Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
34e Jaargang.
Vrijdag 30 April 1920.
No. 18
UIT HET WOOBD.
Redacteuren Ds. L. BOU.MA t© Middelburg ©n Ds. G. F. KERKHOF t© Oost-Souburg,
fasta litfmrksFi: 0.0. 0. J. v, i WEES, l S. HIELEBSA, F. I t l EIDE, B. MEIJER, H. P. §1. 6. OE WALLE ia F. f. J. ROLF.
Abonnementsprijs: per kwartaal by vooruitbetaling 90 cent.
Afzonderlijke nummers 7 cent.
Advertentieprijs15 cent per regelby jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke redactie.
UIT&AYB YAH BE
PERSVEREEN8G1NG ZEEUWSCHE KERKBODE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
uiterlijk V r y dagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOPP, Middelburg.
UW HART
Mijii zoon. geel Mij uw hart".
Spreuken 23 26a.
Dit bekende woord uit het Spreuken-
boek is zoo eenvoudig en duidelijk, dat
het schijnbaar geen verklaring behoeft;
het spreekt voor zichzelf en wordt ten
overvloede nog toegelicht door wat onmid
dellijk volgt»en laat uw oogen Mijn wegen
bewaren". Hier spreekt, zoo leert het ver
band, een vader tot zijn zoon, en dat wel
in de dagen des Ouden Yerbondsdoch
het heeft aan de N. T. kerk ook nog heel
wat te zeggen ja, vooral in onze dagen
moet deze vermaning uit de schuilhoeken
der vergetelheid worden te voorschijn ge
haald en gereinigd van het stof der nieuw
modische 20e eeuw.
Het valt toch moeilijk te ontkennen, dat
steeds meerdere kinderen vervreemd raken
van hun ouderszij geven zich wel aan
hun vrienden en vriendinnenin gezel
schappen en op visite's kunnen zij zich
laten gaan, maar thuis zijn zij gesloten,
humeurig, ontevredenzij storten nooit
hun hart eens uit bij vader of moeder
het vertrouwen ontbreekt. En de eerbied
ook. Hoe verachtelijk durft men soms van
zijn vader en moeder te spreken 1 Menig
kind betaalt aan zijn ouders slechts een
bepaald bedrag van zijn weekloon, alsof
hij bij 'hen in de kost isEn zelfs in de
ernstige kwestie van het aangaan van een
engagement plaatst een niet gering aantal
zonen en dochteren vader en moeder voor
een feit, waaraan zij, hoogstens onder
protest, hun goedkeuring kunnen hechten.
En dan zwijgen we ervan, hoe vele kin
deren de oude paden verlaten, om zich
-neer te zetten bij gebroken bakken, die
geen water houden zelfs durven zij den
spot te drijven met de godsvrucht hunner
ouders, zoodat straks de haren van den
vader vóór den tijd. grijs worden en de
moeder met een gebroken hart ten grave
daalt.
Helaas hebben sommige ouders in dezen
ook schuld. Zullen zij toch kunnen zeggen
mijn zoon, mijn dochter, geef mij uw hart 1
dan is het toch noodzakelijk, dat zij eerst
hun hart aan hun kinderen geven. Maar
hoevelo vaders met name zijn er, die zich
zelden of nooit met hun kinderen be
moeien, er in het geheel niet op uit zijn
hun vertrouwen te winnen, en door hun
optreden zelf de oorzaak worden, dat de
grendel steeds vaster op de deur van het
kinderhart geschoven wordt.
Het woord van Salomo heeft dus wel
bijzondere beteekenis voor onze dagen.
De vader, maar ook de moeder, en zij zelfs
het eerst, zoeke door godvruchtigen wan
del en teedere liefde toegang tot het hart
van het kind, en dit zijnerzijds bedenke,
dat het niet slechts een noodiging is. veel
min een smeekbede, welke men naar wil
lekeur kan aanvaarden of weigeren, doch
een goddelijke eiscb, wanneer het hun
wordt toegeroepengeef mij uw hart.
