Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
34e
Vrijdag 26 Maart 1920.
UIT HET WOOED
Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg.
Visti »8d8*srk8rs0.0. B. J. d. ÏEEI, l 0. WIELE1GJ, F. J. l. i. E3DE, B. 9EUEB, H. P. H. G. DE WILLE ib f. W. j. WOLF.
PBRSVERBENIG1NG ZBBUWSCHB KERKBODE.
Aardenburg.
jr.
W M
Na. 18
Abonnementsprtlsper kwartaal bp vooruitbetaling 90 cent.
Afzonderlijke Bummars 7 cent.
AdverUltieprtyl 15 cent per regelbp jaarabonnement van
minstens 500 regels belangrijke reductie.
UITGA VI VAN DE
Adres van de Administratie
Firma LITTOOIJ OLTHOFF, Hiddelburg.
Berichten, Opgöven Predikbeurten en AdvertentiSn tot
uiterlijk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers
LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
ZIET, DE MENSCHI
Job. 49 5b.
Onze Heiland is van Herodes naar Pi-
latus teruggeleid. Zijn lijdensweg liep
door het paleis der lichtzinnigheid. Toen
het fladderend spotkleed, de witte can-
didatenmantel om Hem geworpen werd
verdroeg Hij zwijgend dien smaad en dien
spot. Voor Herodes'nieuwsgierige\ragen
had Hij geen antwoord. Hij wierp de
parelen niet voor de zwijnen. Hij is de
Messias van Je3aja 53.
Nu moet Pilatus toch de procedure
persoonlijk leiden. Zijn afschuifmethode
is mislukt. Helaas wordt zijn rechtsbesef
niet gesteund door een onergerlijk geweten.
Het nieuwe middel om Jezus tegenover
Barabbas te plaatsen heeft evenzeer ge
faald. Verbijsterend klinkt hem de be
slissing des volks, de revolutie-held, de
moordenaar boven Jezus verkozen. Ver
legen vraagt hij hun wat hij dan met
Jezus doen moet. Zoo komt Pdatus al
meer in het Dauw door eigen lafheid.
Zoo groeit het volk onder den invloed van
zijn voormannen. Nn eischen zij zelfs des
Heilands vloekdood. Hun geroep werd
geweldiger. Zij aanvaarden de volle ver
antwoordelijkheid van den Messiasmoord
Zijn bloed kome over ons en over onze
kinderen 1" Willende de schare genoeg
doen gaf Pilatus Jezus over naar hunnen
wil. Hij wilde zijn eigen positie als stad
houder redden en toch Jezus redden uit
buu moordlust. Weder grijpt Pilatus een
nieuw middel aan. Hij speculeert op hun
medelijden. Zoo zal ik Hem dan kastijden
en loslaten.
In den regel gold de geeseling als in
leiding tot de kruisiging, die schrikkelijke
straf door de Romeinen van de Cartbagers
geleerd en in Judea ingevoerd, immers
toegepast op rebellen en struikroovers.
Toch bedoelde Pilatus de geeseling hier
toe te passen niet als inleiding op de
kruisstraf, maar om die te voorkomen.
"En Jezus is gegeeseld door Pilatus. Door
Zijne striemen is ons geneziDg geworden.
Geeselriemen met stukjes lood aan het
eind, of doornen. De veroordeelde aan
den paal gebonden. In gebukte houding,
met strakken rug. En dan die geesel-
roeden daarop en daarin.
Zij hebban hunne voren lang getogen.
Om des Vaders welbehagen te volbrengen
en uw schuld te betalen gaf Hij zijn rug
dengenen die Hem sloegen.
En Hem gegeeseld hebbende zullen zij
Hem dooden. Daarna had Hij al evenmin
medelijden of vertroosters gevonden. Na
de geeseling in een der wachtzalen van
het paleis wordt het wapen van den spot
tegen uw Zaligmaker gehanteerd door de
ruwe soldaten. Niet als voor Kajafas
met zijn profetisch, maar met zijn
K o n i n k 1 ij k ambt. Zij willen zoowel
de Joden als Jezus treflen.
En tegen beiden de eere van het kei
zerlijk vaandel, de glorie van den Ro-
meinscben adelaar hooghouden.
De eer der vergoddelijkte wereldmacht
in den persoon van Tiberias saamgevat
zal verhoogd tegenover die Joden met hun
verwachting van een koning en tegenover
Jezus die tegen hun stadhouder herhaal
delijk van Zijn Koninkrijk gesproken had.
Een KoniDg met een gestriemden, hebbe
den, doorploegden rug. De witte mantel
wordt door een roode vervangen, een
oude versleten officiersmantel. Scharlaken
op scharlaken om onzer Pcharlakenkleurige
en karmozijnkleurige zonden wil. Bij den
mantel hoort immers een kroon. Welaan
ijlings een kroon uit gindsche doornen
gevlochten en die op zijn hoofd gezet.
De gansche bende maakt zich vroolijk.
