Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland 34e Jaargang Vrijdag 5 Maart 1920. No. 10 UIT HET WOORD. Redacteuren Ds. L. BOUMA te Middelburg en Ds. G. F. KERKHOF te Oost-Souburg. Vasts MidiwirkirsO.D. R. J. v. d. VEEI, J. 0. VIELEIfii, F. I t. d. EIDE, B. MEIJER, H. P. M. G. DE WALLE bd F. W. J, WOLF. Abonnementsprijs: per kwartaal bjj vooruitbetaling: 75 cent. Adrti van da Administratie Biddag. Zeenvsche Kerkbode. Afzonderlijke nummers 6 cent. AdTMttBtlcprJJl10 cent per regel bij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. ÜITttAVS VAN DE PERSVERBBN1G1NG ZBBÜWSCHB KERKBODE. Firma LITTOOVJ OLTHOFF, Hiddtlbnrg. Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot uiterlpk Vrijdagmorgen te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Middalburg. ALLER OOGEN WACHTEN OP U. Aller oogen wachten op Uen Gij geeft hun hunne spijze te Zijner tijd. Gij doet Uwe hand open, en verzadigt al wat er leeft, naar Uw welbehagen. Ps. 145 15, 1G. Van den Biddag voor het gewas gaat voor de geloovigen eene drievoudige 8prake uit. Eerst uwe geschie denis. Nauwelijks was door den vrede van Munster aan ons vaderlandsch Ge- meenebest een plaats der eere in de rij van Europa's staten toebeschikt of een groote droogte en andere landplagen waren aanleiding dat de Staten van Overijsel in 1653 een Biddag uitschreven. Als daarna een zomer gevolgd was vol groei en een herfst rijk aan zegen verflauwden de an dere gewesten in het herhalen van den Biddag voor het gewas en weldra lieten zij dien geheel rusten. Niet alzoo de Staten van Overijsel. Wie a.s. Woensdag zijne handen een wijle laat rusten \ói\ den arbeid om ze gevouwen te leggen in het heilig dom eert de historie. De tweede sprake is: doorleef uw Scheppingsleven met uw God. Nu de winter voorbij is, de bloemen ge zien worden, de zaDgtijd genaakt en het gelaat des aardrijks vsrnieuwd wordt moogt gij, als Israël weleer in Sions heiligdom, den overgang der seizoenen heiligen in het huis des gebeds: „Elk jaarseizoen hebt Gij tot stand gebracht". Als weer zoeler luchten komen waaien en weer uitbot wat verstorven scheen en een heel het huis omvattende schoonmaak de wintersmet van wanden en vloeren wischt dan is het uw Maker die uw hart met verruimd ge voel doet kloppen in dien overgang der seizoenen. De derde sprake is: Wees steil a f- hankelijk van uwen Heere. Om uwentwil het aardrijk vervloekt. In dien vloek graven. Kains akkers wei geren vrucht. Als hraël afboereert zal de hemel als koper en de aardbodem als van ijzer zijn. De vloek wordt getemperd als het aardrijk besproeid met de zweet droppels als evenzoovele bedelaarstranen, tocb bet noodige voedsel geeft, totdat die akker des bewerkers grafstede wordt. Nog meer wordt die vloek getemperd als des Heeren barmhartigheden vermenig vuldigd worden, dan geeft Hij tarwe en most erbij. Eu voor zijn volk, dat in zijne wegen wandelt, de belofte, dat hun brood zeker en hun water gewis zal zijn. Mits zij steil afhankelijk leven van hunnen Heere. Zal de toenemende arbeidsschuwheid en de begeerte naar zingenot en de loochening van de roeping van Godswege om te ar beiden ook hen niet besmettenzal de heiligiüg van den arbeid door het gebed gezocht worden, zal het lied van den arbeid weer gezoügen worden in het licht van ons goddelijk beroep en van onze eeuwige bestemming, dan moet ook die sprake door de geloovigen worden verstaan. Gelijk het Pascha des lijdens en der Opstanding in deze lentetijd valt, om onze ziel als met versche olie te overdruipen, zoo zal het beginsel, het waarachtig geloofs beginsel zijn kracht toonen op het terrein van uwen arbeid, in steile afhankelijkheid van uwen Heere: „Aller oogen wach ten op U". Bekende klanken, die u herinneren aan den 104den Psalm, gelijk de aanhef aan dien van Ps. 30 en 34. Deze Psalm is een en al lof. David biedt der gemeente daarin een kroonjuweel, vrucht van rijpe levens ervaring. De koning aanbidt zijn God en Koning wegens de daden hem en Israël