Allerlei poging tot herstel van zoovele
misstanden op kerkelijk, maatschappelijk
en staatkundig gebied wordt gedurig met
onvruchtbaarheid geslagen, omdat men
verzuimt de reformatie aan te vangen bij
het begin d.i. bij het huisgezin.
Ja nog verder gaan we terug, derefor
matie beginne bij onszelf. En als wij dit
in het oog houden, wordt eerst de rijkste
en diepste beteekenis van onzen tekst
blootgelegd. Als Salomo hier spreekt, dan
doet hij dit als voorbeeld en type van den
Christus Gods. Het is God zelf, Die hier
om ons hart komt vragen. Dit is reeds
een wonder van genade want ons hart
is immers boos en verdorven vooral geldt
dit van het hart van den jongen mensch,
dien Salomo op het oog heeft, want daaraan
is toch de dwaasheid gebonden.
De God des verbonds spreekt hier ech
ter, want de eiscb is gericht tot: »Mijn
zoon". Maar in een verbond zijn twee
deelen begrepen en reeds door den doop
zijn wij verplicht tot een nieuwe gehoor
zaamheid. Zoo is het dus wel een godde
lijke eisch, maar tegelijk ook een verbonds-
eisch, een genadeëisch, als de Heere u
toeroept: „Mijn zoon, geef Mij u hart".
Met minder dan het hart is de Heere
nie.t tevreden, want wie het hart heeft,
die heeft alles. Da Moloch vraagt om uw
kind, de afgod der heidenen om uw goud,
de god van Mohammed om uw zwaard,
maar de God van Salomo, die ook uw God
is, eischt van u het hart. Hij vraagt niet
het uwe, maar u. .Hier valt de beslissing.
Menigeen wil weten wat hij doen of laten
moet, of hij naar bioscoop of schouwburg
mag gaan, en welke bijdrage hij moet
geven aan het Koninkrijk Gods. Doch op
al deze vragen kan kort het antwoord
worden gegevengeef de Heere uw hart,
en als ge dit in oprechtheid doet, zal u
wel duidelijk worden wat gij in den dienst
uws Gods doen en laten moetin elk ge
val zult gij u ervoor wachten op den rand
van den breeden weg te wandelen.
Niet ten onrechte wordt door buiten
kerkelijke kringen er de nadruk opgelegd,
dat de Heere het hart moet hebben. Ech
ter, dit wordt niet minder sterk door onze
eigen belijdenis betoogd. Maar wordt het
niet dikwijls vergeten Gij kunt onberis
pelijk zijn in uw wandel, en met de kennis
van onze belijdenis schier volmaaktelijk
toegerustgij kunt uw krachten wijden
aan het stoffelijk en geestelijk welzijn van
uw naaste, ja zelfs zeer gevoelig zijn en
licht bewogen worden, als gij van God en
de eeuwigheid hoort en van de liefde van
Jezus Christusen nochtans is het moge
lijk, dat gij bij en onder dit alles zonder
God in de wereld zijt, zonder Christus;
zonder genade, zonder hoop, als gij niet
eer3t het hart aan den Heere hebt gegeven.
Het hart, en altijd weer het hart, daar
komt het op aan. Het hartdat zijt gij
zelf, als mensch, als geestelijk wezen, naar
ziel en lichaam. Eerst het hart, en dan
zal het hoofd wel volgen, want wat gij
liefhebten waaraan gij uzelf zijt kwijtge
raakt, dat wordt het beste begrepen, ge
lijk iemand gezegd heeft„menschelijko
dingen moet men kennen om ze te be
minnen, maar goddelijke dingen moet men
beminnen om ze eerst daardoor te kennen".
Eerst het hart, maar dan komt de hand
vanzelfwant als de bron den Heere toe
behoort, zullen de uitgangen des levens
vanzelf Ilem toevloeien. Eerst het hart,
en dan zal het gevoel, de neiging, de
hartstocht, de begeerte, ja alles wat aan
u en van u is den Heere worden gewijd.
