Gezag. VOOR DE JEUGD, Oplossingen raadsels 9 Januari. PrQswinners. Raadsels. CJJferraadsel. X 1 XXX 2 xxxxx 3 XXXXXXX xxxxxxxxx 5 xxxxx 6 XXX X 7Vsc. Merk- au ttahaalnlaMwa. OffielSsla U«rl«kt*ii. hebben zich gewijzigd. Vooral van moderne zyde is hierop aanhoudend gewezen, en we waren er aan gewend, dat meermalen uit dien kriog gezegd werd, dat de gereformeerden ontgroeid waren aan wat de mannen der Dordt- sche Synode gezegd hadden en zjj konden zich dan ook niet begrepen, wat ons bewoog nog altijd waarde toe te kennen aan uitspraken, welke verouderd zjjn. Het baatte niet, dat man nen als Prof. Bavinck met kracht opkwamen tegen dergelijke verdachtmakingen, telkens werd herhaald wat eenmaal beweerd was. Of dit er nu toe bijgedragen heeft om onder ons te doen ontwaken de begeerte om de belyde- nis te herzien, weet ik niet, maar wel is 't waar, dat er eenigen tijd geleden veel over gesproken en geschreven is. Misschien heeft dit enkelen in den waan gebracht dat nu ja we nog wel een belijdenis hadden, maar dat we ons daaraan niet zoo streng hadden te hou den. De vaderen hadden destijds de waarheid in formules vastgelegd naar hun beste weten, maar dat legde ons nog niet de verplichting op om ons daaraan te onderwerpen. En waar lijk we hoorden nu dezelfde taal, welke we voorheen ook hoorden van mannen, die nooit de Gereformeerde belijdenis hadden onder schreven. Daarbij werd het onderscheid geheel uit het oog verloren, dat er bestaat tusschen een stelling door dezen of genen uitgesproken en de belijdenis, welke de kerken zelve hadden vastgelegd. Nu werken er in deze beweging onderschei dene zienswijzen, en het zal ia de toekomst wel blijken dat de kerken met wijsheid zullen oordeelen. Maar dit kunnen we al vast zeg gen, dat, wie de grondslagen, waarop zij ruston, veranderen wil, zjjn wensch niet verkrijgen zal. Wanneer het daartoe komen zou, dan moesten de kerken in Nederland beginnen met de ver klaring, dat zjj door hare historie een streep wilden halen en dat zjj voortaan inplaats van een wel omschreven belijdenis zich tevreden wil den stellen met vage uitdrukkingen, welke ook ethischen zeuden kunnen aanvaarden en het is nu wel aan 't licht gekomen, dat we daaraan nog niet toe zjjn. Het ia ons niet te doen om een vorm zon der wezen, om een gedaante zonder kracht, maar om de waarheid zelve. Als het dan ook zoo was, dat de kerken enkel nog vasthielden aan de belijdenis, omdat zjj nu eenmaal was een gedenkteeken uit de vorige periode, dan zouden we haar den raad willen geven zegt dit dan duidelijk, opdat ieder zou kunnen we ten, wat hjj te doen heeft. Doch gelukkig is het zoover nog niet gekomen Kerken, welke haar belijdenis kennen en daarin vinden de uitdrukking van haar geloof, kunnen niet ver- steenen, wjjl zij aan die belijdenis weer ont- leenen de machtige bezieling om uit te dragen de groote schatten, welke zij van God ontvan gen hebben en om te bewaren het pand, haar toebetrouwd. Belijden veronderstelt strjjd, en zoolang de kerken inderdaad strijden, kunnen zjj niet buiten het leven staan. Boüma. IV. De Heere verleent aan het overheidsgezag steun in de consciëntie van het volk. Omtrent dit punt heerscht nog al eens mis vatting. Velen denken, dat zjj aan de overheid gehoorzaamheid bewijzen alleen omdat zij an ders zullen gedwongen of gestraft worden. Had de overheid geen dwingende macht, ver volgde zjj den ongehoorzamen niet met straffen, velen zouden 't met de eerbiediging van dat gezag zoo nauw niet nemen. Men betaalt zjjn belasting omdat men weet dat de niet-betaler gerechtelijk vervolgd en gestraft wordt. Toch is dat een verkeerd motief. We moeten ge hoorzamen niet uit vreesmaar om der conscienlie wüle. Dat schrjjft ook Paulus in Rom. 1315 .daarom is het noodig onderworpen te zjjn, niet