een zal meer verlangen dan een ander. Dit kan wel niet anders. Maar we behooren ook in de practijk te toonen dat het ons ernst is met de waarheid, welke ons leert Godzalig, recht vaardig en matig te leven in deze tegenwoor dige wereld. Laten we daarom het een doen en het andere niet nalaten. Voortvaren op den ingeslagen weg, ziet daar de roeping voor allen, Bouma. I Verschenen is het Jaarverslag van de Ver- eeniging, waarvan onze Vrije Universiteit uit gaat. Op 30 Juni eu 1 Juli hoopt deze VereenigiDg haar 40ste Jaarvergadering te houden. Het is du9 een jubileumjaar. Voor menschen, met een kortstondig leven, is het 40ste jaar het hoogtepunt huns levens, voor Stichtingen als de V. U., die met kwarteeuwen tellen, is dat niet zoo. Onze V. U. is nog maar in haar wordiDgsperiode. Ze is nog niet volgroeid. Toch mag aan dat jubileum belangrijke aandacht ge schonken, aangezien deze Gereformeerde Hoo- geschool in dat korte tijdvak reeds zoo veel nut afwierp voor ons volk in Nederland, in Transvaal, in O.-Iodië, in Amerika. Haar in vloed is wijdvertakt naar alle windstreken, meer dan de verwachting ooit had durven be vroeden. Zij echoot diep wortel in ons Gere formeerd volksleven en sloeg haar takken breed uit. Haar schaduw is op menig levensterrein voor ons volk reeds nu tot verkwikking. WeJ kan getuigd worden van vooruitgang van het aantal leden en begunstigers der V. want er kwamen in 1919 bij 53 leden en 682 be gunstigers, maar toch mag vooral in onze pro vincie die mededeeling niet leiden tot ver flauwing van de sympathie van actie voor onze Universiteit. Proportioneel genomen is het aan tal leden en begunstigers in Zeelond zeer ge ring en dat niet alleen, maar in 't verloopen jaar ging 't aantal begunstigers nog met een veertigtal achteruit, terwijl dat der leden gelijk bleef. Waaraan ligt die achteruitgang? Doen de correspondenten nooit hun best om nieuwe contribuanten te werveD, zoodat door wegster ven de lijstjes slinken en nooit aangevuld en vermeerderd worden Laat op iedere plaats de actie eens worden verlevendigd. De liefde voor onze Universiteit mag niet dalen, maar moet juist rijzen, nu zjj meer dan ooit steun noodig heeft. Het is, zooals in het jaarverslag wordt opgemerkt: „Het lager onderwijs vraagt bflna geen geldelijke offers meer"dus kan gemakkelijk Lts van die offers gebracht wor den aan 't Hooger onderwijs, dat voor oris gereformeerd volk een zoo groot bölang ver tegenwoordigt. We hopen, dat we het volgend jaar Zeeland in dit opzicht eens een pluimpje mogen geven voor vernieuwde en verhoogde activiteit. Liefde voor onze Hoogeschool is er wel, geld is er ook wel, maar het moet wor den opgehaald, omdat de bezitters het niet uit eigen beweging bij de correspondenten brengen. Correspondenter, aan den gang Een goede verstaander heeft maar een half woord noodig. Aan contributies werd ontvangen in 1919 f 50743,47. De bedragen van de collecten in onze kerken gehouden voor de Theol. Faculteit worden vermeld, totaal f 28770,39Vi maar provinciesgewijze niet opgeteld; dus kan ik zoo in eens niet zeggen of er in dit opzicht in onze provincie vooruitgang te bespeuren valtmag geconstateerd, dat schier alle kerken getrouw waren in 't collecteeren. Alleen een vraag zij me veroorloofdHandelen wel alle Kerken naar de gegeven belofte De belofte is, dat iedere kerk 2 maal per jaar zal collecteeren voor de