en alle Schepselen bewezen. Hij wil Hem ten allen dage loven en eeuwiglijk Zijn Naam prijzen. Des Heeren ondoorgrondelijke grootheid en goedheid ia de stof van zijn hooggestemden lofzang. Zooals Jehova zijn eigen deugden voor Mozes' aangezicht uitsprak zoo jubelt David hier in de eigenschappen van zijn God (vs. 8 v.v.). De werken Gods en de gunstge- nooten des Heeren worden opgeroepen om den Heere te zegenen. En als bij de heerlijkheid des Konings en van zijn koninkrijk heeft uitgeroepen dan laat hij ons zien de daden van dien genadigen koning. Wie bezig is te vallen wordt door Hem ondersteund. De He^re richt de gebogenen op. Als aller oogen op Hem wachten, toont Hij te zijn een Verzorger aller creaturen, een Vader in het groote huisgezin der Schepping. De afhankelijkheid van het Schepsel en de goedheid des Heeren worden hier in eenheid saamgevat. Athankelijkheidsbesef aan der sch epselen kant. Instinctmatig bij het redelooze schepsel. De redelooze dieren mogen hun voedsel slechts zoeken door het gezicht en de reuk, zij mogen derven het verstand en de rede waardoor zij zich van Gods voorzienigheid afhankelijk zouden weten, toch wordt niet zonder reden van hen gezegd, wegens hun verborgen instinct dat hen dringt om voed sel te zoeken, dat zij op God hopeD. Van de jonge raven dat ze tot Hem roepen. (147 9). Deze woorden behoeven niet uitsluitend op de menschen betrokken te worden. Dan zou men niet aan een ongerijmdheid ont komen. Want de goddeloozen zien niet meer op de vaderlijke zorge Gods dan de ossen of de ezels. Het is de heilige scheppings orde, dat alle levende schepsels zich nei gen tot hunnen Maker. Hij bepaalde hun ontstaan en vergaan, maar ook hun af hankelijk bestaan. Daarom is hun dat wachten, dat uitzien als ingeschapen en aangeboren: »Zij allen wachten op U, dat Gij hun hunne spijze geeft te zijner tijd". »Aller oogen wachten op U", zoo spreekt David zijn God aan. Kennen wij den zegen der belijdenis onzer volslagen hulpeloosheid en der vol strekte afhankelijkheid, gelijk die in die wachtende oogen uitkomt Tegenover den geest dezer eeuw, die daarmede den spot drijft Is het ons bij de intrede van het nieuwe seizoen goed af te hangen van dien God wiens deugden hier zoo worden geprezen? Af te hangen van dien Heeie zoo groot, zoo goed, zoo genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van b a r m h a r t i g h e id, Die vallenden ondersteunt en nedergebogenen opricht Af te hangen van dien Vader met dat rustig toevoerzicht dat u denken doet aan de vogelen des hemels, die noch zaaien noch maaien, noch in de schuren verza melen. »En uw hemelsche Vader voedt nochtans dezelve gaat gij ze niet zeer veel te boven?" O p U, het onwankelbaar rust punt te midden der onzekerheid. O p U, de overvloedige fontein aller goeden, aan Wien wij ons onder alle omstandigheden kunnen vastklemmen, die ons overal en altijd nabij zijt, bereid om ons to helpen en te sterken. O p U, »van wiens Almach tigheid wij alle nooddruft des lichaams en der ziele verwachten". »En dat wij derhalve ons vertrouwen van alle schepsolen aftrekken en op U alleen stellen". Wachten met opgeheven oogen op onzen God is het geheim des geloofs. Dan wordt het een bestendig opgaan naar het huisaltaar in de binnenkamer, naar Gods heiligdom en een voortschrijden naar het hemelsche Sion. Welbewust dat uw God ook in de komende seizoenen zor gen zal en waken en helpeD. Hoe donker ook het heden zij het vooruitzicht naar boven is niet too te sluiten. En de ont moeting van een wachtend creatuur en een spijzigend, nooddruft-vervullend God is niet te beletten. Ooze God doet zijn hulp nooit vruchteloos vergen. Hij hoort het gebed. Hij beantwoordt het wachten met hun hunne spijzen te geven. Hunne spijze, elk schepsel naar zijn aard. Elk schepsel die spijs, die goed voor hem is. Het is God, die in zijne behoefte voorzag. Op Gods tijd. Wonderlijk groot is zijne Gemeene Gratie waardoor Hij een zekeren tijd vruchtbaarheid schenkt, om