alleen om der straffe, maar ook om des gewetens wille". We moeten in de overheid niet slechts zien de sterkere, tegen wien wjj, zwakkeren, ons toch niet verdedigen kunnen en die daarom uit een gevoel van machteloosheid ons maar onderwer pen. Dan is onze gehoorzaamheid de ware niet dan komt ze enkel voor uit vrees voor straf, die aan verzet tegen het overheidsgezag ver bonden is. Vrees voor straf moge meewerken om ons onderdanig te houden, maar die mag bjj chris- tenmenschen niet hoofdmotief voor de gehoor zaamheid zjjn. Onze gehoorzaamheid moet uit een anderen wortel opspruitenn.l. uit eerbied voor het gezag om Godswillem. a. w. omdat onze consciëntie ons aldus gebiedt. Stel eens dat de overheid geen middelen had om haar gezag te handhaven, geen middelen om haar wil door te zetten, geen middelea om haar wetten na geleefd te krjjgen, welnu, dan zouden wjj als christenen toch gehoorzaamheid moeten betoonen om der consciëntie willeenkel en al leen omdat ons gsweten ons zegt dat onze God zulks wil. Paulus gaat van dat beginsel uit als hg aan geloovigen schrijft: .Daarom betaalt gjj ook schattingen want zjj zjjn die naars van God, in ditzelve gedurigljjk bezig zjjndezoo geeft dan een iegeljjk, wat gij schuldig zgt, schatting, die gij schatting, tol, die gjj den tol, vreeze dien gij de vreeze, eer, dien gij de eer schuldig zjjt". In al die ver schillende gevallen hebben wy in de oveheid niet anders te zien dan Gods dienares, tot handhaving van recht en gerechtigheid, orde en veiligheid. Voor welke belangen de over heidspersonen hun geheele leven geven en daarom dan ook uit de belastingen onderhouden moeten worden. Zjj die als overheden de al- gemeene belaDgen behartigen, moeten ook daaruit hun levensonderhoud ontvangen. .Wat ten onzen nutte is mag ook op onze kosten zjjn" (van Andel). Het overheidsgezag is een gave van Gods algemeene genade, dat door ons om onszelfs- wille in stand gehouden moet worden, maar waarbjj niet uit het oog verloren mag worden, dat die overheid is Gods dienares ons ten goede. Daar is zij ook, gelijk onze Ned. Geloofbelij denis het uitdrukt: .opdat de ongebondenheid der menschen bedwongen worde en het alles met goede ordinantie onder de menschen toega." Of zooals Paulus schrijft in Rom. 13:3: .want de oversten zjjn niet tot eene vreeze den goeden werken, maar den kwaden." En in vs. 4.zij draagt het zwaard niet te vergeefs want zjj is Gods dienares, eene wreekster tot straf dengenen, die kwaad doet." Calvjjn wijst er dan ook op, dat de overheid, die de over treders van hare wetgeving straft, niet anders doet dan een gebod Gods volbrengen. Een Christenmensch is in zijne consciëntie hiervan ten volle overtuigd. Eu daarom zal hg zich ook zijne consciëntie gebonden weten tot ge hoorzaamheid aan de overheid, zoolang hare verordeningen maar niet strijden met Gods Woord. We moeten niet allereerst vragen of de ver ordeningen van de overheid ons persoonlijk welgevallig zijn, om daarna pas uit te maken of wjj gehoorzamen zullen ja dan neen. Vooral in onze dagen mag dat wel eens onder ons Christenen overdacht worden, opdat wjj ons in de praktijk beteren, en handelen overeen komstig onze Gereformeerde belijdenis. In de Standaard van 6 Febr. 1.1 lazen we in de asterisk .Gehoorzaamheid aan 't gezag" het volgende, waarmee wij geheel instemmen .Gehoorzaamheid aan het wettig gezag moet berusten op zedelijke gebondenheid en niet op vrees. De Christen gehoorzaamt, omdat hij zich in zijne consciëntie gebonden acht. Hij gevoelt zich gebonden niet slechts als de bevolen maat regel strookt met zijn eigen gevoelen, of met eigen belaDg, wat dikwijls het geval is, maar inzonderheid als, wat de regeering gebiedt, ingaat tegen eigen zin en wil. Er zijn heel veel menschen, die op hun ge hoorzaamheid roemen