Het derde teeken van koninklijke waar
digheid moet er bij, de rieistok in de
rechterhand. Dan nog, de Koningshuid*,
het defileeren, een knieval, en de groetenis
»Wees gegroet gij Koning der Joden
Bij het schateren van dien spot voegen
zg het speeksel en het slaan. Zij spogen
op Hem en sloegen op zijn hoofd. Boven
op het hoofd zoodat de doornen nog dieper
in de slapen drongen en van onderen tegen
het kinnebakken. Zij hebben den Koning
Israels wederom op het kinnebakken ge
slagen en de scherpste doornen in het
edelste hoofd gedrukt.
Wat smaid voor Jezus'eprbesef, aan het
lichaam aangegrepen te wordeD, ja be
spuwd, geslagen te worden op twee ge
deelten van het hoofd. Bij de soldaten
moedwil, welgevallen. Bij den rechter
geen recht, maar schurftheid. Bij overste
en volk een duivelseh genoegen. Ea san
uw zijde? Immers uwe zonden. Met het
onsterfelijk lied van Paul Gerhard stemt
gij in
Ja, ik kost Hem die slagen
Die smarten en dien hoon,
Ik doe dat kleed Hem dragen
Dat riet, die doornenkroon.
Ik sloeg Hem al die wonden
Voor mij moet Hij daar staan,
Ik deed door mijne zonden
Hem al die jamm'ren aan.
Om uwer zonden wil verbergde Hij zijn
aangezicht niet voor smsadheden en
speeksel.
Hij is om uwe overtredingen verwond,
om uwe ongerechtigheden is Hij verbrijzeld,
de straf, die u den vrede aanbrengt was
op Hem en door Zijne striemen is u ge
nezing geworden. Hij is uw plaatsver
vangende Borg, die uw vloek, uwe
vernedering droeg.
Zien wij in dien Christus on zo schuld
aanschouwelijk voor oogen gesteld. Hadden
wij niet gezondigd dan bad Hij zich niet
zoo diep behoeven te vernederen tot in
die allerdiepste vernedering.
Hoe groot is dan niet onze schuld. En
wat is die schuld der Christusverwerping
in onze revolutie dagen niet algemeen en
groot. Christus wordt alom van een spo'-
kleed, een doornenkroon, een rietstaf
voorzien. Overal mot kinnebakslagen en
slagen op het hoofd en speeksel verguisd,
gehoond, hetzij men tot de bende soldaten
behoort, betzij men de mishandeling fat
soenlijk toelaat om medelijden te wekken,
hetzij men anderen aanstookt, hetzij men
zich door zijn oversten laat opruien. Ie
elk van die vier govallen werkt de zondo
van het menfchelijke geslacht de verwer
ping van den van God gezalfden Koning.
Als wc met droefheid erkennen, dat wij
vanwege onze zonden mee de hand in
dat werk hebben gehad en daarom der
verdoemenis waardig waren, indien dit
feit ons oorzaak van schuldbelijdenis is
voor onzen God, hoe wij ons als slaven
der zonde en dienstknechten des duivels
hebben gedragenals het ons een gedu
rige smart is, dat ons oorspronkelijk
koningschap tot een bittere ironie is ge
worden, dan slaat Gods ontferming do
armen om ons heen en wijst u op den
doornenkroon van dien heerlijken
Christus.
Hij betuigt u om uwentwil. Want door
nen voor u alom. Naar het rechtvaardig
oordeel Gods doornen uit uw aardrijk.
Doornen in uw vleesch in krankheden
en smarte, doodsstrijd en dood. Doornen
in uw hart, verdriet en droefenis, zor
gen en bekommernissen. Doornen in d e
consciëntie in pijnlijk verwijtend
schuldbewustzijn, dat u zegt er is verband
tusschen overtreding en vergelding. Dan
betuigt u de Heere Christus droeg om
uwentwil die doornenkroon. Om uwentwil
een geslagen, een bespotte, een bespuwde
Koning. Opdat er voor u voor een doorn
een denneboom zou opgaan en voor een
distel een myrt. Opdat gij een plaats zoude
hebben onder de prinsen zijns volks, ja tot
koningen gemaakt zoudt worden. Want
indien door de misdaad van ééne de dood
heeft gebeerscht, veel meer zult gij de over
vloed der genade en de gaven der recht
vaardigheid ontvangen om in het leven
te heerschen door dien Eene n.l. Jezus
Christus
Daarmede was het lijden op Gabbalha
niet ten einde.
Pilatus was wederom uit het rechthuis
gekomen en tot de schare de betuiging
van onschuld herhaald. Toen bracht hij
Jezus tot hen uit. Jezus kwam uit dragende
de doornenkroon en het purperon kleed.
En Pilatus zeide tot hen Ziet, de mensch.