Theol. School te Kampen en 2 maal per j iar voor de Theol. Falculteit aan de V. U., dus 4 maal per jaar voor whei onderhouden der Scholennaar Zondag 38 Heid. Catech. Toch hoor ik wel eens, dat er kerken zijn, die dit stillekens weg reduceerden tot 2 maal collecteeren voor dit doel, en dan de collecte halveeren, de helft voor Amsterdam, de helft voor Kampen. Is dat de bedoeling gewefst der Generale Synode Is dat broedertrouw Ik meen, hier hapert wel iets. Ik hoop, dat het geen independentistisehe bacil isen dat in elke Classis de Kerkvisitatoren in deze zaak eens nauwkeurig onderzoek instellen. Elk jaar komt de V. U. nog een aanzienlijk bedrag tekort. Alleen voor de medische facul teit reeds bedroeg dit ruim 38-duizend gulden in het vorige jaar. Er wordt dan ook reik halzend uitgezien naar Rijkssubsidie voor deze faculteit. Op de rekening van het Studiefonds is ook al een tekort van achtduizend gulden, terwijl het aantal aanvragen om steun steeds toeneemt. De tijd is gekomeD, dat het Hooger Onder wijs evenzeer als vroeger het lager onderwjjs een voorwerp van aanhoudende zorg voor onze broeders en zusters zal moeten uitmaken, tot dat er ook op dit punt algeheele gelijkstelling zal gekomen zijn. Reeds jaren lang wordt met recht verlangd naar een nieuw gebouw, maar Directeuren zijn nog ver er van af vervulling van dien wensch te kunnen toezeggen. Het verzamelde bedrag voor dat doel i9 nu f 59.500 een druppel aan een emmer Het aantal dienstdoende Hoogleeraren be draagt nu 14, waarvan prof. Aalders pas in Mei zjjn ambt aanvaardde, terwijl J. Wille als lector fungeert in de Oud-Germaansche talen. Het aantal promoties bedroeg 8 in de rechten, 1 in de wijsbegeerte, 1 in de godgeleerdheid en 1 in de letteren. Dit jaar wordt ook weer een wetenschappe lijke saamkomst gehouden, en wel op 30 Juni. De twee referaten verschenen reeds ia druk. Het eene van prof. Mr. Auema over Relati vistische Rechtsleer", het andere ook voor ons van gewicht) van Dr. K. Dijk van 's Gravenhage over„Buiten de kerk geen zaligheidu (Art. 2729 der Ned. Gel. Belijdenis), en waarvan ik met groot genoegen bfl de lezing consta teerde, dat het in de opvatting omtrent dit geschilpunt geheel overeenstemt met het rap port in de Classis Middelburg uitgebracht door v. SchelvenKerkhofGeschiere. Den volgenden dag is de Algemeene Verga dering in het Brongebouw, onder leiding van prof. Grosheide. Prof. Bouman zal inleiden eene bespreking over plannen aangaande de Medische Faculteit dus ook al Uitbouw!, terwijl in de namiddagvergadering door prof. Dr. A. Goslinga behandeld zal worden een zeer interessant punt, n.l. „Het Conflict Groen en Van der Brugghen". De aan de vergadering voorafgaande bid stond zal geleid worden door Ds. R. E. van Arkel, de veelgeroepene maar nochthans te Soest blijvende Dienaar de3 Woords. God zegene den Haarlemschen toogdag Groeie en bloeie onze Vrjje Universiteit op Gereformeerden grondslag! Kbkkhof. In de Standaard van Maandag 21 Juni kwam onder „Kerknieuws" een ingezonden stukske voor inzake het verdedigingsgeschrift van ds. Netelenbos, dat we meenen ook ter kennis te moeten brengm van onze lezers. Het luidt als volgt Geachte Redactie De aandachtige lezing van het verdedigings geschrift van ds. Netelenbos doet me zien, dat ds. N. herhaaldelijk mededeelingen doet uit de vergaderingen met de commissie van advies, buiten het