Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
34e Jaargang.
Vrijdag 18 Jnni 1920.
No, 25
UIT MET WOORD,
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg,
hsti Icdtwsrkirt0.0. B. J. v. i. SEES, J. 0. RSELER6A, f. I v. I EBOE, B. XEIJER, H. P. M. G. DE WALLE sa F. H. J. KOLF.
Abonnementsprijsper kwartaal bjj vooruitbetaling 90 cent.
ÜITGAVI VAN DE
PBRSVBRBBNiGING ZEBUWSCBB KERKBODE.
Adres van de Administratie
Firma LITTOOÏJ OLTHOFF, Middelbar*.
Vrederust.
Zeenvsche Kerkbode.
Afzonderlijke Eummers 7 cent.
Advertentieprijs i 15 cent per regelbij jaarabonnement yan
minstens 500 regels belangrijke redoctie.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
ALLE TRANEN AFGEWISCHT.
En God zal alle tranen van hunne
oogen afwisschen
Openb. 21 4a.
II.
Sedert de mensch gebroken heeft met
God en verloren heeft de gemeenschap met
zijn Schepper, ia deze aard in een tranen
dal verkeerd. Telkens weer klinkt hier
beneden een stemme des geweens u tegen.
Tel, zoo ge kunt, de zandkorrels aan het
strand der zee, of bepaal het getal der
sterren aan het firmament, en zeg dan,
hoeveel tranen op aarde geschreid werden
bij dag en bij nacht sinds de droeve ure,
dat van Adams gelaat do blijde glimlach
week om plaats te maken voor den trek
van droeven weemoed.
O zeker, daar zijn geschreid tranen van
zalige blijdschap, van hemelsche verruk
king, van zoeten zielevrede, van namelooze
weelde. Maar toch, veel grooter is het
getal der tranen van vlijmende smart, van
snerpend leed, van vervlogen hoop, van
knagend zelfverwijt. Tranen van bange
wanhoop en van mishandelde liefde. Tranen
bij krank- en sterfbed. Weduwen- en
weezentranen. Tranen van droefheid naar
God. Tranen over zonde en schuld. Tranen
om verlossing van de banden der hel.
Tranen onder de kastijdende hand des
Heeren. Tranen in den strijd des geloofs.
Tranen op Sions puin gestort. Tranen om
der broederen wil. Tranen zonder getal.
En ja, nu mag het kind des Heeren reeds
hier het oog ten hemel heffen en troost
zoeken aan Gods Vaderhart door zijn nooden
Hem te klagen en met 's levens leed en
kruis een toevlucht te zoeken onder de
schaduw van Zijn vleugelen. Neen, de
Heere wil niet, dat wij ons het kruis zullen
ontveinzen, hetwelk Hij ons op de schou
deren legde. Hij eischt niet, wanneer Hij
ons een handvol koren afvergt, dat wij die
juichend zullen brengen. Alleen maar: wij
mogen niet weenende van Hem weggaan,
maar moeten ook met onze tranen Hem
achteraan kleven. Der tranen overvloed
mag ons niet beletten het oog naar boven
te slaan. En als Gods kind door genade
dat doen mag, als hij zijn leed mag uit
schreien aan Jezus' borst, dan ervaart hij,
dat hij ook temidden van zijn smarten
niet van God vergeten is, maar dat de
Heere hem verbergt in het verborgen van
Zijn tent.
Maar eenmaal, dan wischt God alle tranen
van de oogen der vromen af. Dat werk
heeft Hij zich zelf voorbehouden. De Heere
zal in den grooten dag der toekomst niet
zeggen tot één van zijn vele dienaren
„och, wisch die tranen eens af van het oog
van mijn kind". Neen, de Heere zelf zal
het doen. Aan niemand anders laat Hij
dezen heerlijken arbeid over. Immers, het
afwisschen van alle tranen is een aandui
ding van het volkomen zalig maken, van
het wegnemen van alle leed, van het be
vrijden van alle pijn en smart. En dat kan
geen eDgel, dat kan geen bode des Aller-
hoogsten doen. Dat doet de Heere zelf.
Hij neemt de oorzaak van het weenen weg.
Hij verlost en maakt vrij van de zonde.
O, hier reeds, als de vertroostingen Gods
door de ziel worden gesmaakt, speelt soms
een blijde glimlach door de tranen heen.
Maar als de wortel van het levensleed is
weggenomen, dan droogt de tranenvloed
voor eeuwig op. Dan gaat in volle ver
vulling het profetisch woord: „en de vrij-
gekochten des Heeren zullen wederkeeren
en tot Sion komen met gejuich en eeuwige
blijdschap zal op hun hoofd wezen vroo-
lijkheid en blijdschap zullen zij verkrijgen,
maar droefenis en zuchting zullen weg-
vlieden".