Zietdaar een mensch die geen memch
meer is. Een worm, geen man. Stemmeloos
als een schaap voor zijn scheerders. Er
zijn geen termen voor om uw ehch in
Hem te kruisigen in te willigen. Het zou
toch al te dwaas zijn. Laat uw eisch dan
varen ziende op die jammergestalte vol
onschuld. Latt het menschelijke in u
spreken. Maar zijn tactiek faalde opnieuw
van geven en nemen, van het eeno deel
te schenken om het andere deel te weigeren.
De uitwerking van den tentoongestelden
Christus heeft een tegenovergestelde uit
werking. De aanhitsende woorden der Over
sten missen als hellevonken hunne uit
werking niet, zoodat de eisch der kruise-
ging gillend wordt herhaald.
Veel dieper is do zin van het toen door
Pilatus gesproken woord „Ziet, de mensch
dan de spreker er in gelegd heeft. Het
antwoord zijner vraag was van den Heere.
Het is het antwoord op de vraag wat waar
heid is. Het is d e lijdensprediking tot allen.
Het is het woord Gods waarin Hij ons
herinnert aan ons oorspronkelijk Ko
ningschap in het Paradij?, toen wij als
menschen Gods de zonde buiten de
poorten moesten houden en het lied der
schepping voor onzen Maker moesten ver
tolken en alles heenleiden tot zijne glorie.
Het is het Woord Gods waarin Hij ons
ontdekt aan onzen diepen val, want de
dood is door een mensch. Onze heerlijk
heid is tot schande geworden. Tegenover
de menschenvergoding, welke uitloopt in
de aanbidding van den mensch der zonde
predikt dit Woord ons het volle Evangelie
Ziet, de mensch de tweede Adam,
het nieuwe Hoofd van het men
schel ij k e geslacht. Geen ideaal-
mensch i aar den zin der wereld, maar de
Zoon des menschen, die voor de voldoening
aan Gods souvereine recht ons met God ver
zoent en ons maakt tot menschea Gods.
L;efelijk is de vertroosting die voor de
geloovigen uit dit woord van Pilatus spreekt.
Want voor het heden brengt het
hun den vrede en het leven terug zoo dik
wijls zij op Hem zien door het geloof als op
hun schuldverzoener en Zondavornieler.
En voor de toekomst is hetGe
lijk zij allen in Adam sterven alzoo zullen
zij ook in Christus allen levend genaakt
worden.
Hij, die u door zijne groote liefde zoo
duur gekocht heeft en bereiden wil tot
Zijne heerlijkheid, leere u door een god
zalige wandel het lied bezegelen:
„Laat mij toch nooit vergeten
Die KrooD, dat kleed, dat riet,
Dit trooste mijn geweten
't Is al voor mij geschied".
Niëboer.
KfiBKBLIJK LETEÜT.
Gaarne wil ik antwoorden op een vraag my
gedaan over het verioek van eenige broeders
uit Aardenburg, onlangs met een onderschrift
van mijn hand opgenomen in de Zeeuwsche
Kerkbode, want daaruit bleek me, dat ket al
thans in sommige kriDgen de aandscht heeft
getrokken. Dit was me alreeds duideljjk, wijl
me vïf-en-twiniig gulden voor dit doel ter
hand gesteld was, welke ik opgezonden heb
aan den WelEd. heer A. Catsman te Aarden
burg. Nu weet de briefschrijver uit A. meteen,
aan wien hij z«nden kan wat hij voornemens
was daarvoor af te zonderen en ik kan er wel
aan toevoegen, dat de broeders daar behoefte
hebben aan steun, nu zij den moed hebben om
in die grensplaats met kracht den arbeid voort
te zetten.
Hiermede heb ik voldaan aan het verlangen
van den vrager, doch nu ik eenmaal aan 't
schrijven beD, wil ik er nog iets von zeggen.
Wanneer de broeders daar hun doel willen
beroiken, zou het wellicht gewenscht zijn, dat
zg telkens iets van zich laten hooren. Enkele
dagen geleden werd mij nog een vraag gedaan
n.l. dezeer staat wel in de circulaire, wat
die kleine kriDg in Aardenburg zelf heeft ge-
daaD, maar geen woord over wat de kerken
in de classis Axel hebben bijeengebracht, en
nu vroeg men mijweet u het niet Ik kon
daarop alleen zeggen Het is bekend, dat de
kerken in die classis offervaardig zijn en daar
om vermoed ik, dat zij er flink den schouder
onder gezet hebben, maar weten doe ik het
niet. Ik bemerkte echter duidelijk, dat dit
antwoord niet bevredigde, want er volgde, dit
kan zoo wel zijn, maar waarom dan niet evm
het bedrag vermeld. Bovendien zijn er belang
stellenden, die wel eens weten willen hoever
men reeds gevorderd ii.
In ons gewest wordt er tot dnsver zoo wei
nig nog aan evangelisatie gedaan, dat we
ons verblijden, wanneer we vernemen, dat er
in Aardenburg iets ondernomen wordt en we
vertrouwen dan ook, dat er weUympatbie mtt