beiderzijds goedgekeurde rapport om. Dit verwondert me zeer. Ds. N. zelf heeft er zich vroeger over beklaagd, dat het laatste deel van het rapport niet door hem gelezen werd alvorens het aan de classis toegezonden werd. Door ons is de billijkheid dezer klacht terstond beaamd. Het is aan ds. N. toegezonden en op zijn verzoek eenigszins gewijzigd. En thans doet ds N. verschillende mededeelingen, zon der aan ons gevraagd te hebben, of wij de juistheid dezer mededeelingen erkennen. Dit is weinig consequent. Daarbij moet ik verschillende mededeelingen wraken. Ik denk hier geenszins aan kwade trouw, maar soms schoot het geheugen van ds. N. te kort, soms is hij onvolledig, soms laat hij 't verband weg, dat een ander licht op de zaak zou hebben geworpen, enz. Met de meeste hoogachting verblijf ik Uw dw. dnr. A. G. Honig. Kampen, 19 Juni 1920". Rede van den heer Lauwer s. Ons rest nog in 't kort weer te geven de rede van den heer Lauwers. Spr. begon met te zeggen dat op 't Programma zjjn te behandelen onderwerp minder jui&t vermeld staaten dat de Zeeuw heeft aange kondigd „Uit het diensthuis uitgeleid". Spr. zal trachten beide te eombineeren. Hij wil eerst een woord over zjjn uitgang uit de R.-K. kerk sprekeD, en daarna over de Evangelisatie onder zjjn geliefd Vlaamsche volk. Spr. acht 't zich tot een plicht te vertellen wat de Heere aan hem deed, opdat men zou begrijpen waarom hij wil werken in 't belaDg van zijn arme Vlaamfche volk. Ik heb een vrome Roomsche moeder gehad. Eene dier velen, welke in de R.-K. kerk rozen mogen heeten, ook waar deze kerk zeer vele doornen en distels telt- Er is in die kerk veel kaf, doch gelukkig ook veel koren. Moeder heeft mij reeds als klein kind gewezen op Gods ontfermende liefde voor ellendige zondaren en op het offerbloed van Zijnen lieven Zoon. Zoo kon ik al vroeg zeggen Jezus lief te hebbeD. Het was dan ook alleen uit liefde tot den Heere Jezus, dat ik op mijn vijftiende jaar brak met alles wat ik in de wereld liefhad, inzonderheid met mijn lieve moeder, om mij in de eanzaamheid van een klooster der Car- melieten op te sluiten. Hoe kon ik 't doen op een leeftijd, wanneer 't kind nog zoo gaarne het hoofd tegen moeders hart legt en hare liefde indrinkt? Enkel om in de voetstappen van Jezus te wandelen. Veel van Zjjn Woord kende ik niet, en wat ik er van kende, was vrucht van de prediking onder een deksel. Wel kwam ik in 't klooster in aanraking met Gcds Woord, dat in mijn cel of tafel lag, en las ik daar de woorden uit Efezen 2„Uit genade zjjt gij zalig geworden", maar ik boog mij niet voor dat Woord. Ik aanvaardde het wel, doch ik voegde er aan toe hetgeen mfl geleerd was en ook de overtuiging mijner ziel was, gelijk van de Roomsch Katholiekendat die genade o s deel slechts wordt, bijaldien wij zuchten, onze goede werken naast het bloed van het Lam leggen. Zoo had mijn moeder 't mij geleerd, ik had 't, gelijk alle Roomsch-Katholieken en duidt hun dit daarom niet ten kwade, mijne Broeders en Zustersals met de moeder melk ingezwolgen de kerk leerde het en die kan niet dwaleE. Vader bevestigde steeds wat moeder zegde; van den kanssl werd (wordt) het ons gepredikt, in de leering wordt het ons geleerd wij kunnen niet anders weten dan dat het zoo is. Eu boven alles de levende, onfeil bare kerk met haar hiërarchisch gezag, bij hetwelk alles in eu buiten u den mensch toe roept buig u