Eeii God van liefde. FEUILLETON. schrik vervuld. Achter elk bruidspaar staat immers de engel des doods met uitge trokken zwaard, om èn 't bruidspaar èn al de gasten toe te roepen »Gedenkt te sterven." De hemelsche Bruidegom stierf, is dood geweest, maar leeft tot in alle eeuwigheid. En de bruid leeft door Hem. In eeuwige liefdesgemeenschap zijn hier bruid en Bruidegom verbonden. Hier geen dood meer, geen rouw, geen moeite of gekrijt. Zalig zijn zij eeuwig. De Bruidegom ga daarom voort met door zijn knechten in de hemelstad de feestzaal te bereiden. Het koste ons tranen, dat wij zwijgen en aanbidden, wanneer er van de onzen opgeroepen worden hun plaatsen in te nemen in de feestzaal. Elk komt er op zijn tijd en op zijn plaats. Mogen ook wij der hemelsche roeping deelachtig zijn. Dan; nog een oogenblik en de dood, die zoo verschrikkelijk schijnt, zal ook voor ons de doorgang tot het eeuwige leven worden, tot eindelijk God zich haast, om der uitverkorenen wil, om de laatst geroepenen niet één voor één, maar allen saam de feestzaal in te leiden, de nog voor hen openstaande en nu bereide plaatsen in te doen nemen, en de deuren van de feestzaal te sluiten. Daar binnen is dan de bruiloft des Lams. Zalig zijn zij die geroepen zijn. ïerneuzen. S. Groenevëld. KfiBKEUJK LEVEN. Gezag. Kekkhof. ZENDING, Alfoeren-ïeecL J. D. Wielenga. UIT DE PER». Verderfelijke Ketterijen. Kerk- «n III. In onze Belijdenisschriften wordt over het gezag gehandeld in de Heid. Catech. bij de uiteenzetting van het 5de gebod, en in de Ned. Geloofsbel. in art. 36. De verklaring van het vijfde gebod is alge meen bekend „Dat ik mijne vader en mijne moeder, en allen die over mij gesteld zijn alle eere, liefde en trouw bewijze; mij aan hunne goede leer en straf met behoorlijke gehoorzaamheid onderwerpeen ook met hunne zwakhéid en gebreken geduld hebbe, aangezien het Gode belieft ons door hunne hand te regeer en Uitgaande van het ouderlijk gezag, dat in de Schepping zelve gegeven is, wordt door Gods heilige Wet van ons geëischt gehoor zaamheid tegenover alle. De School is, gelijk men 't wel eens noemt, eene verlenging van het gezin. De opvoedingstaak der ouders wordt door hen overgedregen aan de onderwijzers, en daarmede ook het gezag. De meesters treden met gezag op over de leerlingen. Evenzoo is er in de maatschappij eene gezags verhouding tusschen werkgevers en werkne mers. Want ook al is de arbeider geheel vrij om zich in dienst te stellen van den een of anderen patroon, zoodra hij de betrekking aan vaardt, stelt hij zich in diens dienst en daarmee ook, voor zooveel het den arbeid betreft, onder diens zeggenschap. Ook in Christus' werk wordt gezag geoefend door de Opzieners der gemeente in Naam van Christus. Evenwel is dat gezag van heel an der soort als in de gewone saam leving. Het draagt een zuiver geestelijk karakter. De Op zieners zijn in alles dienaren van Christus en mogen niet anders doen dan de sleutelen han- teeren van het Koninkrijk der hemelen in ge bondenheid aan Christus' bevelen. Onder „degenen die over mij gesteld zijn' behoort ook de Overheid, het Staatsgezag. Daarover hebben wij het hier in onze artike len. En ook daarover spreken wij als Gerefor meerden ons uit in onze Belijdenis Art. 36, met deze woorden DOOK UIIG» blNGÜANM 1.) „Kom, Meta, laten we gaan." Het kwam er wat kort uit, zóó, dat de aan gesprokene verwonderd opkeek. Zfj leidde de hand op den schouder barer gezellin, die in het gras gezeten tuurde in de wijde zee, waarop in de verte de note- doppen zichtbaar waren van de visschers van ArnemuideD, die dien morgen de haven van Vlissingen verlaten hadden en nu weer terug keerden met hun vangst, om die te verkoopen aan de haven der Seheldestad of die anders hun vrouwen ter hand te stellen, die er mee venten in Middelburg of andere plaatsen van „Zeelands tuin," anders gezegd het eiland Wal cheren. Ze zaten