en andere ongehoorzaam heid ten streDgste afkeuren, als het volgen van het bevel der Overheid in hun voordeel is. [Zjj kunnen zich dan de ongehoorzaamheid van anderen niet verklaren. Men moet toch het gezag eerbiedigen. Maar al3 er een bevel komt van de Overheid, dat z|j zelf onaangenaam achten, dan ziet men soms, dat zjj op allerlei wijze aan de gehoor zaamheid trachten te ontkomen. Dan berust de eerbied voor het gezag waarlijk niet op ge bondenheid in de consciëntie. Zoo gaat het ook in veler geestelijk leven. Men verklaart zich eensgezind met Gods weg, zoolang die weg ongeveer overeenkomt met den eigen verkozen weg. Maar als Gods wil daartegen ingaat, dan begint het te stormen in het eerst zoo tevreden hart en dan komt menigmaal verzet boven. En waar de mensch zich niet ontziet zoo tegenover zijn God te staan, zou hij het dan niet durven tegenover het aardsch gezag Wy moeten ook hier altijd waakzaam zijn tegenover onszelf. De Heilige Schrift vraagt onze gehoorzaam heid aan de Overheden, niet slechts wat de goede, maar ook wat de kwade aangaat. Zelfs in geval wij onrecht moeten lyden. Want dit onrecht te ondergaan en toch vol komen den wille Gods te volgen, zie, dat is genade bij God. Onze loyauteit wordt op de proef gesteld, als de wil van de Overheid niet strookt met onzen wil. Dan moet uitkomen of ons buigen voor het gezag van den echten stempel was. En antirevolutionair moet dit allen tijde ver staan. Maar toch is het in onzen revolutionairen tijd niet overbodig, dat wij deze waarheden elkander voorhouden. Ook wij ondergaan menigmaal, zonder dat wij het weten, den invloed van den geest des tjjds. Laat ons daartegen op^ onze hoede zijn. Wat ons leven noodig heeft, is buigen voor het gezag, en die gewilligheid daartoe om Gods wil komt niet uit, als wy uit onszelf reeds geneigd waren te buigen, omdat het woord van de Over heid ons aangenaam was, maar als het tegen eigen meening ingaat, als het een offer vraagt. „Dat is antirevolutionair." Welnu, in de gesprekken van ons volk valt tegenwoordig vaak een geheel andere toon te beluisteren. Vooral diegenen, welke in 't da gelijks leven in hun beroep of arbeid gedurig in aanraking komen met mannen van de S. D. A. P. vergeten vaak wat hun gereformeerde belijdenis op grond van de Heilige Schrift leert. Onbedachtzame woorden komen over hunne lippen. Revolutieleuzen worden maar klakkeloos als waarheid overgenomen, in huisgezin en gezelschap nagepraat en op die manier gedach teloos onvoorzichtig allerlei kwaad zaad ge strooid, dat na verloop van tyd welig opschiet. Bedenke een ieder toch, hoe oneerbiedige woorden over overheden en gezagdragers uit gesproken, geen ydele woorden zyn, maar ook weer in anderer hart en gedachten wortel- schietende, distelen en doornen voortbrengen. Meer dan ooit moeten wy als christenen in onzen tyd waakzaam zyn over onze tong. Want is ze niet, naar Jacobus' beeldspraak, als een klein vuur dat een groote hoop houts in brand steekt Door verkeerde saamsprekingen wordt het gezag der overheid ook onder christenen zoo dikwerf ondermijnd. Door onbedachtzame woorden van ouders en oudere broers wordt in een gezin dikwerf revolutiezaad gestrooid, dat in latere jaren zyn bedenkelijk uitspruit sel vertoont. Laat er in dezen geen afwjjking by ons ge vonden worden van de zuivere beginselen van Gods Woord. Kerkhof. Oom Bram! Ja, daar is hy, in levenden ly«-e, neefjes en nichtjes. Wat dacht jullie, waar is ooze oom toch? Hy heeft het druk gehad hoor en daarom is hy een week over zyn tyd. Maar laat ik eerst eens jullie hartelijk welkom heeten in myn kamer. Jongens, jongens, wat een reuzen familie. 