Wie is er toe bekwaam Die in oprecht
heid heeft leeren bidden„vereenig mijn
hart tot de vreeze uws Naams".
Als de Heere zegt„Mijn zoon, geef Mij
uw hart", dan moet ons dit als een zwaard
door de ziel gaan. Want is het hart wel
van ons is het niet oorspronkelijk des
Heeren eigendom Het is alleen het onze,
omdat wij het Hem hebben ontstolen. Zult
gij het dan niet den wettigen eigenaar
teruggeven
„Geef hot Mij", zoo zegt de Heere. Da
satan zegt het ook en hij belooft een hemel
van heil, zoo gij van de verboden vrucht
wilt etenhet is echter hoogstens een
hemel op aarde, en dan nog een hemel
zonder God. De wereld zegt het ook, en
zij spiegelt u allerlei schoons voor oogen,
dat de zinnen streelt en betoovert, doch
verzadiging kan ze u niet schenken. De
kunst zegt het ook, en de wetenschap, en
honderd andere steramen meer. Maar toch,
God alleen heeft het recht uw hart van
u te eischen.
Het komt Hem toemaar ook, bij wien
is het veiliger dan bij Hem? wie kan dat
hart vervullen met leven, vrede en vroolijk-
heid dan alleen de God des levens en des
vredes en der zaligheid Als alles in dit
leven u in den steek laat, houdt God uw
hart vast, ja woont er zelf met Zijn genade
en Geest.
Vraagt de Heere teveel van u Zeker,
uw lichaam, uw gedachten, uw daden kunt
gij Hem wijden, maar wie kan zijn hart
in waarheid loslaten en den Heere aan
bieden Toch hebt gij hier niet de wet,
maar loutere genade voor u. De rechter
zegt niet tot den misdadiger: geef mij uw
hand, laten wij gosde vrienden zijn, want
dan boog hij het recht. Als nu evenwel
de Heere niet alleen uw hand, maar zelfs
uw hart verlangt, dan spreekt Hij dus
niet als Rechter, doch als Vaderdaarom
noemt Hij u zijn zoon.
Gij hebt de bedenking gereed dat de
Heere mij in genade zal aannemen als ik
tot Hem kom, betwijfel ik niet, maar ik
wil in mijn zonde niet tot Hem gaan
Indien deze erkentenis uit uw hart opkomt
en met smart vervult, dan getuigt dit
reeds van opening der oogen en ontdekking
aan eigen schuld. Weet dan, dat de Heere
de eerste is geweest, die u opzocht en
voorkwam, en is dit niet reeds een wonder
van genade? En Hij heeft nog veel meer
gedaanhoewel gij ontrouw waart, blijft
Hij getrouw, God is uw God en erkent u
nog steeds als zijn kind.
Blinkt u bier niet de genade van Gol
gotha tegen Alles getuigt hier van de
zoei. verdienste van Christus, die den toorn
Gods heeft gebluscht en door zijn dierbaar
bloed uw zondig hart reinigt. In dien
Christus hebt gij een volkomen Zaligmaker
er blijft voor u niets meer te doen over
de schuld is betaald en de wet volbracht.
En als gij u aan de genade Gods hebt
overgegeven, zult gij wel dikwijls moeten
klagen over uw hart, omdat gij het nog
zoo gedurig aan den Heere wilt onttrekken,
maar in des Heeren hand is uw hart
veilig, en Hij zal het door zijn Geest steeds
meer reinigen en het vereenigen tot de
vreeze van zijn Naam, en binden aan zijn
zaak en zichzelf.
J. D. WlELENÖA.
KEBKHLIJK MVEM.
Een oude beschuldiging.
Zeeuwsche Kerkbode.
IV.