aan den zeedijk, in de nabijheid van een geslecht fort, getuigend van de oude groot heid, van tijden-her, toen Vlissingen oprees als bolwerk tegen Spanje. Ze waren er heengegaan, aanvankelijk tegen den zin van de jongste van de twee meisjes, die liever de schreden had gewend naar het Westen, om zoodoende over de boulevards, langs „Wij gelooven, dat onze goede God, uit oor-, zaak der verdorvenheid des menschelijken ge slachtkoningen, prinsen en overheden ver-, ordend heeft, willende, dat de wereld geregeerd: worde door wetten en politiëo, opdat de on-! gebondenheid der mensehen bedwongen worde en het alles met goede ordinantie onder de t menschen toega". Het overheidsgezag heeft God verordend „uit; oorzaak van de verdorvenheid des menschelij ken geslachts". Ware de zonde niet in de mens«henwereld binnengedrongen, dan zou er ook geen overheidsgezag noodig geweest zijn. Het menschelijke geslacht zou zich dan geheel langs natuurlijken weg ontwikkeld hebben on der zijn natuurhoofd Adam, in stammeD, ge slachten, familiëo, gezinnen, waarbij het pa triarchale gezag vanzelve zou zijn geëerbiedigd. De zonde bracht evenwel e8n breuk in het leven der gemeenschapde eenheid giüg ver loren en het menschelijke geslacht loste zich op in een veelheid van kringen. Door de zonde werd ook bedorven en vernietigd het besef van onderdanigheid en gehoorzaamheid. Als God nu de zonde in 't menschdom had laten doorwerken zou 't gekomen zijn tot uit eenscheuring van alle bandeD, tot ontwrichting van heel de saamleving, tot vernieling en ver woesting van alle kringen, tot een chaotische ruïne Maar dat is de wil des Heeren niet geweest. Hij trad tusschen beide met Zijn gemeene gratie, waardoor de zondewerking werd ge temperd en gestuit. Een gave dier gemeene genade is nu het van God verordineerde overheidsgezag. God gaf aan sommigen regeertalent en God liet in de conscientiën werken het besef, dat men gehoor zaamheid aan de regeerders had te bewijzen om goede orde en regel te hebben. Ook al bracht de zonde in het menschelijko hart de kiemen van ongehoorzaamheid en opstand, door Gods gemeene genade werd dit kwaad ten onder gehouden, en zoo was er onder de zondaren nog eene neiging om de machten boven zich te erkennen, aan wie de leiding onder Gods voorzienig bestuur in handen kwam en die daardoor onder hun modemenschen op den voorgrond traden. Trekt God die werking zijner gemeene genade terug, dan triumfeert de revolutiegeest. Vandaar dan ook, dat wij het als een oordeel Gods over de zonden der menschen achten, zoo in een land en onder een volk orde en veiligheid wor den vernietigd en de onderworpenen zich met geweld kanten tegen de dragers van het gezag. Wanneer de Heere ook maar één oogenblik het .leven der volkeren aan zichzelve overlaat, dan botsen de personen en kringen tegen elkander in, omdat een ieder zijn eigen wil wil laten triumfeeren en zijn eigen belangen alleen wil bevorderen. Daarom is de instelling van het overheidsgezag een onwaardeerbare kostelijke gave Gods. God bedoelde ermede het leven onder zondaren mogelijk en dragelijk te makeD. Wordt het gezag niet geëerbiedigd en gehoor zaamd, dan ontstaat er onder de menschen een toestand als in de hel, waarin te leven onmo gelijk is. Metterdaad bereiken ons uit Rusland berichten, die voor deze gedachte onweerspre kelijke bewijzen leveren. Ooggetuigen verklaren het met diezelfde uitdrukking „'t is er een hel." Om de ongerechtigheden te beteugelen, ver ordineerde de Heere overheden. Zonder dien teugel zou 't op heel de wereld een hel ge worden zijn, een tooneel van de gruwelijkste uitspattingen der zonden. Daarom moeten wij 't overheidsgezag altoos als eene kostelijke gave Gods erkennen en willen eeren. Bovenal in onzen tijd van woeling en gisting mogen wij wel voortdurend bidden voor onze overheden, bidden dat wij onder hare regeering een gerust en stil leven leiden