Welk een zalige toekomst. God zal alle
tranen van hunne oogen afwisschen. Hij
zelf was het, die sloegHij wil ook de
geslagen wonde heelen. Hij deed die tranen
vlieten, Hij wil ze ook doen opdrogen. Hij
zelf wil den eersten vredegroet den Zijnen
brengen en hen kronen met den kroon
der rechtvaardigheid. Doch eer Hij die
kroon hen op de slapen drukt, wil Hij de
rimpels van het lijden op hunne voorhoof
den glad strijken en de tranen des lijdens
van hunne oogen afwisschen. Alle tranen.
En God alleen, die ze telt en ze in Zijn
flissche bewaart, weet hoeveel tranen
er op den weg naar Sion worden geweend.
Alle tranen der wedergeboorte, die de
angst uit de ziel perste, toen de Heilige
Israels inkeerde met het vonnis, het vreese-
lijk vonnis der gerechtigheid. De tranen
der bekeering, opgeweld uit het besef, dat
wij God vertoornd hebben door onze zonden.
De tranen der beproeving, in stilte ge
weend voor God, als ge waart in de handen
der m8nschen, als gij gingt door het oor
deel van vrienden, of overgeleverd waart
aan het geweld der vijanden. De tranen
der aanvechting, als de Heere met u twistte
en Zijn Geest van u heenging en op den
akker van uw zielsleven de planting des
heils stond te schroeien in de verzengende
zon zonder een druppel lafenis.
Alle tranen afgewischt. De Magdalena-
tranen over een verloren leven buiten
God. De Hanna-tranen van het eenzame
pad en van het beroofd, uitgestorven huis.
De Petrus-tranan, gestort uit hartgrondig
leed over eiken stap, die wegvoerde van
God en Zijn Woord. De Davids-traneü,
geschreid, als weelde afvoerde van God en
heenvoerde naar den strikals eigenliefde
of memchenvrees op een dwaalweg bracht
als heimelijk gekoesterd kwaad uitsloeg
met feilen zondebrand en Gods kastijding
in opzoekende ontferming tot staan bracht.
De Schulammith-tranen, geweend als de
Bruidegom was doorgegaan en de bruid
van achter de traliëa hem nariep met
vergeefsche klacht, of uit hare gevangen
schap verlost, hem naliep door de straten,
vragende zonder te vinden.
Alle tranen afgewischt. Hoe zou het
anders kunnen, waarin het nieuw Jeruzalem
de dood niet meer zal zijn. Op aarde
heerscht de koning do verschrikking opper
machtig. Onder zijn scherpe slagzwaard
vallen ouden en jongen, rijken en armen,
heeren en knechten. Geen kloeke lichaam
kracht, geen bloeiende schoonheid worden
door den dood ontzien. Tranen noch ge
beden vermurwen hem. Hij scheurt met
wreede hand van elkander wat bijeen be
hoort. Bloeiende bloemen in vollen bloei
geknakt. Krachtige stengels ruw ter aarde
geworpen. Sterke eiken onverwachts neer
geploft. Teedere bloesems door één nacht
vorst vergaan. Zoo is het leven hier op
aarde. Maar zoo is het hemelleven niet.
Ia don hemel, daar heeft de krankheid
eeuwige gezondheid aangedaan. Daar zal
de dood gestorven wezen. Geen kerkhof
zal meer op de nieuwe aarde zijn. Geen
lijkstoet zal ooit trekken door Jeruzalems
straten. Geen scheidenssmart zal het hart
der gezaligden bedroeven. De traan der
rouwe is voor altoos gebannen uit het
vaderland der vreugd.
Alle tranen afgewischt. Hoe zou het
anders kunnen, waar in de eeuwige Gods
stad de zonde niet meer zal zijn. O, die
inwonende zonde, dio ook na ontvangen
genade uit het hart niet wijken wil, wat
doet zij des Heeren kinderen vaak zuchten
en klagen. Hoe menigmaal zoeken de ge-
loovigen de eenzaamheid en sluiten zij de
deur der binnenkamer achter zich toe om
uit een hart, dat verbroken werd vanwege
het bijblijvend bederf te roepen tot God
och, dat ik U eens zou dienen en verheer
lijken mocht, gelijk Gij dat waardig zijt.
Edoch, op aarde is die wonsch niet voor
vervulling vatbaar. Hier blijft Satan ver
lokken tot het kwade. Hier blijft de wereld
hare strikken spannen. Hier verheft zich
telkens het booze vleescb. Hier verstomt
nimmer op de lippen de klagelijke klacht:
o die zonde, die zonde, die in Mij woont.
Maar eenmaal, in den hemel 1 Daar zal
het anders wezen. Daar is de zonde ge-
heellijk teniet gedaan.
Daar drukt niet meer baar schuld. Daar
bezoedelt niet meer haar smet. Daar zal
het hart des verlosten rein en vl kkeloos
wezen, gelijk het sneeuwwitte kleed, dat hij
draagt. De traan der boeteen des berouws zal
nooit meer geschreid worden ia de heilige
stad, waar de straten zijn van zuiver goud,
waar geen paradijsslang ooit zal binnen
komen, waar volmaakt rechtvaardigen
eeuwig zullen zingen van Gods goeder-
tierenheêa.