Is het begrijpelijk, dat de wijzen der wereld
in verzet komen tegen den Christus, en dat
zij Hem beschuldigen een oproer-prediker te
zijn, eveneens leert de historie, dat de mach
tigen, de vorsten en velen, die in hoogheid
gezeten zijn, eveneens Hem tegenstaan. Joden
en heidenen, Cajaphas, Pilatus en Herodes
verzamelen zich tegen den grooten Profeet,
die ons den wil Gods ter onzer zaligheid vol
komen heeft geopenbaard, en wiens koninkrijk
niet van deze wereld is. Altijd waren er, die
in dit spoor hebben gewandeld en die in den
waan hebben geleefd, dat Hij een verstoorder
der orde is. Ook dit is verstaanbaar, want
gelijk zij in den staat de wetten veranderen
naar hun inzichten en alle anderen zich naar
hen moeten schikken, zoo meenen zij ook, dat
zg bevoegd zijn om te bepalen wat hun onder
danen te gelooven en te belijden hebben. Zij
zijn de heeren, die uitmaken, wat behoorlijk
en onbehoorlijk is en zij kunnen niet dalden,
dat iemand daartegen opkomt. Gelijk de
joodsche overheid Jezus ter dood veroordeelde
omdat Hij zich niet onderwierp aan haar wil'
zoo heeft later de Romeinsche overheid dui
zenden veroordeeld, die leefden naar het woord,
dat men Gode meer gehoorzaam moet zyn dan
de menschen. Het zou toch wel van verre
gaande zwakheid getuigen, wanneer men duldde,
dat enkelen hun gang maar gingen en de be
staande wetten krachteloos maakten. Het is
zelfs nog voorgekomen in de vorige eeuw en
wel in ons eigen land, dat iemand in de
Staten-Generaal zeide, dan moeten de minder
heden maar onderdrukt worden.
Inzonderheid hebben machtigen der aarde
zich hieraan schuldig gemaakt, die zelf om
geen recht noch wet zich bekommerden en
deden wat hun lustte. Reeds de kerkvader
Tertullianus heeft daarop gewezen in een werk,
dat hij geschreven heeft ter v»rdediging van
het Christendom. ,Wij zijn zegt hij van geen
anderen vervolgd dan van zulke vorsten, wier
daden vol onrecht, wier ziel vol onreinheid,
en wier levenswijze vol schande en afschuwe
lijk was van geen anderen dan zulke, wier
leven hen zelf heeft veroordeeld, en wier hate
lijke oordeelen gij zelf genoodzaakt zijt te
herroepen, terwijl gij de onschuldigeD, die aan
hun woede geofferd zijn, in eere herstellen
moet. Doch wij willen onze vervolgers niet
smaden, wij willen naar het voorbeeld van
Jezus zegenen, die ons vloeken, en niet schel
den, als wij gescholden worden".
Wat de kerkvader gezegd heeft met het oog
op de vervolgingen, welke tegen de Christenen
gewoed hebben van de zijde der heidensche
overheden, dat kunnen we zeggen met het oog
op wat zoo menigmaal later geschied is. Welke
mannen hebben het felst gewoed tegen de be
lijders van 't evangelie Een Philips de tweede,
koning van Spanje, die met fanatieken haat
bezield was tegen allen die voor de waarheid
uitkwamen en die in zijn trotschen waan meende
te mogen heerschen over de gewetens zijner
onderdanen, alsof hjj een God wasLodewijk
de veertiende, de koning van Frankrijk, die
beefde bij de gedachte aan het naderend oor
deel, omdat heel zijn leven een aaneenschake
ling van ongerechtigheden was en die onder
de leiding der Jeznieten van gedachte was,
dat hij door de ketters te vervolgen God een
dienst kon doen. Wij zouden meer namen
kunnen noemen, maar ieder die de geschiedenis
der martelaren kent weet, dat zjj de bitterste
vijanden zyn geweest, die zelf zich niet be
kreunden om Goddelijke en menscheljjke
wetten.
Gelijk Achab weleer tegenover den Proftet