'kTel er zoowat honderd Een beetje nauw zitten, hoor, en dan gaat het wel. Nauw is warm. Ziezoo, we gaan eens praten. Je zit daar allemaal zoo knusjes, dat ik er werkelyk om moet lachen, 'k Bemerk wel, dat je nog geen verdriet hebt in je leven. Nu, ik ook niet. En tante ook niet. Ze zegt, laat ze maar binnenkomen, oom, allemaal, als ze weg zyn, zal ik de kamer wel een goede beurt geven en alles is in orde. Dank u wel, tante. Dat zeggen je in koor my na, nietwaar? 't Zonnetje schijnt heerlijk en dat doet een mensch goed, hé? Was het in de harten van de menschen ook maar zonnig, dan ging het beter Of laat ik liever zeggen, vroegen de men schen maar meer naar God en zyn Woord, dan was de wereld niet het tooneel van zooveel ellende en verdriet. Jullie hoort er toch ook wel eens iets van nietwaar, dat het niet goed gaat op ons wereldrond. Wat zyn er veel kinderen, die gebrek lyden en wy hebben zoo veel. lederen avond gaan wy naar bed met een gevuld buikje en doffelen ons lekker warm in onder de dekens. En we denken zoo weinig aan anderen waaraan verdienen wy het toch Omdat we veel beter zyn dan die arme schep seltjes O, neen, maar God is nog lankmoedig over ons. Laten wy daarom dankbaar zyn en zooveel mogelijk probeeren Hem te dienen, 't Is toch zoo'n voorrecht, dat wy goede ouders hebben, die ons voorgaan in den dienst des Heeren, dat wy mogen gaan naar de Christe lijke School, waar ons verteld wordt van den weg der zaligheid, en dat moeten zooveel kin deren helaas missen, dat we naar de kerk gaan, paar de catechisatie, naar do Knapenvereeniging, ja, wat niet alEn dan mopperen we wel eens, (of niet,) dat we weer al naar de kerk moeten, of naar de catechisatie, of versjes en teksten leerenDenk er om, daar mogen juli e niet aan toegeveD, integendeel, je moet het graag doen. Onthoud dit eens van je oom Bram, zonder onzen Heiland, zonder Gods Woordis ons leven niets, en het einde enkel verdriet en smart, 'k Zou er nog wel meer van willen zeggen, maar praat er eens over met vader en moeder. Doe je dat? 't Zonnetje schjjnt zoo heerlijk. Tante en oom genieten er van Dubbel aangenaam is het nu, om jullie brieven te lezen. En wat een hoopDaarom ben ik wat laat. 'k Moest ze toch allemaal lezen, hé? Natuurlijk. Eu tante zit ook te snuffelen en te lachen. Dat begrijp jö- 't Is feest voor ons, als dat dikke pakket iedere maand komt. 'k Zou graag op ieder briefje een antwoord geven. Doch dan zou de Kerkbode wel tweemaal zoo groot moeten wezen, 'k Heb zóó gedacht. Ik schrijf ditmaal eens een langen brief en de volgende keer, bij leven en welzijn, krijgt ieder weer afzonderlijk een woordje van je oom! Is 't zoo niet goed? Dat is ook wel eens leuk, hé? Er zyn ook weer nieuwe neefjes en nichtjes, die vragen om mee te doen. Welzeker, kom jullie maar in ons midden. Hard werken, hoorAls je vader abonné op de Kerkbode is, mag je raadsels oplossen en brieven schrijven aan oom Bram. Niet in de eerste plaats om een prijs, begrjjp je, maar voor de gezelligheid en het leerzame. De neefjes en nichtjes, die raadsels inzonden, hartelijk dank, ook voor de Nieuwjaarswenschen. Om de beurt worden de beste geplaatst. Wie stuurt er nog meer Maar nu een punt. Er is nog meer. 1 Abraham—Paradijs. 2 Kapernaüm. 3 Jona. 4 Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig wordeD. 5 Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u ruste geven. Op veler verzoek plaats ik ook nog de op lossingen van de raadsels in de Kerkbode van 5 December. 1 Wijsheid. 2 Bazaleël. 3 Daniël 4 Mozes, die 120 jaar oud werd. 1 Johanna E. Baayens, Nieuwdorp. (J. BressenDe gezegende brand.) 2 W. F. v. d. Berg, Tholen, Boschstr. 4. (E. GerdesHet huis Wjjügaerde.) 3 Marie Contant, Colynsplaat. (P. A. Sparenburg Verzoening.) 4 Suzanna v. Keulen, Badstraat Domburg. (Johanna BreevoortHet leven van vier Roggehalmen.) 1 Geef een vorstin of koningin 2/3 van mijn zus. Dan krijgt ge vlek Waarheen ik in den geest vaak trek. Ingez. door Juffertje in 't groen. 