Alle tranen afgewischt. Hoe zou het
anders kunnen, waar in het land boven de
wolken geen scheiding meer z&i zijn tus-
Christus en de Bruid, die Hij zich ten
eigendom kocht met Zijn bloed. Altijd bij
Jezus te zijn, steeds in Zijn dierbare ge
meenschap te verkeeren, dat is voor Gods
gunstgenooten het heerlijkste, wat zich
denken laat. Hier volgen op tijden, waarin
zij kennelijk de nabijheid van bun Heiland
mochten ondervinden, waarin zij wandelen
mochten in het liefelijk licht van des
Heeren aangezicht, altijd weer tijden, dat
zij in het zwart gaan, dat zij niets dan
wolken en donkerheid ontwaren, dat zij
door onrust en onvrede worden gekweld
in die tijden, waarin Sions Liefste de Zijnen
in het wijnhuis voert, ze zijn zoo zaligen
zoo zoet. Dan helaas! 'tZijn vuurtjes van
korte duurtjes. Lodensteijn zong er wel
terecht van 't is hemelsch zielebanket, zoo
genoten, zoo weggesloten. Maar eenmaal,
in den hemel 1 Daar zal het anders wezen.
Als straks, o zuchtende pelgrims, die zoo
menigmaal weent, omdat de Bruidegom
uit uw gezicht is weggeweken, als straks
de engelen uw ziel hebben heengedragen
door het dal van de schaduwen des doods,
dan voeren zij u door de gouden poort
uw Jezus tegemoet. Dan leggen zij u in
Zijn wijd geopende armen. Dan brengen
zij u vlak bij Zijn hoogepriesterlijk hart.
En dan, dan komt er niet één oogenblik
van verwijdering meer. Dan zult ge storeloos
in het licht des hemels wandelen. Dan
zult ge onafgebroken de dierbare nabijheid
van uwen Zaligmaker genieten. De traan
der verlatenheid zal tot in eeuwigheid niet
meer blinken in der geloovigen oog, wan*
neer ze hun woning betrokken hebben in
de stad der erfenis, waar iedere tred een
triumf is en ieder ademtocht een lofzang.
Mijn lezer, is 't vooruitzicht niet schoon?
Is de hope niet heerlijk
Meijer.
Verbetering. In het vorig stukske staat
waar scherpe doornen den wet zou
den s c h r ij v e n. Dit moet zijn waar
scherpe doornen den voet zouden
s c h r ij n o n. Tweede kolom zoodat ze
straks uit den smeltkroes weer te voor
schijn treden, moet zijnweêr gelou
terd te voorschijn treden.
De naam is bekend Ieder weet dat er mee
aangewezen wordt de Stichting b|j Bergen op
Zoom, welke een toevluchtsoord voor onze gees
telijke kranken is. Het is wel droef, dat er
zoovele pavallioenen xaoodig zyn om deze ellen-
digen te kunnen herbergen, maar het is een
voorrecht, dat zij daar onder christelijke beade
ming zgn. Daar werken onze mannen met alle
middelen, welke de wetenschap aan de hand
geeft, doch in het besef, dat Jezus de eenige
Heelmeester is,wiens ontferming alleen het lijden
verzachten en het licht in de donkerheid kan
doen opgaan.
De vereeniging, waarvan deze stichting uit
gaat houdt eenmaal in 't jaar een vergadering,
welke thans te Middelburg plaats vindt. Den
23sten Juni, dus a.s. Woensdag komen zjj samen
uit alle oorden van Zeeland, om aan te hooren,
welke een arbeid er in 't afgeloopen jaar verricht
is. Des voormiddags is er een bidstond, waarin
voorgaan ds. de Groot van Vlissingen en ds.
van Dijk van Heinkenszand. Een ding begrijp ik
tot dusver niet. Er is in den regel een aan
dachtige schare bijeen, doch waarom zijn er zoo
weinige uit Middeburg. Ik mag niet veron
derstellen, dat er in onze goede stad slechts
enkele mannen en vrouwen zijn, die belang
stellen in 't lot onzer stichtingen daarom vraag
ik waar blijven de anderen? Zullen zg thans
door deel te nemen aan het gemeenschappelijk
gebed een bevredigend antwoord geven? Ik
hoop het van harte en ik durf wel te zeggen, dat
indien zij komen,ze zich niet beklagen zullen, dat
zij het voorheen hebben verwaarloosd. Welk een
oorzaak van dankzegging hebben we, die in het
bezit zgn van onze geeeteljjke vermogens.
Waarom breDgen velen hun dagen en jaren
door in Vrederust, terwijl gij uw werk kunt
doen.
Des namiddags komen na bet steeds passend
openingswoord van den voorzitter de verslagen
van den secretaris en den penningmeester aan
de orde, welke getuigenis afleggen van alle
zorgen, welke er waren en van de goedheid,
welke God in zoo menig opzicht bewezen
heetf. Zij geven een duidelijk overzicht van den
arbeid, welke verricht werd en stemmen tot
erkentelijkheid, dat er ook nu zoovele mannen
en vrouwen waren, welke zich geven voor dit