over al de jaargetijden al 't schepselenheir te kun nen voeden. Te zijner tijd. Als alles tegelijk kwam was er den eenen tijd te veel, den ande ren te weinig. Daarom regelde Hij den tijd zóó dat er een tijd is voor den hooioogst en voor den graanoogst. Een tijd voor het ooft en voor de vischvangst. Opdat gij het brood eet tot verzadigens toe. »Gij", dus spreek David zijn God aan. Gelijk tot negen keer toe in Ps. 65. De methode dier voorzienige zorg is die der handopening. Die hand opent Hij gelijk gij wanneer gij de ben hare kiekens voedt uit den rijken voorraad. Doch zijne band blijft altijd even vol. Het is een milde hand, zelfs jegens degenen, die Hem voorbijloopen en miskennen. Een almachtige hand. In duren tijd en hongersnood behoeft Hij haar slechts even te openen en het pijnlijk broodvraag- stuk is opgelost. Een barmhartige hand jegens alles verbeurd hebbende schepselen. Een genadige hand waardoor Hij hun mond opent voor hun behoeften, en dien vervult door spijzen, zoodat Hij te rechter tijd hun krachten sterkt. Gij verzadigt al wat er leeft. Het plant aardige leven. De weiden worden be dropen. De boomen des Heeren worden verzadigd. Het d i e r 1 ij k e leven. Het gras uit spruitend voor de beesten, het brood voort komend uit de aarde. Het menschel ij k leven. Geeft Gij ze hun zij vergaderen ze. Zij worden met goed verzadigd. Spijt de felle critiek op de mate der verzadiging door wie liever leven onder de uitgebluschte hemellichten, staat voor de geloovingen op die spijzen geschreven genoegwant met voedsel en deksel zul len we vergenoegd zijn. Te veel; want het is door onze zonden verbeurd. T e weinig; want de mensch zal bij brood alleen niet leven. Wonder heerlijke schilderij van de ge opende hand Gods ontsloten bij steil af hankelijke schepselen met hun wachtende oogen en ledige monden. Eu uw God wordt daarbij bewogen door Zich zeiven. Niet ter oorzake van het schepsel waar door Zijn eigen souverein Welbehagen wordt die hand bewogen en geopend. Om ons van onze dwaling te ge nezen, waardoor wij op de middeloorzaken blijven zien. Niet onze zorg, vlijt, vroeg opstaan, laat opblijven. De levensmid delen zijn de uitvloeisels van Zijn Welbehagen. Gode alleen de eere Dat Welbehagen is beide de grondsteen der verkiezing en de riDg waarin al die levensmiddelen gevat zijn. Voor degenen, die Hem in der waarheid aanroepen, die Hem vreezen en liefhebben (1820). Hoe afhankelijker zij zijn des te ijveriger in den arbeid. Hoe meer zij bidden des te meer werken zij. Zoo komt er weer glans op hun arbeid, eeuwigheidsglans. Gods Welbohagen wordt door hen weer gezien in natuur en cultuur, in landbouw en veeteelt, in den winkel en op het kantoor, in de scheep vaart en vischvangst, in ambacht en ambt. Dat Welbehagen uws Gods wordt het ge heim van uw arbeidslust, uw arbeidsvreugd, uw arbeidsvrucht. Gij zingt dan weer het lied van den arbeid: „De aarde geeft haar gewas, God, onze God zal ons zegenen". En zoo keert ook voor u de psalm tot zijn uitgangspunt terug„Mijn mond zal den prijs des Heeren uitspreken, en alle vleesch zal Zijnen heiligen Naam loven in der eeuwigheid en altoos. Nieboer. KERKELIJK JaT&YWN. De Biddag voor het gewas bleef in Zeeland in eere. Dit is wel opmerkelpk, Menigmaal toch werd tegen deze instelling htt bezwsar ingebracht, dat er alleen biddagen gehouden moesten worden, als er tijden van groote nooden waren, en terecht kon men vóór enkele jaren zeggen, dat er allerwege welvaart wss. Was deze redeneering nu juist? Dat er dagen in de geschiedenis der volken voorkomen, waarin de nood groot is, is nu in elk geval voor allen wel duidelijk. Dat er in zulke dagen een drang ontstaat om samen te komeD, teneinde gemeen schappelijk uit de benauwdheid te roepen tot Hem, bij wien er uitkomsten zijn tegen den dood, is ook duidelijk. De eerste Biddag voor het gewas werd door de Overheid in ons land uitgeschreven in 't

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1920 | | pagina 1