2. Het geheel bestaat uit 50 letters en kan men vinden in 1 Corinthe. 1, 2, 3, en 49 is een zoon van Kanaiin. 2, 2, 6, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 is Israël niet altijd geweest en is het ook nu niet meer. 13, 14, 15, zonder begin en zonder eiude. 4, 17, 18 is een vader van een koning. 19, 20, 21, 22 komt acht maal voor in de wet des Heeren. J32'40;,16. 21' 24, 29, 39, 33, 34, 35, 36,37, 08, 40, 41, 42 wordt van Barabbas geschreven. 45, 46, 47, 48, 49, 50 heeft 16, 17,39,18,34, 44 veel gehad, (een richter.) 1» 2, 7, 10, 25, 26. 27, 28, 35, 16 vinden wij by de herders van Bethlehem besproken. Daar 16, 40, 25, 5, 39, 14 (een moeder, die naar haar zoon kwam.) Ingez. door Flier. Kmisjesraadsel. 3. De middelste horizon tale lynen, de middel ste loodlijn vormen het hoofdwoord. 1 zoon van Abner. 2 koning van Juda. 3 zoon van Jakob. 4 koningin van Juda. 5 stad in Kanaau. 6 zoon van Noach. 4 XXXXXXX 4. Toen de drie jongelingen Uit den brandenden oven kwamen Had de reuk des vuurs hen niet aangetast. En toch was iets van hen verbrand. Ingez. door Gouden regen en Goudsbloem. 5. De beginletters van de volgende namen vor men den naam van een vrouw van David. 1 De eerste mensch. 2 Esn stad in Palestina. 3 Een zoon van Saul. 4 De berg waarop Mozes stierf. 5 Een schoondochter van Naomi. 6 Een zoon van Jonathan. Ingez. door Populier. 6. Drie lettergrepen. Mijn eerste is een plaats der pijn Waar nooit Gods kind'ren zullen zyn. Mijn tweede prijkt in groenen dos Jaar in, jaar uit in menig bosch. Myn derde een vijand, altijd wreed, Die spot men aller menschen leed. Op 't oorlogsveld valt myn geheel Vaak aan den dapperste ten deel. Ingez. door Reseda Oplossingen inzenden, en een brief, vóór 27 Februari. Denk om postzegel van 71/* cent op de enveloppe, schuilnaamechten naam, leeftijd en adres. Aan Oom Bram p/a Firma Littooy Olthoff, Boek- en Handelsdrukkerij, Jeugd. Middelburg, SpaDjaardstraat. Kryg ik weer 100 brieven Of nog meer Gegroet, hoor neven en nichten, ook van tante. Je Oom Bram. TWEETAL te Utrecht: H. Brouwer te Heenjstede J. L. Schouten te Arnhem. BEROEPEN te Varsseveld J. Tonkens te Lutjegast te HattemJ. de Waard te Ferwerd te MaassluisJ. H. Rietberg te Bunschoten te OostburgB. Hagenaar cand. te Arnhem te Idskenhnizen A. J. de Boer te Garrelsweer. BEDANKT voor HollandscheveldJ. Ozinga te Hasselt voor Lexmond J. P. Visscher te Nieuw Lekkerland voor Vrijhoeve c. a.M. Post te NieuwDor drecht voor KampenJ. L. Schouten te Arnhem voor AmsterdamDr. K. Dijk te Den Haag. Zesde predikant. De raad der Geref. Kerk van 's Gravenhage heeft besloten een ingeko men voorstel om over te gaan tot het beroepen van een zesden predikant ten spoedigste te be handelen en aan de commissie van beheer door te zenden. Aan de Theol. School te Kampen is gesl. voor het cand. ex., 2e ged., de heer J. de Koning van Krabbendjjke. Avondmaalbekertjes. Debjjzondere Kerke- raad van de Ned. Herv. gemeente te Middelburg heeft besloten het gebruik van eigen bekertjes by de avondmaalsviering toe te staan. BeleefdNaar het N. Holl. Kerkblad mededeelt, ontving een Kerkeraad dezer dagen van een dienaar des Woords, in antwoord op de hem gezonden beroeping, een briefkaart met de mededeeling „Beroep ontvangen, maar ik kan niet komen kyken." Gift. Te Moordrecht is j.l. Zondag in de godsdienstoefening der Ned. Herv. Gem. een bedrag van f 500.in de collecte gevonden met de bijvoeging, dat daarvan f 200.als duurtebjjslag aan den predikant moest worden uitgekeerd. W. Oostburg. Alhier is tot Herder en Leeraar beroepen de Eerwaarde Heer B. Hagenaar, Cand. te Arnhem. Namens den Kerkeraad, J. Boedin, Scriba.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1920 | | pagina 2