mogen, en bidden dat de revolutiegeest bezworen worde door krachtige werking van Gods gemeene genade onder de menschenkinderen. Zeker, dat zijn genadegaven, die wij er alle mensehen diep verbeurd hebben. Maar zou de Heere geen ge nade bewijzen zoo wij ootmoedig pleiten op Zijne barmhartigheden, die vele zyn de bomvrije kazerne, te gaan naar hot strand, waar leven en beweging heerschte. De andere echter, die onmiskenbaar de kracht bezat, haar wil door te drijven, had verkozen het „Eiland" over te gaan, om langs het station, aan de Oostzijde van de stad te komen, waar al spoedig op den zeedijk de frissche zeewindi. haar toewaaide, wat verkoeling bracht tegen de warme stralen der dagvorstin, die glansrijk in haar zenith prijkte. vv,. De jongste (zij heette Meta van der Man- dere) had het tenslotte goed gevonden, daar z\j zich op stuk van zaken in alles liet leiden. Daarbij kwam, dat men op Nelly Janssen niet lang ontstemd kon zijn, daar haar vrien delijk, open gelaat onweerstaanbaar aantrok en haar melodieus stemgeluid alle gevoel van onvoldaanheid wegdaagde Bedaard en kalm spoelde de steeds rustelooze zee haar golfjes tegen de paaltjes aan den voet van den dijk, waarop de beide meisjes waren gezeten. Uit de haven kwam een raderboot van de Provinciale Stoombootdienst op de Wester- Schelde, die koers zette naar Breskens, dat in de heldere middaglucht aan den overkant dui delijk zichtbaar was. Met haar verrekijker zag Meta van der Mandere het miniatuurtorentje, dat nauw boven de huizen uitstak. Meer rechts even voorbij bet kleine strand verrees de slanke vuurtoren, die des avonds een helder licht uitstraatde. Even na de eerste boot verscheen een tweede, die aanvankelijk denzelfden koers volgend plots scherp draaide naur het Oosten en den De naam Alfoeren wordt gegeven aan de bewoners der eilanden tusschen Nieuw-Guinea en Celebes Dus ook de Inlanders van Ceram dragen dezen naam. Trotsch zijn zfj daarop echter niétzij beschouwen het zelfs als een soort scheldwoord. Liever wil hfj „Tamata aloene" of „Tamata wemalé" genoemd worden dit beteekent „schaamgordeldragend" en wijst op een zekere beschaving. Op Ceram, evenals op Ambon, Boano, Manipo, en Boeroé werd reeds in de dagen der Oost- Indische Gompagnie het Evangelie gebracht. Voortreffelijke mannen hebben er gearbeid, als Caspar Wiltens en Seb. Danckaerts, Heur- nius, Verfcregt en Valenten. Een aantal kerk gebouwen werd opgericht en vele scholen ge bouwd. In de 17e eeuw waren er op de ge noemde eilanden zelfs 52 kerken en 32922 christenen. Als hulpprediker heeft er eenige jaren ge leden H. Krafjer van Aalst gearbeid, en van zjjn bevindingen en werkzaamheden heeft hij in verschillende boekjes verslag gedaan. Van zfjn hand verscheen eerst „Liefde-macht", waarvan wy indertijd een recensie gaven, even als van zijn „Storm op Boeroe's kust". In het verslag van de 29a Alg. Ned. Zend. Conf is zjjn toespraak over „Het Evangelie op Ceram" opgenomen. Nu zond hjj in het licht een boekje over Ceram onder den titel van „Van Wee en Van Vree", by de boekhandel van den Zendings- Studieraad to Den Haag. Reeds het bandje maakt een hoogst aange- namen indruk door de waarlijk artistieke uit voering. In het voorbericht wordt medegedeeld, dat de fijne versiering van den band ontleend is aan Ceramsche motieven op kleeding, huis raad en geesteshuizen. Bovendien komen in het boek vele keurig geslaagde foto's. De heer van Aalst heeft een uitnemende stijl, zoodat zjjn boekje ook uit dit oogpunt kunstwaarde heeft. Te meer aantrekkelijk zjjn de beide schetsen in „Van Wee en van Vree", omdat zjj op feiten berusten, en ach welke feiten! Het leed van de arme Cerammers is waarlijk niet te zeggen groot. Rosrend wordt ons het aanvankelijke geluk geteekend, en daarna de vreeselijke jammer, welke aan de vreugde op eens een einde maakte, voorgesteld. En deze jammer van het koppensnellen is