voor wat zjj leert. Zoo zjjn deze leeriügen een innig bestanddeel geworden van de Roomsch-Katholieke overtuiging. Zoo ging het dus ook mü- En toch lieten deze woorden mij niet los: „Uit genade zaligniet uit u; Gods gave niet uit de werken opdat niemand roeme!" Maar ik las en overdacht dit alles, terwijl ik de vensters had dicht gedaan, opdat het licht van Gods Woord mij niet zou bestralen. Op mijn 23ste jaar word ik priester gewijd. Vier jaar later werd ik benoemd tot docent om een cursus te geven in Wijsbegeerte en Kerkgeschiedenis in het College der Karme lietenorde te Genten dit zou het middel wor den om tot klaarheid te komen. Ik moest toch de geschriften bestudeeren van de Kerkvaders, inzonderheid van de Apostolische vaders Romanus, Polycarpus Ignatius, Irenaeus, Ter- tullianus, Origenes, Clemens van Alexandrië; vooral Cyprianus, bisschop van Karthago. Uit deze geschriften leerde ik verstaan, dat deze onfeilbaarheid der kerk slechts een ontwikke lingsproces geweest was dat de kerk met haar autoritair gezag niet uit de historie, maar uit de menscheljjke verzinning van later eeuw was opgekomen dat het oorspronkelijk altemaal plaatselijke kerken geweest zijn met een eigen leven, en zelfstandig naast elkander staande, en waarin de leeraars niet optraden met een opgelegd zeggenschap over de broederen, ook waar zij vermaanden en somwijlen ingrepen, maar krachtens goddelijke roeping, naar Gods Woord. De kerken hadden geen kerk boven zich zjj waren onderling verbonden door het zelfde geloof en de liefde, dus ook geen opper herder, geen autoritair gezag. Dit kwam vooral uit in de brieven van Clemens aan de kerk van Corinthe, en van Polycarpus aan die te Filippi. Eu zoo brak bij mij het licht door, dat geen gezag der Kerk mfl een uitlegging kon opdringen, ook niet van dat heerlijke woord uit genade zijt gij zalig geworden, en dat niet uit u, het is Gods gave, niet uit de werken, opdat niemand roemeDat woord drong mfl diep in de ziel. En van nu af stond het voor mü vast, dat ik moest breken met mün ver leden. Maar nu deed zich ééne moeilükheid op hoe zou ik mflne lieve moeder van deze ver andering verwittigen? En nu is dit mijn zonde, dat ik ter wille mü'ner lieve moeder zweeg. Zjj zou nog een, hoogstens twee jaar kunnen leven moest ik nu, zoo overlegde ik, die weinige jaren levens haar bedroeven Dat kostte mjj veel strfld. Telkens wilde ik 't haar gaan zeg den, doch dan hield da gedachte aan haar witte haren en betraande wangen mü terug. En toch wist ikwie vader of moeder lief heeft boven Mü Daarbp komtik was priester. En de priester is in de R. K. kerk een heilige verschflning van Jezus Christus in hun midden. Hü knielt dagelpks in de liturgie en in den cultus voor de beeldenzün zegen doet den wün in de kelk veranderen in het bloed van Christus. Wat zfln hand aanraakt bjj den Doop, bfl de Mis, is heilig. Zü'ne machtige handen, bekleed met Goddelg'k gezag, dalen verzoenend neer over de gemeente, zegent met vergeving in den biechtstoel, en bjj het geven van den ouwel. Mün lieve ouders knielden voor mfl de eerste maal, toen ikin de ouderlüke woning terug kwam, om mflu zegen te ontvangen. Door de innigste liefde en den diepsten eerbied waren zü aan mü verbonden. En nu de toe komst Die was voor mü donkere nacht. In het oog van allen was ik de renegaat, de Judas, de verrader. En waar zou ik heen Ik zocht in