vrucht van het animistisch heidendom. Betor dan breede betoogen* predikt deze geschiedenis de noodzakelijkheid van het brengen van het Evangelie aan deze Alfoerenwaarlijk, de arbeid is daar nog niet ten einde. Ons hoofdbezwaar is, dat het christendom op Ceram wel wat oppervlakkig ljjkt, en de Pen- déta Sopai en Elita b.v. wel wat gauw zalig spreekt. Vooral in een zendingsboek zien wjj gaarne de beteekenis van het verzoenend lijden en sterven van Christus uitkomen het ont breekt niet in dit boek, maar wij hadden het gaarne meer op dsn voorgrond geschoven gehad. Echter bevalt dit laatste werkje van den hulp prediker ons beter dan zjjn „Liefdemacht" het is minder romantisch, terwjjl de liefde heerlijk schoon, wij zouden haast zeggen idealistisch schoon, geteekend wordt. Wjj zjjn den heer van Aalst voor dit ont roerend schoone boek dankbaar. Gy leeft onder het lezen mede met het „Wee van Ceram". Reeds die korte mededeeling van den Pendéta, dat er 70 christenen gesneld werden in 7 jaren spreekt boekdoelen. Arm Ceram, ga over u de Zon des Heils op in volle genezende, reddende en zaligheid aanbrengende kracht Iedere boekhandel zal u het boek leveren tegen den prijs van slechts f 1.50 ing. en f 1,90 geb. -f- 5 °/0 toeslag. Kome het in vele handen God's Woord spreekt van „valsche leeraars die verderfelijke ketterijen bedekteljjk invoeren zullen", enz. (2 Petrus 2 1.) En zegt ook: „de Satan zelf verandert zich in eenen engel des lichts enz. 2 Cor. 11 14 111 i, 1 1 steven wendde naar Borssele, aan den Zuidpunt van Zuid-Beveland, om dan vervolgens linia- recta te varen naar Terneuzen, dat nog op doemde aan Zeeuwsch-Vlaanderen Noordkust. Aan den kant van het station klonk scherp gefluit van den trein, die ongeveer een half uur geleden, binnengedaverd was, rangeerde. „Heb-j.e wel eens opgemerkt, Meta", had haar gezellin gevraagd, „hoe alles met preciese nauw keurigheid wordt uitgevoerd?" Meta, van der Mandere had even verbaasd omgekeken, maar dan gelaten gezegd ,'t Is weer het oude liedje, juf. Ik begrijp u niet. Het is mé onmogelijk, uw gedachten te volgen. Die vliegen zoo nu en dan als een wervelwind". „Wel", verklaarde de ander, „zooeven heb-je den trein uit Holland zien binnenkomen. En daar gaan de twee booten, die de passagiers naar den overkant brengen. Die zfin niet een uur eerder vertrokken. Die gaan, als de trein gearriveerd is. En „Ja, dat is nog al logisch", viel Meta met komische verbaasdheid uit, „anders hadden ze geen passagiers en was hun gaan doelloos. Op merkenswaardig vind ik daar niets in. 'tls zoo klaar als de dag „Je begrfipt me verkeerd. Natuurlijk is dat zoo klaar als de dag. Ik wil er alleen maar mee zeggen, met wat preciese nauwkeurigheid de raderen der maatschappij elkaar draaieü. Van de tien passagiers in den trein zijn er minstens negen, die er niet aan denken. Ze stappen uit den trein, loopen gejaagd of niet-ge- jaagd al naar gelang van hun temperament onder de overstapping door naar de aanlegplaats Deze uitspraken zijn van groote beteekenis op kerkelijk terrein zij wijzen op een ernstig gevaar, waaraan de gemeente voortdurend is blootgesteld op een gevaar, dat van binnen uit dreigt, en waartegen nog meer gewaakt moet worden dan tegen onverholen bestrijding, die van openlijke vijanden komt. Bedektelijk zal men trachten dwalingen, zelfs van verderfelykön aard, te doen ingang vinden dwalingen, die zich hullen in christelijk, ja, by uitnemendheid christelijk gewaad. In die waarschuwingen ligt de les, dat men steeds het oog moet hebben op de gemeente zelve op onkruid, dat in haar midden wellicht opschietop zoodanige afwijking van de leer, als lichtelijk onder de geloovigen min of meer bijval vindt. Zoo moet men zich wapenen met de gedachte, dat men ook zal hebben te strijden tegen eene groep in de gemeente zelvo tegen mannen van invloed in haar midden, tegen wie als broeders worden erkend, en wellicht dit ook zijn. Gelijk ook geloovigen voor korteren of langeren tijd, zelfs toe hunnen dood, door dwalingen kunnen zijn meegesleept. Ja, die leeraars, wellicht broeders, zullen vaak den schijn dragen, dat zy het Evangelielicht nog helderder doen schitteren, en zullen met dien schijn te stouter spreken, des te meer aanzien verwerven. Zoo kan broederstrijd plichtmatig zijn. Al doet dit de vijand jubelen over verdeeldheid in het kamp der geloovigen. De brieven van den Apostol Paulus de schrijfster H. S. S. Kuyper wees nog onlangs daarop in haar boek aan dien Apostel gewijd zgn juist vol van zeer ernstig verweer tegen wat, onder den schijn van geenszins met de christelijke waarheid te strijden, in de gemeente binnensloop. Zelfs den Apostel Petrus heeft hij wederstaan, toen deze voor sterken druk was bezweken. Uit welk geval tevens blijkt, hoe machtig de drang kan wezen, die van zulk eene beweging uitgaathoe ook zeer sterken soms daarvoor bezwijken. In de aangehaalde woorden der Heilige Schrift ligt voorts aangegeven het: wapen, in het ge bruiken waarvan men zich steeds heeft te oefenen. Zy prediken de noodzakelijkheid van ernstige studie In het algemeen is alleen daarvan te wachten de mogelijkheid om de bedekte dwalingen te ontdekkenden Satan het valsche gewaad van engel des lichts van de schouders, te trekken. Reeds in de vermelde Schriftplaatsen'heeft men eenen deugdelijken grondslag voor de noodzakelijkheid van de wetenschap der theo logie; niet het minst voor die van de weten schap der dogmatiek. Dogmatisch slecht onder legde leeraars zyn een gevaur voor de Kerk; zelfs al maken zy zich niet direct schuldig aan het verbreiden van ketterijen maar reeds wgl zg niét bjj machte zijn de gemeente vol doende voor te lichten omtrent de dwalingen, die haar bedreigen. Ja, ook zijn een gevaar zg, dia den moed missen om waar noodig met een deel der gemeente, met hen, die in haar middén bijzonder aanzien genieten, in conflict, in ernstigen strijd te geraken die niet genoeg doordrongen zgn van het woord, dat men vaak offers voor de waarheid moet brengenhaar moet koopén, en haar voor geonén prijs, al moet het invloed en positie kosten, verkoopen mag (Spr. 25 24 11de Serie No 12 Februari 1929. Studiën en Sehetsen op het gebied van Staat en Maatschappij door Ms. D. P. D. Fabius. DRIETAL te OppenhuizenA. M. M. v d. Berg te Op perdoes H. H. Binnema te Munnekezyl A. J. Fanoy te Oosterzee; to Maassluis H. de Brugn te Nieuwendgk J. H. Rietberg te Bunschoten; J. J. Wielenga te Waddingsveen. BEROEPEN te Meliskerke: G. Doskes te Nieuwdorp. AANGENOMEN naar Dieren: L. J. C Krejjt te Huizum. BEDANKT voor Utrecht: D. J Couvé te Ridderkerk; voor UreterpA. J. de Boor to Garrelswoer voor VriesA. Terpstra te Lochem. Dr. Th. Rugs te Bloemendaal stelt zich beroepbaar. der booten, die er natuurlijk liggen, stappen daarop en gaan mee. En aan den overkant vinden zg, zoo zg naar Breskens gaan, een stoom tram of indien zij Terneuzen moeten aandoen, een trein. Dat alles vinden ze heel natuurlijk. Geen sterveling denkt er bij door". „Behalve dan de hooggeachte en zeer geliefde gezelschapsjuffrouw van myn lieve moeder, die dit jaar op het heerlgke denkbeeld gekomen is, Vlissingen te bezoeken en Walcheren te doorpeddelenO, wat ia het hier toch éénig mooi'k Heb nooit geweten, dat Zeeland zoo'n heerlijk land wasAls-je er op school van leerde stelde je je een partij eilanden voor, be woond door menschen, nu, ja, wel beschaafd natuurlijk, maar boersch en linksch en onge cultiveerd ('k hoop, dat ik het goed zeg enfio, menschen, jo, ik weet niet, in ieder geval an ders dan wg, Hollanders....* „Zeer verplicht", lachte de gezelschapsjuf frouw. „O, u. U is wel een geboren Zeeuwsehe, maar u maakt in alles uitzondering op den regel U „Nogmaals: zeer verplicht". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1920 | | pagina 2