het woord van God, doch God zelf was er niet. Ik hongerde, en vond geen brood O, gü die hier steeds wittebrood gegeten hebt, gü verstaat niet wat honger is. Dit duurde tot mü het woord uit mü'n jeugd in de ziel viel, datzelfde woord waarmee ik in 't klooster wr-s gegaan Wie vader of moeder liefheeft boven Mü, is müns niet waardig. Ik schreef een brief aan den Overste van 't klooster. Hiermede begon een periode van veel leed voor mü. Iedereen brak met mü- Doch hiervan zwüg ik, dewü'l ik alleen roemen wil van Gods genade, doch waar ik van mü zelf zwüg, wil ik alleen dit groote leed voor u uitzeggen men heeft mü onkundig gelaten omtrent de krankheid müner lieve moeder, ik heb haar derhalve niet meer kunnen spreken en van anderen moest ik vernemen, dat zü gestorven wasKort daarop werd ik ziek. Ik trok op den 24 Dec. naar Zwitserland tot herstel van gezondheid te Valangin bü Neufchatel. Ik kwam in aanraking met een predikant, aan wien ik mü'n zieltoestand bloot legde, doch hü lachte mü uit. Jezus, Gods Zoon, noemde hü onzin, het plaatsbekleedend lüden „bloedtheolo gie". Het bedroefde mü, zoo dicht bü Genève, waar Calvü'n geleerd had, zulke grove taal uit den mond van een predikant te hooren. Te Brussel teruggekeerd, zocht ik den Waalschen predikant op, wien ik mü'n ervaring meedeelde, doch ook deze lachte en zeide, dat zün collega mü, armen stakker, veel te hard aangepakt had. Als wü 't maar goed bedoelen, zei hg', komt alles terecht, en zal die goede Vader in den hemel ons wel eenmaal bü Zich nemen. Ik schrok er van en was zeer ontmoedigd ik meende in de kerk der reformatie slechts verwaterde kerken en een onbelünde leer te zien. Twee jaar heb ik hierop in eenzaamheid doorgebracht, den dag van Gods genade of- wachtende. Op een Zondag liep ik door Brussel en kwam op de Nieuwe Groenmarkt langs een huis, een gewoon woonhuis, waarop met groote letters de woorden Gereformeerde Kerk te lezen stonden. Ik aarzelde er in te gaan, want ik dacht dat 't ook wel niets zou zün. Ik ging door. Doch een stem in mü'n binnenste drong mü terug te keeren en binnen te gaan. Ik hoorde den prediker spreken over den Zone Gods, het vleesch geworden Woord, en diens plaatsbekleedend lüden ik gevoelde, dit was de waarheidik zag den ernst der gemeente in houding en blik, zoo geheel anders dan de 8potblikken, waarmee anderen mü hadden be jegend. Deo volgenden dag ging ik tot be doelden leeraar, wü spraken en baden langen veel. Het licht brak door, en ik wist mü be houden. Latere studie van Kuypers en Bavincks theologie bevestigden mü in de gereformeerde waarheidstraks werd ik na onderzoek door de classis Dordrecht toegelaten om te staan naar den Dienst des Woords in de Geref. ker ken ik werd beroepen te Brussel en meende die roeping te moeten opvolgen, en te trachten mün arme, geliefde Vlaamsche volk, nageslacht van de vromen der zestiende eeuw, met 't Evangelie bekend te doen worden. Gü zult 't billüken, dat ik niet naar Noord-Nederland kom, maar onder mü'n broederen wensch te blü'ven wonen. Ik ken dat volk in zü'n zwak- Eigenaardig, dat prof. Los zoo juist her innerd had aan den Dingaansdag, ook op 24 Dec., welken dag hü (heden juist vüf maanden geleden) nog voor zün vertrek naar Nederland, met duizenden Boeren, volgens de instelling der Vaderen, had mogen vieren.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1920 | | pagina 2